Historisch Archief 1877-1940
No.
1575DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D V O O R NEDERLAND.
3
behoeft tot in leven houden van het lijfelik
bestaan.
De Bchoonheid-spiegelende verbeelding
houdt de levensmoed op van hen, die na
dageliks hard en vreugdelooa werk, in
deontepanning, dia de bevrgding daarvan U. rond
zich een harde en vrengdeloze werkelikheid
souden vinden, waarin tot hun vermoeide
wezen geen opwekkende koestering komt.
Ware het niet dat zij zich ietg vreugdevoller»
dan de werkelikheid denken, zo niet zijnde dan
toch te komen, z\j zonden ondergaan in het
hopeloze van een tédoorzichtige leegheid
van leven. De dichtkunst nu sterkt dit den
ken, sterkt de verbeelding, bron van zo vele
geneugten. Zo verrijkt zq ons leven, zo staalt
ZÜbet vermogen weerstand te bieden aan in
vloeden die onzen geesteliken staat bedreigeh
van buitenaf.
De dichtkunst die onze verbeelding bovenal
adelt, blijft het enigst redmiddel was het
in alle tijden tegen de dreigende
verslppping tot«een alles grauw ziende ideeloosheid.
En omdat in de verzen van dit bundeltje
van Penning, deze dichtkunst zich zo eenvou
dig openbaart en voor zo velen toegankelik
wordt, prijs ik de sterke waarde van hunne
innerlike en werkelike verhevenheid hoe
weinig ook dep zie uit dit boek je is wat men
genóónhk 'verheven' noemt die deze poëzie
een diepe betekenis geeft. Een eenvoudig
maar zuiver voelend mensenhart, daarvan
z\jn deze verzen de b )den. 'Ka wat behoe
ven wjj mér in dezen tijd, dorstigen naar
een niet te bezvr&irlike vei k wikking, dan
eenvoudige innigheid en de taal van een
beminnélike verbeelding ?
Er ig somtijds in dit werk een
hartstochtelikheid «n hoogheid van gevoel die aan
Gezelle herinnert. Bijvoorbeeld deze ont
roerende inzet:
Een wonder zegende mij a oogen,
O God I ik zag
of dit ifccig aandoenlike:
Uit stille :bloemen-oceanen
Zag 't voorjaar rond,
Knikte zoo bl\j -r- dat blind van vreugde
tranen
Mijn oog zich willig sloot, wijl 't
binnen.-.:.. licht volstond.
Het is deze innigheid, meesttijds aanwe lig
in Pennings verzen, die doet denken aan
het proza van Potgieter; vooral diens op
stellen uit latere jaren tonen een diepte van
gevoel en een gevoelige ru»t van mijmerende
(ïfedachce, die ook vaak in deze verzen is.
Met de jongere opstellen en ook met veel
van Potgieters gedichten, hebben zij de
huiselikheid gemeen. Die huiseiikheid,
gemoedeHkheid, weift deze poëzae wel te vaak
een óagerechte geringschatting, want de
betekenis daarvan is iets zeer belrekkeliks
en zeker niet iets onderscheidends. Wat van
een gedicht de verhevenheid uitmaakt is de
kracht en waarheid van het gevoel, waarom
dus de stemming bijv. van een huiselik
bgeenzjjn, mits innig innerlik gevoeld niet
minderwaardig aan enige andere is De
predikanten poëiie ten tijde van Pennings
jeugd, die juist hoofdzakelis bestond zich
voordeed te'bestaan in de weergave van
dergelike stemmingen die peen stemmin
gen waren; met moraliserende predikatiën
daaraantoe maar die doorendoor ongevoeld
en dus doorendoor onecht en slecht was,
droeg de rechtmatige vervloeking die haar
trof over, ten onrechte, op het door haar
poëten betreden stemmingsgebied Maar
Penning is in zijn ouderwetsheid van vorm,
zuiver en waar; uit da citaten nioge de
werkelike verhevenheid van dit scbynloze
maar diep-weztnlike blijken. Voel de kracht
waarmee hij OLS in de sfeer van zijn stem
ming trekt; voel de zomeravundlike rust
van deze litmen:
Dan hoorden we in de veerboot praten,
Van 't Veerhuis jok !
Een hond sloeg aan; bij t herdersbutje blaatte,
Ver weg op de'Uuden Dyk, de troep die
kooiwaarts trok;
Freeks diepe herdersstem verflauwde ...
Geluid stierf weg;
Kecht steeg de rook die oit de hoeve blauwde;
Boomknopsel glom of 'i smolt, malech plojisel
droeg de heg.
Thans leek me ons boscbjein weerschijnluister
Een kerkkapel;
Was 't ademtocht dien 'k hoorde, of
luchtsjefluister?
Elk sprietje gloeide in vrede, en damp werd
kleurenspe1. ^blz. 5).
II
Niet ongelijk aan het blijde Sinljacs lot
dat frissche tweede groen, tusschen donkerder
gebladerte het afgevallene dubbel vergoedend
spruit hier Jeugd onder rijpheid van jaren
uit; lacht hier een heldere stemming, ondanks
verkleuring grootendeels van den Levenshof."
Met deze aantekering opent de nieuwe
bundel van den ouderen blinden dichter, die
ons hier, gehuld in herinnering aan jonger
jaren, scherts en mijmering schenkt. Her
innering ook aan de geboortestad, bemind
om Laar zelf t n om het leven dat hy erin
genieten mocht, ondanks de verandering die
zij sinds zijn jeugd onderging. Naar stadsbe
schrijving noch etadageschiedeiris trachtte dit
bundeltje, tot dichtliefhebbers wendt
het zich, in stad en land." En dichtliefhebbers
zuUea hier poëzie vinden, verbeelde aan
doening of doorvoelde gedachte, poëzie vun
de herinnering. Wel is poëzie altijd her
inner mgspoejie want een gedicht wordtiminer
geconcipieerd in de gelukkige r st dia de
ontwtkkende ontroering volgde, in een toe
stand van be jonken berinneren dier
oatr oei in g. Maar hier meen ik in',t bizond'r dit
dat minder zoeven doorleefde en werkdadig
ontstane aandoeningen gebeeld ZQD, dan wtl
een verbeelding gegeven wexd van de ont
roeiingen die de herinnering v-an lang geleden
gebeuringen wekken kan. De dichter
bemijmert hier zyn jeu«l, en de mensen, de
stad waarbij zij bestond, de aandoeningen
die haar kleurden. Niet uit het leven van
droom en gedachte het leven van den zich
bezinnenüen geest schijnt het licht zijner
verbeelding op, maar tweeërlei: n hij herziet
de beelden die hij als kind in bet lerende
licht rond zich zaj; n hy beleeft wederom
de droom van dat kind, zjjn verbeelding is
de herleving ener kinderlike visie, ener
kinderlike gedachte.
Zó het eerste:
Stil lig 'k ontwaakt uit ziende droomen
Als nacht aan nacht
Elk uur van slaap, sinds 't licht mij werd
benomen,
.Als halve sluimer reeds begoochlend met zich
bracht.
Verbeelding tast weer, jrrijpt naar schatten
Bij 't zien me ontgaan ?
Wat t wyfelblik nog even wist te omvatten,
Sehijn-landschapl klaar zie 'k U : gemis grift
winst uit waan:' ;
Zie hier en 'k tart my'n blindheids donker
Die vaart, die bocht,
Dat witte tolhuis met zyn ruitgeflonker,
't Wigvurmig tuintje er vóór, wair 't kind een
bloemkrans vlocht, (blz. 6).
Zijn gedichten geven, wat déze zy'de van
zijn we -en betreft, een reeks taferelen, helder,
sche p gezien, en van grote verscheidenheid.
Niet minder hierom is Penning een zeer
bizond. re gestalte in onze moderne literatuur,
waarin toch de stemming van de zuivere
aandoening en de verzinneliking van de
geestelike sredachte voornamclik uiting vinden.
Ik w l hier een dier taferelen dot n volgen,
waaru i wij tegelijk de andere zijde van zijn
wezen, die tekenend voor zijn poëzie is,
kunnen kennen :
Voor mijn neus wordt de brug opgehaald,
En van ongeduld sta ik te trapp'len
Vlak over ons mooi open raam
En, bij 'i naai werk, t xébloztrs van app'len l
En dan telkens zoo'n flikkerzwaai, huup
Op ea neer maar die naald met dat paren ...
W» er een zootn af, want moeder kijkt op
Groetend wuiven myn pet en mijn haren I
Maar droef ernstig schuit moedertje't hoDid
En wijst naar de Beuraklok : Zes ure l
Te slen rig alleengaan naar school
Heb ik nablyvtnd moeten bezuren ;
En de hand die my vreugd had bereid
Nu van schaamte en van spijt sta 'k te
trapp'len
Schuift de on lergord jn'jes potdicht...
Vertrouwen verbeurde ik en ap/ien?
liet eigenaardige van de :e voorstelling nu
i», dat zij niet een impressie, noch de her
inner ng daaraan, sond ;r meer geeft. Wat
haar warm gekleurd doet zijn is, dat de ge
moed-stemming Ej'^t van den zich mi
bezinnenden ziener, maar van het kind van tóan
(dat zelf toch weer in de voorstelling van
den dichter van nu begrepen ie) erin werd
opgenomen. Dj dichter geeft het gevoel, het
geinymer, de stemming, van het kind en
blyft rnet zijn eigen gevoel-van-nu buiten
deze verbeelding. Ook in wat volgt is he~, kind
gegeven, het zielsleven van het kind:
Terwijl ik zoo dacht was de klomp
Na gehengel om Druggeld geborgen,
De Orugketting losgehaakt
En plot eliug weer voelde ik mijn zorgen ...
Daaiuit opziende, sta ik verrukt:
Weggeschoven zijn de ondergordijnen
Wenkend wijst op 't appelenpaar
De allerbeste aller moeders, de mijne!
En de brugwachter duwt me terug
Ha, eindlijk! de wippen zie 'k strijken;
Oier brugkleppen gipecde nog
Storm ik voort om naar schatten te reiken:
Schat van 'c alles vergevende hart;
Schat in de alles verheffende handen;
Moeier (schrei ik), n appel voor U!..."
In den anderen zet ik de tanden.
Nadien stond ik meni^en keer,
Sta 'k nog in bedrieglijke nachten
I» droomen het kind wter gelijk
Voor de open brug te wachten;
Wakker bonst mij geen dichtslaande Brug...
Deur of brug ach! descheiding blijft gapen...
Van de overzij toi*geknikt.
Vergeet ik weür in te slapen.
Eerst op het ein ie aat de dichter zijn
gevot-1 van i iïkennen, maar nda*t dat van
bet kind. Zo raakt hij in zijn visies steeds
de iinerlikheid van het voorgesteld' en met
een evenredigheid tussen de aandoening en
het aandoenlike, die alle sentimentaliteit
buitensluit.
III.
Niet al zijn gedichten zijn vaneen >:ó diepe
menselikhe;d, en vele zijn slechtt anekdoten,
zo bijv. E^n gedenkteken herdacht", en
Toen Multatuli nog voordrachten hield".
Andere weer geven gezellige beschrijvingen
van oude gebruiïen en ou Ie verschijningen,
bij? Bruiloflsvoorspel" en Landing". Altijd
zijn ze onderhoudend, sterk kernachtig, Hol
land?. En altijd doe; zich een dichter kennen
die fijn en geestig op te merken weet.
Een voorbeeld van fijne plastiek uit Brui
lof tsvoorspeP'. Een kij je uit de feestzaal op
het nachtelik pleintje van een hofj :
Men, bij 'n gordijnkier, meent dat buren
Oin,'t hoekje gluren
Van de ouwe pomp,
Zoo mooi blank steens in manestralen
Wé;r ziet ze schaduw rijzen, dalen,
En 'D puntje van een klomp;
En over 't bleekveld komt en luistert,
Nu onverduisterd,
Een vrouwspersoon,
Nog een. (blz. 96).
Het doet aan als een lijn etsje. En hoe
weet hij op de kracht van zijn versgehüd
otue gedachten mee te dragen naar waar het
lied van de Deetge boots'.ui du zijne voeide.
Ver over zee zijn hun gelachten;
IIun groet, hun klachten
Gaan bergen op,
Pijnbo-schen door; hun zang is droomen
Van stille meren, klaterstroo_nen . ..
Sneeuw zien ze op zornertop ; (blz. 91).
Ik haal dit aan om te wijzen op het beel
dende geluid. Vooral de laatste drie regels
zijn meesterlik, het heldere van
'klaterstroomen' naast dat brede van -stille meren'. ]k
zou graag rnaer aanhalen, zo de elfde strofe
van dit gedicht, en van 'Aftcheid' de eerste
(blz. 84). En om de forte zwaarte van het
ritme te doen voelen, de mooie inzet waar
mede de groep Omkijk" op blz. 53, opent.
Het ritme van Pennings verzen is teke
nend. De kracht van De Kethelpoort uit"
(bl/. 108) moge minder opvallend zijn zij
i-i er nochtans; een ritme zoa's een goed
vers maar heb; en kan; er is een jeugdigheid
opmerkelik in Of het zanderige, het dromerige
van die verzen waarin de dichter zich zijn
eerste tocht ..alleen naar school" herinnert,
en hoe hij langs het beejeshuis komt:
Op het rustige Spinhuispad,
In schaduw van armlijke huisjes,
Zitten vreemd in vlaskleurige busjes
De bedjes aan 't snorrende rad.
Hoofdknikkend bij voetgetrap
En turend op beevrige handen,
Zoo spinnen ze al zingend nog banden
Aan dagen vóór 't weduwrchap
Aan dagen vóór ontrouw of trouw;
Hoe K a r e l zijn Koza minde
Zingt, treurend om Karel en Kinde,
Zingt beerrig oti-vrijster en vrouw.
En dan deze sublieme (voorlaatste) strofe:
Bij de kooi tussahen bleekblauwe lucht
En bloempot in bui enkozynen,
Blijft het spinlied zoo droomerig kwijnen
Als miste de Tg'd er zyn vlucht.
Hier is de ritme-beweging die wonderbare
eenheid van versmaat, en klankverhouning,
waarvan alleen de werkelike dichter in zich
zelf het geheim draagt, die in hetn geboren
wordt en waaiin uitgedrukt zijn verbeelding
die 'adem der eeuwigheid' heeft, die zijn
werk boven het bewegende tydelike heft.
* *
*
Er is in dit boek n gedicht dat ik geheel
zou willen afschrijven. Ik bedoel het laatste,
Klokgelui", en dat doorlopend volkomen
is>. Schroom weerhoudt me, er hier een deel
van aan te halen. Weiene gedichten van de
nu levenden hebben mij zo diep getroffen
als dit dat in zijn stemmingsvol, stil geluid
de brede ernst ener mensehke innige zacht
heid draagt. Maar wat baat mijn spreken
erover. Wie bet kennen wil leze het.
Ik wil liever nog iets over het geestige en
kernachtige pro sa van de aanteekeningen"
zeggen. Er is van den ouden tijd' in, en bij
de lezing voelt men zich als in de o
iderwetse rustige kamers, waarin onze grootouders
te midden van meer harmonies en kunst
zinnig huisraad dan het onze, hun Ie/en
verlopen zagen. Maar weg is zooveel
onvergetelijks; gehecht aan huu rol in 't levtns
stuk, moeten de oudere spelers zich gesvennen
aan nieuwe schermen." (blz. 134) Hier eer,
die daar blijmoedig over te denken weet
Ean beschrijving van plaatseliïe gebruiken
en plaatselik voorkomen geven de aanteke.
ningen hoafdzaielik. Maar ook voeren zij ons
in de huUlike kring waar de dichter zijn
eerste levensjaren doorbracht en zij doen ons
de daar aanwezige stem uiag toen ver
zwaard door da s:aa1 kundige geseuringen
kennen. Ik wil een gedeelte aanhalen van
die bij het vers ,,'4S min l werd geschreven...''
(blz 21) orn óók dit pro^a te d jen bewon
deren.
'48. Als de dag van ghteren heugt me
een sombere Februaiidag in 1848, en vaders
bewolkte blik bij zijn tüuiskomst aan tafel
met de woorden: En te Parijs is het
omgewenteld, Louis Piulippe op zij gezet; en
overal in Europa dreigt opstand: ook in
Den Haag en Amsterdam wordt er gemom
peld ... En de papieren dalen, dalen! Het
crediet is weg, groote huizen vallen, en de
principaal die hier verltéjaar nog honderd
scheepsladingen met graan aankreeg
Eet smakelijk !"
DU laatste, wat twy'felmoedig gezegd, maar
des te inniger bezegeld door den
genruikelijken handdruk na het gebed, was blykoaar
ook bedoel l als een au e der voor po^j-es met
ooren, want snel wisselde het echtpaar een
geheimzinnigen blik vol bekommering : vadera
vork bedacht zich telkens :usschen bord en
gehemelte, en moeders vork wou doen of ze
druk dienst had.
Maar (zei vader, ten deele om den prin
cipaal met de honderd ladingen uit kleine
hersenkistjts te vegen), maar wat den toe
stand hier te lande aangaat, ik heb ver
trouwen op Zijn Majesteit!""
Geiustgeste.d keken we allemaal op naar
mijn middelsten bn :s teekenprij j, Barnouw's
prent achter glas van 's Konings bezoek aan
onze stad op 3L Juli '4'i; de markt met het
oude Wachthuis, het staihuis met Willem II
op het bordes en de eerepoort ervóór; de
schutterij met den kommandant te paard
den degen in de hoogte, in het verkort gezit n
en op den rug, maar kenbaar aan kop hieps
en vierkante schouders; het volk en de
vlaggen alles leek sprekend ; en vaders
lange barbier leefde zooals aij d.iar in een
rondedans omsprong met tioddermutsen, drie
voet van den grond . ..
Ik heb vertrouwen op Zijn Mnjesteit,"
herhaalde vader; die aan de beurt is,
danken!" Daar de jongste aan de beurt was,
dankte ik luid genoeg maar erg verward,
hoofd en hart vol van Majesteiter, illu
ninat.es en veldslagen ; ondanks alle voorzorgen
vol ook van den principaal die op dezen
Koningsdag aan Burgemeesters tafel (niet
voor niet was het Burgemeestershuis altoos
het Hof genoemd; en de schommelende
Burgemeesterskoets, ook met de grijze
krullendames erin, da Hofkoetc) op vriendelijk ver
zoek van den Koning al de 89 departementen
van Frankrijk netjes in cJlicieele volgorde
had opgezegd tot groote bewondering van den
Held van Qnatrebras en dus OOK van de
acdere gasten. En toen de Koning in zijn
pa'eis zelf een partij gaf, met mu/iek onder
tafel, moet Zyn Mnjesteit tegen een Hooge,
die in de war zat met zijn hof-of speeldagen,
gezegd hebben: Met uw bloedverwant giads,
die meneer van de 81) departementen, had ik
buitendien een b'elangrijk en alleraangenaamst
ond-rhoud." Dat werd overgebriefl En aan
onzen Burgemeester had onze Koning met
Sint Nicolaas een Leeuw gestuurd, ditn we
dadelijk een serenade brachten, ik op den
arm van, de meid achter dui ,ende, duizende
menschec die de brug bijnaiudansten.''(b].34)
Er is hierin, naast scherpte van beschrij
vingskunst ook scherpte van waarneming en
de ondergeschikte plaats die deze aanteke
ningen inneuien maakt ze daarom nog niet
nrnder belangrijk. Er is hier ook een
natuurlikheid in de gesprekstoon, die in de verzen
moeieliker te behouden was, naar 't schijnt.
Ook hier niet meer van, al haalde ik
graag de aantekening over De Spiegel"aan.
Humoristies is dit proza als de gedichten,
humoribties, maar spontaan. Het toont
een voornamen geest die, zichzelf bespie
gelend, glimlacht over de kleine werkelik
heid, maar beminnelik glimlacht. Juist de
in zichzelf verhevene, en. die daardoor
blymoedig blijft bij de tegelstelling van wat
zich groot denken laat en wat hij toch klein
verwerkelikt ziet, en die dit kleine ondanks
die tegenstelling lief heeft, toont z;ch hier.
Het is een trek van grootheid dat men
.het kleine weet lief te hebben en zich eraan
wijden wil, da'j men ook het Geringe mooi
kan zien en in het licht van die schoonheid
te tonen de lust voelt.
MAUEITS UYLDEB".
l
0?er Miffiecflwscln Dramitisclic Knus!.
Lcmseloot van Denemerken, uitgeg. door
dr. P. Leendertz Jr. Zwolle (1907).
In het bektende philisterig uiterlijk der
Zwolsche Herdrukken" verscheen onlangs
het sp«l van Lansetoot van Denemerken, van
woordverklaringen en inleiding voorzien door
dr. P. Leendertz Jr., uitgever van den tweeden
druk van Moltzer's Middelned. Dram. Poëzie.
Het dunkt mij overbodig nader aan te tooneo,
dat voor hen, die heldere en juiste woord
en slnverklaringen van noode hebben, dit
uitgaafje van nut kan zijn, daar het schrijven
der ophelderende noten zeker aan weinigen
veiliger z >u zijn toevertrouwd dan aan dr.
Leendertz. De taalgeleerde heeft zich echter
niet daartoe beperk', maar ook een inleiding
geschreven, welke achtereenvolgens den in
houd van het spel, de samenstelling, de
kunstwaarde, den versbouw, tooneel en op
voering, en, gelijk het eener goede
philologische editie past.de wijze van uitgeven behan
delt. Bovendien hetft dr. Leendertz het werk
van den onbekenden 14-d'-eeuwgchen poëet
voor het hedendaagsch gemakzuchtig publiek
wat lichter om te slikken gemaakt, door het,
volgens een ietwat duf en naar school
handleidinkjes riekend recept, in vijf bedrijven,
en deze weer in tooneelen, te verknippen.
Liever dan een, dergelijke noodeloo^e con
fectie volgens de mode der burgerlijke"
tooneelsr elen, hadden wij van dr. Leendertz
een goed-gedocumenleerde beschouwing ge
zien over de opvoering van het drama in
een behoorlijk afgeperkt tijdvak van het
verleden, b.v. hier, naar aanleiding van
Lnnseloot, in de lide eeuw. Wel schrijft dr.
L. an ierhalf bladiijdje over het tooneel en
de opvoering", maar hij vergeet helaas den
term middeleeuwsch" nader te bepalen. En
wat is van het onvoldoende begrenzen van
een tijdvak, of van het niet definieëren van
zulk een belangrijken term, het gevolg?
Dal in dit geval de een bij het woord mid
deleeuwen" misschien aan het jaar 1000
denkt, en de ander, vooral de calvinistische
Hollander, aan het eind der 15de en zelfs
't begin der 16de eeuw. Hoe verwarrend deze
nalatigheid kan werken, is mij nu weer ge
bleken uit een noot in de Inleiding van dr. L.i
waar bij protesteert tegen hetgeen
ondergete^ketde in De Xle E uw van Mei 1907
over be lendaagsche opvoering van
middeleeuwsche drama's schreef, naar aanleiding
van een zeer enaesthetK-che en kinderachtige
vertooning van Esmortit, waarmede dr. L.,
hij moge er misschien geheel onschuldig aan
zijn geweest, toch bedenkelijk ingenomen
scheen.
Het gaat hier ov«r het vfrtoonen der oude
drama's m den geeft dt-r Middeleeuwen" en
dr. L, hoe nauwgezet philoloog hij overigens
zij, is zóó spoedig tevreden, dat hij kans ziet
in bovengenoemd anderhalf blaazijdje eventjes
te decreteeren, hoe deopvoeirng van Lanseloot
in de Middeleeuwen' was Ware zwijgen
niet beter geweest, d n over een zoo moeilijk
onderwerp dergelijke oppervlakkige en nuch
tere zinnetjes te doen drukken??Nuchter,
ja! dat is de geheele be-chouwing van den
geleerden annotator; nuchter is de geest
(indien men het zoo noercen mag), die uit
heel zijne Inleiding ppreekt; en volgens een
nuchtere en geest-.ioodende methode denkt
dr Leendei t J den geest der middeleen wers nader
te komen, door name ijk microscopisch ieder
regeltje dcr oude drama's te bekijken en aldus
uit een verzameling van vage gegevens met de
meeste beslistheid zijne conclusies te mogen
trekken voor de Middeleeuwen.
Het ia mijne bedoeling niet in een korte
weekblad-bespreking op mijne beurt te ora
kelen over dien middeleeuwschen geest, maar
wel acht ik het noodzakelijk even aan te
toonen, dat dr. L. verkeerd doet, door over
iets zoo enorms op zulk een dorren en
geeatlooien toon med > te spreken.
In het algemeen" zoo schrijft hij gold
voor de middeleeuwsche tooneelinrichting
zeker wel dezelfde regel als thans en trachtte
men de werkelijkheid zoo nauwkeurig na te
bootsen als de kunst van den regisseur dat
vermocht en de kas het toeliet/' (bl. 19).
Als dr. Leendertz nu slechts het flauwste
besef had gehad van de veel-omvattendheiJ
der middeleeuwen als tijdvak en als cultuur
verschijnsel, hij zou ons zeker niet met een
dergelijke vage algemeenheid heiben afge
scheept. Hij gaat dan ver Ier:
Bet toont el voor den Lnnseloot moest vrij
groot zijn : de ridder tjch verscheen te
paard." (ilz. 20.)
Hier zag men een beekje in het bosch
en verder het kanteel van den ridder."
De rollen werden niet eenvoudig opgezegd,
maar dairbij werd druk g-acteerd; want de
middeleeuwers wilden op een tooneel vóór
alles iets te z'en krijgei" . . . enz. enz.
Waarlijk, men zou gaan gelooven, dat dr.
L het notitieboekje van een 14d'eeuwsch
légisseur op geheimzinnige wijjein zijn hezit
geïregen heeft en ons daaruit, zonder zijne
bron te noemen, enkele piirases m dedeelf.
Waarom er niet eerlijk voor uitgekomen, dat
hij noch eenig ander geleerde met volkomen
zekerheid ons de historische reproductie eener
vertooning van Lanseloot of van een ander
14d'eeuwsch drama kan geven, en dat alle
pogingen daartoe berusten op de weinige
kennis, die men dienaangaande uit de eerste
helft der l(5de eeuw heeft kannen verzamelen?
En dit is niet meer de tijd, welken wij als
het hart der middeleeuwen verearen.
Z >u echter hij, dien Xietzfche noemt der
altxandriuifche Mensen, der im Grunde
Bibliothelsar u.id Correktor ist tind an B
cherstaub und Djü;kfeblern elend erblindei",
zou zulk een tot enkel w,t>-n beperkte geest,
die elk intuïtief begrijpen mist ent en veracht,
wel in staa: zijn ook maar een t-chadun te
zien van den gee?t der Middeleeuwers",
volgens welken het oude drama behoort te
worden vertoond ? Ik geloof niet dat dr. L.
van die groote iis-1 der roemrijke 13de eeuw,
het toppunt van alle krachten dier
zoogenoemde middeleeuwen, ooit een glimp heeft
mogen aanschouwen. Schraal en onbezield
s'aat daar zinnetje ra zinnetje door hem
neergeschreven, en uit niets blijkt slechts de
flauwste schijn van invloed, dien de be
schouwing van en liet zich verdiepen in het
grootsche totaal kunstwerk der 13deeeuwsche
gemeenschap op de gees*ejge*te!dheid van
dezen geleerde en hij is in dit geval
slechts de vertegenwoordiger eener groep
zcu hebben gehad.
Reclames.
COGNAC J. & F. MARTELL
Vraagt Uwen \Yijnhandelaar naar deze
absoluut zuivere Cognac, welke vanaf
? 3.5O tot / 8.5O p. tiesch geleverd wordt.
Generale Agenten voor Nederland en Koloniën:
rr *: n i» A ra.
Stoer Zijde!
Verlangt s. v. p. stalen van onze
nouveautés in zwart, wit of gekleurd
van 60 cents tot 9 pulden per Meter.
Specialiteit: Zjidestoffen voor
Gezelschaos-, Bruids-, Bal- en
"Wandeltoiletten en voor Blouses
Voering enz.
Wij verkoopen slechts gegarandeerd
solie Ie zijdestofiVn direct aan par
ticulieren, franco vracht en rech
ten aan buis.
SCHWEJZER & Co., Luzern H25.
(Zwitserland).
Zijdestoffen-Export. Kon. Hofi.
l V 1 1 r II luchtkuuroord van Nederland.
Huis 1ste Rang: Huid (leS PaS-BllS.
Mat. pr. Tuin. Pension. Omnih. El. licht enz.
ExtraTarwebl o em
VOOP de fyne keuken.
l Pdkje van H Kilogr ?0.12'
Mw.vooRMEEL-En BROODFABRIEKEIV
VIJZELGRACHT 28.
*"" tD'J opgave van uw adreo wordt U door <fo
?fdeeling roodfabrie* particulier bediend
Meran
Zuid-Tyrol.
w
Modern, voornaam familiehotel van den eersten rang. Vrij en rustig gelegen aan de
Stephaniepromenade, bekend als het aangenaamste en meest gewilde d«el van Meran. Nieuwste
comfort. ApparteoaeLten met bad en toiletten. Op verzoek streng dieet
F. BRUNNER, Eigenaar.
Noraaol-önderldeeilin
van
Prof.DrG.
Fabrikanten
W. BengerSöhne
Stuttga
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr.157
K. F. DÊSCHLE-BENGEE.
Echt>Victoriawater
OBERLAHMSTEIN
Echt Victoriawater
OBERLAHNSTEIN
BOUWT u NUNSPEET
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.