De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 1 september pagina 5

1 september 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1575 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAJ) VOOR NEDERLAND. DAME& «l Vronwenlioeten, 't Vagevuur, door ANNIE M. TOE LAEE. Uitgave van D. J. Goethala, Weesp. Het werk met een vrouweljjken kant is mig als vrouw zeer sympathiek. Om goed te onderscheiden wat ik onder vrouwelijk versta, zon ik b.v. Couperus een vrouwelijk auteur noemen, daarentegen Augnsta de Wit een mannelijk schrijfster. 't Vagevuur is vrouwelijk, wijl de auteur zich geheel heeft ingeleefd in 't karakter van Gertrude, ze kent haar volledig, en Gertrude zelf ziet doorgrondig haar eigen fouten en eigenaardigheden, hekent zichzelf zonder te verbloemen haar tekortkomingen, maar door ziet evenklaar de inzichten van anderen, ont dekt onmiddellijk de geniepigheden, voelt sterk iedere bedoeling, te gevoelig om gelukkig te kunnen zijn, zooals meer vlakke naturen dat vermogen. Maar waarschijnlijk is haar droeve ervaring er de grootste oorzaak van; een gelukkige vrouw ontleedt niet zoo subtiel haar leven en alles wat haar overkomt. Die glijdt over kleine onaangenaamheden heen, denkt niet na over de beweegredenen van wat haar geschiedt, zoodat haar geest niet wordt verscherpt door overweging, waardoor ze telkens feller opmerkt en sterker voelt. Als Vlaamsche wenschte ik wel in Hol land altijd te blijven wonen. Want ik geloof dut er geen land bestaat Amerika mis schien uitgezonderd, waar de vrouw zoo haar invloed kan laten gelden als hier. Ik zei: kan laten gelden, want als het niet ge beurt is 't meestal baar eigen schuld. De Hollander als man is toegevend en bezit rechtvaardigheidszin; zijn huiselijke neigingen zuilen er ook toe bydragen, om de vrouw de overwegende plaats te geven, waardoor ze een zelfstandigen wil heeft en alles naar haar handje weet te zetten. In 't Vagevuur" heeft Gertrude alle eigen schappen om zoo'n flinke, gezellige huis vrouw te zijn. Ze is breed in haar denken en stelt zich- 't gezin als 't hoogste geluk voor, en toch is haar leven van 't begin af een vagevuur geweest en eindigt met een volslagen hel. Haar man, de zwaar-pafferige, puisterige Eesema, om van te rillen, wordt bekeken en geschets door een echte vrouw; zijn be rekendheid en grofheid worden soms op ironieke ook op komieke wijze uit gesprek ken of overdenkingen duidelijk zichtbaar gemaakt, zoodat men best begrijpt dat een elegante, intelligente vrouw als Gertrude onmogelijk met hem kan overeenstemmen. Ieder Hollander als man dus geen ideaal. Maar, Gertrude wist al toen ze trouwde dat Resema dronk en dat hij grof en leelijk was. Toch meende ze, dat zij hem zou verbeteren. Hij was een goede partij en een man behoeft niet mooier te wezen dan een chimpanzé, meende ze. Daar ligt natuurlijk de groote fout. Hit is altijd gevaarlijk te rekenen op verbetering in 't karakter van een volledig gevormd mensch, maar onmo gelijk is dit te verwachten wanneer er geen sterke, tegen alles bestandzijnde liefde bestaat, en een opofferende volharding om met en gelengeduld de onaangename kant te ver dragen. Gertrude meende dat de ver andering vanzelf zou komen, een ijdelheid van haar, en toen die uitbleef verwijderde ze zich algauw van haar man, die verbur gerlijkte en afzakte met 't slecht gaan van zy'n zaken, zoodat de kloof aldoor wyder en gapender werd. Je leeft van 't begin al met Gertrude mee, en onwillekeurig voel je voor die smaakvolle, naar liefde snakkende vrouw. Je volgt met belangstelling haar beschouwingen, teer en week, vaak krachtig en klaar, en je denkt: Wat 'n zonde dat zoo'n leven eigenlijk ver loren gaat. En dat deze gedachten in ons UIT DE NATUU BÜregen en zonneschijn. De regen mag in dit jaar wel vooropgezet, de zonneschijn in de tweede plaats genoemd worden; inderdaad regent 't vaker in dezen zomer, dan ik mij van een vorigen zomer herinneren kan, en toch regent het niet zoo veel, als 't lijkt. Dat geeft iedereen toe, die zich niet laat weerhouden door een dreigende lucht en er tóch maar op uit trekt, het bosch, de hei of het duin in. Want het regent o zoo zelden een heelen dag; een halven dag regen is ook nog uitzondering voor ons land; 't blijven meestal buitjes en om deze geeft een natuurvriend zoo heel veel niet. Want ook bij regenachtig weer is de natuur belangwekkend, voornamelijk de plantenwe reld. In een land als 't onze, waar de regen buien bij 't landschap behooren, evengoed als de schapen, de koeien, de kivieten en de molens, moeten de planten wel op herhaal delijke besproeiing ingericht zijn; anders groeiden er niet anders dan waterplanten bij ons, en die dan nog zonder bloem. Wat kan er de regen nu aan een plant bederven ? Dat is 't eerste, wat wij ons heb ben af te vragen, indien wij willen onder zoeken of ei verband bestaat tusschen de inrichting van sommige planten en veel vuldige regens. Nu, veel valt er niet te bederven. In elk geval is regen een voorwaarde voor 't bestaan van de planten. Waar het zonlicht kan door dringen, en daardoor de oppervlakte van de aarde uitdroogt, moet het van ty'd tot tijd regenen, indien er planten zullen groeien; ook al is er nog zooveel water in de diepere lagen aanwezig. Aan de bladeren kan de regen alleen schade doen, als 't water er op of in bleef staan; dan zou op den duur 't blad 't gewicht van 't hemelwater niet kunnen dragen, de steel zou knakken of krom groeien en 't blad ging rotten of schimmelen. Misschien zy'n er enkele planten, die 't regenwater kunnen opzuigen, maar dat zy'n er stellig niet veel. Menigeen denkt, dat het regenwater zoo maar door 't blad wordt opgezogen; en toch is dit laatste haast nooit 't geval. 't Lykt wel zoo, doordat na een lange droogte de fletse en slap neerhangende bla deren zich snel oprichten, wanneer het buitje nog pas even neer klettert; dat moet wel door den regen veroorzaakt zyn. Dat is ook zoo; maar langs een omweg; door den bodem en de wortels heen, maar niet wordt opgeroepen en levendig blijft, is een zeer groote verdienste van deze, naar ik meen, nog jonge schrijfster. Al dadelijk ligt voor de hand dat 't slecht eindigen moet. Gertrude staat op 't kantje, zooals haar schoonzuster Annette het instinktmatig voorvoelt. Zij zelf weet het ook. Je tuimelt als vrouw niet ineens, je glijdt af, je drijft van de hoogte naar de laagte zonder dat je 't weet," zegt ze. En Gertrude glijdt, is immer glijdende. 't Gaat zoo gemakkelijk in haar moeilijke toestand van half-gescheiden, kokette vrouw, lang niet leelijk en levenslustig, die maar over een gering bedrag beschikt, waarvan ze de helft aan haar woning besteedde, hoewel ze behoefte heeft aan luxe en een prettig Ie ven. Zij, die door haar man nooit werd gewaar deerd, voelt zich dubbel gestreeld door flatterieën, al komen die ook van een klein ventje, op wie ze neerkijkt, zij als groote mooie vrouw. Toch, en dat is een zeer fijn trekje in 't boek, merkt ze haar naïviteit om gevoelig te zijn voor dat gewone gevlei, maar de omgang met Landré, de gefortuneerde, ver zorgde en gemaniereerde fat, doet haar nog scherper uitkomen de plompheid van haar eigen echtgenoot, en 't laat haar nog meer snakken naar haar vrijheid. En die vrijheid zou ze misschien wel ver overen als daar niet kleine Eddo tussctien stond, een overgevoelig jongetje, veel te wijs voor zijn leeftijd, die verschrikkelijk lijdt onder de tweespalt tusschen zijn ouders. Dat Annie M. toe Laer die sensitieve Eddo zwijgend zet tusschen de oneenige ouders lijkt me treflen-juist aangebracht; zijn ge sprekken blijven kinderlijk-natuurlijk, al voel je hoe fataal de scheeve situatie werkt op dit overgevoelig gemoed. Voor dat kind zou Gertrude alles willen doen en alles laten, als ze maar kon. Haar vrijheid, half verwonnen, laat ze varen, terwille van 't kind. In een aandoeolijk-trefl'ende scène wanneer haar Eddo stervende is, be looft ze zich geheel op te offeren en ver zoent zich met haar man. Maar dadelijk valt 't te voorzien dat't niet veel zal helpen. Zoo gauw is Eddo niet bui ten gevaar of de berekendheid van Resema komt boven en z'n onhebbelijkheid van drinken wordt ook niet vergeten, wat Ger trude natuurlijk merkt, en zij voelt haar belofte ook zwaarder worden en eenmaal uit den druk weg, nu in de kleine badplaats, ergens in Loosduinen denk ik, of ze voelt zich wel moeder maar nog meer vrouw. Gertrude is niet de sympathieke figuur, de ideale viouw, de sublieme goedheid en verdraagzaamheid die men zoo gaarne in boeken vindt. Maar sympathiek is de eer lijke uitbeelding van Gertrude, zoodat men aan 't eind zegt: ja zoo is het, zoo moet het zijn toegegaan, en er bestaan toch zulke vrouwen, al brengt het fatsoen mee om het te ignoreeren. De auteur van Vagevuur" zet de zeer vloeiende dialogen niet enkel als aardig ge sprek, maar geelt ze als een deel onmisbaar in 't geheel, om de karakters Ie leeren ken nen of om een toestand begrijpelijk te maken. ledere scène staat in haar eigen sfeer, geelt een bizondere sensatie. Elke persoon ziet en kent men van af kleinen Eddo tot den ouden heer van Rijn toe. Hoe innig is de geschiedenis van dat oude heertje uitgelegd, zoo begrijpelijk en waar, en zoo heelemaal als vanzelf sprekend. Wat een vondst van den auteur! Die figuur is bijna fantastisch en toch zoo reëel, 't Kan bijna niet anders, dat in zoo'n eenzaam badplaatsje ook een eenzaam mensch moet zijn, zeggen we, als we erover nadenken. En het doet zoo volkomen in 't verhaal, geeft de tijdelijke gemoeds situatie, de kontrastweiking, en de voorbereiding, alles tegelijk. Er zijn vele van deze tafereelen. De een door de bladeren heen dringt 't water binnen. Integendeel, zeer veel bladeren zijn er juist op ingericht, om het hemelwater zoo snel als 't maar even mogelij k is, weg te voeren. Kijk bij een regenbui maar eens oplettend een plant met groote bladeren aan. De nerven, die aan de onderzijds hoog op liggen, vormen aan de bovenzijde talrijke diepe of ondiepe geultjes; die gleufjes gaan van den rand uit naar 't midden en verder naar den voet van 't blad. Ze zyn, zoo lang 't regent, beddingen van beken, die samenvloeien in groote rivie ren: de hoofdnerven; en doze monden weer uit aan den voet van 't blad Daar stroomt 't regenwater af naar onder, langs den sten gel. Die stengel vertoont dikwijls opstaande kanten, plooien, vleugels of haarlijsten, welke 't afstroomende water snel verder afvoeren, meestal naar deaarde, dicht bij den hoofdstam, waar de fijnste wortelvezels't opzuigen. Deze brengen 't weer naar boven. Door de vaatbundels binnen in de stengels, stroomt 't snel omhoog naar de zelfde bladeren terug, van waar't pas op vernuftige en doelmatige wijze was weggevoerd. Bij enkele kruiden en bij de meeste boomen wordt 't hemelwater naar buiten afgevoerd. Dit gebeurt doordat de top der bladen naar achter en buiten omslaat en 't regenwater er afdroppelt; of, zooals bij vele boomen, door den stand van de bladeren ten opzichte van elkaar. Dan wordt 't regenwater als van een leien dak naar de onderste en buitenste bladeren afge leid, vandaar droppelt 't op den groni en't vormt den regenkring". Juist daar liggen de zuigwortels, die 't gretig opnemen; door de wortels, den stam, de takken en de nerven in de bladeren wordt 't weer omhoog göbracht. Dat lijkt verkeerd ingericht in de natuur! Monnikenwerk; eerst naar onder voeren en dan weer oppompen l Dat lijkt maarzoo; hij is wel degelijk noodig en nuttig, die omweg. Drong 't water door de bladeren naar binnen, dan verdronk de plant; zijn duizenden mondjes zyn voor 't ademen en eten bestemd, evengoed als onze eenige mond. Ze zouden overvol raken en de plant moest stikken. Ook al drong 't water niet door de huidmondjes van de onderzijde der bladeren naar binnen (wat toch al lastig zou gaan), maar door poriën aan de bovenzijde, dan nog zouden de planten er schade door lijden : ze zouden verhongeren. Want een deel van 't voedsel, opgeloste zouten namelijk, moeten uit den bodem komen en tot in de uiterste spitsen van de plant worden gebracht. En dat transport kan alleen geschieden door en met het water, dat uit den bodem wordt opgezogen en waarin de voedingszouten zijn opgelost. Evenals ons volgt de ander zonder te veel uitweiding; 't boek leest vlug, 't geeft veel in weinig woorden. Misschien gaat 't] wel een beetje te vlug soms. Ik heb reeds opgelet, dat men in Holland alles degelijk en deugdelijk wil. Het luchtige en vlotte wil men alleen van andere naties. En toch, ieder die schrijft weet wat 't kost om zoo schijnbaar gemakkelijk neer geschreven tafereeltjes neer te zetten, hoe veel bladzijden er worden doorgehaald om enkel de essence over te houden. In 't Vagevuur zijn de details verzorgd. Ieder trekje heeft reden daar te zijn, om een fout naar voren te brengen of een toestand te verscherpen. B.v. 't opmerken van Gertrude, dat de advokaat's bediende een half-vuile boord aan heeft; zijn groote handen en voeten ziet ze ook dadelijk, zij als elegante, in 't schoone-opgaande vrouw. Aan zoo'n kleinig heid kan men zich voorstellen hoe een man als haar echtgenoot haar walgen moet. Nijpend is 't oogenblik van vertrek uit 't hotelletje geteekend. Gertrude, kleine Eddo en Wilhelmi, ze stonden tegen elkaar aan, zich voelend als veroordeelden onder't cynisch gekijk van den ouden heer van Rijn. Prachtig van klare tegenover elkanderstelling is de scène tusschen Resema en zijn zuster Annette, als hij bij haar in 't koude salon zit. Fyn is daar neergezet hoe zijn eerste driestheid zakt wanneer 't op zijn vader aan kwam die hem steunen moet. Men zou alleen van die Annette wat meer in 't boek wenschen, maar 't was de auteur te doen om Gertrude. Uit zoo'n kleine scène merkt men lichtelijk, dat de auteur 't niet eens is met Gertrude die Annette veel inniger vrouw vindt, maar haar doel bleef om Gertrude te leeren kennen. Uit't Vagevuur" zooals uit ieder goed boek, is heel wat te leeren heel wat gevolgtrek kingen zijn er uit op te maken, en zonder dat de karakters verheffend zijn, kan 't boek toch verheffend werken, voor die niet te snel over de pagina's heen vliegt. Er komen mooie gezegdens in als: 't Leven is vol desilluzie, maar wie zijn plicht doet, vindt belooning in zichzelf." 't Zou jammer djn als die vele fijne op merkingen, in de jacht op 't verhaal, ver loren gingen. 't Vagevuur" is een goed doordachte, rank opgebouwde roman, een eerlijke karakters studie, boeiend en interessant. Er is hier een vrouwentype gegeven, die veel meer bestaat dan men denkt. Dat lichte, blonde, flinke en toch teere van Gertrude, hoort bij de vrouw uit het noorden, uit de koele streken, ondanks haar wuftheid en liefdeverlangen. Deze Gertrude kan nergens zoo goed bestaan als juist hier te lande. ELINB MABB. Spreuken uit het dagboek van Christine ran Zweden. Verloving van prins Eugeniui ran Zweden met Olga Larsen. Ge vaarlijke toiletartikelen. De biographiën over Christine van Zweien, van Ranke Johann Scherr, en Paul de SaintVictor, prikkelend als vlot geschreven romans, hebben hun pikanten inhoud te danken aan het veelbewogen, ongeloofelijk-romantische leven der koningin-avonturierster. Het ewig Weibliche" was haar totaal vreemd. Trouwens, de grootste teleurstelling van haar leven, was, haar vrouw moeten zijn, omdat Moeder Natuur het aldus gewild had. Bij haar geboorte, deed de donkere kleur van haar huid, en, haar grof schreeuwerig stemmetje vermoeden dat zij een jongen was, en, zelfs was haar vader Gustaaf Adolf reeds voedsel langs mond en maag in 't bloed kcmt, door dit bloed wordt gebracht op de plaats in ons lichaam waar het noodig is voor opbouw ol herstel, evenzoo voert in de plan ten het opstijgend water de noodige voedings stoffen naar blad en bloem. Die stroom van onder uit de aarde naar boven wordt in de plant onderhouden, door dien er van boven aan de oppervlakte voort durend water verdampt. Houdt die verdam ping op of gaat 't zeer langzaam door gebrek aan zonneschijn en warmte, of door aanhou dende regen, zoodat de lucht geen waterdauip meer opneemt, dan gaat 't ook slecht met de gemeld, dat hij een troonsopvolger had gekre gen. Toen men de vergissing ontdekt had, nam de koning van Zweden zy'n dochtertje in de armen, streelde en kuste het meiske, en sprak den wensch uit, dat zij eenmaal een goede, verstandige vorsin zou worden. Chris tine was zes jaar oud, toen haar vader, tijdens den dertigjarigen krijg, in den slag bij Lützen sneuvelde. Haar moeder ging óp in haar weduw-rouw; bekommerde zich bitter weinig om het bizarre kind, wier opvoeding aan mannen werd toevertrouwd; wier hersentjes opgepropt werden met veel omvattende studieën, en, die iederen dag van den kanselier Axel Oxenstierna, onderricht kreeg in staathuishoudkunde, op een leeftijd, dat meisjes nog met de. pop spelen. Van een huwelijk wilde Christine niet weten. Onderworpen zijn aan een man, was haar een gruwel. Aan de smeekingen harer ministère, ter wille van het Zweedsche volk te trouwen, maakte zij kort-en-goed een eind, door den aangewezen pretendent, haar neef, Charles Adolf, tot haar opvolger te kiezen. Toen zij den 16den Juni 1654 in de troonzaal van het paleis te Upsala plechtig afstand deed van de regaering, voelde men het als een groote verluchting, dat de nukkige, spilzieke vorstin haar geboorteland,verliet. Met veel waardigheid spee'de zij de ablicatie vertooning. Getooid met den hermelijnen mantel, de vorstelijke kroon op 't hoofd den scepter omvat, schreed zij langzaam, met majesteit door de zaal. Zij scheen slank en welgebouwd in dit historisch moment, hoewel zij zeer klein was en een hoogen schouder had. De aanwezigen waren ontroerd onder den in druk van hetgeen zij zagen: het weg nemen van de kroon, het ontdoen van den mantel, het neerleggen van den scepter. Toen, eenvoudig in een robe van witte zijde gekleed, sprak zij een sierlijk gestelde afscheidsrede uit. Van korten duur echter, was de sympathie, toen gewekt door haar vorstelijk optreden. Bij haar veitrek, nam zij zooveel schatten en kostbaarheden mee, scheepsladingen vol i dat een storm van verontwaardiging losbrak, over de in mansgewaad vertrekkende Christine van Zweden, zich noemend: graaf Dohna. Na een verblijf in Duitse tiland, Belgiëen Frankrijk, vestigde zij zich te Rome, waar zij, n i haar in Antwerpen gedane conversie, met vreugde en luister als Katholieke werd begroet. Scherr zegt van haar: Dieser Wirbelwind von Weib nimmt sich aus wie eine un zwei Jahrhunderte verfrühte Vorwegnahme der emanzipierten" Weibsbilder unserer eigenen Zeit. Es fehlt kein typischer Zug: weder der Blaustrumpf, noch die Mannshose, noch der Abseheu vor der Ene." Paul de Saint Victor schrijft: Un homme manqué, une reine avortée; on pourrait définir par ce doubléterme l'ancmalie de la destinée et de la personne de Christine. Il y a de l'aventurière, de la virago et de la pedante dans la filie de Gastave Adolphe." Haar dagboek met overpeinzingen en beschouwingen, is geschreven door de vrouw met grijze hairen. Zij dateeren uit haar natijd, toen de kalmte was ingetreden na veel stor men van vernielend, onschoon, dikwijls weer zinwekkend geweld. Ook Christine van Zweden zal veel verge ven worden, want ook zij, heeft veel liefgehad, zooveel, dat een doodgewone, echte vrouw er van gruwt. Tijd, besteed aan uiterlijke verzorging: kapsel en kleeding, achtte Gustaaf Adolf's dochter roekeloos verspilden tijd. Haar weel derig, blond hoofdhaar liet zij afscheren eu droeg de afzichtelijke pruik, waaraan Fransche dames zich doodelijk ergerden. In die periode ?an haar leven, was zij ook niet meer behoorlijk gekleed, maar lachwekkend toe getakeld. Zullen de bladeren van een plant eerst bij zeer langdurigen regen schade gaan lijden om ten slotte te sterven en te rotten, veel bloemen kunnen zelfs door n regenbuitje 't doel missen van hun leven en bestaan. Voornamelijk is het de bevruchtende stof, 't, pollen of stuifmeel dat door water beder ven kan. De korrels zwellen dan op en zijn niet rneer geschikt hun taak te volbrengen n.l. hun inhoud door een stempel en stijl heen ia een vrucht beginsel door te doen dringen, om daar een eicel te bevruchten. 't Is niet te verwonderen, dat de natuur allerlei middelen heeft om zoo'n ongeluk te De inooi-weerdistel of Stengellooze Carlina. (Uit Kerner's Pflanzenleben.} planten. Aanhoudende regen zou ze ten slotte net zoo goed dooden als aanhoudende droogte. Nu kan de eene plant beter tegen vochtige lucht dan de andere; maar bij ons kunnen zeer vele planten er zich eenigszins naar inrichten. Dat doen ze op zeer verschillende wijze, al naar de soort. Wie er op let, zal bemerken dat in dezen zomer van vele krui den de bladeren grooter zijn dan gewoonlijk: de plant maakt zijn verdampingsvlakte grooter. Dit doen de planten in vochtige bosschen geregeld; vergelijk maar eens de blad vlakte van een plant b.v. van een paar debloem of een hoefblad in een bosch met een van dezelfde soort, die op een zandige droge plek groeit. voorkomen, dat imrneréeen levensdoel van de plant verijdelt. Een van de meest doeltreffende, sterk in 't oog vallende, en daardoor alom bekende mid delen is't sluiten van de bloem; en nergens heb ik dit zoo mooi gezien als in deze vacantie bij een plant die in bergatreken voorkomt, een stengellooze Carlina; bij ons in de duinen komt ook een Carlina, de driedistel, voor, die 't verschijnsel vertoont, maar lang niet zoo schitterend als bij de groote Carlina van de Harz, de Vogezen en de Alpen. Ongelooflijk is 't, hoe snel dat openen en sluiten daar in zijn werk gaat. Prachtig staat de bloem of liever ligt de bloem wijd open op een stuk rots; daar schuift een wolk voor de Thans geven wij haar het woord. Het is den menschen te veel eer bewij zen, wanneer men zich op de hoogte wil stellen, van hetgeen zy over ons zeggen." Er zijn mannen, die als hunne moeders vrouwen zijn; en, vrouwen, die als hun vadeis, mannen zijn; het gemoed kent geen geslacüt." De natuur der vrouw staat haar deugd en haar verdiensten in den weg." Wat men natuurgebrek zou kunnen noe men, is bijna onverbeterlijk by de vrouwen; weinigen weten zich in dat opzicht te ver beteren." Zoo onvereenigbaar zyn de deugden der vrouwen, met deugden en talen'en die een tioon vereischt, dat, wanneer vrouwen als waardige regentessen willen optieden, zij zich moeten ontdoen zoowel van haar goede en deugdzame eigenschappen, als van hare fouten en zwakheden. Kunnen zij dat niet, dan maken zij mét haar persoon, haar re geering belachelijk." Men moet de kunst verstaan zich van geleerde mannen te bedienen, als van levende bibliotheken; men moet hun achting toe dragen ; mildheid bewijzen, om raad vragen over hetgeen zij weten; doch, men moet overtuigd wezen, dat zij, buiten hun eigen gebied gewoonlijk stumperts zijn." Er behoort meer moed toe zich in den echt dan in den krijg te begeven." Van hen die ons liefhebben, hebben wij meer te vreezen, dan van hendieone haten." De meeste menschen treden in 't huwelijk zonder elkander te kennen ; zoodra zij zóó ver gekomen zyn, krijgen zij weerzin van elkaar." Ce serait un bonheur trop grand d'être amoureux et marie." Zweden's schilder-prins" prins Eugenius, die zich met succes aan de schilderkunst wijdt, zal, naar men zegt, in 't huwelijk treden, met de schoone, Zweedsche concert zangeres: Olga Larsen, op wie de prins at first eight verliefde. Men wist wei, dat de prins een zóó groote vereering had voor een artiste, dat hij er niet over dacht, een levens gezellin uit vorstelijken kring te kiezen. Eerst nu, met zijn verloving, is men achter den naam gekomen der aangebedene. Het Augustus nummer van het Maandblad gewijd aan hygiëne en industrie, onderredactie van dr. Van Hamel Roos en Harmens, wijst nadrukkelijk op het gevaar van het dragen van goedkoope zijden kousen. Elke vrouw weet, dat.échte zijde duur is. Would-be zijde wordt vermengd met allerlei waardelooze, en voor de gezondheid scha delijke bestanddeelen. Het waarschuwend be richtje luidt: Bij het onderzoek van zijden kousen bleek de aanwezigheid van belangrijke hoeveelheden chloortin. Door het dragen dezer kousen waren allerlei ziekte-toestanden ontstaan, o. a. abnormale vermoeidheid, zwakte, vermagering enz." Zij, die zich de weelde kunnen veroorloven zijden kousen te dragen, zijn aan zich zelf verschuldigd voor die luxe behoorlijke prijzen te betalen. CAPRICE. Pompadourrijtt. Benoodigdheden: 200 gr. rijst, l L. melk, 6 eiereu, 125 gr. suiker, 125 gr. boter, ingemaakte abrikozen. Bereiding: Kook de rijst in de melk; yoeg de boter, de suiker, de geklopte eierdooiers en het stijfgeklopte eiwit toe. Plaats deze massa laag om laag met de abrikozen in een vuur vasten schotel en laat ze in den oven lichtbruin worden. Men kan de massa ook in een rand plaat sen en presenteeren met geslagen loom of vanille-saus. zon en meteen richten zich de schitterend witte stralen van 't omwindsel omhoog en sluiten als een koepel samen, vlak boven de platte schijf van nietige bloempjes, die 't hart van de groote bloem uitmaken. Is 't ernst met de bui, dan drukken zich de glimmende stralen dicht op een en de regendroppels spatten af, tegen 't gladde bolle scherm of ze glijden er langs af naar den bodem, waar ze veel goed en geen kwaad kunnen doen. Was 't maar een loos alarm en kijkt de zon weer achter de wolk uit, dan slaan meteen de. stralen weer terug. Als was 't zelf een zon, zoo schittert de mooi-weerdistel in 't licht. De hommels en bijen weten wel wat dit beteekent; ze komen gonzend aangevlogen en doen hun plicht vooi zich zelf, hun kroost en de bloem. De vliegers hebben er dan ook 't monopolie. Ik zou niet weten welk krui pend gedierte in staat is het hart van de bloem te bereiken: een stengel om tegenop te klauteren is er niet; als scherpe dolkmes sen liggen ze in 't rond uitgespreid, die witte binnenste stralen van de gemeenschappelijke kelk of van 't omwindsel; en de volgende in de rij zijn vertakte stekels, zoo vinnig en venijnig, dat het voor een mensch, laat staan voor een dier, een heele toer is, de bloem te na te komen, zonder zich pijn te doen. En rondom die grauwgroene doorns met hun honderd zijdoorns, liggen vlak uitgespreid op den steenigen grond, de bladeren, die al even weinig als de binnen kransen aanlokkend zijn voor slakken en ander kruipend gedierte. 't Is een pracht van een bloem zoo'n groote witte Carlina, een natuurwonder, waar ik veel langer naar heb staan kijken dan mijn reisgenooten lief was; er zit nog veel meer biologie dan ik hier heb aangeroerd, alleen daarvoor zou ik nog zoo graag eens lang in 't bergland willen zijn ; de bloemen leven er korter, maar hun leven is ook veel rijker. E. HEIMANS. W. C. S. den Haag. Uw volwassen sala mander heeft zonder eenigen twijfel de plaat gepoetst; ze kunnen zich met de buik tegen 't glas omhoog werken; en om dezen tijd wil de bedoelde soort uit 't water. De larven kan door de visschen opgegeten zijn, misschien ook er uit gekropen, ondanks zijn kieuwen. U vindt ze misschien 't volgen l jaar in den tuin of in 't turfhok terug, of anders verdroogd onder of op een kast. Ook eten groote salamanders als ze honger hebben bij gelegenheid de larven op.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl