De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 25 augustus pagina 3

25 augustus 1907 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1574 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. antenr géraadpfeegde n Uu ar en de geduldige ea getrouwe camera, moet toch de werke lijkheid, di« in het boek beschreven werd zichzelf het beat illusstreeren. De schijjver kon, zoo reieneerde men, zyn eigen drama tis personae kiezen, opatellen en de meest gedetailleerde aan wij dogen geven aangaan.Ie uitdrukking, houding ea mise- en fcêae. Doch het valt op, dat het experiment atstuiten moest juist op de ondervinding, dat men in plaat» van de gezochte natuurlijk heid, iets buitengewoon gedwongens en stijfs moest verkregen. De camera is waarheid ievend en gedu'dig genoeg, maar de natuur, die gaarne door de tnnst in haar hanielingen op heaterdaad be rapt wil zijn, stribbelt tegen tij alles wat schikking! wat arrangement heet. Het menBeheljjk lichaam, ia; iedere onwillekeurige houding interessant en karakteristiek, wordt bouteiig of kronkelig en alty'd óf potsierlijk óf star, wanneer het geschikt wordt tot een bepaalde pose. Slechts de uiterste zorgvuldig heid en nauwkeurigheid in het arrangeeren, cómponeeren van de voor wedergave bestem de groep zou een «enigermate bruikbare illustratie doen verkrijgen, inair juist dit bestudeerendöen tydroovenda werfc bederft alle natuurlijkheid van de natuur. Hoe dwaas het schijnen moge, het is niet anders dan logisch, dat de een i ge manier, die tot een i g succes zon kunnen voeren, deze zou z§n dat eerst de fotografie, vryelijn en zon der'voorafgaand opstellen van het bteld ge maakt werd, en vervolgens de tekst daar aan aangepast. Hetgeen onwil ekenrig in de geïllustreerde bladen bij de behandeling van actualiteiten wordi gedaan. Maar, zegt men, daar is de momentopname. Welnu, hier geldt, wat de schikking en de daardoor ontstane onnatuur betreft, hetzelfde. En er komt bij, dat du fotografie, zooals ieder die aan de zaak wat aandacht wijdt, na kan gaan, bij de wedergave van ac ie een wel wat al te onvrijwillige humorist is. Men heeft het juist dezer dagen ten dui delijkste kunnen zien in de futo's die in POmmige bladen zijn verschenen van ettelijke leien der Vredesconftjrentie, uit het gebouw komende Onwillekeurig drong zich daarby het ver moeden op, dat de waard ge diplomaten, aan wie zelf het ongezonde en onaeithetische van hun veelgelaakt en veel bespot menig\nldig en copieus dineeren niet was om gaan, op het verstandige denkbeeld waren gekomen, de werkzaamheden der spijsvertering, waar van zoo onnatuurlijk viel gevergd werd, door allerlei lichaamsoefeningen te hnlp te komen. Zonder de oppervlakkig aood/iakelijke doch in dit geval beslist onhygiënische consideratie voor hunne dtftigheid, schynt het, hebben deze diplomaten het manmoedig besluit genomen met het turnen niet te .«achten tot hun thuiskomst in de hotels, als wanneer immers de digestie reeds lang haar moeilijk werk begonnen zou rijn, doch reeds dadelijk bij het verlaten van het ge bouw, ja op de trap, hun armen en beenen op een wijze uit te slaan, die hardloopers en acrobaten hun niet verbeteren zouden. De etappen en sprongen van deze hooggehoede en gekleedejaste heeren schynen overigens in da werkelijkheid niet dat opzien te hebben verwekt, hetwelk, men bij het raadplegen der momentopnamen zou ver wacht hebben... En hiervan geeft een eigenaardigheid van de instantanée als weergevend de beweging de verklaring. Misschien zijn nog andere factoren in het spel, doch het staat vast, dat de fotografie, hoewel hier ongetwijfeld een verkeerd beeld gevend, niet eigenlijk liegt. Het loopen, zooals het bijna steeds op de fotograad komt, geeft ons voortdurend en onvermijdelijk den indruk van een orga nisch, anatomisch onmogelijke beweging en deze eigenaardigheid is moeilijker te verkla ren dan de potsierlijkheid der figuren, die wij bijvoorbeeld in de wedergave van parades enz. kannen constateeren. Ons oog ziet, niet behulp van ons verstand, natuurlijk meer dan n moment bij elke beweging en ge ; looft de koel-zakejijke en waarheiilievende 'lees niet, die er ons s'.echts n geelt. Doch '«r moet oog iets aaders zijn, een begrenzing JTan de macht der fotografie (veel gewichtiger dan de al of niet bestaande onmogelijkheid om de kleur precies mee te deelen), die ons werkelijk in die actie iets naar ons beste weten anatomisch onmogelijke doet zien. Terwijl dus de begrijpelijke bedoeling van de proefnemers, die het met de fotografie als illmtrator probeerden, wa?, iets zeer natuurlijks en waarschijnlijks te verkrijgen, wordt het om ook weder door een ervaring van den laatsten tqd duidelijk, dat zij nx>it beter slaagt dan ia bet weergeven juist van het bewast stjjf opgestelde, gearrangeerde. Wie heeft niet hartelijk gelachen om het Engflsehe boekje, dat aaa moeders, die ver langend waren te weten! hoe haar kind er eventueel als engeltje uit zou zien, middelen aan de hand deed boe de baby al vast met vleugeltjes te kieken t - maar de zaak is een prachtige parodie op een arrangejaent, als ter illustratie van een gegeven tekst noodig zou woiden. Een aardig document evenwel voor wat de fotografie juist zoo goed kan: documenteeren, biedt menige afbeel ding van diners of vergaderingen waarieier aanwezige (even als het dienstmeisje, wie de fotograaf vroeg of ze kniestuk" wou) graag zijn geacht er op wil hebben. En mooier, zien wij het uit de platen, die de feesten van de Universiteit te Oxford voorstellen. Daar had de geheele groepeering der spelers in de tableaux, ieto stijl vol-stijfs, de rijen figuaen vormden gemakkelijk te overziene, strakke rijnen, alles was naar n front gericht, op tochtachtig. En BOO maakt elk der afbeel dingen een eigenaardigen indruk, niet natuurIjjk, doch dit dan ook met opzet. Het is karakteristiek, dat de Fransche illustraties, die het langst vanal bij de houtsnee (en wel in haar onschoonsten vorm) zijn bly ven hangen en de fotografie als reproduceerende kracht zoo weinig waardeerden, haar thans tot een doel gaan bezigen, waartoe ze allerminst deugt. En dat de Engelschen en Amerikanen, over het geheel in de illustratie zopveel verder, er nooit toe overgingen. COENELIS VETII. liitiiiiiiimiifiiiituiiiitiiuiiiiiiitiiijiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Ms oyer Hnygens. ii. En zo keren we toch nog eens tot Huygens terug. Want meevallen doet het soms: al het water van de zee wast niet af, dat er een zekere goedgemeendheid is in al dat werk; sterker, het is van zo'n rustige stel ligheid, dat we er wel eens even zo mee kunnen lachen, maar toch niet lange; dan een ogenblik zullen vergeten, daar toch eigenlik niets mee verklaard te hebben van de hoge ernst, waarmee er seer zeker aan gewerkt is. Behalve 111 de sneldichten, die voor 't grootste deel cnidelfk alleen als een aardigheidje opgeschre -t-n zijn, moet het met Huygens gegaan wezen als hij zelf zegt in de Zeestraet: Dit weet ic-k, wat Papier bevolen is geweest, Was snkerliek de vrucht van een bedaarden geest. Die schrijver salt 'er toe, en waer hft in "t vermogen Van ziju ve nuft geweest, zijn zelven t'overjioogen, En doen meer dan hij deed', en bet-r dan hij schreef, Het hadd i i 'tVVitt gestaen; de schaal hing recht en scheef, Ei wipte, menighma?! ter slincker en te.' rechter, Eer hij, zijn eig n Roe, zijn eigen scherpe Rechter, Het vonnis vellen dorst, en se.rgen eens op 't lest: lek weet het nauwer niet te ziften, dit's mijn best." Ja, zijn werk is wél het baste wat, hij te zeggen nad; wel niet het innigste van zijn leven, immers niet dan bij uitzondering wat van zijn gevoelsleven; maar Huygens de denk mens, die geheel en eerlik. Huygens wist vél by had een buiten gewoon verstand, zijn opvoeding was alzijdig genoeg geweest, en bij had in zijn hofbetrekkingeu gelegenheid g«-had om mensenkennis en wereldkennis op te doen by zijn boekenkennis Huygens »fit veel en hy'zigveel. Hy' bespiegelde graag, en zo was het een van de eigenaardigheden van de/.e zo krachtige en werkzame man, dat hy in de tijd die er bij zijn drukke betrekkin/ overschoot, by voorkeur praat e over allerlei, wat voor hem min of meer gewichtig wae, praten op het papier enin rijm dan. Zo kwamen zy'D grotere gedichten in ds wereld, in alle ru-ten kalmte; Huygens w a* een rtfl -kierende, geen kre rer>de natuur, als Joris-en zegt. Waarom hij nu precies schreef zoals hij schrtef, hoe het kan dat hij publiceerde, wat in onze tijd geen uitgever zou aandur ven, waar hij zijn begrippen over dichters en dichtkunst vandaan ha l, hoe het mogelik was dat hij in bepaalde kringen in zijn tijd zu'ii opgaug maakte, d.it zijn allemaal vra gen, waar we alleen een antwoord op zouden kunnen vinden door literaarhistoriese be schouwingen, die hier niet bedoeld zijn te geven, en die ook in ieder geval veel dieper zouden beboen te gaan dan in dit lekenopstel te doen i?. H uygens, de laatste grotere" d ichter waar invloed van R'msard op te merken is, Huygens, al of niet leerling van Donne, deze en meer zullen we la'en waar ze zyn, in 't letterkundig muséum. We hebben alleen te onderzoeken: hoe schreef Huygeiis; dat is dus te formuleren wat de lezer waar neemt als hij aan Iiuy,eus begint er mee doorzet iets vaa hem uitlee-it ja want werkelik, al lezende nadert ons gevoel voor hem tot aardig vinden, bij een beelje verirouwdheid stijgt hij voor onze belangstelling tot de grens van het niet-onirïterressante. Hoe schreef Huygens. We hebben dan in de eerste p aats al gezegd: met zyn verstand. Laat een voorbeeld dat duidelik. maken. Iedereen kent de Verlroostmge aan Gerard Vos.'ius, van Vondel. En lees nu eens, met de gedachte daaraan nog in de herinnering, deze Liijck-troost aan een bedroefden vriend", van H ygens. Twee pluesters dienen ons om droefheid me te koe'on: De Reden gaet vooruyt; die w.irstrlt tegen 't woelen Van 't hert da r 't leed'm ia; en dui's hert tegen hert: Maer in dat worstelen gevoelt men steeds de sniert, 't Zij reden winn' of wijn k, of ouder vall' of boven; Ja in het breien zelf is 't j iocksel van de roven Een niewe slagh van pijn, die t'saiuen sniert en smaekt, Tut dat de iia^el weer het zeer eens open maeek ; En daa is 't op een niew: en, sotiH' da', gaende blijven, SJQ duerJe pas ons leed sou lan^h als onse lijven. Ma-ir d'aujer plaester, Tijd, heeft een ondoender kracht; Daer voor 't gedencken smelt en soetjes tiyt zijn' macht Ei» van de kleinm gta'acckt; zoodat het leed het leed is, MET on^evuelick, en allenghskcus nyt der weet is; Gelijck het hooge s:eil van Tenerilfa's klipp lu 't zeilen uyt het rog vau 't afgevaren schip En uyt des schippers hert alleugliskeus w> rd ontsto'en, Allengskens stoet en smelt, als ijs omtrent de kulen, T<jt dat het lieel verdwijn'. . . .'' enz. enz., het is nh't nodig om het helema'dl te lezen, 'c Gaat met Huyuens zijn gevoel zoals het met zijn vroomheid gaat. Van in nigheid van geloof blijkt nergens, wel van vastheid in de leer. Hy profaneert wel niet zo sterk als een ander, die ik voor mijn fatsoen niet bij name durf noemen in dit afkeurend verband, omdat er weer een periode van waardering voor hem ophanden schynt te wezen, maar van wie ik alleen maar deze twee bekende rebels wou citeren: Het is een deftig werk, en waard, te zijn geprezen, Godzalig en meteen ook rijk te mogen wezen'. .., maar toch, zingen van zijn geloof doet Huy gens niet; en zingen doet hij gewóónlik niet, hoogstens zo nu en dan een deuntje, als in 't Voorhout: Hier is alle Dier ontsliepen (?wakk r <rellier is 't Kr.keltjen aen'tgaeu, (worden) Uier begint de Spreeuw te uaepen, Hier is 't (^iKiekeltjen aen 't slaeu, Hier de Naehtegael MUII 't Deuren, Hier de Distel-vinek in swungh. Hier de Turtel-dnijf aan 't treuren, Hier de Ljster aen den sangh. Hier is Kauw en Kracj aen 'i reppen, Hier de liciïer in de lucht, Hier.... 's Morgens raeckt men aen de waerheit, Wat liet Meisken voor g stel, ^V?it vuor haer, en ofs' o »ck hacr heit, Wat peditente, vlecsch of vel: 's Morgens, eer de lippen kleven, Eer de plaestei' staet te prouck. Eer de poeyer-duoseti ge^eii Dat den Hemel nuyt en schonk; Eer de Lobben, eer de Bouwe:i, Eer de Kragen, eer de Kant, E?r de VViecken, eer de mouwen, Eer de Ketingli, eer de Wan , Eer de BjorJeii, eer de Banden, E;r de Keepen, eer de R'ick, Eer de Moffel, eer de Handen, Eer de Vlechten, eer de Luek, Eer de Tippen, eer de Knoppen, Eer de steenen, eer de \ eer, Eer de Wrung.-n, eer de doppen, Eer de Peerei, eev de Speer, Eer de Tnyten, eer de Quickea, Eer de Krullen, eer de bras, Eer de Linten, eer de Stricken Geven datter noyt en was." Of die vrijerijtjes, waar ik er maar n van uitpik: Weer een ander aen een Biompje: Dat'» nouw al men Moertjes goed ; Maer dan heb ick noeh en Ouuip^e, O wat ist en rijeken bloet! Met sen bogen, met seu weuuiugb, Met sen Koren, met sen Ooft; Clncr, je Vrijer is eu Keuningh, AI dit liaught hem boven 't hoofd.'' Dit vlugge, hier en daar tot afraffelen uit nodigende rythme, probeert zich te verzwaren tegen het meer ernstige slot: Ts duch 't Vaderhn.l te minnen Boven al dat min-verleidt; Sujght dan hemelwaert, mijn Sinnen, Daer uw' Vader-erve leit: J eert het stof uw stof bevcl»n, Leert outstrammen eer ghij luopt, Leert u van uw s,-lven stelen, Leert genaeeken dat ghij hoopt: Maer ooek, Heer, om Dijner ecren, Eewigli E n, en eenigh GoeJ, Leert h a-r uyt Dijn' leere leereu Wat zij leeren leeren moet." Maar recht op dreef is Huygens hier niet meer; om zulk soort dingen te zeggen past de Alexandrijn hem beter, daar heeft hij meer ruimte. Want meest moeten we zeggen; Huygens redtneerl; ook typeert hij soms, als b.T. Een gemeen soldaet (in Zedeprinten): Hij is een ijs're sport in 't h'ck van 't Vaderland; Een predi';er op 't mes; een Raedshecr met de hand; Een rojver met verlof; een o-igilaeckt onts"haeeker; Een vreeslick Ambachtsman; een Wees- en Weduw(inaeker; Een eigenaer van al dat 's vijauds eigen is: Een Landman, die met vre.ighd van vre (e drei(gen is. . ." enz. enz. diep gaat dit niet, maar 't is wel aardig bedacht. En dezelfde graad van ver iienstelikheid nu hebben ziin redeneringen: 't zou Verkeerd zijn te menen dat hij femelt, daar is hij te gezond, of dat hij wauwelt, daar is hij te verstandig voor. Een waar dering die dus in tegenstellingen bestaat; na elke tegenwerping die we kunnen maken, za! er bly ken toch nojj iets overgebleven te zijn. Huygeüs weet de eoep altijd genoeg te zouten, om te zorgen dat ze altans niet smakeloos is. Alleen dat hij te moeielik is vaak ; maar alweer, zou len er geen mensen zijn die daar juist ple ier in hebben, en die er hetzelfde intellektuele genot in vinden als een an Ier in alge jrasommetjesof in populaire astronomie 1 Ka zo is het altijd. Zeg ge rust dat Huygens niets ontiiet als 'i dienen kan voor 't effekt; dat hij een Onwetend Med cijn nau'uulik geradbraakt Latijn moet laten spreken, en dat hij toen hij nog zo'u jongen was al een Latijns ver?je gemaakt heeft waar van cacare in k waai; en dat veel van zijn ontelbare woordspelingen zo hm hm zijn; maar erken dan óók, dat hij in zijn eigen ike gedichten nooit erger is dan bijna ordinair, want dat hij het »a'ante" van Bredero en Starter, het seksuele van Cats, het vuil-dubbelzinrige van Pafl'enrode tot zijn sneldicht bepaald heeft. Vind dat hij te veel preekt, dat hij zijn hele leven lang zedemeester gespeel i heeft; maar zie dan ook, dat bij nooit olïemiever is dan bij een lichte spot het geval wezen kan, en maar zelden verontwaardigd ; en dat hij geen echte boetprediker is, zolang hij zelf lekker eten aanmoedigt, en vrijen, en zoenen, en mooie kleren dragen, en uit rijden gaan. Erger u aan zijn oppervlakkig gtfilosofeer, en aan zijn eeuwige stokpaardjes, van Utile Dulci en Varietas Delectat, en van de dwaasheid van de mode ; maar laat u weer zachter stemmen door de gedachte dat bij toch maar telkt-ns een verband weet te brer,gen dat eenander niet gezien had; en dat hij de verschijnings vormen van zijn lieveling-gedachten tot in 't oneindige varieert. Voel soms neiging om over te slaan wat u te zwaar op de hand is; maar glimlach dan ook weer om wat er op volgt, levendige realistiese toneeltjes met schippers of vrijende boeren. M ien dat hij soms wat te vél geeft hier en daar, in een kle.in bestek ; dat bij te veel de verschillende kanten van een iiiia; laat zien; maar waardeer het dan, dat hij zijn gedachte nooit uitiafelt, dat hij nooit langdradig is al dwaalt hij vaak af; en dat hij zijn meeste geleerdheid voor de noten bewaard heeft, die we immers kunnen overslaan. Beweer vrij dat er geen een grote gedachte in de hele Huy^eos voor komt ; maar geef dan ook toe, dat wót er staat oorspronkelik is zooals het er staat. Noem hem voor mijn part gezocht in dit alles; zijn beeldspraak geforceerd, zijn woord spelingen gewild-aardig, zijn vergelijkingen zonderling, zijn overgangen gedwongen ; maar erken, dat dit met zijn grote beknoptheid een pikante afwisseling geeft aan wat zonder deze beslist ongenietbaar wezen zou. Houd ondanks alles vol, dat het voor 't grootste deel kinder achtige rommel is; maar vergeet dan niet, dat wij geen van allen zelfs ook maar een scheurkalenderpapiertjn kunnen laten liggen zonder dat we 't lezen, zodat dit vonnis nog uiet eens dodelik hoefc te zijn; en vooral, ontken niet, dat er bij Huygens onder al dat gemoedelike dat zo weinig uw sympathie heeft, eenmtns zit, die ernst kent. Als we dus zo nagegaan hebben, wat het eigenaardige uitmaakt van Huygeas, dan zullen we gezegd moeten hebben dat het dit is. In de eertte plaatp, van buiten gezien: het nieuwe, het onverwachte, het af wisselende. Maar vooral, en dit gaat dieper: het zekere, het wel-overwogene, het juist en rechtuit gezegde. Deze man weet voor al, es het rechte woord, en als hij het niet weet dan maakt hij het niet natuurlik als de modernen een aequivalent zoekende voor zijn sensittie, de gevoelswaarde van een woord is voor hem van geen belang; maar eenvoudig een nieuwe naim voor 'c een of ander ding. En deze stel ligheid, dit het wéten, is ook in zijn rythme. Zijn verzen zijn niet golvend en opklinkend, als die van V ondel; ook hebben ze niet het frisse van Hooft; ontroerend zijn ze niet; maar ze zijn beier ge vu d dan die van Cats, ze zim van een kalme zware maar bedaarde gang. Zij doen ons Huygens kennen als de man van het zelf bezit. X. C. MEIJER DREES. Ernst in ie Friess Bijbelkktuur in 't Fries door F. BUITENRUST HKTTEMA, Meulenhofl en Co., Amsterdam. In zekere zin stellig is dit boekje van Dr. Hettema goed werk; over de wetenschappelike waarde, of er mogelik ook wat vergeten is en of het bewijs uit het ongerijmde aan het slot juist is, dat er r.l. bij de Friezen veel bijbellektuur in de landstaal moet ge weest zyn, omdat er bij de omwonende volken overal in de eigen taal brokstukken van de bijbel over zijn gebleven; over die vragen waag ik het niet te beslisten. Ik denk haast, naar wat ik weet, dat het overzicht wel vol ledig zal zijn en zou graag willen weien, wat misschien niemand mij met volstrekte zeker heid zeggen kan, waarom dat alles: zo goed als allemaal weg" is. Hettema zegt: De Germanen hechten niet aan oud papier. Te recht, elke sterke kan 't zelfde doen; 't hoeft niet op papier verduurzaamd: by' oer-volken is geen papierokratie. Men kan dat alles weer maken, als men 't nodig heeft. En tel kens beter." Dat zou dus pleiten voor de oer-kracht van het Friese volk; maar waarom is er dan by de Angelsaksers, Saksera, Fran ken betrekkelik zoveel bewaard? Ligt het dan aan de geweldige beroeringen waaraan Friesland is blootgesteld ge veest 1 Die andere volken waren toch niet zwakker l Denk aan 't krachtige Angelsaksiese ras b.v. Aan de kracht van het Htilenlom? Maar er waren kloosters by dozijnen! In elk geval we hebben ook gewone vaste bewijzen dat er werkelik bij oels fries gebruikt is in Friesland in zang en gebed en waar de rest gebleven is, weet niemand. Dat voor de oudste tijden. Tekenend is wel dat de Fiiese tien geboden aan de oude Fii-se wetten vastgehecht zijn en zo bewaard gebleven. Meer bleef er over, dat spreekt, van toen de Hervorming de bijbelkennis algemener maakte, Hettema geeft enige Onze Vaders o.a. in het Hindelopers en Molkwerutns en wij-t op Gijsbert Japicx z'a ruim 50 psalmen, op die van Dr. Kingers en Althuy^en. En zo komt bij in het licht van deze tijden; het volle licht valt daarbij op het werk van Troelstra en Post ma; de eerste met z'n. Kerstzangen in For HIH en Hiem", de laatste niet o.a. z'n forse hier aangehaalde Tonger- (Donder)psalm, Paalm 29. O. H. Sytstra bewerkte Pi. 4?, vs. l, 2 en 3. Daarbij de vertaling van de drie evangelies van Mattheus (J. II. Halbertsma). Markus (S. K. Feitsma) en Luias (C. Colmjon) in nun respektieve waarde als vertaling. Zie daar van achter naar voren de inhoud van het boekje. Hettema gaat in de chronologie terug. Hrj begint nat t de volgende historiese anekdote: 't Was winter Men had jui<t gpgeten: vader, moeder en vier kinderen. Vader was gewoon 's middags na het eten een hoofdstuk uit de Bijbel voor te lezen. Hy had juist het Greate Boek" opengedaan, en de blaiwij'.er op de tafel gelegd. Toen vroeg de oudite zoon, die met verlof was thuis gekomen: nal ik het lezen van vader vandaag 'ris overnemen? 't Was vader goed; en hij wou 't boek aangeven. Maar de zoon nam 't niet aan. 7k wou een kapittel voo lezen in 't Fries." Zo.'' Nu, 't ging aan; de keus viel op Mattheus zes. Vader knikte nu en dan goedkeurend, de kinderen luisterden, met zes paar oren; moeder scbudboof Me nu en dan, zag nu d'een, dan d'ander aan, maar zei niets. Maar toen de voorlezer kwam aanbel: Us Heit, derste b ste yn 'e Hiuael", toen kon moeder <ie vrouw zich niet langer bedwingen. O fy jonge, dit gUt to bot! (lat gaat te ver). Och, och hwet is it langer binaud! It onse fader yn it F.-ysk!" De Itzer z ,veeg. Wat zou hij zeggen? Toch kwam een an. woord, maar van een van wie rnen 't niet had verwacht. 't Jongs'.e meisje, van een jaar of acht, vroeg hoo.» ernstig: Hea mem, forstiet (verstaat; ui Ljeave Heare dennin Fryskl" Dat trof l En voortaan werd in 't Fries gelezen. En om de geest, die hieruit spreekt vind ik het vooral goed werk. Volgens velen is het Fries een tial a'leen om in te grappen, te spotten en te gekjoyeu" (gekscheren). Deze gedachte zit er zo in, dat er al Selskippeu" van Friezen buiten hun lind door verdwenen of gesplitst zijn of lijdende, omdat de degeliker elementen er zich aan onttrekken, zij bij wie de F.iese taa! op de voorgroni stond en dan pas de Friese pret kwam. De Fr.ese beweging, die en dat was het ongezoi dj er iu aan de oppervlakte en de omtrek borrelde en kookte, dreigt zo hier en iiaar buiten Fiiejland vaa de kook te raken. Maar o a. een goed gevolg hadden die selskippen, over wier belang ik vrotger al fprak: het vuur is in Friesland zelf nl. opgevlaxi'l en daar ligt brandstof genoeg; daar zal deze winter op 20 plaatsen lei in de Friese taal gegeven worden met goedvinden en on Ier toezicht van Gedepu teerde Staten Wanneer die zaak daar nu goed aangepakt wor it, e: wordt opgewekt en op wekkend les gegeven, dan komt dat de SeUki ipen buiten het gewest ten goede, want de Fries is en blijft trekvogel en dan komt de regelmatigen toestand dat het Fries van binnen uit ?warm begint te worden. Daartoe kan dit boekje nu stellig bijdragen, want ook ia Friesland zyn er massa's wie de Friese winteravond-bijeenkomsten alleen aangenaam zija om het bal dat er op volgt; velen, die er niets voor voelen; anderen, wie dat hele Friese gedoe te werelds is. Deze laatsten kunnen hier le:en, dat dat wereldse karakter geen vereiite is. Hettema's laatste vraag is: zal ook het hele Boek der Boeken'1 (in 'c fries) bewerkt worden?" Wij allen kunnen hem gerust nazeggen dat de eigen klank van d' eigene moedertaal" dan meer zijn ui, meer in- en uitwerken als van welke andere taal ook". En de nu nog dansl ustigen zouden op la'er leeftijd op andere gronden lief Ie behouden voor de Friese taal. Men zou al vi=tt kunnen beginnen met otder de degelike Friese weikjes, die ik als prijzen verwacht voor de leergrage Friese jeugd, ook de verta'ingen van de drie ge noemde Evangelies op te nemeTi en een in 't li ?ht verscbijnen van G. Postma's psalmen in de hand kunnen werken. Zoo wor it voet voor voet laten we hopen, met snkses de Jan Saliegeest, waar het de eigen taal betreft, bij 't Friese volk ver irongen en wordt de Friese beweging een beweging. Haarlem. J. B SCHEPERS. *** De Nauweliks was bovenstaand werkje door mij als een teken van de ernst van de Friese beweging besproken of de alge nene taai feestdag in het 0/anjewoud bij Heerenveen op 14 Aag. 1.1. gehouJen, was een. nieuw bewijs ervan. Wie er niet heengegaan is, omdat hem bet programma: met een zangkoor, een fanfare korps en voordrachten van mej. A. Ringler en de heeren Sj. de Zee en Joh. W. Keunina, te jolig toe'eek, die heelt zich vergist. Er heerste de blijmoedige ernst van hen, die weten wat zij willen en dat zij vooruitgaan, niettegenstaande de honderden die zich voor nirtts dan hun zaken, hun geldverdienen warm maken. Te Heerenveen en in het Woud voor de Tent", het aangenaam rustig gelegen loge ment, wairvóór de vergadering gehouden werd woeien Friese -vlaggen naast de Nederlanise en zo wa? ook het thema van alles wat gehoord werd: herslel op de haar toe komende plaat} yan de Friese taa'. De vlag met de sche /e blauwwitte banen, met de rode plompebladtn in het wit, is geen staats maar louter een taalsy aboo'. Laat ik een preep doen uit het programma: Sj. de Zee gaf een kort overzicht van de Geschiedenis van de Friese taal als aanloop om tot een van de dichterlikste figuren van de 19o eeuw te komen, Harmen SyUtra, wiens werk, jam mer genoeg, wegens de aniiek-doende spelling slecht t e lezen was voorde ma^sa. Een nimwe bloemlezing u aan dit bezwa ir wel tegemoet gekomen, maar de massa kent hena t tch niet. Sedert Woensdag zal er allich menigeen van de ruim 300 bijeengek jmenen naar zijnbu'ideltje grijpen, al was 't maar al .een om die on weersbeschrij vin^, die Swellesang" (2 aluwrsang) te lezen in hun kracht en melodieushti't. Joh. W. Keuning gaf die prachtige Hooiooistdag van Jan fen 'e Gaestiair (?In dei yn 'e haeyinge") om te bewijzen dateiat-n mooi boven alles gaat en dat men ook tijdgerjootdichters weet te eren. Of het ook insloeg met z'n nauwkeurig gedetailleerde, siihera geschilderde beschrijvingen Wat al boeren en boerinnen genoten er van. Hij ook en juffr. Ringler riepen de Friezen en jonge Fnezfii op mee te doen, de laa'ste door die ernstige, wel wat retoriese Oprop oan it jonge Frysl.ln" van Jan fen 'e Gaestrnar voor te draden, de eerste hekeleudetwijze met Ue rülier" (Het standje) van Tj E. Halbertsma. M iet ik tr nog aan toevoegen, dat de bovengenoemde Psalm van O H. Sylstra gezongen werd met mei i; lied tot verheerliking van ei^en mooi, eigen taal, eigen leven, om het bewijs te Ie «'eren dat deie dag ernst geweest is, heilige ernst. En dat alles op een rustig plekje naast de grote tuin van Mevr. de Blocq van Scheltinga, waar men de rustpoos wandelend in kon Reclames. zond er eers t st al en onzer gegarandeerd soliede prachtig mooie nou veautés in zwart, wit en gekl. eavraagd te hebben. Specialiteit: Zrjdestoffen voor Bruids-, Bal-, Gezelschaps- en Wandeltoiletten en voor Blouses, Voering enz. van 60 cents tot 9 gulden per Meter. Wij verkoopen direct aan par ticulieren en zenden de gekozen zijdenatollen franco vracht en rechten aan huis. SCHWEIZER & Co., Luzern H26. (Zwitserland). Zijdestoffen-Export. Kon. Hof). Door dnheuden als HET BESTE eikend. Wie altijd versche en heerlij« smakende Gfroent -n en Vruchten hebben wil, bestelle KRUMEICH's Inmaakpotten, Met metalen deksel. Van steen met zoutglazuur overtrokken. Vraagt uwen Winkelier in huishoudelijke artikelen de brochure: Hoe maakt men het bes'. Fruit en Groenten iu", weJke U gratis wordt verstrekt. En gros bij: JOU. U. t AV DER HEIDE?, Amersfoort. Meran Zmd-Tyrol. Savoy-Hotel Modern, voornaam familiehotel van den eersten rang. Vrij en rustig gelegen aan de Stephaniepromenade, bekend als het aangenaamste en meest gewilde deel van Meran. Nieuwste comfort. Appartementen met bad en toiletten. Op verzoek streng dieet. k*35S3 F. BRUNNER, Eigenaar. luehtkuuroord van Nederland. ... , , ~ n Hais 1ste Bang: Huid CS PayS-ÖS. Mat. pr. Tuin. Pension. Omnib. El. licht enz. Echt Victoriawater OBERLAHNSTEIN Echt Victoriawater OBERLAHNSTEIN BOUWT u NUNSPEET o/d. VELUWE. Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl