De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 25 augustus pagina 5

25 augustus 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

^o. 1574 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. verhaal als gegeven. De uitbeelding ia ook dikwijls vreemd, 't zijn niet de kinderen echt in hun type. In Grootvader in den bokkenwagen" heb ben we drie boeren-kinderen, maar waar het boerentype alleen in de klompen" zit, ver der zijn het keurig nette plaatjes-kinderen. De grootvader zelf ziet er armelijk uit. Een vervolg op dit verhaaltje Sluit toch de deur" geeft een mooie kamer met een geweldigen spiegel, ean kamer uit een stadhuis. In dit verhaal ia ook iets vreemds. We lezen van mooie platen aan den muur, een piano, een mooie kamer, een groote spiegel, terwijl we in 't zelfde lesje van het erf en het schuurtje lazen, dat een boerenhuis doet veronderstellen, en ook het vorige plaatje, zooveel als we er van zien, een eenvoudig boeren-interieur wil geven. Dat zijn van die onnauwkeurigheden n in den schrijver n in den illlustrator, die niet mogen voorkomen. De schrijver heeft geen realiteit voor zich gegeven, er maar een beetje op los geschreven. Nergens heeft de beer Bottema het echte Hollandsche kind gegeven. We krijgen b.v. kinderen van een volkschool, arme kinderen. En wat zien we: zwierige, lange haren, korte, coquette rokjes, fljngevormde beentjes, heelemaal Fransche kindertjes. Even hebben daardoor die illustraties een schijn van fijn heid maar ze stellen ons volkomen teleur als de beelding van de kameraadjes van onze jeugd. En nu zou ik wel gaarne willen eindigen met te zeggen, dat deze uitgaaf als leesboek voor de lagere school een aanwinst is, maar er is iets in het voorbericht van den heer Bnul dat me verbazend heeft gehinderd. De heer Buul heeft in de Oid» een artikel ge schreven o ver leesboeken ; in zijn voorbericht neemt hij een aanhaling uit dat artikel over, het slot nl. dat er eindelijk eens een leesboek verschijne *) geschreven met de bedoeling de jeugd lezen te leeren en met deze bedoe ling alleen". Nu weet de heer van Buul toch, dat er die schitterende serie leesboeken van Ligthart & Scheepstra Nog bij Moeder" enz. verschenen is, dat ook bij van der Meulen in zijn Blijde Kleuters en Blijde Jeugd" iets zeer goeds verscheen en verder Uit het Leven" van den heer Ch. Krienen. Het kan z^jn, dat in zijn Gidsartikel de heer v. Buul deze uitgaven meende, maar zoo als hij zonder eenige reserve in zijn voorbericht het eindeIjjk eens" overneemt, doet dit zeer onaan genaam aan. De nieuwe kousen" in deeltje III vind ik ook beslist af te keuren. We krijgen daar het verhaal van Anna, een handig kind, dat na schooltijd voor 2 dubbeltjes per week boodschappen voor eene oude juffrouw doet, verder altijd voor moeder werkt en breidt en lederen ochtend frisch en vroolijk weer om 5 uur opstaat om voor vader te zorgen. En dat alles zoo luchtigjes en vroolijk weg geschreven of zoo'n kind geen behoefte aan spel of slaap heeft Zulke dingen mogen zoo niet geschreven worden, dat slaat te veel buiten de echte realiteit van zulk een leven om. Maar anders, zooals ik in \ begin zeide, de leeslesjes zullen vroolijke uurtjes zijn, zoodat het doel: kinderen er vlug en gemak kelijk door te doen lezen, bereikt wordt. *) Cursiveering van mij. TB. KROTTT?HOGERZEIL. Onderzoek, Een der Heeren" kwam de school bezoe ken; hy stapte rechtdoor naar de hoogste klasse, die hem voor de eerste maal zag. Vlug monsterde zijn vorechend oog alle levende en levenlooze voorwerpen. Er lag een stapel schrijf boeken op een tafeltje. Na de begroeting was het: Zijn die opstellen in de school gemaakt?" Neen mjjnheer, het is huiswerk." Geef mij liever schriften die op school blijven." Men gaf hem andere. Hij nam er eenige midden uit den hoop, keek ze met de grootste aandacht door en vroeg telkens UIT DB NATUUR. CCXXXVI. Zonnedauw op de Heide. In de laatste weken van Augustus is er voor de natuurvrienden geen mooier plekje in ons land dan de lage heide. Waar een zand- of grintveld zacht afglooit naar een grooten heipoel, daar begint halfweg de helling de heideplant al een struikvorm aan te nemen; daar worden 't soms kleine heesters met stammetjes van een duim dikte; de bloei is er nu al in vollen gang, een week eerder dan op de droger en natter gedeelten; 't lijkt of ook de kleuren van de bloemen aan flink recht opstaande heidestruiken veel dieper en ook de bloemen zelf grooter zijn dan aan de lager liggende heestertjes. Die hooge forsche heidestruiken omgeven het laagste gedeelte met een rood-lila bloemkrans; er buiten golft de bleeke paarse heide op naar 't witte zand en de zwart-groen e dennen; naar binnen ligt een donkere, bijna zwarte breede zoom om een gunster plek ver weg in 't midden van den wijden kring. De zwarte zoom, zwart en kaal alleen van verre, is 't winterbed van de heidepias. Tot aan dien wal van hooge heideheesters reikt van November tot April het donkere water, en, valt er veel regen in den zomer, zooals dezen keer, dan zet de poel zich in Juli en Augustus ook wel eens weer uit; maar nooit zoover als 's winters; er blijft altijd, ook dit jaar, een breede donkere kale zoom, tusschen heide en water. Is de zomer nu niet al te droog of niet buitengewoon nat, dan wordt de schijnbaar kale zoom om den poel in Juli en Augustus, en soms al vroeger, besprenkeld met allerlei kleuren, groen, geel, wit, blauw, en rose vooral; dan ligt er op de zwartgrauwe korst een donkerroode gloed. Deze is afkomstig van duizenden en duizenden vliegenvangertjes, de bekende vleeschetende plantjes, die bij ons nergens anders dan op vochtige heide te vinden zijn; er liggen meestal tweeëerlei plantjes dooi een, met langwerpige en met ronde, zoo groot als een halve cent. Wie er op de hurken bij gaat zitten, ziet dadelijk, wat dien fijnen gloed aan de plantjes geeft; het zijn een menigte glinsterende parels op roode bteeltjes, die opsteken uit het ronde of ovale roode schijfje. Die fijne vochtpareltjes zijn 't dus, die aan 't plantje de mooie veel beteekenenden naam van Zonnedauw hebben wien het cahier behoorde. (Al dien tijd bleef hij staan, misschien, omdat hij maar n stoel in het vertrek zag, of omdat de onderwijzer ook niet zat.) Daarna luisterde hij naar de les in de Algemeene Geschiedenis. Hu keek het kind dat een beurt kreeg niet aan; de anderen observeerde hij scherp. Toen vroeg hij of hg zelf iets mocht vragen. Eerst nam hij wat uit de Vaderlandsche Historie; hij had een boekje met aanteekeningen ingekeken, even tjes maar, en vroeg een en ander dat in de drie laatste lesuren was opgezegd en verteld; opeens deed hy een paar grepen uit het bestudeerde van 3, 4 maanden geleden. Daarna liet hij de Fransche lees- en vertaaiboeken nemen, 't Was maar een doodgewone school, waar men nog aan de kracht van vertalingen geloofde. Heb je die bladzijde het laatst gehad? Goed, lees ze mij dan maar in 't Hollandsen voor." 't Was een vlugge jongen, hij ratelde het af. Ga nu maar verder." Dat ging zóó, zóó. Nu een ander eens." Een knaap die ver van den eersten zat, ging hakkelend verder. Nu jij, nu ju, enz." Vier geheel nieuwe bladzjjden werden doorgeworsteld. Dat's valsch!" werd er gefluisterd. Nu somde de Heer" eenige onjuistheden op, bij de Geschiedenis vermeld, ook enkele zaken, die hij flink" en correct" noemde. Ten slotte besteedde hij een vol kwartier aan de bespreking van fouten in de ver taling, Tot nu toe had hij de kinderen niet bijzonder, vriendelijk toegesproken, sommigen tamelijk kortaf, droog, zonder aanmoediging. Zelfs het: flink I" correct" was er forsch uit gekomen. Och heden ! wat zouden ze nu nog moeten hooren? Want op het laatst was de ver taling erbarmelijs gegaan, en zacht en on duidelijk spreken had hen niet gered. Dat bleek : er werd op verschrikkelijk veel fouten gewezen; de leerlingen moesten trachten ze te verbeteren, werden kribbig of verlegen, stokten... De ondervrager hield vol, nog rustiger dan te voren, en tegenover enkelen met een schalksch medelijden. En zie l er had een omkeer plaats. Die zich geschaamd had vatte moed, n noemde zelf een fout, een ander juichte : Ik weet het!" Alles kwam in orde: de kinderen waren niet gemelijk meer en de brutaalste van het troepje had respect in de oogen. Heusch, de Heer" gaf goedkeurende blikken, twee woordjes van lof, een klapje op den schouder, 't Was uit met zyn strenge deftigheid. Wat is die mijnheer?" vroeg de onder wijzer aan het hoofd. Die mijnheer is instructeur van de gevangenen." O ! dus een slim advocaat, een inquisiteur; 't was hem er om te doen zijn slachtofier erin te laten loopen, om ze dan te kunnen plagen." Wees kalm, jongmensch. Je hebt toch gezien hoe het afliep ? Al ben ik er vandaag niet bij geweest, ik weet wel hoe hij handelt." Ja hij moest wel bijdraaien. Wij zijn er ook nog!" dat wij was kostelijk, nu Mijnheer de school al lang uit was. Maar het hoofd vertelde hem er meer van. De Heer" had hem eens verteld dat hij, als hy die school bezocht, altijd rechtstreeks uit de gevangenis" kwam. Naar aanleiding hiervan hadden zij gesproken over de moeilijk heden van een ond, rzoek, en had de instructeur gezegd: Ik begin met de antwoorden van mijn gevangene niet te gelooven. Mij is het erom te doen de waarheid uit te vorschen, de boef, boef zijnde, is op zijn hoede en liegt. Ik tracht hem in het nauw te brengen, en eerst wanneer hij voelt dat ik de baas ben, wordt hij oprecht. Dan begin ik hem te ge looven en verneem, zoetjes aan, alles wat ik wil en moet weten. En eerst dan ben ik in staat hem te helpen, als misdadiger, maar ook als mensch. Wanneer ik dan hierheen ga, schud ik al die waarheid van mij af, en geniet, als ik zooveel jeugdigs te zien krijg. Den instructeur kan ik intusschen niet geheel afleggen: ondervragen moet ik, tot ik achter de waarheid kom. Dus zet ik mij schrap. Maar ...?",,'k Weet het wel! 'k Heb hier niet met boefjes te doen. 't Ia maar een onschuldige kinderwereld l" Er flikkerde iets in zijn oogen Nu kan het mij in den grond niet schelen of zoo'n klasse verbazend knap is; bollebozen worden later suffers, en trage slakken heb ik wel een uitmuntende carrière zien maken. Hoe dat zij, het is mij niet om den scholier, maar om het kind te doen. Eerst moet ik weten of hy werklust heeft, en stel zijn schranderheid en geheugen op de proef; dan let ik op of hij zijn meerdere beleefd en met een beetje vertrouwen toespreekt. Ik tracht mij te overtuigen dat hij eerlijk is; eindelijk, ik kan het niet laten l moet ik eens zien of hij een goed humeur beeft. Dan weet ik genoeg; ik heb het kind gevonden". Gelukt het u altijd in den gevangene den mensch te ondekken?" Neen, 't zij tot mijn schande gezegd." Wat doet u als u het kind riet kunt vinden?" Met een lichte buiging en een stralenden blik: Dan beken ik het aan den ervaren Onderwijzer en zeg:" Help mij zoeksn". F. S. M. GUYOT. De Hel yan Oante overtroffen. (Zang 35). AUTOMOBIELEN. Om indertijd in de Hel van Dante plaats te bekomen, moest je z. i. minttem rijp zijn voor de galg; maar wie zich tegenwoordig een zeg naar het goede-strevend-mensch voelt, moet leven in erger hel dan Dante ooit heeft uitgedacht, hij moet in onzen be schaafden, verlichten tijd zich bewegen tusschen duizenden rijwiel- en automobiel vlegels, zooals de geijkte term luidt. Was Dante er nog, hij gebood onmiddellijk: alle auto's cirkelrijden en wel in tegenover gestelde richting van elkaar, weldra lagen dan al die automobielmonsters in splinsters binnen en buiten den cirkel. Waarom rijdt men automobiel? Voornamelijk nog uit zucht tot vermaak/ Waarom rijdt men zóó hard, dat men van de streken, welke men doorstuift, niets ziet? Uit ruwheid! Waarom ligt nu een jonge vrouw, moeder van vijf kinderen dood en beven wij allen van woede en smart ? Omdat aan automobielhouders een matelooze vrijheid wordt vergund, welke vrijheid tot steeds grootere roekeloosheid en fnuiking van andermans rechten leidt, Willen duizenden automobiel rijden, waarom niet? maar laat de staat dan op hun kosten wegen aanleggen langs de spoorbanen; en oogenblikkelijk het rijden met grooter snel heid dan van een paard verbieden, zoodat alle voetgangers niet meer behoeven te stikken van stof, stank en verontwaardiging, en elk oogenblik de kans hebben van zelf te pletter te worden gereden of de hunnen te zien vermorselen onder een pleziergevaarte, dat nog afschuwelijker gilt en huilt dan alle honden uit de Hel van Dante saam. Zijn die afschrikwekkend toegetakelde autovliegers zulke zelfauchtigen, zijn het hélemaal geen menschen meer, kan het hun met ieder ander niets schelen, als zij uit kinderachtig plezier maar raak kunnen rijden"? 't Schijnt zoo want vandaag daveren ze al weer even waanzinnig hier langs, dood en verderf brengend. Horst du den Jammer seiner Klage nicht? Siehst du den Tod nicht. . . ?" Maar hebben we dan geen regeering, geen burgervaders, geen politie, geen menscheurechten meer? Durven dames nog langer aan die ruwheid meedoen en toch blijven meenen, dat zij recht houden op den naam van beschaafde vrouw f Een arme wordt gestraft of beboet voor een kleine overtreding", rijken rijden onge stoord met moord wagens. Alle anti-,,stinkrazer8" moesten zich vergegeven. Zonnedauw en vliegenvangertje, twee namen voor een plant, die samen een heel stuk van zijn levensgeschiedenis vertellen. Zonnedauw, de naam alleen al is mooi en teekenead; mooi doordat het een samenstelling geeft van wat elk op zichzelf in de natuur't schoonst en 't liefelijkst is, en dat te samen het onontbeerlijke! noemt voor 't natuurleven en 't natuurgenot, warmte, met licht en het vocht, in den vorm, die voor mensch [en dier 't aangenaamst en 't minst lastig is. Teckertend is 't woord in hooge mate; wie den naam zonnedauw 't eerst bedacht, moet een dichter of ten minste een denker geweest zijn; want zonnedauw bevat een tegen stelling in zich zelf; de dauw volgt de zon, en de zon volgt de dauw, maar samengaan doen ze niet, be halve dan op dit roode heideplantje, 't vliegenvangertje, de drosera. Daarop juist wekt de zon de glin sterende droppels, hoe hooger en heeter de zon, hoe meer ze schit teren. Maar wat ons zoo aandoenlijk mooi toeglinstert, de parelende dauw op de rozeroode schijfjes, die de donkere heide versieren, is geen dauw; -'t is een verraderlijk lokmiddel, een kleverige lijm, afgescheiden door de blaadjes zelf; niet uit de afkoelende lucht afkomstig, zooals de ware dauw. Een blik, wat van nabij op de zonnedauw geslagen, vertelt al dade lijk de ware beteekenis van de schitterende droppels; als de hooge zon staat te branden op 't heidekruid en de lucht in de verte heftig trilt, zoodat geel, groen, paars en bruin dooreen schommelen, als de ware dauw al lang is omhoog ge zogen, dan komt het groote leger van 't insectenvolk te voorschijn om zich te warmen op 't heete zand, te snoepen van den honing iu de heidebloemen; dan wemelt 't op de heide van allerlei vliegende insecten van bijen, vliegen, vlinders, muggen, torren, libellen en wespen groot en klein. Neen, nergens en nooit is 't insectenleven zoo rijk en zoo druk als op de heide in 't middaguur, zoolang binden, niet meer by te dragen voor onder houd van wegen, zoolang lucht, leven, licht, ruimte en weg het uitsluitend eigendom zijn der automobilisten en elk voetganger voort durend moet vluchten, en ieder wegbewoner zijn ramen doorloopend moet dicht duwen om de vuile stofwolken en walmen min of meer buiten te houden zijn leven aldus tot het naaste oogenblik reddend ... De Hel van Dante schijnt me een paradijs, bij ons stads- n uiienleven. 17/8 1907. DAISY E. A. Jtmrtrs. De Nat.Vrouwenraad van Nederland, bestaande uit 32 Vrouwenvereenigingen, ver tegenwoordigd door de vrouwen : E. Baelde, presidente en G. A. A. Bouricius, secretaresse, van den Nationalen Vrouwenraad, heeft Zater dag 17 Aug. l L, aan Z. E. den Minister vau Binnenl. Zaken een met redenen omkked adres aangeboden, ten verzoeke dat Zyne Excel lentie de aandacht moge wijden aan het Bewaarschool- of Fröbelonderwijs en de Volksvertegenwoordiging voorstellen dit te brengen onder alinea l enz. enz. vanartikel 192 van de Grondwet, zoodat de Staatszorg zich ook uitstrekke tot 's lands kinderen onder de zes jaar, wier ouders hen dikwijls moeten toevertrouwen aan vreemden. De Minister onderhield zich geruimen tjjd met beide dames, verklaarde het onderwerp van haar verzoek hoogst belangrijk en beloofde er zijn volle aandacht aan te zullen wijden. De Crawl-kuur. Christine van Zweden. De rechten der vrouw. Grafschrift. Doris Lilla Kay. Prinses Clara van Beieren, kloosterzuster. De Crawl-kuur, die in Berlijn met aan vankelijk succes wordt toegepast, bestaat in een eigenaardige gymnastiek: kruipen op knieën en handen, het hoofd zooveel mogelijk omlaag gebogen, zoodat het bijna op den vloer komt. De Crawl-methode wordt toegepast op kinderen waarvan n schouder hooger is dan de andere. Het kruipen over den grond, een oefening, die 3 maal daags moet herhaald worden, stevigt de spieren van den rug. De patientjes, die Crawl-kruipen, hebben hun ruggetjes geheel bloot, zoodat de spier werking gecontroleerd kan worden. Jongens en meisjes dragen voor deze gym nastiek hetzelfde costuum: knickerbockers, een soort borstlap, bloote rug en bloote armen. Gymnastiekschoenen met vierkante, vilten kussentjes op de teenen, en dito kussentjes tegen de knieën. * * * Een Zweed, lid van de Zweedsche akademie, Baron de Bildt, heeft een merkwaardig boek in het licht gegeven, over Christine van Zweden, dochter van Gustaaf Adolf, de bui tengewoon begaafde vorstin, die als vrome katholieke gestorven is. Sedert jaar-en-dag, heeft Baron de Bildt zich gewijd aan de nauwkeurige bestudeering van Christine's levens- en wereldbeschouwing. In 1897 verscheen zijn eerste studie, in 1899 gevolgd door zijn tweede boek over de koningin en den kardinaal Azzolino. Verleden jaar, 1906, werden uitgegeven de : Pensees de Christine Reine de Suède, avec une préface par Ie Baron de Bildt." Het zijn, schrikt niet! 1583 aphoristisch gestelde gedachten: uitspraken, oordeelvel lingen, spreuken, overdenkingen. De vorstin schreef hare beschouwingen over God en Wereld bijna dagelijks neer. En eerst later, werden haar overpeinzingen in dien korten, scherpen vorm gegoten, dien zij behoeven, om zien vast-te-klemmen in 't geheugen. Deze supérieure vrouw leidt haar bundel in met de volgende, kloeke woorden: Cet ouvrage est de qui ne désire, ni ne craint rien, et qui n'impose aussi rieu a personne." Wie Christine van Zweden was, en, hoe haar geestelijk leven zich ontwikkelde onder leiding van den kardinaal Azzolino, leeren bovenvermelde Pensees." Aan Azzolino schreei zij verscheiden brieven, en, toen zij hem bij testament erfgenaam de zon uit wolkelooze lucht zijn vurig licht neer schiet. Juist dan hebben de diertjes vocht noodig; de plas is gevaarlijk voor de kleine dorstigen, maar aan den zoom in breeden kring staat immers de zonnedauw, die is een en al schitter vocht. En de vliegen en vlin ders en libellen strijken neer op het lokkende vocht; wee 't is insectenlijm. Ze merken 't wel gauw, de teere diertjes. De grooten en sterkeren, trekken zich los; maar de kleintjes zijn te znak; als maar n pootje of vleu geltje in aanraking is gekomen met de taaie gom, die dauw voorspiegelde, dan is't gedaan met den vlinder, de libel of de bij. Het dier rukt en trekt, raaki door zijn beweging een ander gomblaasje, ook dat kleeft en houdt vast.. Verschrikkelijk is 't om aan te zien, hoe onder de worsteling poot voor poot, vleugel na vleugel, eindelijk kop en lijfje vastgegomd worden; met dralen omsponnen als in een spinneweb. In 't eerst lijkt het een toeval. 't Is of het plantje er niet van weet en 't niet helpen kan, maar allengs komt er be weging in 't roode schijfje; het kromt zich, krult zich, pakt het vastgeklemde diertje beet. Het vocht wordt dunner, vloeit om de prooi samen; 't blaadje wordt een maag voor de plant, die met zijn Aappen de gevangen buit verteren gaat. Binnen een dag is 't afgeloopen. Dan is alleen de huid van 't insect nog over: een verrimpeld vochtig vliesje ; en 't blaadje spreidt zich weer uit, wachtend op nieuwe prooi. Of, als't al meer dienst gedaan heeft als lokker en als mond en maag tevens, dan vergaat het, en een ander jonger blaadje neemt 't werk over. Dat is 't sinister bestaan van 't mooie zonnedauwplantje. Vele bloeien nu ook, een sierlijk gebogen stengeltje steekt de kleinere rein witte bloempjes omhoog ; ze openen zich eerst in den laten morgen en sluiten zich lang voor zonsondergang ; de vliegtijd van de kleine insecten is ook hun feestuur. Ze lok ken door kleur en fijne geur en honing de mugjes en vliegjes, om hun den bestuiviugsdienst te doen verrichten en 't zelfde diertje dat het zaad helpt vormen, wordt een oogen blik later wellicht gegrepen en verslonden. Het raadselachtig bestaan van de zonne dauw heeft heel wat onderzoekers aan 't werk gezet en gehouden. Ook Goethe en Darwin hebben er over gedacht en geschreven, ieder op zijn manier, ie dichter ried er uaar met zienersblik, de natuurvorscher kwam met een macht van proeven en feiten. Maar nog is 't niet verklaard hoe een tweede blaadje, maakte van veel aardsche goederen, voegde zjj er aan toe, dat: de oude vrouw met witte haren, eertijds een machtige prinses, het hoofd alleen heeft gebogen voor hem." Van deze fiere dochter van Gustaaf Adolf, hoop ik, een volgenden keer eenige aphorismen aan te halen. *?* Allen die van verre of nabij belangstellen in de question brülante van onzen tijd: de rechten der vrouw" zouden wij willen raden, de merkwaardige bladzijden te lezen van de hand van den beroemden Herbert Spencer, voorkomend in de Augustus-aflevering van het maandschrift Die Frau. Herbert Spencer, vooropstellend, dat in de moderne maat schappij, de rechtvaardigheid geen onderscheid van geslacht kent, trekt daaruit de conclusie, dat de eisch van gelijke vrijheid zich doet gelden over de geheele menschheid. De moreele zin, waaruit bij mannen deze eisch ontstaat, is evengoed bij vrouwen aan wezig. Daarom moeten de verschillende rechten, die uit dezen eisch voortvloeien, aan beide geslachten in dezelfde mate worden toebedeeld. Drie mogelijkheden, zegt Spencer, staan voor ons open, want men kan beweren: lo. dat vrouwen in 't algemeen geen rechten hebben; 2o. dat hare rechten niet zoo groot zijn als die van de mannen; 3o. dat zij gelijk staan aan die der mannen. Voor de eerste stelling moet het bewijs geleverd worden, dat de Schepper de vrouwen aan de genade of ongenade der mannen heeft overgeleverd. Voor de tweede stelling, de verhouding harer rechten, tegenover die van den man, blijft over en-weer-veel op-te lossen, en zou alleen de ter-sprake gebrachte geestelijke minderwaardigheid der vrouw, haar natuur lijke gelijkstelling met den man inkorten. Doch, dit punt weerlegt Spencer metprachtvoorbeelden van vrouwenarbeid in staat- en letterkunde, wetenschap en op kunstgebied. * * * Vrouwen zullen met leedwezen het graf schrift lezen van William Stead, op de tweede Vredes-Conferentie. Zijn Courrier de la Conférence de la Pais, bevat in het nummer van Zondag, 18 Augustus, deze mismoedige woorden : Hic Jacet La Question de la Lirnitation des Armements Nee a Saint Pétersbourg Ie 24 aoüt 1898, Etouffée & la Haye Ie 18 aoüt 1907. * * De SociétéFraternelle des Sauveteurs de Paris" heeft de gouden medaille verstrekt aan het veertienjarig, onverschrokken zwemstertje, de Engelsche Doris Lilla Kay, die het geluk had, zoowel in Engeland als in Frankrijk door haar zwemkunst en beleid een menschenleven te redden. Een jonge, schoone, talentvolle prinses, Clara van Beieren, is besloten van de wereld en haar aaniokkelijkheden te scheiden. Binnen kort zal zij den sluier aannemen en haar verdere levensdagen doorbrengen in het Benedictijner Klooster te Xorthwood op het eiland Wight. De jonge prinses zal daar met moederlijke liefde ontvangen worden, door de Abdis, als zij, van vorstelijken bloede, de weduwe van Don Miguel, eenmaal koning van Portugal. Moge het jonge meisje tusschen de stille kloostermuren het geluk vinden, dat paleizen haar blijkbaar niet schenken. CAPKICE. * * # Kaastoujflé. Benoodigdheden : Ji liter water 30 gram boter, 90 gram bloem, 60 gram parmezaansche kaas, cayennepeper, 3 eierdooiers, 2 eiwitten. Bereiding: Kook het water met de boter; roer er de bloem onaang. mengd en de cayen nepeper doorheen; laat het roerende 10 min. koken, wrijf er onderwijl de klontjes uit. Voeg daarna de geklopte eierdooiers, de geraspte kaas en het stijfgeklopte eiwit toe. Schep er met een lepel kleine ovale deelen uit en laat die in kokend vet lichtbruin worden (ongeveer 7 minuten). imiiiiiiiiiimiiiiiiimiMiinmiiiiiMiii dat niet geraakt is door 't worstelend dier, mee kan doen en zich op zijn steel gaat ombuigen naar de plaats waar gestreden wordt. Er moet ergens in de plant een baan zijn, waar langs een geleiding van indrukken geschiedt, zoo als bij ons en de dieren in de zenuwen. Eerst kort geleden heeft Haberlandt het be staan van een cellenrij aangetoond, waarin zich iets bevindt, dat voor een zenuw zou kunnen worden gehouden. Maar de studie hiervan is nog niet afgeloopen, de vraag of de planten gevoel hebben, kan op 't oogen blik nog niet met zekerheid worden beant woord. Mogelijk is 't wel, zelfs waarschijnlijk, althans bij enkele aoorten. Een veel minder treurig bestaan dan de mooie zonnedauw, voeren de andere planten in den breeden gordel, die de heidepias om zoomt. Nog bloeit de dopheide, de buiten gewoon sierlijke rose urntjes hangen aan den top van 't bloeisteeltje, dat op zichzelf een juweeltje van vorm en kleur is; maar dat moet de loupe u aantoonen. Zonder hulp van vergrootglas kan ieder, die gevoel heeft voor mooie vormen en tinten, zijn hare ophalen aan de blauwe klokjes gentiaan. Die komt stellig voor op elke voch tige heide waar ook zonnedauw groeit, van van Paterswolde ia Groningen tot in Epen op de zuidergrens van Limburg, van Bussum in 't westen tot Winterswijk in 't oosten. Dat die prachtige plant zoo vaak door de wandelaars over 't hoofd wordt gezien, komt daar vandaan, dat zijn bloemen zich zoo goed als niet boven 't heidekruid verheffen; en bovendien, doordat de diep blauwe kleur aan de buitenzijde in groenachtige nuances overgaat. Maar wie de Gentiaan zoekt, vindt hem ook. Verleden jaar heb ik zijn afbeel ding al gegeven en zijn levensgeschiedenis verteld. Wie 't zich niet meer herinnert, moet er maar een half uurtje aan besteden en zich de geschiedenis door de bloem zelf laten vertellen. Als ge alleen maar weet, wat stamper en meeldraden zijn, en wat ze beteekenen, zeggen deze dingetjes en de bloem zelf u wel, alles wat ge weten wilt. En anders, vraag het de groote harige hom mels, die ge er. in ziet gaan, die we'en er alles van. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl