Historisch Archief 1877-1940
1574
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
antenr géraadpfeegde n Uu ar en de geduldige
ea getrouwe camera, moet toch de werke
lijkheid, di« in het boek beschreven werd
zichzelf het beat illusstreeren. De schijjver
kon, zoo reieneerde men, zyn eigen drama
tis personae kiezen, opatellen en de meest
gedetailleerde aan wij dogen geven aangaan.Ie
uitdrukking, houding ea mise- en fcêae.
Doch het valt op, dat het experiment
atstuiten moest juist op de ondervinding, dat
men in plaat» van de gezochte natuurlijk
heid, iets buitengewoon gedwongens en stijfs
moest verkregen.
De camera is waarheid ievend en gedu'dig
genoeg, maar de natuur, die gaarne door de
tnnst in haar hanielingen op heaterdaad
be rapt wil zijn, stribbelt tegen tij alles wat
schikking! wat arrangement heet. Het
menBeheljjk lichaam, ia; iedere onwillekeurige
houding interessant en karakteristiek, wordt
bouteiig of kronkelig en alty'd óf potsierlijk
óf star, wanneer het geschikt wordt tot een
bepaalde pose. Slechts de uiterste zorgvuldig
heid en nauwkeurigheid in het arrangeeren,
cómponeeren van de voor wedergave bestem
de groep zou een «enigermate bruikbare
illustratie doen verkrijgen, inair juist dit
bestudeerendöen tydroovenda werfc bederft
alle natuurlijkheid van de natuur. Hoe
dwaas het schijnen moge, het is niet anders
dan logisch, dat de een i ge manier, die tot
een i g succes zon kunnen voeren, deze zou
z§n dat eerst de fotografie, vryelijn en zon
der'voorafgaand opstellen van het bteld ge
maakt werd, en vervolgens de tekst daar
aan aangepast. Hetgeen onwil ekenrig in de
geïllustreerde bladen bij de behandeling van
actualiteiten wordi gedaan.
Maar, zegt men, daar is de momentopname.
Welnu, hier geldt, wat de schikking en de
daardoor ontstane onnatuur betreft, hetzelfde.
En er komt bij, dat du fotografie, zooals ieder
die aan de zaak wat aandacht wijdt, na kan
gaan, bij de wedergave van ac ie een wel
wat al te onvrijwillige humorist is.
Men heeft het juist dezer dagen ten dui
delijkste kunnen zien in de futo's die in
POmmige bladen zijn verschenen van ettelijke
leien der Vredesconftjrentie, uit het gebouw
komende
Onwillekeurig drong zich daarby het ver
moeden op, dat de waard ge diplomaten,
aan wie zelf het ongezonde en onaeithetische
van hun veelgelaakt en veel bespot
menig\nldig en copieus dineeren niet was om gaan,
op het verstandige denkbeeld waren gekomen,
de werkzaamheden der spijsvertering, waar
van zoo onnatuurlijk viel gevergd werd,
door allerlei lichaamsoefeningen te hnlp te
komen. Zonder de oppervlakkig
aood/iakelijke doch in dit geval beslist onhygiënische
consideratie voor hunne dtftigheid, schynt
het, hebben deze diplomaten het manmoedig
besluit genomen met het turnen niet te
.«achten tot hun thuiskomst in de hotels,
als wanneer immers de digestie reeds lang
haar moeilijk werk begonnen zou rijn, doch
reeds dadelijk bij het verlaten van het ge
bouw, ja op de trap, hun armen en beenen
op een wijze uit te slaan, die hardloopers
en acrobaten hun niet verbeteren zouden.
De etappen en sprongen van deze
hooggehoede en gekleedejaste heeren schynen
overigens in da werkelijkheid niet dat opzien
te hebben verwekt, hetwelk, men bij het
raadplegen der momentopnamen zou ver
wacht hebben...
En hiervan geeft een eigenaardigheid van
de instantanée als weergevend de beweging
de verklaring. Misschien zijn nog andere
factoren in het spel, doch het staat vast,
dat de fotografie, hoewel hier ongetwijfeld
een verkeerd beeld gevend, niet eigenlijk
liegt. Het loopen, zooals het bijna steeds
op de fotograad komt, geeft ons voortdurend
en onvermijdelijk den indruk van een orga
nisch, anatomisch onmogelijke beweging en
deze eigenaardigheid is moeilijker te verkla
ren dan de potsierlijkheid der figuren, die
wij bijvoorbeeld in de wedergave van parades
enz. kannen constateeren. Ons oog ziet, niet
behulp van ons verstand, natuurlijk meer
dan n moment bij elke beweging en ge
; looft de koel-zakejijke en waarheiilievende
'lees niet, die er ons s'.echts n geelt. Doch
'«r moet oog iets aaders zijn, een begrenzing
JTan de macht der fotografie (veel gewichtiger
dan de al of niet bestaande onmogelijkheid
om de kleur precies mee te deelen), die
ons werkelijk in die actie iets naar ons beste
weten anatomisch onmogelijke doet zien.
Terwijl dus de begrijpelijke bedoeling van
de proefnemers, die het met de fotografie
als illmtrator probeerden, wa?, iets zeer
natuurlijks en waarschijnlijks te verkrijgen,
wordt het om ook weder door een ervaring
van den laatsten tqd duidelijk, dat zij nx>it
beter slaagt dan ia bet weergeven juist van
het bewast stjjf opgestelde, gearrangeerde.
Wie heeft niet hartelijk gelachen om het
Engflsehe boekje, dat aaa moeders, die ver
langend waren te weten! hoe haar kind er
eventueel als engeltje uit zou zien, middelen
aan de hand deed boe de baby al vast met
vleugeltjes te kieken t - maar de zaak is
een prachtige parodie op een arrangejaent,
als ter illustratie van een gegeven tekst
noodig zou woiden. Een aardig document
evenwel voor wat de fotografie juist zoo goed
kan: documenteeren, biedt menige afbeel
ding van diners of vergaderingen waarieier
aanwezige (even als het dienstmeisje, wie de
fotograaf vroeg of ze kniestuk" wou) graag
zijn geacht er op wil hebben. En mooier,
zien wij het uit de platen, die de feesten van
de Universiteit te Oxford voorstellen. Daar
had de geheele groepeering der spelers in
de tableaux, ieto stijl vol-stijfs, de rijen
figuaen vormden gemakkelijk te overziene, strakke
rijnen, alles was naar n front gericht, op
tochtachtig. En BOO maakt elk der afbeel
dingen een eigenaardigen indruk, niet
natuurIjjk, doch dit dan ook met opzet.
Het is karakteristiek, dat de Fransche
illustraties, die het langst vanal bij de
houtsnee (en wel in haar onschoonsten vorm) zijn
bly ven hangen en de fotografie als
reproduceerende kracht zoo weinig waardeerden, haar
thans tot een doel gaan bezigen, waartoe ze
allerminst deugt. En dat de Engelschen en
Amerikanen, over het geheel in de illustratie
zopveel verder, er nooit toe overgingen.
COENELIS VETII.
liitiiiiiiimiifiiiituiiiitiiuiiiiiiitiiijiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Ms oyer Hnygens.
ii.
En zo keren we toch nog eens tot Huygens
terug. Want meevallen doet het soms: al
het water van de zee wast niet af, dat er
een zekere goedgemeendheid is in al dat
werk; sterker, het is van zo'n rustige stel
ligheid, dat we er wel eens even zo mee
kunnen lachen, maar toch niet lange; dan een
ogenblik zullen vergeten, daar toch eigenlik
niets mee verklaard te hebben van de hoge
ernst, waarmee er seer zeker aan gewerkt is.
Behalve 111 de sneldichten, die voor 't grootste
deel cnidelfk alleen als een aardigheidje
opgeschre -t-n zijn, moet het met Huygens gegaan
wezen als hij zelf zegt in de Zeestraet:
Dit weet ic-k, wat Papier bevolen is geweest,
Was snkerliek de vrucht van een bedaarden geest.
Die schrijver salt 'er toe, en waer hft in "t vermogen
Van ziju ve nuft geweest, zijn zelven t'overjioogen,
En doen meer dan hij deed', en bet-r dan hij schreef,
Het hadd i i 'tVVitt gestaen; de schaal hing recht en scheef,
Ei wipte, menighma?! ter slincker en te.' rechter,
Eer hij, zijn eig n Roe, zijn eigen scherpe Rechter,
Het vonnis vellen dorst, en se.rgen eens op 't lest:
lek weet het nauwer niet te ziften, dit's mijn best."
Ja, zijn werk is wél het baste wat, hij te
zeggen nad; wel niet het innigste van zijn
leven, immers niet dan bij uitzondering wat
van zijn gevoelsleven; maar Huygens de
denk mens, die geheel en eerlik.
Huygens wist vél by had een buiten
gewoon verstand, zijn opvoeding was alzijdig
genoeg geweest, en bij had in zijn
hofbetrekkingeu gelegenheid g«-had om mensenkennis
en wereldkennis op te doen by zijn
boekenkennis Huygens »fit veel en hy'zigveel.
Hy' bespiegelde graag, en zo was het een van
de eigenaardigheden van de/.e zo krachtige
en werkzame man, dat hy in de tijd die er
bij zijn drukke betrekkin/ overschoot, by
voorkeur praat e over allerlei, wat voor hem
min of meer gewichtig wae, praten op het
papier enin rijm dan. Zo kwamen zy'D grotere
gedichten in ds wereld, in alle ru-ten kalmte;
Huygens w a* een rtfl -kierende, geen kre
rer>de natuur, als Joris-en zegt.
Waarom hij nu precies schreef zoals hij
schrtef, hoe het kan dat hij publiceerde,
wat in onze tijd geen uitgever zou aandur
ven, waar hij zijn begrippen over dichters
en dichtkunst vandaan ha l, hoe het mogelik
was dat hij in bepaalde kringen in zijn tijd
zu'ii opgaug maakte, d.it zijn allemaal vra
gen, waar we alleen een antwoord op zouden
kunnen vinden door literaarhistoriese be
schouwingen, die hier niet bedoeld zijn te
geven, en die ook in ieder geval veel dieper
zouden beboen te gaan dan in dit lekenopstel
te doen i?. H uygens, de laatste grotere" d ichter
waar invloed van R'msard op te merken is,
Huygens, al of niet leerling van Donne,
deze en meer zullen we la'en waar ze
zyn, in 't letterkundig muséum. We hebben
alleen te onderzoeken: hoe schreef Huygeiis;
dat is dus te formuleren wat de lezer waar
neemt als hij aan Iiuy,eus begint er mee
doorzet iets vaa hem uitlee-it ja want
werkelik, al lezende nadert ons gevoel voor
hem tot aardig vinden, bij een beelje
verirouwdheid stijgt hij voor onze belangstelling
tot de grens van het niet-onirïterressante.
Hoe schreef Huygens. We hebben dan in
de eerste p aats al gezegd: met zyn verstand.
Laat een voorbeeld dat duidelik. maken.
Iedereen kent de Verlroostmge aan Gerard
Vos.'ius, van Vondel. En lees nu eens, met
de gedachte daaraan nog in de herinnering,
deze Liijck-troost aan een bedroefden vriend",
van H ygens.
Twee pluesters dienen ons om droefheid me te koe'on:
De Reden gaet vooruyt; die w.irstrlt tegen 't woelen
Van 't hert da r 't leed'm ia; en dui's hert tegen hert:
Maer in dat worstelen gevoelt men steeds de sniert,
't Zij reden winn' of wijn k, of ouder vall' of boven;
Ja in het breien zelf is 't j iocksel van de roven
Een niewe slagh van pijn, die t'saiuen sniert en smaekt,
Tut dat de iia^el weer het zeer eens open maeek ;
En daa is 't op een niew: en, sotiH' da', gaende blijven,
SJQ duerJe pas ons leed sou lan^h als onse lijven.
Ma-ir d'aujer plaester, Tijd, heeft een ondoender kracht;
Daer voor 't gedencken smelt en soetjes tiyt zijn' macht
Ei» van de kleinm gta'acckt; zoodat het leed het leed is,
MET on^evuelick, en allenghskcus nyt der weet is;
Gelijck het hooge s:eil van Tenerilfa's klipp
lu 't zeilen uyt het rog vau 't afgevaren schip
En uyt des schippers hert alleugliskeus w> rd ontsto'en,
Allengskens stoet en smelt, als ijs omtrent de kulen,
T<jt dat het lieel verdwijn'. . . .''
enz. enz., het is nh't nodig om het helema'dl
te lezen, 'c Gaat met Huyuens zijn gevoel
zoals het met zijn vroomheid gaat. Van in
nigheid van geloof blijkt nergens, wel van
vastheid in de leer. Hy profaneert wel niet
zo sterk als een ander, die ik voor mijn
fatsoen niet bij name durf noemen in dit
afkeurend verband, omdat er weer een
periode van waardering voor hem ophanden
schynt te wezen, maar van wie ik alleen
maar deze twee bekende rebels wou citeren:
Het is een deftig werk, en waard, te zijn geprezen,
Godzalig en meteen ook rijk te mogen wezen'. ..,
maar toch, zingen van zijn geloof doet Huy
gens niet; en zingen doet hij gewóónlik niet,
hoogstens zo nu en dan een deuntje, als in
't Voorhout:
Hier is alle Dier ontsliepen (?wakk r
<rellier is 't Kr.keltjen aen'tgaeu, (worden)
Uier begint de Spreeuw te uaepen,
Hier is 't (^iKiekeltjen aen 't slaeu,
Hier de Naehtegael MUII 't Deuren,
Hier de Distel-vinek in swungh.
Hier de Turtel-dnijf aan 't treuren,
Hier de Ljster aen den sangh.
Hier is Kauw en Kracj aen 'i reppen,
Hier de liciïer in de lucht,
Hier....
's Morgens raeckt men aen de waerheit,
Wat liet Meisken voor g stel,
^V?it vuor haer, en ofs' o »ck hacr heit,
Wat peditente, vlecsch of vel:
's Morgens, eer de lippen kleven,
Eer de plaestei' staet te prouck.
Eer de poeyer-duoseti ge^eii
Dat den Hemel nuyt en schonk;
Eer de Lobben, eer de Bouwe:i,
Eer de Kragen, eer de Kant,
E?r de VViecken, eer de mouwen,
Eer de Ketingli, eer de Wan ,
Eer de BjorJeii, eer de Banden,
E;r de Keepen, eer de R'ick,
Eer de Moffel, eer de Handen,
Eer de Vlechten, eer de Luek,
Eer de Tippen, eer de Knoppen,
Eer de steenen, eer de \ eer,
Eer de Wrung.-n, eer de doppen,
Eer de Peerei, eev de Speer,
Eer de Tnyten, eer de Quickea,
Eer de Krullen, eer de bras,
Eer de Linten, eer de Stricken
Geven datter noyt en was."
Of die vrijerijtjes, waar ik er maar n
van uitpik:
Weer een ander aen een Biompje:
Dat'» nouw al men Moertjes goed ;
Maer dan heb ick noeh en Ouuip^e,
O wat ist en rijeken bloet!
Met sen bogen, met seu weuuiugb,
Met sen Koren, met sen Ooft;
Clncr, je Vrijer is eu Keuningh,
AI dit liaught hem boven 't hoofd.''
Dit vlugge, hier en daar tot afraffelen uit
nodigende rythme, probeert zich te verzwaren
tegen het meer ernstige slot:
Ts duch 't Vaderhn.l te minnen
Boven al dat min-verleidt;
Sujght dan hemelwaert, mijn Sinnen,
Daer uw' Vader-erve leit:
J eert het stof uw stof bevcl»n,
Leert outstrammen eer ghij luopt,
Leert u van uw s,-lven stelen,
Leert genaeeken dat ghij hoopt:
Maer ooek, Heer, om Dijner ecren,
Eewigli E n, en eenigh GoeJ,
Leert h a-r uyt Dijn' leere leereu
Wat zij leeren leeren moet."
Maar recht op dreef is Huygens hier niet
meer; om zulk soort dingen te zeggen past
de Alexandrijn hem beter, daar heeft hij
meer ruimte. Want meest moeten we zeggen;
Huygens redtneerl; ook typeert hij soms, als
b.T. Een gemeen soldaet (in Zedeprinten):
Hij is een ijs're sport in 't h'ck van 't Vaderland;
Een predi';er op 't mes; een Raedshecr met de hand;
Een rojver met verlof; een o-igilaeckt onts"haeeker;
Een vreeslick Ambachtsman; een Wees- en
Weduw(inaeker;
Een eigenaer van al dat 's vijauds eigen is:
Een Landman, die met vre.ighd van vre (e
drei(gen is. . ."
enz. enz. diep gaat dit niet, maar 't is
wel aardig bedacht. En dezelfde graad van
ver iienstelikheid nu hebben ziin redeneringen:
't zou Verkeerd zijn te menen dat hij femelt,
daar is hij te gezond, of dat hij wauwelt,
daar is hij te verstandig voor. Een waar
dering die dus in tegenstellingen bestaat; na
elke tegenwerping die we kunnen maken,
za! er bly ken toch nojj iets overgebleven te
zijn. Huygeüs weet de eoep altijd genoeg
te zouten, om te zorgen dat ze altans niet
smakeloos is. Alleen dat hij te moeielik is
vaak ; maar alweer, zou len er geen mensen
zijn die daar juist ple ier in hebben, en die
er hetzelfde intellektuele genot in vinden als
een an Ier in alge jrasommetjesof in populaire
astronomie 1 Ka zo is het altijd. Zeg ge
rust dat Huygens niets ontiiet als 'i dienen
kan voor 't effekt; dat hij een Onwetend
Med cijn nau'uulik geradbraakt Latijn moet
laten spreken, en dat hij toen hij nog zo'u
jongen was al een Latijns ver?je gemaakt
heeft waar van cacare in k waai; en dat
veel van zijn ontelbare woordspelingen zo
hm hm zijn; maar erken dan óók, dat hij in
zijn eigen ike gedichten nooit erger is dan
bijna ordinair, want dat hij het »a'ante"
van Bredero en Starter, het seksuele van
Cats, het vuil-dubbelzinrige van Pafl'enrode
tot zijn sneldicht bepaald heeft. Vind dat
hij te veel preekt, dat hij zijn hele leven lang
zedemeester gespeel i heeft; maar zie dan
ook, dat bij nooit olïemiever is dan bij
een lichte spot het geval wezen kan, en maar
zelden verontwaardigd ; en dat hij geen echte
boetprediker is, zolang hij zelf lekker eten
aanmoedigt, en vrijen, en zoenen, en mooie
kleren dragen, en uit rijden gaan. Erger u
aan zijn oppervlakkig gtfilosofeer, en aan zijn
eeuwige stokpaardjes, van Utile Dulci en
Varietas Delectat, en van de dwaasheid van
de mode ; maar laat u weer zachter stemmen
door de gedachte dat bij toch maar telkt-ns
een verband weet te brer,gen dat eenander
niet gezien had; en dat hij de verschijnings
vormen van zijn lieveling-gedachten tot in
't oneindige varieert. Voel soms neiging om
over te slaan wat u te zwaar op de hand is;
maar glimlach dan ook weer om wat er op
volgt, levendige realistiese toneeltjes met
schippers of vrijende boeren. M ien dat hij
soms wat te vél geeft hier en daar, in een
kle.in bestek ; dat bij te veel de verschillende
kanten van een iiiia; laat zien; maar waardeer
het dan, dat hij zijn gedachte nooit uitiafelt,
dat hij nooit langdradig is al dwaalt hij vaak
af; en dat hij zijn meeste geleerdheid voor
de noten bewaard heeft, die we immers
kunnen overslaan. Beweer vrij dat er geen
een grote gedachte in de hele Huy^eos voor
komt ; maar geef dan ook toe, dat wót er
staat oorspronkelik is zooals het er staat.
Noem hem voor mijn part gezocht in dit alles;
zijn beeldspraak geforceerd, zijn woord
spelingen gewild-aardig, zijn vergelijkingen
zonderling, zijn overgangen gedwongen ; maar
erken, dat dit met zijn grote beknoptheid een
pikante afwisseling geeft aan wat zonder deze
beslist ongenietbaar wezen zou. Houd ondanks
alles vol, dat het voor 't grootste deel kinder
achtige rommel is; maar vergeet dan niet, dat
wij geen van allen zelfs ook maar een
scheurkalenderpapiertjn kunnen laten liggen zonder
dat we 't lezen, zodat dit vonnis nog uiet eens
dodelik hoefc te zijn; en vooral, ontken niet,
dat er bij Huygens onder al dat gemoedelike
dat zo weinig uw sympathie heeft, eenmtns
zit, die ernst kent.
Als we dus zo nagegaan hebben, wat het
eigenaardige uitmaakt van Huygeas, dan
zullen we gezegd moeten hebben dat het
dit is. In de eertte plaatp, van buiten gezien:
het nieuwe, het onverwachte, het af wisselende.
Maar vooral, en dit gaat dieper: het zekere,
het wel-overwogene, het juist en rechtuit
gezegde. Deze man weet voor al, es het rechte
woord, en als hij het niet weet dan maakt
hij het niet natuurlik als de modernen
een aequivalent zoekende voor zijn sensittie,
de gevoelswaarde van een woord is voor hem
van geen belang; maar eenvoudig een nieuwe
naim voor 'c een of ander ding. En deze stel
ligheid, dit het wéten, is ook in zijn rythme.
Zijn verzen zijn niet golvend en opklinkend,
als die van V ondel; ook hebben ze niet het
frisse van Hooft; ontroerend zijn ze niet;
maar ze zijn beier ge vu d dan die van Cats,
ze zim van een kalme zware maar bedaarde
gang. Zij doen ons Huygens kennen als de
man van het zelf bezit.
X. C. MEIJER DREES.
Ernst in ie Friess
Bijbelkktuur in 't Fries door F. BUITENRUST
HKTTEMA, Meulenhofl en Co., Amsterdam.
In zekere zin stellig is dit boekje van
Dr. Hettema goed werk; over de
wetenschappelike waarde, of er mogelik ook wat vergeten
is en of het bewijs uit het ongerijmde aan
het slot juist is, dat er r.l. bij de Friezen
veel bijbellektuur in de landstaal moet ge
weest zyn, omdat er bij de omwonende volken
overal in de eigen taal brokstukken van de
bijbel over zijn gebleven; over die vragen
waag ik het niet te beslisten. Ik denk haast,
naar wat ik weet, dat het overzicht wel vol
ledig zal zijn en zou graag willen weien, wat
misschien niemand mij met volstrekte zeker
heid zeggen kan, waarom dat alles: zo goed
als allemaal weg" is. Hettema zegt: De
Germanen hechten niet aan oud papier. Te
recht, elke sterke kan 't zelfde doen; 't hoeft
niet op papier verduurzaamd: by' oer-volken
is geen papierokratie. Men kan dat alles
weer maken, als men 't nodig heeft. En tel
kens beter." Dat zou dus pleiten voor de
oer-kracht van het Friese volk; maar waarom
is er dan by de Angelsaksers, Saksera, Fran
ken betrekkelik zoveel bewaard? Ligt het
dan aan de geweldige beroeringen waaraan
Friesland is blootgesteld ge veest 1 Die andere
volken waren toch niet zwakker l Denk aan
't krachtige Angelsaksiese ras b.v. Aan de
kracht van het Htilenlom? Maar er waren
kloosters by dozijnen! In elk geval we hebben
ook gewone vaste bewijzen dat er werkelik
bij oels fries gebruikt is in Friesland in zang
en gebed en waar de rest gebleven is, weet
niemand. Dat voor de oudste tijden. Tekenend
is wel dat de Fiiese tien geboden aan de oude
Fii-se wetten vastgehecht zijn en zo bewaard
gebleven.
Meer bleef er over, dat spreekt, van toen
de Hervorming de bijbelkennis algemener
maakte, Hettema geeft enige Onze Vaders
o.a. in het Hindelopers en Molkwerutns en
wij-t op Gijsbert Japicx z'a ruim 50 psalmen,
op die van Dr. Kingers en Althuy^en. En
zo komt bij in het licht van deze tijden;
het volle licht valt daarbij op het werk van
Troelstra en Post ma; de eerste met z'n.
Kerstzangen in For HIH en Hiem", de
laatste niet o.a. z'n forse hier aangehaalde
Tonger- (Donder)psalm, Paalm 29. O. H.
Sytstra bewerkte Pi. 4?, vs. l, 2 en 3.
Daarbij de vertaling van de drie evangelies
van Mattheus (J. II. Halbertsma). Markus
(S. K. Feitsma) en Luias (C. Colmjon) in
nun respektieve waarde als vertaling. Zie
daar van achter naar voren de inhoud van
het boekje. Hettema gaat in de chronologie
terug.
Hrj begint nat t de volgende historiese
anekdote: 't Was winter Men had jui<t
gpgeten: vader, moeder en vier kinderen.
Vader was gewoon 's middags na het eten
een hoofdstuk uit de Bijbel voor te lezen.
Hy had juist het Greate Boek" opengedaan,
en de blaiwij'.er op de tafel gelegd. Toen
vroeg de oudite zoon, die met verlof was
thuis gekomen: nal ik het lezen van vader
vandaag 'ris overnemen? 't Was vader goed;
en hij wou 't boek aangeven. Maar de zoon
nam 't niet aan. 7k wou een kapittel
voo lezen in 't Fries." Zo.''
Nu, 't ging aan; de keus viel op Mattheus
zes. Vader knikte nu en dan goedkeurend,
de kinderen luisterden, met zes paar oren;
moeder scbudboof Me nu en dan, zag nu d'een,
dan d'ander aan, maar zei niets. Maar toen
de voorlezer kwam aanbel: Us Heit, derste
b ste yn 'e Hiuael", toen kon moeder <ie
vrouw zich niet langer bedwingen. O fy
jonge, dit gUt to bot! (lat gaat te ver). Och,
och hwet is it langer binaud! It onse fader
yn it F.-ysk!" De Itzer z ,veeg. Wat zou hij
zeggen? Toch kwam een an. woord, maar van
een van wie rnen 't niet had verwacht.
't Jongs'.e meisje, van een jaar of acht, vroeg
hoo.» ernstig: Hea mem, forstiet (verstaat;
ui Ljeave Heare dennin Fryskl" Dat trof l
En voortaan werd in 't Fries gelezen.
En om de geest, die hieruit spreekt vind
ik het vooral goed werk. Volgens velen is
het Fries een tial a'leen om in te grappen,
te spotten en te gekjoyeu" (gekscheren).
Deze gedachte zit er zo in, dat er al
Selskippeu" van Friezen buiten hun lind door
verdwenen of gesplitst zijn of lijdende, omdat
de degeliker elementen er zich aan onttrekken,
zij bij wie de F.iese taa! op de voorgroni
stond en dan pas de Friese pret kwam. De
Fr.ese beweging, die en dat was het
ongezoi dj er iu aan de oppervlakte en de
omtrek borrelde en kookte, dreigt zo
hier en iiaar buiten Fiiejland vaa de
kook te raken. Maar o a. een goed gevolg
hadden die selskippen, over wier belang ik
vrotger al fprak: het vuur is in Friesland
zelf nl. opgevlaxi'l en daar ligt brandstof
genoeg; daar zal deze winter op 20 plaatsen
lei in de Friese taal gegeven worden met
goedvinden en on Ier toezicht van Gedepu
teerde Staten Wanneer die zaak daar nu goed
aangepakt wor it, e: wordt opgewekt en op
wekkend les gegeven, dan komt dat de
SeUki ipen buiten het gewest ten goede,
want de Fries is en blijft trekvogel en dan
komt de regelmatigen toestand dat het Fries
van binnen uit ?warm begint te worden.
Daartoe kan dit boekje nu stellig bijdragen,
want ook ia Friesland zyn er massa's wie
de Friese winteravond-bijeenkomsten alleen
aangenaam zija om het bal dat er op volgt;
velen, die er niets voor voelen; anderen,
wie dat hele Friese gedoe te werelds is. Deze
laatsten kunnen hier le:en, dat dat wereldse
karakter geen vereiite is. Hettema's laatste
vraag is: zal ook het hele Boek der Boeken'1
(in 'c fries) bewerkt worden?" Wij allen
kunnen hem gerust nazeggen dat de eigen
klank van d' eigene moedertaal" dan meer
zijn ui, meer in- en uitwerken als van welke
andere taal ook". En de nu nog dansl ustigen
zouden op la'er leeftijd op andere gronden
lief Ie behouden voor de Friese taal.
Men zou al vi=tt kunnen beginnen met
otder de degelike Friese weikjes, die ik als
prijzen verwacht voor de leergrage Friese
jeugd, ook de verta'ingen van de drie ge
noemde Evangelies op te nemeTi en een in
't li ?ht verscbijnen van G. Postma's psalmen
in de hand kunnen werken.
Zoo wor it voet voor voet laten we hopen,
met snkses de Jan Saliegeest, waar het de
eigen taal betreft, bij 't Friese volk ver
irongen en wordt de Friese beweging een
beweging.
Haarlem. J. B SCHEPERS.
***
De
Nauweliks was bovenstaand werkje door
mij als een teken van de ernst van de Friese
beweging besproken of de alge nene taai
feestdag in het 0/anjewoud bij Heerenveen
op 14 Aag. 1.1. gehouJen, was een. nieuw
bewijs ervan.
Wie er niet heengegaan is, omdat hem bet
programma: met een zangkoor, een fanfare
korps en voordrachten van mej. A. Ringler
en de heeren Sj. de Zee en Joh. W. Keunina,
te jolig toe'eek, die heelt zich vergist. Er
heerste de blijmoedige ernst van hen, die
weten wat zij willen en dat zij vooruitgaan,
niettegenstaande de honderden die zich voor
nirtts dan hun zaken, hun geldverdienen
warm maken.
Te Heerenveen en in het Woud voor de
Tent", het aangenaam rustig gelegen loge
ment, wairvóór de vergadering gehouden
werd woeien Friese -vlaggen naast de
Nederlanise en zo wa? ook het thema van alles
wat gehoord werd: herslel op de haar toe
komende plaat} yan de Friese taa'. De vlag
met de sche /e blauwwitte banen, met de
rode plompebladtn in het wit, is geen staats
maar louter een taalsy aboo'. Laat ik een
preep doen uit het programma: Sj. de Zee
gaf een kort overzicht van de Geschiedenis
van de Friese taal als aanloop om tot een
van de dichterlikste figuren van de 19o eeuw
te komen, Harmen SyUtra, wiens werk, jam
mer genoeg, wegens de aniiek-doende spelling
slecht t e lezen was voorde ma^sa. Een nimwe
bloemlezing u aan dit bezwa ir wel tegemoet
gekomen, maar de massa kent hena t tch niet.
Sedert Woensdag zal er allich menigeen van
de ruim 300 bijeengek jmenen naar
zijnbu'ideltje grijpen, al was 't maar al .een om die
on weersbeschrij vin^, die Swellesang" (2
aluwrsang) te lezen in hun kracht en
melodieushti't.
Joh. W. Keuning gaf die prachtige
Hooiooistdag van Jan fen 'e Gaestiair (?In dei
yn 'e haeyinge") om te bewijzen dateiat-n mooi
boven alles gaat en dat men ook
tijdgerjootdichters weet te eren. Of het ook insloeg
met z'n nauwkeurig gedetailleerde, siihera
geschilderde beschrijvingen Wat al boeren
en boerinnen genoten er van. Hij ook en
juffr. Ringler riepen de Friezen en jonge
Fnezfii op mee te doen, de laa'ste door die
ernstige, wel wat retoriese Oprop oan it
jonge Frysl.ln" van Jan fen 'e Gaestrnar
voor te draden, de eerste hekeleudetwijze
met Ue rülier" (Het standje) van Tj E.
Halbertsma. M iet ik tr nog aan toevoegen,
dat de bovengenoemde Psalm van O H.
Sylstra gezongen werd met mei i; lied tot
verheerliking van ei^en mooi, eigen taal,
eigen leven, om het bewijs te Ie «'eren dat
deie dag ernst geweest is, heilige ernst. En
dat alles op een rustig plekje naast de grote
tuin van Mevr. de Blocq van Scheltinga,
waar men de rustpoos wandelend in kon
Reclames.
zond er eers t st al en onzer gegarandeerd
soliede prachtig mooie nou veautés in
zwart, wit en gekl. eavraagd te hebben.
Specialiteit: Zrjdestoffen voor
Bruids-, Bal-, Gezelschaps- en
Wandeltoiletten en voor Blouses,
Voering enz. van 60 cents tot 9
gulden per Meter.
Wij verkoopen direct aan par
ticulieren en zenden de gekozen
zijdenatollen franco vracht en
rechten aan huis.
SCHWEIZER & Co., Luzern H26.
(Zwitserland).
Zijdestoffen-Export. Kon. Hof).
Door dnheuden als HET BESTE eikend.
Wie altijd versche en heerlij« smakende
Gfroent -n en Vruchten hebben wil, bestelle
KRUMEICH's Inmaakpotten,
Met metalen deksel. Van steen met
zoutglazuur overtrokken. Vraagt uwen Winkelier
in huishoudelijke artikelen de brochure: Hoe
maakt men het bes'. Fruit en Groenten iu",
weJke U gratis wordt verstrekt.
En gros bij: JOU. U. t AV DER HEIDE?, Amersfoort.
Meran
Zmd-Tyrol.
Savoy-Hotel
Modern, voornaam familiehotel van den eersten rang. Vrij en rustig gelegen aan de
Stephaniepromenade, bekend als het aangenaamste en meest gewilde deel van Meran. Nieuwste
comfort. Appartementen met bad en toiletten. Op verzoek streng dieet. k*35S3
F. BRUNNER, Eigenaar.
luehtkuuroord van Nederland.
... , , ~ n
Hais 1ste Bang: Huid CS PayS-ÖS.
Mat. pr. Tuin. Pension. Omnib. El. licht enz.
Echt Victoriawater
OBERLAHNSTEIN
Echt Victoriawater
OBERLAHNSTEIN
BOUWT u NUNSPEET
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.