De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 1 september pagina 3

1 september 1907 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1575DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D V O O R NEDERLAND. 3 behoeft tot in leven houden van het lijfelik bestaan. De Bchoonheid-spiegelende verbeelding houdt de levensmoed op van hen, die na dageliks hard en vreugdelooa werk, in deontepanning, dia de bevrgding daarvan U. rond zich een harde en vrengdeloze werkelikheid souden vinden, waarin tot hun vermoeide wezen geen opwekkende koestering komt. Ware het niet dat zij zich ietg vreugdevoller» dan de werkelikheid denken, zo niet zijnde dan toch te komen, z\j zonden ondergaan in het hopeloze van een tédoorzichtige leegheid van leven. De dichtkunst nu sterkt dit den ken, sterkt de verbeelding, bron van zo vele geneugten. Zo verrijkt zq ons leven, zo staalt ZÜbet vermogen weerstand te bieden aan in vloeden die onzen geesteliken staat bedreigeh van buitenaf. De dichtkunst die onze verbeelding bovenal adelt, blijft het enigst redmiddel was het in alle tijden tegen de dreigende verslppping tot«een alles grauw ziende ideeloosheid. En omdat in de verzen van dit bundeltje van Penning, deze dichtkunst zich zo eenvou dig openbaart en voor zo velen toegankelik wordt, prijs ik de sterke waarde van hunne innerlike en werkelike verhevenheid hoe weinig ook dep zie uit dit boek je is wat men genóónhk 'verheven' noemt die deze poëzie een diepe betekenis geeft. Een eenvoudig maar zuiver voelend mensenhart, daarvan z\jn deze verzen de b )den. 'Ka wat behoe ven wjj mér in dezen tijd, dorstigen naar een niet te bezvr&irlike vei k wikking, dan eenvoudige innigheid en de taal van een beminnélike verbeelding ? Er ig somtijds in dit werk een hartstochtelikheid «n hoogheid van gevoel die aan Gezelle herinnert. Bijvoorbeeld deze ont roerende inzet: Een wonder zegende mij a oogen, O God I ik zag of dit ifccig aandoenlike: Uit stille :bloemen-oceanen Zag 't voorjaar rond, Knikte zoo bl\j -r- dat blind van vreugde tranen Mijn oog zich willig sloot, wijl 't binnen.-.:.. licht volstond. Het is deze innigheid, meesttijds aanwe lig in Pennings verzen, die doet denken aan het proza van Potgieter; vooral diens op stellen uit latere jaren tonen een diepte van gevoel en een gevoelige ru»t van mijmerende (ïfedachce, die ook vaak in deze verzen is. Met de jongere opstellen en ook met veel van Potgieters gedichten, hebben zij de huiselikheid gemeen. Die huiseiikheid, gemoedeHkheid, weift deze poëzae wel te vaak een óagerechte geringschatting, want de betekenis daarvan is iets zeer belrekkeliks en zeker niet iets onderscheidends. Wat van een gedicht de verhevenheid uitmaakt is de kracht en waarheid van het gevoel, waarom dus de stemming bijv. van een huiselik bgeenzjjn, mits innig innerlik gevoeld niet minderwaardig aan enige andere is De predikanten poëiie ten tijde van Pennings jeugd, die juist hoofdzakelis bestond zich voordeed te'bestaan in de weergave van dergelike stemmingen die peen stemmin gen waren; met moraliserende predikatiën daaraantoe maar die doorendoor ongevoeld en dus doorendoor onecht en slecht was, droeg de rechtmatige vervloeking die haar trof over, ten onrechte, op het door haar poëten betreden stemmingsgebied Maar Penning is in zijn ouderwetsheid van vorm, zuiver en waar; uit da citaten nioge de werkelike verhevenheid van dit scbynloze maar diep-weztnlike blijken. Voel de kracht waarmee hij OLS in de sfeer van zijn stem ming trekt; voel de zomeravundlike rust van deze litmen: Dan hoorden we in de veerboot praten, Van 't Veerhuis jok ! Een hond sloeg aan; bij t herdersbutje blaatte, Ver weg op de'Uuden Dyk, de troep die kooiwaarts trok; Freeks diepe herdersstem verflauwde ... Geluid stierf weg; Kecht steeg de rook die oit de hoeve blauwde; Boomknopsel glom of 'i smolt, malech plojisel droeg de heg. Thans leek me ons boscbjein weerschijnluister Een kerkkapel; Was 't ademtocht dien 'k hoorde, of luchtsjefluister? Elk sprietje gloeide in vrede, en damp werd kleurenspe1. ^blz. 5). II Niet ongelijk aan het blijde Sinljacs lot dat frissche tweede groen, tusschen donkerder gebladerte het afgevallene dubbel vergoedend spruit hier Jeugd onder rijpheid van jaren uit; lacht hier een heldere stemming, ondanks verkleuring grootendeels van den Levenshof." Met deze aantekering opent de nieuwe bundel van den ouderen blinden dichter, die ons hier, gehuld in herinnering aan jonger jaren, scherts en mijmering schenkt. Her innering ook aan de geboortestad, bemind om Laar zelf t n om het leven dat hy erin genieten mocht, ondanks de verandering die zij sinds zijn jeugd onderging. Naar stadsbe schrijving noch etadageschiedeiris trachtte dit bundeltje, tot dichtliefhebbers wendt het zich, in stad en land." En dichtliefhebbers zuUea hier poëzie vinden, verbeelde aan doening of doorvoelde gedachte, poëzie vun de herinnering. Wel is poëzie altijd her inner mgspoejie want een gedicht wordtiminer geconcipieerd in de gelukkige r st dia de ontwtkkende ontroering volgde, in een toe stand van be jonken berinneren dier oatr oei in g. Maar hier meen ik in',t bizond'r dit dat minder zoeven doorleefde en werkdadig ontstane aandoeningen gebeeld ZQD, dan wtl een verbeelding gegeven wexd van de ont roeiingen die de herinnering v-an lang geleden gebeuringen wekken kan. De dichter bemijmert hier zyn jeu«l, en de mensen, de stad waarbij zij bestond, de aandoeningen die haar kleurden. Niet uit het leven van droom en gedachte het leven van den zich bezinnenüen geest schijnt het licht zijner verbeelding op, maar tweeërlei: n hij herziet de beelden die hij als kind in bet lerende licht rond zich zaj; n hy beleeft wederom de droom van dat kind, zjjn verbeelding is de herleving ener kinderlike visie, ener kinderlike gedachte. Zó het eerste: Stil lig 'k ontwaakt uit ziende droomen Als nacht aan nacht Elk uur van slaap, sinds 't licht mij werd benomen, .Als halve sluimer reeds begoochlend met zich bracht. Verbeelding tast weer, jrrijpt naar schatten Bij 't zien me ontgaan ? Wat t wyfelblik nog even wist te omvatten, Sehijn-landschapl klaar zie 'k U : gemis grift winst uit waan:' ; Zie hier en 'k tart my'n blindheids donker Die vaart, die bocht, Dat witte tolhuis met zyn ruitgeflonker, 't Wigvurmig tuintje er vóór, wair 't kind een bloemkrans vlocht, (blz. 6). Zijn gedichten geven, wat déze zy'de van zijn we -en betreft, een reeks taferelen, helder, sche p gezien, en van grote verscheidenheid. Niet minder hierom is Penning een zeer bizond. re gestalte in onze moderne literatuur, waarin toch de stemming van de zuivere aandoening en de verzinneliking van de geestelike sredachte voornamclik uiting vinden. Ik w l hier een dier taferelen dot n volgen, waaru i wij tegelijk de andere zijde van zijn wezen, die tekenend voor zijn poëzie is, kunnen kennen : Voor mijn neus wordt de brug opgehaald, En van ongeduld sta ik te trapp'len Vlak over ons mooi open raam En, bij 'i naai werk, t xébloztrs van app'len l En dan telkens zoo'n flikkerzwaai, huup Op ea neer maar die naald met dat paren ... W» er een zootn af, want moeder kijkt op Groetend wuiven myn pet en mijn haren I Maar droef ernstig schuit moedertje't hoDid En wijst naar de Beuraklok : Zes ure l Te slen rig alleengaan naar school Heb ik nablyvtnd moeten bezuren ; En de hand die my vreugd had bereid Nu van schaamte en van spijt sta 'k te trapp'len Schuift de on lergord jn'jes potdicht... Vertrouwen verbeurde ik en ap/ien? liet eigenaardige van de :e voorstelling nu i», dat zij niet een impressie, noch de her inner ng daaraan, sond ;r meer geeft. Wat haar warm gekleurd doet zijn is, dat de ge moed-stemming Ej'^t van den zich mi bezinnenden ziener, maar van het kind van tóan (dat zelf toch weer in de voorstelling van den dichter van nu begrepen ie) erin werd opgenomen. Dj dichter geeft het gevoel, het geinymer, de stemming, van het kind en blyft rnet zijn eigen gevoel-van-nu buiten deze verbeelding. Ook in wat volgt is he~, kind gegeven, het zielsleven van het kind: Terwijl ik zoo dacht was de klomp Na gehengel om Druggeld geborgen, De Orugketting losgehaakt En plot eliug weer voelde ik mijn zorgen ... Daaiuit opziende, sta ik verrukt: Weggeschoven zijn de ondergordijnen Wenkend wijst op 't appelenpaar De allerbeste aller moeders, de mijne! En de brugwachter duwt me terug Ha, eindlijk! de wippen zie 'k strijken; Oier brugkleppen gipecde nog Storm ik voort om naar schatten te reiken: Schat van 'c alles vergevende hart; Schat in de alles verheffende handen; Moeier (schrei ik), n appel voor U!..." In den anderen zet ik de tanden. Nadien stond ik meni^en keer, Sta 'k nog in bedrieglijke nachten I» droomen het kind wter gelijk Voor de open brug te wachten; Wakker bonst mij geen dichtslaande Brug... Deur of brug ach! descheiding blijft gapen... Van de overzij toi*geknikt. Vergeet ik weür in te slapen. Eerst op het ein ie aat de dichter zijn gevot-1 van i iïkennen, maar nda*t dat van bet kind. Zo raakt hij in zijn visies steeds de iinerlikheid van het voorgesteld' en met een evenredigheid tussen de aandoening en het aandoenlike, die alle sentimentaliteit buitensluit. III. Niet al zijn gedichten zijn vaneen >:ó diepe menselikhe;d, en vele zijn slechtt anekdoten, zo bijv. E^n gedenkteken herdacht", en Toen Multatuli nog voordrachten hield". Andere weer geven gezellige beschrijvingen van oude gebruiïen en ou Ie verschijningen, bij? Bruiloflsvoorspel" en Landing". Altijd zijn ze onderhoudend, sterk kernachtig, Hol land?. En altijd doe; zich een dichter kennen die fijn en geestig op te merken weet. Een voorbeeld van fijne plastiek uit Brui lof tsvoorspeP'. Een kij je uit de feestzaal op het nachtelik pleintje van een hofj : Men, bij 'n gordijnkier, meent dat buren Oin,'t hoekje gluren Van de ouwe pomp, Zoo mooi blank steens in manestralen Wé;r ziet ze schaduw rijzen, dalen, En 'D puntje van een klomp; En over 't bleekveld komt en luistert, Nu onverduisterd, Een vrouwspersoon, Nog een. (blz. 96). Het doet aan als een lijn etsje. En hoe weet hij op de kracht van zijn versgehüd otue gedachten mee te dragen naar waar het lied van de Deetge boots'.ui du zijne voeide. Ver over zee zijn hun gelachten; IIun groet, hun klachten Gaan bergen op, Pijnbo-schen door; hun zang is droomen Van stille meren, klaterstroo_nen . .. Sneeuw zien ze op zornertop ; (blz. 91). Ik haal dit aan om te wijzen op het beel dende geluid. Vooral de laatste drie regels zijn meesterlik, het heldere van 'klaterstroomen' naast dat brede van -stille meren'. ]k zou graag rnaer aanhalen, zo de elfde strofe van dit gedicht, en van 'Aftcheid' de eerste (blz. 84). En om de forte zwaarte van het ritme te doen voelen, de mooie inzet waar mede de groep Omkijk" op blz. 53, opent. Het ritme van Pennings verzen is teke nend. De kracht van De Kethelpoort uit" (bl/. 108) moge minder opvallend zijn zij i-i er nochtans; een ritme zoa's een goed vers maar heb; en kan; er is een jeugdigheid opmerkelik in Of het zanderige, het dromerige van die verzen waarin de dichter zich zijn eerste tocht ..alleen naar school" herinnert, en hoe hij langs het beejeshuis komt: Op het rustige Spinhuispad, In schaduw van armlijke huisjes, Zitten vreemd in vlaskleurige busjes De bedjes aan 't snorrende rad. Hoofdknikkend bij voetgetrap En turend op beevrige handen, Zoo spinnen ze al zingend nog banden Aan dagen vóór 't weduwrchap Aan dagen vóór ontrouw of trouw; Hoe K a r e l zijn Koza minde Zingt, treurend om Karel en Kinde, Zingt beerrig oti-vrijster en vrouw. En dan deze sublieme (voorlaatste) strofe: Bij de kooi tussahen bleekblauwe lucht En bloempot in bui enkozynen, Blijft het spinlied zoo droomerig kwijnen Als miste de Tg'd er zyn vlucht. Hier is de ritme-beweging die wonderbare eenheid van versmaat, en klankverhouning, waarvan alleen de werkelike dichter in zich zelf het geheim draagt, die in hetn geboren wordt en waaiin uitgedrukt zijn verbeelding die 'adem der eeuwigheid' heeft, die zijn werk boven het bewegende tydelike heft. * * * Er is in dit boek n gedicht dat ik geheel zou willen afschrijven. Ik bedoel het laatste, Klokgelui", en dat doorlopend volkomen is>. Schroom weerhoudt me, er hier een deel van aan te halen. Weiene gedichten van de nu levenden hebben mij zo diep getroffen als dit dat in zijn stemmingsvol, stil geluid de brede ernst ener mensehke innige zacht heid draagt. Maar wat baat mijn spreken erover. Wie bet kennen wil leze het. Ik wil liever nog iets over het geestige en kernachtige pro sa van de aanteekeningen" zeggen. Er is van den ouden tijd' in, en bij de lezing voelt men zich als in de o iderwetse rustige kamers, waarin onze grootouders te midden van meer harmonies en kunst zinnig huisraad dan het onze, hun Ie/en verlopen zagen. Maar weg is zooveel onvergetelijks; gehecht aan huu rol in 't levtns stuk, moeten de oudere spelers zich gesvennen aan nieuwe schermen." (blz. 134) Hier eer, die daar blijmoedig over te denken weet Ean beschrijving van plaatseliïe gebruiken en plaatselik voorkomen geven de aanteke. ningen hoafdzaielik. Maar ook voeren zij ons in de huUlike kring waar de dichter zijn eerste levensjaren doorbracht en zij doen ons de daar aanwezige stem uiag toen ver zwaard door da s:aa1 kundige geseuringen kennen. Ik wil een gedeelte aanhalen van die bij het vers ,,'4S min l werd geschreven...'' (blz 21) orn óók dit pro^a te d jen bewon deren. '48. Als de dag van ghteren heugt me een sombere Februaiidag in 1848, en vaders bewolkte blik bij zijn tüuiskomst aan tafel met de woorden: En te Parijs is het omgewenteld, Louis Piulippe op zij gezet; en overal in Europa dreigt opstand: ook in Den Haag en Amsterdam wordt er gemom peld ... En de papieren dalen, dalen! Het crediet is weg, groote huizen vallen, en de principaal die hier verltéjaar nog honderd scheepsladingen met graan aankreeg Eet smakelijk !" DU laatste, wat twy'felmoedig gezegd, maar des te inniger bezegeld door den genruikelijken handdruk na het gebed, was blykoaar ook bedoel l als een au e der voor po^j-es met ooren, want snel wisselde het echtpaar een geheimzinnigen blik vol bekommering : vadera vork bedacht zich telkens :usschen bord en gehemelte, en moeders vork wou doen of ze druk dienst had. Maar (zei vader, ten deele om den prin cipaal met de honderd ladingen uit kleine hersenkistjts te vegen), maar wat den toe stand hier te lande aangaat, ik heb ver trouwen op Zijn Majesteit!"" Geiustgeste.d keken we allemaal op naar mijn middelsten bn :s teekenprij j, Barnouw's prent achter glas van 's Konings bezoek aan onze stad op 3L Juli '4'i; de markt met het oude Wachthuis, het staihuis met Willem II op het bordes en de eerepoort ervóór; de schutterij met den kommandant te paard den degen in de hoogte, in het verkort gezit n en op den rug, maar kenbaar aan kop hieps en vierkante schouders; het volk en de vlaggen alles leek sprekend ; en vaders lange barbier leefde zooals aij d.iar in een rondedans omsprong met tioddermutsen, drie voet van den grond . .. Ik heb vertrouwen op Zijn Mnjesteit," herhaalde vader; die aan de beurt is, danken!" Daar de jongste aan de beurt was, dankte ik luid genoeg maar erg verward, hoofd en hart vol van Majesteiter, illu ninat.es en veldslagen ; ondanks alle voorzorgen vol ook van den principaal die op dezen Koningsdag aan Burgemeesters tafel (niet voor niet was het Burgemeestershuis altoos het Hof genoemd; en de schommelende Burgemeesterskoets, ook met de grijze krullendames erin, da Hofkoetc) op vriendelijk ver zoek van den Koning al de 89 departementen van Frankrijk netjes in cJlicieele volgorde had opgezegd tot groote bewondering van den Held van Qnatrebras en dus OOK van de acdere gasten. En toen de Koning in zijn pa'eis zelf een partij gaf, met mu/iek onder tafel, moet Zyn Mnjesteit tegen een Hooge, die in de war zat met zijn hof-of speeldagen, gezegd hebben: Met uw bloedverwant giads, die meneer van de 81) departementen, had ik buitendien een b'elangrijk en alleraangenaamst ond-rhoud." Dat werd overgebriefl En aan onzen Burgemeester had onze Koning met Sint Nicolaas een Leeuw gestuurd, ditn we dadelijk een serenade brachten, ik op den arm van, de meid achter dui ,ende, duizende menschec die de brug bijnaiudansten.''(b].34) Er is hierin, naast scherpte van beschrij vingskunst ook scherpte van waarneming en de ondergeschikte plaats die deze aanteke ningen inneuien maakt ze daarom nog niet nrnder belangrijk. Er is hier ook een natuurlikheid in de gesprekstoon, die in de verzen moeieliker te behouden was, naar 't schijnt. Ook hier niet meer van, al haalde ik graag de aantekening over De Spiegel"aan. Humoristies is dit proza als de gedichten, humoribties, maar spontaan. Het toont een voornamen geest die, zichzelf bespie gelend, glimlacht over de kleine werkelik heid, maar beminnelik glimlacht. Juist de in zichzelf verhevene, en. die daardoor blymoedig blijft bij de tegelstelling van wat zich groot denken laat en wat hij toch klein verwerkelikt ziet, en die dit kleine ondanks die tegenstelling lief heeft, toont z;ch hier. Het is een trek van grootheid dat men .het kleine weet lief te hebben en zich eraan wijden wil, da'j men ook het Geringe mooi kan zien en in het licht van die schoonheid te tonen de lust voelt. MAUEITS UYLDEB". l 0?er Miffiecflwscln Dramitisclic Knus!. Lcmseloot van Denemerken, uitgeg. door dr. P. Leendertz Jr. Zwolle (1907). In het bektende philisterig uiterlijk der Zwolsche Herdrukken" verscheen onlangs het sp«l van Lansetoot van Denemerken, van woordverklaringen en inleiding voorzien door dr. P. Leendertz Jr., uitgever van den tweeden druk van Moltzer's Middelned. Dram. Poëzie. Het dunkt mij overbodig nader aan te tooneo, dat voor hen, die heldere en juiste woord en slnverklaringen van noode hebben, dit uitgaafje van nut kan zijn, daar het schrijven der ophelderende noten zeker aan weinigen veiliger z >u zijn toevertrouwd dan aan dr. Leendertz. De taalgeleerde heeft zich echter niet daartoe beperk', maar ook een inleiding geschreven, welke achtereenvolgens den in houd van het spel, de samenstelling, de kunstwaarde, den versbouw, tooneel en op voering, en, gelijk het eener goede philologische editie past.de wijze van uitgeven behan delt. Bovendien hetft dr. Leendertz het werk van den onbekenden 14-d'-eeuwgchen poëet voor het hedendaagsch gemakzuchtig publiek wat lichter om te slikken gemaakt, door het, volgens een ietwat duf en naar school handleidinkjes riekend recept, in vijf bedrijven, en deze weer in tooneelen, te verknippen. Liever dan een, dergelijke noodeloo^e con fectie volgens de mode der burgerlijke" tooneelsr elen, hadden wij van dr. Leendertz een goed-gedocumenleerde beschouwing ge zien over de opvoering van het drama in een behoorlijk afgeperkt tijdvak van het verleden, b.v. hier, naar aanleiding van Lnnseloot, in de lide eeuw. Wel schrijft dr. L. an ierhalf bladiijdje over het tooneel en de opvoering", maar hij vergeet helaas den term middeleeuwsch" nader te bepalen. En wat is van het onvoldoende begrenzen van een tijdvak, of van het niet definieëren van zulk een belangrijken term, het gevolg? Dal in dit geval de een bij het woord mid deleeuwen" misschien aan het jaar 1000 denkt, en de ander, vooral de calvinistische Hollander, aan het eind der 15de en zelfs 't begin der 16de eeuw. Hoe verwarrend deze nalatigheid kan werken, is mij nu weer ge bleken uit een noot in de Inleiding van dr. L.i waar bij protesteert tegen hetgeen ondergete^ketde in De Xle E uw van Mei 1907 over be lendaagsche opvoering van middeleeuwsche drama's schreef, naar aanleiding van een zeer enaesthetK-che en kinderachtige vertooning van Esmortit, waarmede dr. L., hij moge er misschien geheel onschuldig aan zijn geweest, toch bedenkelijk ingenomen scheen. Het gaat hier ov«r het vfrtoonen der oude drama's m den geeft dt-r Middeleeuwen" en dr. L, hoe nauwgezet philoloog hij overigens zij, is zóó spoedig tevreden, dat hij kans ziet in bovengenoemd anderhalf blaazijdje eventjes te decreteeren, hoe deopvoeirng van Lanseloot in de Middeleeuwen' was Ware zwijgen niet beter geweest, d n over een zoo moeilijk onderwerp dergelijke oppervlakkige en nuch tere zinnetjes te doen drukken??Nuchter, ja! dat is de geheele be-chouwing van den geleerden annotator; nuchter is de geest (indien men het zoo noercen mag), die uit heel zijne Inleiding ppreekt; en volgens een nuchtere en geest-.ioodende methode denkt dr Leendei t J den geest der middeleen wers nader te komen, door name ijk microscopisch ieder regeltje dcr oude drama's te bekijken en aldus uit een verzameling van vage gegevens met de meeste beslistheid zijne conclusies te mogen trekken voor de Middeleeuwen. Het ia mijne bedoeling niet in een korte weekblad-bespreking op mijne beurt te ora kelen over dien middeleeuwschen geest, maar wel acht ik het noodzakelijk even aan te toonen, dat dr. L. verkeerd doet, door over iets zoo enorms op zulk een dorren en geeatlooien toon med > te spreken. In het algemeen" zoo schrijft hij gold voor de middeleeuwsche tooneelinrichting zeker wel dezelfde regel als thans en trachtte men de werkelijkheid zoo nauwkeurig na te bootsen als de kunst van den regisseur dat vermocht en de kas het toeliet/' (bl. 19). Als dr. Leendertz nu slechts het flauwste besef had gehad van de veel-omvattendheiJ der middeleeuwen als tijdvak en als cultuur verschijnsel, hij zou ons zeker niet met een dergelijke vage algemeenheid heiben afge scheept. Hij gaat dan ver Ier: Bet toont el voor den Lnnseloot moest vrij groot zijn : de ridder tjch verscheen te paard." (ilz. 20.) Hier zag men een beekje in het bosch en verder het kanteel van den ridder." De rollen werden niet eenvoudig opgezegd, maar dairbij werd druk g-acteerd; want de middeleeuwers wilden op een tooneel vóór alles iets te z'en krijgei" . . . enz. enz. Waarlijk, men zou gaan gelooven, dat dr. L het notitieboekje van een 14d'eeuwsch légisseur op geheimzinnige wijjein zijn hezit geïregen heeft en ons daaruit, zonder zijne bron te noemen, enkele piirases m dedeelf. Waarom er niet eerlijk voor uitgekomen, dat hij noch eenig ander geleerde met volkomen zekerheid ons de historische reproductie eener vertooning van Lanseloot of van een ander 14d'eeuwsch drama kan geven, en dat alle pogingen daartoe berusten op de weinige kennis, die men dienaangaande uit de eerste helft der l(5de eeuw heeft kannen verzamelen? En dit is niet meer de tijd, welken wij als het hart der middeleeuwen verearen. Z >u echter hij, dien Xietzfche noemt der altxandriuifche Mensen, der im Grunde Bibliothelsar u.id Correktor ist tind an B cherstaub und Djü;kfeblern elend erblindei", zou zulk een tot enkel w,t>-n beperkte geest, die elk intuïtief begrijpen mist ent en veracht, wel in staa: zijn ook maar een t-chadun te zien van den gee?t der Middeleeuwers", volgens welken het oude drama behoort te worden vertoond ? Ik geloof niet dat dr. L. van die groote iis-1 der roemrijke 13de eeuw, het toppunt van alle krachten dier zoogenoemde middeleeuwen, ooit een glimp heeft mogen aanschouwen. Schraal en onbezield s'aat daar zinnetje ra zinnetje door hem neergeschreven, en uit niets blijkt slechts de flauwste schijn van invloed, dien de be schouwing van en liet zich verdiepen in het grootsche totaal kunstwerk der 13deeeuwsche gemeenschap op de gees*ejge*te!dheid van dezen geleerde en hij is in dit geval slechts de vertegenwoordiger eener groep zcu hebben gehad. Reclames. COGNAC J. & F. MARTELL Vraagt Uwen \Yijnhandelaar naar deze absoluut zuivere Cognac, welke vanaf ? 3.5O tot / 8.5O p. tiesch geleverd wordt. Generale Agenten voor Nederland en Koloniën: rr *: n i» A ra. Stoer Zijde! Verlangt s. v. p. stalen van onze nouveautés in zwart, wit of gekleurd van 60 cents tot 9 pulden per Meter. Specialiteit: Zjidestoffen voor Gezelschaos-, Bruids-, Bal- en "Wandeltoiletten en voor Blouses Voering enz. Wij verkoopen slechts gegarandeerd solie Ie zijdestofiVn direct aan par ticulieren, franco vracht en rech ten aan buis. SCHWEJZER & Co., Luzern H25. (Zwitserland). Zijdestoffen-Export. Kon. Hofi. l V 1 1 r II luchtkuuroord van Nederland. Huis 1ste Rang: Huid (leS PaS-BllS. Mat. pr. Tuin. Pension. Omnih. El. licht enz. ExtraTarwebl o em VOOP de fyne keuken. l Pdkje van H Kilogr ?0.12' Mw.vooRMEEL-En BROODFABRIEKEIV VIJZELGRACHT 28. *"" tD'J opgave van uw adreo wordt U door <fo ?fdeeling roodfabrie* particulier bediend Meran Zuid-Tyrol. w Modern, voornaam familiehotel van den eersten rang. Vrij en rustig gelegen aan de Stephaniepromenade, bekend als het aangenaamste en meest gewilde d«el van Meran. Nieuwste comfort. ApparteoaeLten met bad en toiletten. Op verzoek streng dieet F. BRUNNER, Eigenaar. Noraaol-önderldeeilin van Prof.DrG. Fabrikanten W. BengerSöhne Stuttga Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr.157 K. F. DÊSCHLE-BENGEE. Echt>Victoriawater OBERLAHMSTEIN Echt Victoriawater OBERLAHNSTEIN BOUWT u NUNSPEET o/d. VELUWE. Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl