De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 1 september pagina 10

1 september 1907 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE A MS T EU D AMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ne. 1075 van het buitenland inroepen; in het vorige jaar nam die hulp zelfs ongekende afmetin gen aan. Vergelykt men de cijfers der goud-in voeren en uitvoeren van Ib02 af, dan treedt dit duidelijk in het licht. Millioenen dollars. uitvoer, invoer, saldo. 1902 36 44 8 1903 44 K 65^ 21 1904 12 % 48% 36 % 1905 46% 50^ 3K 1903 46J4 155^ 109 Deze laatste aanzienlijke toename werd veroorzaakt door gebrek aan kapitaal voor nieuwe leeningen op allerlei gebied. Die moeielijkheid bestaat nog steeds, getuige het mislukken bij de uitgifte der jongste 4 pCt. leening van de stad New-York, die aldus werd gedwongen den ren te-voet voor een nieuwe leening tot 4K pCt. te verhoogen. Aan dergelijke, weinig winst opleverende transactie's schenken de trust koningen hunne aandacht niet. Die weinige personen beheerschen echter den toestand, overal hebben zij hunne agenten en hulptroepen en met deze medewerking hebben zij tot dusver verschiHende maatregelen, door de overheid tegen de trust's gericht, weten krachteloos te njaken. Wellicht zal President Roosevelt, aan wiens goede bedoelingen niet mag worden ge twijfeld, allengs inzien dat zijn eerlijke po gingen gedurende den korten tijd, dat hij nog aan het hoofd van de Regeering der Ver, Staten van Noord-Amerika is, het be oogde doel niet zullen bereiken. Men is allicht geneigd dit op te maken uit zijn laatste redevoering, waarin hij duidelijk deed uitkomen, dat zijn bestrijding niet per se tegen het tnistwezen is gericht, doch tegen de onwettige handelingen daarvan uitgaande. Zoodra de trust's zich dus bewegen binnen de wettelijke grenzen en zich aan geen ongeoorloofde daden schuldig maken, hebben «ij niets te vreezen. Daardoor is tevens de beschuldiging ontzenuwd van de trustmannen, die de vijandige gezindheid der Regeering hebben gewraalft als de oorzaak van de tegenwoordige depressie in zaken. Zjj weten trouwens wél, dat dit optreden hoogstens een der bijkomende oorzaken van den tegenwoordigen toestand is, maar dat de hoofdoorzaak moet worden gezocht in den teruggang der industrieele conjunctuur, die reeds maanden lang werd ge?rteid, als mede aan de moeilijke geldmarkt. Vooral deze laatste omstandigheid heeft het terrein voor de baieeiers geëffend en dit is te ernstiger, nu men aan den vooravond staat van belangrijke geldonttrekkingen ten behoeve van de oogstbeweging. 30/8 '07. V. D. S. nu IIHIHII iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiimi i minimum Inhoud van Tijdschriften. Het Huis, Oud en Nieuw, afl. 8: Het oude Utrechtsche stadhuis, slot, door S. Muller Fz. De oude weef-els op de tentoonstelling Ie Haarlem, door Elis M. Rogge. Toelichting by de platen. Molticho't, No. 8: L;chtga9vergifdging, door dr. F. A. Steensma. Huismiddeltjes, door Andreas Otto, apotheker. Kerste hulp bij ongevallen. Toonkunst' No. 34: Orkeststudies. Josef Tichatschek. Berichten en me Jedeelingen. Uit het vereenigingsleven. De Aardt: en haar Volken, No. 39: Wat er te zien valt in Armenië, door Noël Dolens. Naar Nijmegen! In het Genldal. Aan de Zuiderzee in Noordholland. Tout pourle mieux. Eigen Haard: Koninginnedag, door J. D. \r. Een viertal op den.Montparnasse, door d. R., III. De Dolle Griet, of Roode Duivel van Gent, door W. R. H. W., met afb. Langs de Nederlandsche grensplaatsen per Auto, door G. d. V., U, met afb. In Memoriam van dr. Joeeph Joachim 1851 1907, f door mr. J. A. Sillem, met portret. Verscheidenheid. Feuilleton. Brand in de nettenfabriek te Scheveningen. Een kykje in het Maandag geopende Vegetarisch Hotel Pomona." Herman Sjhwab ais Herlock Solmes." Vertrek der Torpedodivisie. Per ballon naar de Noordpool. De grootste Diamant der wereld. Een merkwaardigheid. P. T,. Tak. t Muziek ei Tjoneel, alles met s f b.?Tourniaire. Posteryen en Telegrafie. Het orgaan der Vereeniging van commiezen der posterijen en telegrafie, gevestigd te "Utrecht, bavat in het extra-nummer van 2-1 Aug. o. a. eene bespreking over de ingediende aancullingsbegrooting op Hoofdstuk IX der Staatsbegrooting voor 1907, benevens andere beschouwingen over de, in den laateten tijd, van meerdere zijden besproken organisatie van het personeel der Posterijen en Tele grafie. ' VerKeer met Duitschland. Reuter heeft reeds geseind, dat de Belgische Kamer een wetsontwerp heeft aangenomen tot goedkeuring van het verdrag, door Belgi en Duitschland ges'oten betreffende de ver betering van de spoorwegverbinding tusschen de twee landen. Belgiëis het er vooral om te doen, zoo veel mogelijk h<t verkeer van Engeland naar Duit4chland f n omgekeerd tot zich te trekken. goederen en reizigers. Belgiëwil den stroom reizigers leiden over Dover Ostendeen alzoo afleiden van de wegen Queenborough Viisfiingen, Harwich?Hoek van Holland, Folkertone?Boulogne, Newhaven?Dieppe, Dov*r?Calais. Ook het goederenvervoer maakt een nieuwe spoorwegverbinding tusschen Belgiëen DuitEchland noodig. De invoer in Belgiëvan Duitschland is van een bedrag van 351 miljoen franc in 1904 ge klommen tot 409 miljoen in 1905 en 465 miljoen in 1906. Omgekeerd van Belgiënaar Duitschland even snelle toeneming: 505 miljoen in 1904, 569 in 1905, 642 miljoen frank in 1901'. De Luikenaars hebben veel moeite gedaan om de regeering te bewegen, de nieuwe lijn over Luik te lezgen. De verwacuting is, dat een nieuwe trein den afstand Brussel?Welkenraedt (aan de Duitsche grens) zal aflegzen in een uur en 13 minuten, met een gemiddelde snelheid van 104X kilometer, en omgekeerd in een uur twintig minuten. Men zal dan van Brosse! naar da Duitsche grens kunnen komen in een uur minder dan het nu fcan en in omge keerde richting in anderhalf uur korter dan t ban P. III1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HE1TSJLS Ift feu MS. Naar h«t Duitsch, vau J. E. PORITZKY. Akim Akimitfcb. Ljoeschnazaroff had zich den heelen dag moe gedraaf 1. Halfbevroren kwam hij la^t in den nacht van het aan grenzende landgoed thuis en legde zichneer naast zijn slapende vrouw. Maar hij kon niet tot rust komen, de bezorgdheid over den zieken I'joeseha belette hem den slaap te vatten. Wat snurkt ze!" en schoof voorzichtig een eind van haar af. Nu, ze zal dan ook gewerkt hebben als een paard. Laat haar maar slapen, maar ik blijf waken. Och, wie weet wat er in de andere kamer gebeurt. Als hij de crisis maar te boven komt, die kleine Ilja ... Alleen nog maar deze negende nacht, en dan is, met God'» hulp, alles achter den rug!" Hij sloeg een kruis, groef met zijn volle gewicht een lekkeren kuil in de zachte matras en begon verder te denken. Maar er spookte zooveel door zijn hoofd, dat hij al gauw moe werd. Hij zuchtte een paar maal, en het duurde niet lang of hij viel in glaap. Tegen n uur werd hij gewekt door luid rumoer. Akim sprong op, en zag hoe Anastatia, zijn vrouw, gejaagd heen en weer liep. Zij snikte luid en bad voortdurend. In de aan grenzende kamer klonk het wanhopige kreunen van een kind. Dat was de kltine I ja, en de verpleegster die bij hem wa?, plaste net water, zij wrong zeker een doek uit. Akim Akimitsch wreef zich de oogen uit en vroeg haastig: Wat is er?" A.kim, je moet naar de stad," jammerde Anastatia, gauw raar de stad, o -n den dok ter te halen, Akim Akimitsch. Het is voor Iljoescha ..." en zij verdween in de zieken kamer. * * « Vijf minuten later haalde Akim Akimitsch slaapdronken, en verdoofd door de ongerust heid over zyn kind, den kleinen groenen boerenwagen uit de schuur en spande de merrie er voor; ook zij was slaperig, liet den kop omlaag hangen en krabde met de voorpétbten onrustig in de sn^eu^. Akim liet de zweep knallen en reed weg. De sneeuw lag hoog en daardoor was het moeilijk rijden op den straatweg. De wielen waren niet gesmeerd, en knarsten. Bovendien had Akim in de baast ve.geten, de lantaren bij te vullen, zoodat zij den weg lang niet voldoende verlichtte ... zij brandde treurig, als een doodslicht. Ieder oogenblik raakten zij van den weg ef en bleven steken in het kreupelhout. En het was minstens vijf uur rijden naar de stad. De telegraafpalen aan weerskanten van den weg zongen eentonige wijden, en als van tijd tot tijd een windvlaag van den berg naar beneden kwam, zwollen de melodie a aan tot diepe, krachtige accoorden. Hallo l" schreeuwde Akim Akimitsch zenuwachtig, en sloeg het droouierig voortdravende paard met de zweep om cie ooren. Hallo, hallo, lui beest l Van nacht komt het er op aan ! Van nacht moet je laten zien, wat je kant! Hallo f' En weer kwam het koord met kracht op den kop van het paard neer. Het dier trok met een ruk aan en sleu'de het wagentje achter zich mee. En voorwaarts ging het door de dikste sneeuw... Maar al spoedig begon de geringe kracht van het dier af te nemen. Het was een grim mig koude nacht, en groote wolken omhulden het lichaam van het paard. Het ging berg op. Akim sprong van den wagen, wierp de deken o'er het dampende dier en bleef naa-st den wagen loopen. Er was bitterheid in zijn hart, groote bitterheid... Dat moest er das ook nog bij komen," peinsde hij. Ook dat blijfc ons niet be spaard. .. Och, wat heeft een mensch als ik toch eigenlijk aan zijn leven... Je werkt en zwoegt, en per slot van rekeriag is het toch allemaal voor niets... Waarom stuurt God ons die verraderlijke ziekten toch eigenlijk? Ja, waarom ? Tot straf, zjgt de p >p». G;ed, tot straf. Volwassen m;nschen die verdienen het. Daar heb je Godlonofi'bij voor beeld, d''e mij mijn slee niet heeft terugge bracht en rnij nu noodzaakt, met de kar Ie rijden. En ik zelf bijvoorbeeld, ik verdien ook wel een boose ziekte. Is bedrieg den landheer, en ik leef niet, zooals de Heer dat heeft voorgeschreven... Maar de kleine jon gen, die beeft toch nog in 't geheel niet gezondigd. Zijn ziel weet nog niets van slechtheid af. Hij drinkt niet en hij speelt niet. Hij gaat eten en slapen en kust den pope de handen. Dat is zijn dagwerk... Ik wou, dat de duivel hem haalde, dien ver vloekten Grisehka... van hem heeft Iijoescha die ellendige keelziekte opgedaan. Hij zal er nog in stikken, en dan kunnen wij den pope weer kippen sturen, en vijf roebels voor de begrafenis en voor da missen dat is alles... En alles loopt mij toch altegen!" Hij spuwde verwoei op den grond. Een groote droefheid woelde in de borst van Akim Akimitsch...' Hij kreeg de flesch uit den wagen en nam een lange teug... Als vuur verwarmt het zijn geheele lichaam, en 't wekt hem weer geheel op ... Nog een slok neemt Akim, en nog een .., en na ten poosje nog een heel kleine ... Alsof de b_arli|ke duivel erin zit,"denkt hij, en neemt nog een slokje. . . Na twee uur had Akim het hoogste punt van den weg bereikt en k waai aan den twee sprong. Hij overlegde, of hij den bergweg zou nemen, of maar liever den rechten bsschweg. De weg door het smalle ravijn was een paar wersten korter, maar veel gevaarlijker. Er was daar een diepe, stille poel, waar al heel wat ongelukken waren gebeurd; ook hielden zich daar booze geesten en zielen van verdoemden op?Maar Akim Akimitsch nam nog eens et-n flinken slok en verliet zich op God en zijn paard. Zijn angst gaf hem moed, en hij sloeg den weg door het ravijn in. Daar was het donker als in een kelder, want de rcaau liet zich dien nacht niet zien. De lantaren was al lang uitgegaan en schom melde rinkelend aan het wagentje. Hier en daar kraakten de takken onder hun sneeuwlast, en van tijd tot tijd kraste een raaf. Ergens in de verte klonk telkens een lang gerekt gehuil, en Akim Akimi'seh had een gevoel, alsof er achter hem iemand in de sneeuw liep. Hij durfde niet omkijken, en begon te bidden. Al zijn zonden vielen hem in. Het bezon hem al te berouwen, dit hij in plaats van den gemakkelijken straatweg, den sjriezeligen weg door het ravijn had ge kozen ; maar het was te laat.. . omkeeren kon hij niet, daartoe was de weg te smal.... Akim trachtte zich zelf moed in te f preken; hij dreef het paard tot spoed aan en nam, om zich te verwarmen, nog een paar flinke slokken uit de fl 'seh. Maar Akim was er niet aan gewend, zoo veel te drinken: al spoedig bemerkte hij, hoe een aangename warmte zijn voeten begin te doortintelen en van daar uit opsteeg door zijn geheele lichaam. Hij voelde zich door en door behagelijk, en hoewel hij niut moe wa?, viel zijn hoofd langsamerhan l op zijde. De teugels ontglipten hem, en de zweep viel op den bodem van den wagen. En het paardje draafde door. Toen het ravyn ?ich eindelijk splitste, en verscheiden wegen naar r chts en links leidden, bleef het staan en wachtte op een wenk van zijn baas. Maar toen het een heelen tij i had stilgestaan, en nog altijd geen zweepslag oui de ooren had gekregen, dacht het leker, dat Akim Akimitsch in slaap was gevallen, en draaf ie op eigen gelegenheid verder in de eerste de beste richting.... Toen Akim wakker werd, begreep hij niet dadelijk, wat hem was overkomen; maar instinctmatig begon hij zwembewegingen te maken en schreeuwde uit alle macht om hulp. Hij voelde, dat hij nergens houvast had, en zonk. Hij wilde adem halen en slikte ijskoud water in. En tegelijkertijd li^p het hem in de ooren en den neus en beroofde hem van alle gedachten. Hulp, hulp !'' schreeuwde hij nog eens over het zwarte water. Doch als eenig antwoord hoorde hij een kreet van ziin paard, dat niet ver van hem af eveneens hef ig met het water worstelde. Schril en wanhopig brulde het dier t n trachtte zich blijkbaar los te ruk ken vanden wagen. Maar de zware last trok het in de diepte. Akim zwom in de richting van het paard.... En hij pakte iets beet... den staart van het paard pakte hij beet. Reeds herleef Ie zijn hoop, en vatte hij moed. Maar daar dook het paard nog nmaal plassend en proestend ombooz. Het stiet een langen, verschrikke lijke n kreut uit door de duisternis en vftrzette z;ch tegen den dood.... En plotseling kreeg Akim Akimitsch een vreeselijken slag op het hoofd en verloor het bewustzijn. . .. In den poel borrelde het. .. blazen stegen op uit het water. .. IHMIIIIIIIItMIIIIIIIIIIIIIintllllllllllllUIIIHIIIIHMMtVftllmlMtflItMMIIUIIH nUUUMaiUHUUIIUItMWMIIMIIIMIHIIIIUmill Geachte lledact-ie, De plaat van verleden week, waarop generaal Botha worde voorgesteld, in knechtenhouding aan konir g Edward den Cnlliuan-d amant aanbiedend, werpt een onverdienden blaam op het karakter van de :en nobelen Afrikaner, en het verwijt, hem quasi door Kruger's geest toegevoegd : Ben jij een Boer?" if zoo geheel onverdiend, dat ik mij gerechtvaar ligd acht, u opname te verzoeken van de volgende uiteenzetting der feiten, die naar ik hoop, den in Nederland blijkbaar zeer onaanaenamen indruk o/er het gebeurde, wel zal doen verdwijnen. Dat de Britsche regeering'door nu reeds, nauwelijks vier jaar na het eindigen der vijandelijkheden, zelfbestuur aan de Transvaal toe te kennen, niet meer zou gedaan hebben dan haar plicht, ia een opvatting, die in Holland wel vrij algemeen gangbaar is, ruaar in Zuid Afrika, waar men heter op de hoogte is van de juiste bewoordingen, waarin het Verdrag van Vereenigin^ is verva', in het geheel niet wordt gedeeld. In het verdrag werd zelfbestuur beloofd, zoodra de omstandigheden de toekenning ervan zouden rechtvaardigen, en nu weet ie Ier, hoe rekbaar een dergelijke bepaling is. In de wereldgeschiedenis is niet a Toorbeeld bekend, waar reeds zoo spoedig en zoo liberaal zelfbestuur werd toegekend aan een overwonnen volk van zóó groot ras-en karak terverschil met het overwinnende, en de liberale regeericg van Engeland verdient dan ook zeer stellig de a'gemecTje waardeering voor haar grootmoedigheid." Dit woord moge in Hoilandsche ooren niet aangenaam klinken, er steekt geen vernedering in, een groote daad naar waarde te prijzen, zooals Botha deed. Men moet niet vergeten, ^at, al steunt de huidige liberale regeering in Engeland op een beduidende meerderaeid, een daad van zóó overwegende beteekenis licht door de groote massa in Enge'and euvel kan worden opgenomen en dat het minste voorval, de geringste daad van ontrouw of anti-Brilschgezindheid van de zijde der Transvalers, noodwendig haar terugslag zou doen gevoelen bij ds eerstvolgende parlementsverkiezingen. Het is dan ook ondenkbaar, dat er niet een zekera overeenkomst zou bestaan in de politiek alleszins geoorloofd tusschen de Britsche regeering en de huidige leiders der Transvialsche politiek om door woord en daad het Britsche volk te overtuigen van de loyale gezindheid der Bjeren jegens de regeering, die haar verplichtingen nakoml, en dit moet dan ook een der redenen, mogelijk zelfs de eenige, zijn voor de aanbieding van de Cullinan-diamant aan koning Edward. Men moet de zaken volkomen nuchter bezien. Het Afrikaner-volk is niet impulsief en redeneert rijpelijk over te nemen be sluiten. Het is toch wel teekenend, dat alle Boeren-afgevaardigden in de Wetgevende Vergadering bijna allen mannen, die in don grooten strijd tegen Engeland een rol van beteekenis hebben gespeeld eenstem mig vóór de aankoop en de aanbieding van den diamant stemden. Niet n zag in de aanbieding iets vernederends... en zouden wij Hollanders, die de feiten slechts vernemen zooals Reuter, Times- en Standard correspon denten ze gelieven voor te stellen, ons dan DU reeds een oordeel aanmatigen 1 Het is niet meer dan billijk, oordeel of verooreleeling op te schorten tot de mail uit Zuid-Afrika ons volledige verslagen van het verhandelde brengt, en in geen geval een blaam te werpen op het karaiter van den schitterenden staatsman, die het Boerenvolk heeft opgericht en bevrijd van de diepe ellende, die het milnerisme er over had gebracht ? Transvaal stond aan den rand van een staassbankroet, het Afrikanervolk scheen tot totalen ondergang gedoemd, en thans leeft het weer op met nieuwe kracht et nieuwen moed, het werk van Bjtha en Smuts! Men moet vooral niet uit het oog verliezen, dat het gebeele Afrikaner-vedk van Kaapstad tot de Zambesi met eerbied bezield is voor deze mannen, en zouden wij dan het recht hebben, verachtelijk te vragen : Benjy eea Boer " J. E. A. BEYXEKE VAN STUWE. * ** Wij betwijfe'en zeer, of het in bovenstaand schrijven vervatte betoog in Nederland (en elders!) den blijkbaar zeer onaangenatuen indruk zal doen verdwijnen." Allerminst, wanneer de aanbieding van den Cullinacdiamant, zooah de inzender onderstelt, het gevolg zou zijn van eene zekere overeen komst tu^echen de Britsche regeering en de huidige leiders der Transvaalsche politiek." Dat zou de zaak nog erger maken en er den laats'en schijn van spontaneïteit aan ont nemen. Engeland heeft tegenover de Boeren vél goed te maken. Wij nemen aan, dat het dit doen wil en doen zal, en de toekenning van zelfbestuur is eece eerste en eene prijzens waardige schrede in deze goede richtin/. Maar wij kunnen het noch verstandig, noch waar dig achten dat de Trans raalsche autoriteii en aan haar ingenomenheid met de houding der Engelsche regeering uiting geven door de aanbieding van een kostbaar cadean aan koning Elward. De financ.ën van Transvaal verkeeren in alles behalve gunstigen toestand, zóó zelfs, da' als bezuinigingsmaat regel het ontslag van vele ambtenaren n xidzakelijk is geworden. Zou koning E Iward, dien men in zijn land wel eecs the Jistt gentleman of E'trope noemt, het aangenaam vinden, dit geschenk te aanvaarden? De aanneming daarvan moet, dunkt ons, voor hem even pijnlijk zijn als de aan bieding voor Botha. Red. Amst. De Indische Sctilie'ütij FreM Moller, Twee schrijver?, de heeren Hofstede de Groot en de Balbian Verster, hebben er zich toe geset om mijn stukje over Cuyp's schil derij te betuttelen ('.ooals Betje VVolfl' zou zegden.) Eigenlijk alleen de eerste. De laatste be paalt zich tot eene aanvalling. Evenals ik betwijfelt (juister: ontkent) hij de identiteit van den hoofdpersoon op de schilderij met den directeur van Suratte Barent Pietersz., hij vermeent daarin Mattheus v. d. Broecke (over wiens portret in het Rijksmuseum ik indertijd een opstel in E<yen Haai d plaatste) te zien. Anders is het met den uitval van eerstgenoemden schrijver, welke de laatdunkend heid van den kunstmogol ademt. Het raakt kant noch wal," zoo leest tnen daar, wanneer schr. over den schilder zelf begint. 'Het kan mijne bedoeling niet zijn alle onjuistheden te wederleggen" enz. Neen, het is alleen de bedoeling eene goedüoope verdachtmaking te plaatsen. Wanneer men zu ke dingen zegt, dan bewijst men die of men zegt ze niet. Veorts stelt ddze schrijver het voor als zoude ik de authenticiteit der schilderij in ernst t etjvijfeid heb'-en. Toch gchree-f ik, letterlijk: Men mag vertrouwen dat althans de echtheid van de schilderij zelve deugdelijk vastgesteld is." Ik schreef dit alleen als eene inleiding, een aanloopje zoo men wil tot de jpmerking, dat er vau Cuyp zooveel namaak bestaat; en ten bewijze dat ik met deze schilderij op het oog had voegde ik er bij, dat dit punt voor de stukken van Cuyp in het algemeen niet zoo geheel onaantastbaar was, enz. Wanneer hier iets is dat kant, noch wal raakt", dan is bet, dunkt me, de litteraire eerlijkheid en fair-deahng van den heer Hofstede de Groot. S. KALFF. ** * Antwoord aan chn heer S. Kalff. Het is een der lichtzijden der kunsthisto rische wetenschap, dat zij hare beoefenaren, ineer dan wellicht in eenig ander vak het geval i-», in de rechtstreeksche aanraking brenat met belangstellende kringen uit het publiek. Daartegenover staat dat in geen ander vak de leek zich zoo weinig ontziet over wetenschappelijke kwesties mee te praten als juist in de kunstgeschiedenis. Al h-eft hij nooit van eenige stud e op dit gebied blijk gegeven, hij schrijft er maar op los, citeert eeuige verouderde bronnen, doch geeft zich geene moeite ook maar eeuig'.ins op de hoogte te tornen der nieuwste literatuur. Met zoo iemand in twistgeschrijf te treden, is voor een ernstig beoefenaar van het vak een onmogelijke zaak, zoo iemand in het openbaar op zijne f juten te wijzen onvruchtbaar voor beide partijen en voor den lezer vervelend. Wenscht de heer Kalil' evenwel ernstig, zich op de hoogte te stellen van A. Cuyp en zijne werken, zoo ben ik gaaine bereid hem bij particulier schrijven daartoe den weg te wijzen. Den Haag, 28 Aug. 1907. CORX. H01->TEDE DE GjiOOT. De Mssciiool. Aan den lieer Cox. Gij verwacht natuurlijk zelf niet, dat ik op al uw frasen en onjuistheden uitvoerig zal antwoorden. Men .kan 't met mijn bepchouwing o>er den politieken toestand in Nederland oneens zijn, maar dan mag ik van den tegenstander verlangen, dat hij op mijn, op talrijke gegevenb berustend be'oog iets anders weet te zeggen, dan wat algemeenhe len en ongemotiveerde verkiezinzsvieugdeuitroepen. Alleen deze enkele opinerk'ng. Ik beweerde, dat alleen goed volksonderwijs op de algemeene volksschool het eenige middel is, om Nederland te redden. En r u beweert gij niet meer of minder, d n dat dit middel nog niet zoo machtig lans- geleden zijn grootste echec heeft geleder.". Ia' wij al eens een algemeene vo.ksschool gehad neb ben, is mij volkomen onbekend. Het loont waarlijk de moeite niet, dergelijk geschrijf ernstig te nemen. J. W. GERIIARD. 4e Jaargang. l September 1907. Bed.: C. H. BBOBKKAHF, Damrak59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. Probleem No. 93, ter mededinging" No. 5. Zwart (10 schijven en l dam ) Wit (9 schijven en L dam.) Oplossingen moeten binnen 14 dagen wor den opgezonden aan bovenstaand adres. Oplossing van het humoristisch probleem No. 92, van den auteur C. H. Broekkamp' Amsterdam: W. 20 21, 42-38, 38 : 27, 29-23, 34 : 3, 3 : 131 De getoonde belangstelling dwingt mij, om langs dezen weg harte ijk dank te brengen aan de vele amateurs, die op zoo ondubbel zinnige wijze mij hulde hebben gebracht voor het ontwerpen van het humoristisch pro bleem. Het is mij tevens aangenaam hieraan te kunnen toevoegen, dat nog getracht zal worden, deze compositie eene plaats te geven,. waar zij zal staan als een rots, waartegen elke golf van verdachtmaking zichzelf wel zal te pletter elaan. De auteur. UIT DE DAMWERELD. Het is niet onaardig, te zien hoe bij het vervaardigen 1 van problemen, af en toe wordt te werk gegaan. Onder welke vlag indertijd in het maandblad l et ramppel" getracht is, de stelling van Van Embden" - 5 tegen 2 dammen aan te bieden, weten wij reed*; als ook, dat na onze aanaijiing, de herkomst toch in dit blad verzwegen bleef Nu worden wij in zijn Juli-nummer wederom vergast op een probleem, hetwelk niet anders is, dan een overgenomen stelling van Blijdecstein", terug te vinden in de uitgave van Gebr. Diderichs (Ver!ooy?)j op bi. 20 of, in die van G. Th. Bom, op bl. 18. Werd hierbij nu nog maar geregeld te werk gegaan, als b.v. in 't November nummer van hetzelfde blad, bij een der problemen, hetwelk letterlijk- ot liever damschijvelijk is terug te vinden ia genoemde uitgave van Gebr. Diderichs, op bl. 37, onderaan of in die van G Ta. Bom, op bl. 30, bovenaan, dan zou de naamsverwi?feling das auteurs nog eene vergissing Sunnen heeten; doch, waar het aangebodene eerst nog een kleine wijziging ondergaat als b.v. in de twee hierboven bedoelde stellingen, geeft dit juist het ergste te denken. Een en ander geeft wel blijk van waar deering voor meesters als Van Embdfn" en Biijdenatein. Oplossing van bet blad-probleem. (Zie vorige rubriek.). Wit 37-31, 33-28, 48-42, 38 32, 28:61 KORTE BIOGRA.PHIE. Van enkele meesters in het damspel. X. Een aardige stelling, voorgesteld door Blijdenste n ', is in ons geheele land bekend geworden Deze is als volgt: Eene verklaring; gevende, dat bij het voortzetten van een. spelende partij, zooveel mogelijk moet gelet worden op het aantal schijven, lie elke hori zontale lijn moet bezetten, afgaande van do rebels van het spel, dat bij het begin, op elke lijn het aantal schijven ook gelijk is, om de kracht van de partij zoo gelijk mogelijk te verieeleri; zoo gaf deze auteur ons dit met een practirch voorbeeld te aanschouwen. Hij plaatste vijf witte schijven op de onderste, en n zwarte schijf op de bovenste lijn, onverschillig op welke ruit. Nu moest wit zijn vijf schijven geleidelijk opbrengen, waardoor aan zwart belet werd hier door te dringen. Wijkte wit van deze rege' af, en bracht hij de eene schijf spoediger naar boven dan deandere, waardoor een opening ontstond tus schen de speel.akken, dan zou dit aan zwart gelegenheid geven om door te dringen, ter wijl in het andere geval, wanneer wit zijn schijven aaneengesloten hield, en geleidelijk naar boven bracht, het voor zwart onmogelijk zou zijn, de damlijn van wit te bereiken en op zijn eigen dam ijn zou teruggebracht en> opgesloten worden. Ik wil hier niet beoordeelen, het ju ste of onjuiste dezer vergelij king, met betrekking tot het damspel. liet was aardig gevonden, en bij vtlen vond het zoo'n bijval, dat spoedig deze stelling, als een spelletje op zictuelf werd beoefend, en ge noemd werd: de Wolf en het Schaap". Weinigen zullen echter vermoed hebben, dat hiervan hoogstwaarschijnlijk Blijdenstein" deontwerper is. Verder geeft Blijdengtein ons 60 stellingen (problemen) te zien, waaronder enkele aardig zijn opgebouwd. Echter, het meerendeel ij iets minder van kwaliteit dan van Van Emb den, terwijl diens manier van voorstellen geheel is gevolgd. Opmerkelijk ie, dat in de eerste uitgave, de naam des auteurs niet genoemd wordt, en wij eerst zekerheid hebben gekregen, dat dit boekje van Blij ienstein is. toen de tweede druk in 1851, bij Verlooy of Gebr. DiderichfJ' verscheen. Later vinden wij dit boekje nog maals uitgegeven, in iets grooter formaat bij G. Th. Boiu. Amsterdam. Wij behoeven slechts de voorrede in het boekje van Büjdenstein te lezen, om de ver eering te kennen, die deze auteur Van Emb den", als meester toedroeg' Hierui', treedt dan ook de ridder zonder blaam of vrees te voorschijn, die het staal *j ter hand neeait, om te s rijden voor ons geliefd spe'. Wordt vervolgd. *) Naar ik meen was destijds nog een ganzenveer in 't gebruik.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl