Historisch Archief 1877-1940
No. 1575
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en zeer zeker is hare praktische
zakenkennis hém van groot nut geweest.
Niet licht toch was pok voor haar de
taak bij de zoo ongelijkvormige
wandvlakten hare maten te nemen, te zorgen
dat alles zuiver in elkaar paste en be
antwoordde aan de eigenaardige eischen
van een scheepsbetimmering.
Maakte de firma Brandt en Zoon, de
bekende boekbinderszaak op 't Rusland,
de goudleeren paneelen, en de firma
Lindenaar het glas in lood, niet minder
verdienstelijk was de arbeid der firma
Pompe, die de vloerbedekking uit voerde
in guttapercha-mozaïk, een materiaal, dat
bij een zekere stroefheid, op zee een
zeer noodig vereischte, dit voordeel heeft,
dat het patroon door en door zit en dus
bij afslijten steeds blijft bestaan.
Waar velen dus hebben bijgedragen
deze betimmeringen te maken tot wat
zij zijn geworden, daar valt niet weg
te cijferen, dat het leeuwenaandeel in
dezen arbeid berustte bij den man, die
alles heeft overdacht en voorbereid, die
tot in de kleinste finesses de details heeft
aangegeven.
En al weten wij, dat hij het zelf niet
als het hoogste acht, indien een kunst
uiting als deze, een persoonlijk karakter
draagt, ik geloof, dat wij de reizigers
der Qrotius mogen gelukwenschen, dat
Lion Cachet hun een interieur bezorgde,
zoo zorgzaam door de firma Hillen uit
gevoerd dat niet alleen den stempel
draagt van degelijk en solied, maar zich
ook kenmerkt door rijkdom en voor
naamheid.
R. W. P. DE VRIES JR.
Te bonden tentoonstellingen.
Er zijn een aantal tentoonstellingen die ge
gehouden mocht zien, en die niet gehouden
worden. Er zijn daartoe verschillende redenen.
Ten eerste is door den grooten handel in
schilderijen, de verkoop (hoe dan ook, wat dan
ookl) zoo zeer hoofdzaak geworden dat alle
andere dingen daarbij moeten acaters'aan.
Om dezen verkoop te vergemakkelijken, te
bevorderen, om hooger prijzen te krygen en
vastheid en stijging, ontstaan monopolieën
zooals er (het is toch iedereen bekend) hier
te lande ook zijn. Bepaalde schilders leveren
alleen aan bepaalde kunsthandelaars Komt
er van deze schilders een werk uit een nala
tenschap, of wat ook, op de markt dan wordt
de prijs op het peil gehouden waarop hij
is en zoo mogelijk (opdat de bezitters van
dergelijk werk de zoete hoop der winste zou
den voelen) op openbare, duidelijke wijze
(?oor wie de wegen kent) omhoog gezet.
De meeule verzamelaars tegenwoordig zijn geen
kunstminnaars, maar handelaars zonder winkel
en zonder bedienden. Zij doen dus mee om
den verkoop van werk dat ook in hun bezit
is, te doen gelukken. Hoe meer beperkt het
aantal werken is, hoe mter mogelijkheid van
winst, van prijsstijging vooral, wanneer zooals
tegenwoordig in sommige andre handelsarti
kelen veel geld verdiend wordt. En zij die uit
zulke overwinsten koopen, koop-lui, kunnen
hun bezit weer '« den eenen of anderen dag
moeten realiseeren (eerder dan wie van vast
of groot kapitaal, uit werkelijken kuni-tzin
koopt) en realiseeren liefst dan met winst
(zaken zijn zaken!); ze maken zoo de markt
van t'oebelen aard. Ook in hun belang is dus
beperktheid van aanvoer bij grooter vraag.
Tentoonstellingen maken het bestaan
duidelyk van ander werk dan wat gewoonlyk
gezien wordt. De hoeveelheid wordt grooter.
Er kan onder dat werk schilderij etc. van
dien aard zijn dat het beter is en tevens
lager van pry's dan het gewoonlyk aange
bodene. De monopolieën worden geschonden,
hun macht verkleind; en daar soms het
ander werk of dat van talentvolle jongeren
is, of van talentvolle toevallig out-siders,
ontstaan er fluctuaties die niet genoesjelijk
zijn voor de betrokkenen in den handel der
gemonopoliseerde werken. De markt van.
sommige dezer wordt lusteloos, soms flauw,
sluit niet vast meer.
De kunsthandel heeft tegenwoordig juist
door de groote kapitalen, waarmee ze lang
zamerhand is gaan werken, een grooter kracht
dan gemeend wordt. Hij influeaceert meer
dan ter zuivere oppreciatie noodig is. De
kunsthandel heeft dus een neiging om bepaalde
werk alleen tentoon te stellen. Door de
concurentie wordt het echter gedeeltelijk tegenge
gaan.
Ten tweede. Er zijn eenige 'ereenigingen
die de macht bezitten om vrijuit ten toon te
stellen. Hier in Holland Arti, Pulchri Studio,
en meest de Rotterdamsche Kunstkring. In
de twee eerstgenoemde schildergenootschap
pen is het bezwaar tegen tentoonstellingen
als ik meen van anderen aard. De leden
begaan een overproductie. Dit is de reden
als in den kunsthandel die tegenhoudt. Maar
de tweede is: dak, de geest der meeste schil
ders niet vrij genoen is noch groot genoeg
om hun kennis van de schoonheidsuitingen
te willen vergrooten. Het is niet alleen de
concurrentie die weerhoudt, er is tevens bij
een geestelijke lus:eloosheid, en tevens een
overtuigd zyn dat Hollanders beter schilderen
dan buitenlanders. Dit is in een aantal op
zichten niet waar; groote composities zijn
den Hollanders (ook door de kleine kamers)
een meestentijds ongekend iets. De zalen der
Eenaissance, lang en met weinig meubels,
ontbreken hier. Schilderijen waarin de
intellectueele dingen tot een wijde schoonheid
geworden zijn worden hier gemist, ook
omdat een werkelijke beschaving (door en
door) hier minder is dan elders.
Het eenige wat rest zijn de kunstkrin»en
met een bestuur uit beschaafden. Deze hebben
eer de zucht dan anderen tot ontwikkeling;
ze zijn niet direct noch onmiddelijk in
den handel betrokken. Ze kunnen werklijk
een verdienste hebben die hun meer dan
de anderen gemakkelijk is Ze hebben alleen
voor een ding te zorgen dat, *at by bun
het gevaar kan zijn, vriendschapsbetuigingen
aan stadgenooten etc. niet voorkomen. Hun
is de eisch gesteld om der kunst wille streng
en sterk en vooroordeelloos te zijn, en de
menschlijkheid-vollen of de
schoonheidszwaren te zoeken, te vinden, te laten zien
zoo verzorgd mogelijk.
Zulke kunstkringen kunnen een onwikke
lingsfactor zijn, wijl van goeden wille en
zonder winstbejag. Zij kunnen de te houden
tentoonstellingen geven. PLASSCIIAERT.
>. L
De dagbladen hebben de voornaamste
feiten uit dit plotseling en te vroeg afge
broken leven reeds in herinnering gebracht,
en het kan ons doel niet zijn deze biogra
fische aanteekeningen nu al uit onzen ei?en
voorraad van persoonlijke gedachtenissen
aan te vullen.
Evenmin is het hier de plaats uit te wei
den over de grootte van het verlies, dat de
Partij, waartoe de afgestorvene behoorde,
met zijn heengaan heeft geleden. De
Sociaaldemokratie in Nederland is een van haar
beste krachten kwijt. De opmerking van
onwelwillende beoordeelaars, dat juist zij
minnen als Tak moeilijk missen kan, zal,
helaas, niemand kunnen tegenspreken.
Niet alleen in zijn openbare betrekkingen
zal de ledige plaats van Tak moeilijk te
vervullen zijn; ook in zijn werkzaamheid,
waaraan geen algemeene bekendheii werd
gegeven. Hij heeft het socialistisch
partijleven niet alleen versterkt, maar ook ver
fijnd en veraangenaamd. Hij was een der
meest welkome verschijningen, hetzij er
gearbeid moest worden, hetzij er van arbeid
verpoosd werd. Men luisterde even gaarne
naar zijn redevoeringen als naar zijn ge
sprekken. Hij had een uitgebreide belang
stelling, een groote bedrevenheid, een rijke
ervaring. Het ware zijn nagedachtenis
beleedigen over Tak te willen spreken in ter
men van lof on van vereering, die alken
toekomen aan het zeldzame genie, maar
zooveel schijnt zeker, dat in elke politieke
partij of algemeene beweging de lieden
?schaarsch zijn, die haar zoo voortreffelijk
vermogen te dienen als Tak de zijne altijd
heeft gediend. Hij was geen leider, die men
alleen op zekeren afstand respekteert; hij
heeft zich als een goed kameraad doen ken
nen aan zijn medeleden, met wie hij in
aanraking kwam.
Tak was geen voorganger, die hoofdzakelijk
de socialistische idee liefhad. Hij voelde
zich aangetrokken door iedere practische
uiting van het socialisme; hij verleende
gaarne bij iedere practische beoefening een
behulpzame hand; hij verkeerde bij voorkeur
onder de menschen van daad. En zijn ver
heer was zoo beminnelijk, zoo nuttig, zoo
onderhoudend, dat hij vrienden maakte, waar
hij kwam. Waarschijnlijk kan de aard van
het verlies, dat de socialistische Partij
getroifen heeft, het beate worden uitgedrukt
door te zeggen, dat de socialisten voortaan
een handdruk zullen ontberen, die hun dier
baar was.
* *
#
Man c mi de daad: dit was Tak aller
meest. Hij gaf de voorkeur aan hetgeen
praktisch werk wordt genoemd. Theorieën
golden bij hem niet veel. Hij moest vóór
hij haar vertrouwde en tot de zijne maakte,
op goede gronden kunnen aannemen, dat
ze voor verwezenlijking vatbaar waren. Dit
dwiepen met de daad, deze liefde voor het
konkreete, of, wil men, deze ontoegankelijk
heid voor de theorie, voor den abstrakten
vorm der dingen, verklaart, meenden we,
zijne houding in de belangrijke omstan
ligheden zijns openbaren levens.
Men heeft gezegd, dat Tak gedurende
den langsten tijd van zijn leven een zoeker
is geweest, dat hij eerst voldoening vond
na zijn toetreden tot de socialistische be
weging. En ook: dat hij door de socialistische
theorie, zoowel overgehaald als bevredigd is
geworden. Wij kunnen het feit, dat Tak
zoolang heeft gewacht, hiermee niet ver
klaard achten. Wat hem in het socialisme
bekoorde, was, dunkt ons, de theorie niet,
maar het aanvankelijk slagen van de jonge
beweging hier te lande. Een zoeker was
hij ongeveer levenslang, ja, doch niet naar
een stelsel, dat hem aannemelijk voorkwam.
De beste partij en de strooming, aan welke
hij zich wilde toevertrouwen, scheen hem
die te zijn, die op de beste en schoonste
daden vermocht te wijzen.
De algemeene trekken van de socialistische
leer kende Tak, zoover hij zich ooit met
haar heeft willen afgeven, reeds vele jaren
toen hij zich aansloot bij de socialistische
Partij. Doch dit was hem niet voldoende.
Hij wachtte op hetgeen hij van een toe
passing zou zien. Zelf zich niet geroepen
achtende met de toepassing een begin te
maken, volgelingen en medestanders te wer
ven voor een systeem om theoretische juist
heid aanvaard, hield hij zich op den achter
grond tot een hem passend arbeidsveld door
anderen was geschapen. De zoeker in Tak
zocht naar zulk een arbeidsveld. Indien
de radikalen wat langer radikaal gebleven
waren, of de liberalen wat meer liberaal
geweest, in hunne stellingen niet, maar in
hunne daden, dan zou Tak niet onwaar
schijnlijk hetzij liberaal of radikaal zijn
gebleven. Tak hield een bestuursfunctie in
de Liberale Unie aan, terwijl zijn eigen
Partij in hevigen strijd lag met die groep
van de anti-klerikale burgerij. Waarom
gaf hij ha ir ten sjotte op:1 Omdat hij zich
middelerwijl in zijn binnenkamer van de
onjuistheid der liberale leerstellingen had
overtuigd? Neen, maar omdat hij zag, dat
er met deze vrijzinnigen niets te doen viel
voor het algemeen stemrecht.... Tak zou
een plaats om te doen wat hem goed
geleek, verkozen hebben boven een gele
genheid om onberispelijke beginselen te
verkondigen. Zonder de mogelijke zwak
heid in deze neiging te verschoonen, zon
der ook haar te willen roemen, vestigen
we op haar de aandacht als een grondtrek
van zijn karakter. Zal, zoo vroeg Tak zich
blijkbaar telkens af, of althans was dit de
vraag waarnaar hij handelde zal het in de
naaste toekomst bereikbare door liberalen,
door radikalen, door socialisten worden
verwezenlijkt ? Overeenkomstig het ant
woord, dat de tijdsomstandigheden hem
schenen te geven, is Tak achtereenvolgens,
en somtijds zelfs min of meer gelijktijdig,
liberaal, radikaal en socialist geweest. De lijn,
die zijne wisselende standpunten verbindt,
zou een leiddraad kunnen opleveren in onze
politieke geschiedenis van de laatste twin
tig jaar.
* *
id
Ik schijn bestemd te zijn altijd een wilde
te blijven," zoo schreef Tak aan
ondergeteekende in het jaar 1891, op zijne aan
sporing om lid te worden van een socialis
tische organisatie. En de reden ? Zij lag
wederom niet op het terrein van de
bespiegeling. Tak vreesde, dat de tijd
geenszins rijp was voor een zoodanige
organisatie, dat zij niet zou kunnen werken,
dat hij er dus geen arbeidsterrein zou
vinden. Ook later bleef hij, zooals men
weet, nog verscheidene jaren aarzelen. Er
is geen sprake bij hem, gedurende dien
tijd, van gebrek aan sympathie voor de
beginselen. Maar hij is nog steeds ongerust
dat er voor hem geen plaats zal zijn. Men
kan zich Tak niet denken, roepende als in
een woestijn. Hij rekende op toehoorders,
op lieden wier kracht hij zou kunnen aan
wenden tot nuttige resultaten : hij verlangde
een plaats in een reeds gevestigde beweging.
Voor iemand als hij was er dus in de
eerste helft van de jaren Negentig nergens
een plaats. Het radikalisme was dood, het
socialisme pas geboren, of tenminste eerst
onlangs herboren. Tak bleef dus zoeken",
maar niet als een wijsgeer, die eindeloos
voor de onoplosbaarheid van theoretische
problemen staat, maar als een werker, die
om arbeid vraagt. Om te arbeiden trok
hij zich terug in zijn studeerkamer, waar
hij minder met de maatschappelijke vraag
stukken in hun algemeene aspekten zich
bezig hield, dan wel met de verschillende
wijzen om bepaalde vraagstukken tot op
lossing te brengen. Het werk, waaraan hij
in dezen tijd, en ook later nog, geen klein
deel van zijn tijd besteedde, is het schrijven
van studies over onderwerpen van
gemeentisch politiek, geheel in
praktisch-socialistischen geest, waarbij het hem[onverschillig
is of en welke beginselen het dagblad nahoudt
dat ze opneemt
Het is Tak niet alleen op de hier
aange luide manier in de staatkunde gegaan.
Wie hem toen hebben gekend, weten, dat hij,
die later zelfs redakteur geworden is, in
den beginne vrij sceptisch stond tegenover
de beweging van den Nieuwe Gids". Zijne
volle sympathie kreeg zij eerst toen een
paar jaargangen hadden getoond, dat de
uitgave van het tijdschrift geen humbug
was. En hij verliet de redaktie op een
soortgelijke wijs als hij was gekomen. Een
ook door hem gewenschte verandering, die
geen zaak van beginsel, maar een van uit
voering betrof, vond niet den bijval van
alle redakteuren. Tak bleef de nieuwe
litteratuur bewonderen, maar voorzag, dat
haar orgaan, óf anders geleid zou moeten
worden, of, zou ondergaan.
Toen Tak tot het socialisme als organi
satie was toegetreden, vond hij rust, het
geen voor hem zeggen wilde, dat hij er
zijn werk vond.
Hij heeft, zeiden we, ontzaggelijke ver
diensten voor de Partij. Wij spreken in
zijn geest door er bij te voegen, dat hij
wederkeerig aan de Partij veel verschul
digd was. De uitvoering van hetgeen als
zijn verdere levenstaak verscheen, kon in
haar midden beginnen. Het sukcos bij den
eersten verkiezingsstrijd, waaraan de S. D.
A. P. deelnam, heeft hem genoopt zijne
afwachtende houding te laten varen. Hoe
wel hij in geen enkelen onaangenamen zin
van het woord naar posten of ambten
heeft getracht, opende de in den zomer van
1897 gebleken mogelijkheid aan zijn
dadendrang een nieuw vooruitzicht. Vergissen wij
ons niet geheel en al, dan heeft een
andere omstandigheid, die veeleer bestond in
het omgekeerde van een sukces, tot zijn
overgang bijgedragen. Bijna drie jaar
geleden had hij gehoor gegeven aan een
uitnoodiging van jongere publicisten om een
algemeen weekblad'' te leiden, waarin voor
verschillende meeningen plaats zou zijn.
De vertegenwoordiger en het administra
tieve hoofd te worden van de op deze wijze
te herstellen nheid in de
sociaaldemokratie en het radikalisme zag Tak toen
nog slechts of niet meer dan pogingen van
alleen staande personen, terwijl de
litterairartistieke beweging gedesorganiseerd was
scheen hem een aanbod, dat hij niet mocht
afwijzen. Het blad te redigeeren van allen
die iets goeds konden doen als schrijver
over publieke onderwerpen, nu zich bij een
bepaalde politieke richting aansluiten voors
hands niet raadzaam scheen, vatte hij op
als een schoone taak. Velen weten hoe hij
er mee ingenomen was maar de moei
lijkheden bleken spoedig zeer groot te zijn.
De lezers, die in kunst belangstellen, ilie
goede kunst waardeeren, en die tevens iedere
week een blad willen ontvangen, dat maat
schappelijk en staatkundig het socialisme
(of wat er dicht bij staat) propageert, zijn
niet menigvuldig. Kunst, in dezen tijd, is
weelde; en de kunst dienares (wij zouden
nog sterker willen spreken) van de rijken.
Kortom, het weekblad van Tak, dat wel
spoedig een algemeene bekendheid kreeg
en waarin vooral zijn eigen opstellen grooton
naam maakten, bleek niet zoo zeer in een
behoefte te voorzien dat de hoofdredakteur
in hare vervulling een bevredigende levens
taak kon vinden. Tak, bedoelen we, zou
niet gewenscht hebben lid van de socialis
tische Partij te worden, wanneer hij het
socialisme had kunnen dienen in een courant
die, in en buiten die partij, een groot getal
lezers had verworven. Nu dit laatste als
een illusie uitkwam, deed zich de nood
zakelijkheid van het eerste des te dringender
gevoelen.
De eenheid van denken en doen heeft
Tak voor zoover zijn voort bestaande
neiging tot praktisch werken het ver
oorloofde in de beweging bereikt, die
zelve deze eenheid uitdrukt. Hij werd nu
in ieder opzicht een tnan van beginsel, liet
was niet meer alleen de gelegenheid om
zoo vruchtbaar mogelijk te kunnen arbeiden
die hij in zijn nieuwe positie waardeerde,
hij gevoelde bovendien, dat zij, krachtens
zekere beginselen, de eenige was die
vruchbaren arbeid mogelijk maakte. Tak kreeg
een volle en sterke socialistische overtuiging.
Zijn geoefendheid in allerlei, dingen deed
hem ongeveer direct voor de hoogste ver
trouwensposities in aanmerking komen. Tak
is partijvoorzitter geweest, lid van de drie
staatskolleges voor welke de arbeiders
eenig kiesrecht bezitten, hoofdredacteur van
het orgaan, en heeft ook buiten de partij
in verschillende functies haar vertegen
woordigd.
Deze betrekkingen, zeide de spreker
namens het bestuur der S. D. A. P. ter
begrafenisplechtigheid in Middelburg,zullen,
zij het minder goed misschien, wederom
worden vervuld. Maar de plaats, die onze
overleden vriend bekleedde in de harten van
zijn partijgenooten blijft voor altijd ledig.
Want het waren niet enkel zijn bekwaam
heid en zijn werkzaamheid, die hem deden
uitmunten boven velen. Tak was de alge
meene vertrouwensman der Partij. Man
van de daad, heeft hij velen wel gedaan.
F. VAN DER GOES.
Een toefc van een groep Hollanders
aan Port Snnlignt.
Een twintigtal Hollanders, allen bezoekers
van het dezer dagen te Londen gehou
den Internationaal Woningcongres, heb
ben, in aansluiting met dat congres, een
bezoek gebracht aan Port Sunlight, een
soort tuinstad, gesticht door de firma Lever
Brothers Limited, de fabrikanten van de
beroemde Sunlight zeep.
ners ook nog wel zijn, die wat ruwer zijn
dan de rest. Maar over 't geheel maakten
de rijen alleenstaande woningen, te midden
van hun groen en bloemen, meer den in
druk van kleine, aardige villa's, dan dat
het was: een arbeiders-kolonie, een aantal
woningen van eene fabrieksbevolking l En
toen we 's avonds naar het station terug
keerden en in stillen avond het maanlicht
viel op de wit-gepleisterde bovengedeelten,
terwijl van buitenaf de talrijke uitnemend
gemeubileerde vertrekken nu beter gezien
Vanaf Liverpool, dat aan den
noordelijken oever van de breede Mersey
is gelegen, bereikt men Port Sunlight,
evenals de andere, eigenlijk meer tot het
stads-complex van Liverpool behoorende
plaatsen aan den zuidelijken oever door
middel van reusachtige ponten; een voor
beeld voor Rotterdam, om een practische
en uitnemende verbinding tusschen de
beide Maas-oevers tot stand te brengen.
Na ongeveer twintig minuten loopen door
een ruim, nieuw gebouwd dorp vlak aan
den oever, kwam het gezelschap er waren
ongeveer 300 dames en heeren uit ver
schillende plaatsen van Engeland en ver
der uit Duitsahland, België, Frankrijk,
Italiëen Holland voor overgekomen in
het eigenlijke Port Sunlight. Breede lanen
geven toegang tot de plaats der model-wonin
gen waar, ronduit gezegd,ons aller verbazing
en bewondering werd gaande gemaakt.
Al dadelijk werd het gezelschap, bij den
aanvang van het dorp, ontvangen in een
reusachtig groot, ruim, licht, frisch
gebou w, dat, naar we later vernamen, dienst
doet als eetzaal voor de honderden
fabrieksmeisjes der reusachtige zeepfabriek. Ik kom
daarop straks nog terug. Slechts dit, dat
zulk een eetzaal, met mooie inrichting,
met behoorlijke stoelen, met een ruime,
groote, frissche keuken, met prachtige
waschgelegenheden waar alles zuiver en
schoon wordt gehouden, zulk een
schaftlokaal," wel een uitnemenden invloed moet
oefenen op deze fabriekskinderen, wier be
staan inderdaad door millioenen benijd
mag worden.
Van daar uit gingen de bezoekers, na
zich verfrischt te hebben en nadat volgens
Engelsche traditie van gastvrijheid, een
tea" was aangeboden, het dorp in, ver
deelde in groepen en kon men vrijelijk
alles bezichtigen.
Al dadelijk werd de blik aangenaam
verrast door een groot veld, zacht begroeid
met gras, waar jongelieden ferm en lenig
gebouwd, met criketspsl bezig waren,
nmiddelijk daarna zijn aan alle zijden de
woningen te bereiken, die schilderachtig
langs de ruime wegen en straten gelegen
zijn.
Wat het allereerst en het allermeest trof,
dat was: het alleraangenaamste,
allersierlijkste uiterlijk der woningen; men zou
het artistiek kunnen noemen. Wanneer ooit
het schoonheids-gevoel bij de werklieden
zal worden opgewerkt, dan, nietwaar, moet
men beginnen bij de woning! En wanneer
men ooit door de woning bevorderen wil,
dat er bij de arbeiders gevoel voor schoon
heid in omgeving zal worden aangekweekt,
men neme Port Sunlight als voorbeeld!
In de eerste plaats er zijn niet meer dan
twee of drie woningen aan een blok ge
bouwd. Elk dezer huizen staan afzonderlijk,
met heerlijke grasperken met bloemen er
voor. In de tweede plaats: geen twee dezer
huizen lijken op elkander, liet is gemakke
lijk te zien, dat de bes f e architecten hier
aan hun arbeid hebben besteed, want de
bouwtrant is prachtig, verrukkelijk'. De
niet groote ramen, naar Engelsche manier
in kleine ruitjes verdeeld, verscholen in
klimop of stamrozen of planten, geven aan
de woning een vriendelijk, intiem karakter.
Boven de deuren is meestal houtsnijwerk
of boetseer-werk in gips aangebracht.
De voorgevels en zijgevels, telkens weer
anders aangebracht en ontworpen, en toch
over 't geheel in stemmigheid en harmonie,
doen het oog wél aan.
Van binnen is de inrichting in over
eenstemming met het uiterlijk. In zulk
een prettige woning, in groen begroeid,
en toch vo! licht en f'rischheid, elk met af
zonderlijk grasveld en afzonderlijk plaatsje,
komen de menschen er mér toe, ook aan
het interieur meer zorg te besteden. Dat
bleek ons! Een keer of drie zijn we in de wo
ningen geweest, geheel toevallig uitgepikt uit
de massa, waar het keurig, keurig uitzag.
Beneden zijn telkens de voorkamers
allerkeurigst gemeubileerd. Twee koer troö'en
we gezinnen van werklieden met kinderen,
een keer een gezin van een weduwe, wier
zoon don kost verdiende op de fabriek.
En telkens traden we in net, ja keurig
gemeubileerde voorkamers, heldere keukens,
boven slaapkamers met ledikanten voor de
open ramen, en alles prettig versierd en
gerangschikt. Alles ademde welvaart, ge
zondheid. Men had ons medegedeeld dat
daar geen werklieden woonden. Maar in
de^e drie gezinnen woonden wel ter doge
werklieden.
Dicht bij de fabriek stonden, achter een
afgesloten plaatsje, een drietal buurvrouwen
te babbelen, en een er van leek ons nogal
goor. We deden nog een poging, ook bij
haar binnen te komen, maar dat gelukte
niet. Stellig zullen er onder de 800
bewokonden worden, beschenen door het gaslicht,
en voor de woningen de bewoners stonden
te praten, aan wier kleeding inderdaad wel
de werklieden te herkennen waren toen
kwam, bij mij althans, en stellig bij de
andere Hollanders evenzeer, de hartelijke,
diepgevoelde wensch naar boven, dat toch
de nederlandsche industrie-arbeiders, van
Twente, van Tilburg, van Leiden, uit de
omgeving van onze groote steden, eens zóó
mochten wonen! Dan zou men waarlijk ni>g
eens van verheffing" kunnen spreken, dan
zou het leven waarlijk voor hen meer waarde
hebben verkregen!
Alles ademde naar welvaart, licht, ge
zondheid! We traden een bibliotheek bin
nen, waar 's wekelijks honderden boeken
aan de fabrieksbevolking worden ter hand
gesteld. We bezichtigden een school voor
e kinderen van Port Sunlight en stonden
wangunstig te zien bij den aanblik van
zooveel licht en ruimte in de afzonderlijke
lokaliteiten. We naderden de fabriek en
namen een kijkje in de drukkerij en wat
ons het meest trof, dat was de enorme
frissche lichte hal, waarin de machines
geruischloos draaiden, en het gezonde uiter
lijk van de meisjes die daarin hun arbeid
verrichten. We wachtten tot de fabriek
uitkwam. Ja, die werklieden, min of meer
is op veler gelaat de fabriekskleur wel te
lezen! Maar toch, welk een verschil van
uiterlijk als ik denk aan de werklieden
van de groote zeep- en margarine-fabriek
te Rotterdam! Alle zijn betrekkelijk netjes
gekleed, zien er goed gevoed uit, lijken
frisch en ferm!
Want men vergete niet: de ferme Lever
heeft al sinds lang den 8-urigen werkdag
ingevoerd! Dat geeft vrijen tijd, dat geeft
gezondheid, dat geeft lust tot lezen, tot
spel, tot zang en sport!
Daar komen ook de troepen meisjes.
Geen fabrieksmeiden", gelijk Amsterdam
en Rotterdam ze kent, maar veel beter
gekleed, en gezond van uiterlijk. Doch van
hoe groote waarde is het waarlijk ook
niet voor deze werksters, dat ze eiken
middag, in den schafttijd, een stevig maal
opgedischt krijgen, in plaats van 's avonds
als ze thuis komen, een karig maal te
krijgen in een groot arbeidersgezin. De
meeste dezer meisjes wonen in Liverpool
of Birkenhead, in gewone gezinnen, en men
weet wel hoe het in die gezinnen gaat. Op
deze lichamelijke zorg legt de firma Lever
blijkbaar grooten nadruk en dat pleit
buitengewoon vóór hare opvatting van haar
taak. En we zagen een aantal dezer meisjes
naar de biblotheek komen, en met een
boek er uit komen. Van hoevelen onzer
fabrieksmeisjes zou dat gezegd kunnen
worden ? Maar in welke mate zou ook de
8-urige werkdag daaraan bevorderlijk zijn 'i
De heer Lever vertelde aan een lunch,
in een expresselijk voor de congresleden
gehouden rede, het een en ander van zijn
arbeid en zijn werklieden. Een gedrongen,
breede figuur, met buitengewoon energieke
bewegingen, ferme doordringende stem. AI
dadelijk greep hij de zaak in het hart der
zaak. Hij sprak over den strijd der volke
ren onderling, niet een strijd van wapenen,
maar een van industrie en verkeer. En hij
vervolgde: Intusschen, gelijk in de oud
heid, zoo zal ook heden nog dat volk het
best i n staat zijn, onder gelukkige en
gezonle verhoudingen te leven, dat zich in
de hoogste mate van gezondheid en licha
melijke kracht verheugd. Het
modern-industrieele leven wordt telkens intenser, maar
dan is het geen bezwaar, wanneer slechts
het gezonde familieleven en de lichamelijke
toestand bevorderd wordt! Verwaarloost
een volk het vraagstuk-der bewoning en
gedraagt het zich onverschillig tegenover
de behoefte des volks aan passende en
frissche ontspanning na harden arbeid, dan
zal een lichamelijke teruggang en daarmee
ook verstandelijke degeneratie des volks
niet kunnen uitblijven!"
Dat alles werd met overweldigende be
wijzen en cijfers en getuigschriften gestaafd,
en in alle opzichten blijkt hoe de bevolking
van Port Sunlight, wonende in goede
woningen, goed gevoed, en 8 uur werkende
per dag, bovenaan staat in gezondheidstoe
stand, sterftecijfer, enz. Een geneesheer,
dr. Arkle van Liverpool, heeft onderzoekin
gen ingesteld, en kwam tot verrassende
resultaten. De leerlingen der stadsseholen
van Liverpool op het zevende levensjaar
hadden een gemiddelde hoogte van 44 on
55 inches, die van de Port Sunlight-scholen
47 inches. Het gewicht was gemiddeld 43
en 44 pond, van de Port Sunlight 50.5 pond.
Zoo spreekt uit alles ferme groei, gezond
heid, ontwikkeling. En toen 's avonds de
kinderen voor ons liederen zongen, en
J