De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 1 september pagina 7

1 september 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1575 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en zeer zeker is hare praktische zakenkennis hém van groot nut geweest. Niet licht toch was pok voor haar de taak bij de zoo ongelijkvormige wandvlakten hare maten te nemen, te zorgen dat alles zuiver in elkaar paste en be antwoordde aan de eigenaardige eischen van een scheepsbetimmering. Maakte de firma Brandt en Zoon, de bekende boekbinderszaak op 't Rusland, de goudleeren paneelen, en de firma Lindenaar het glas in lood, niet minder verdienstelijk was de arbeid der firma Pompe, die de vloerbedekking uit voerde in guttapercha-mozaïk, een materiaal, dat bij een zekere stroefheid, op zee een zeer noodig vereischte, dit voordeel heeft, dat het patroon door en door zit en dus bij afslijten steeds blijft bestaan. Waar velen dus hebben bijgedragen deze betimmeringen te maken tot wat zij zijn geworden, daar valt niet weg te cijferen, dat het leeuwenaandeel in dezen arbeid berustte bij den man, die alles heeft overdacht en voorbereid, die tot in de kleinste finesses de details heeft aangegeven. En al weten wij, dat hij het zelf niet als het hoogste acht, indien een kunst uiting als deze, een persoonlijk karakter draagt, ik geloof, dat wij de reizigers der Qrotius mogen gelukwenschen, dat Lion Cachet hun een interieur bezorgde, zoo zorgzaam door de firma Hillen uit gevoerd dat niet alleen den stempel draagt van degelijk en solied, maar zich ook kenmerkt door rijkdom en voor naamheid. R. W. P. DE VRIES JR. Te bonden tentoonstellingen. Er zijn een aantal tentoonstellingen die ge gehouden mocht zien, en die niet gehouden worden. Er zijn daartoe verschillende redenen. Ten eerste is door den grooten handel in schilderijen, de verkoop (hoe dan ook, wat dan ookl) zoo zeer hoofdzaak geworden dat alle andere dingen daarbij moeten acaters'aan. Om dezen verkoop te vergemakkelijken, te bevorderen, om hooger prijzen te krygen en vastheid en stijging, ontstaan monopolieën zooals er (het is toch iedereen bekend) hier te lande ook zijn. Bepaalde schilders leveren alleen aan bepaalde kunsthandelaars Komt er van deze schilders een werk uit een nala tenschap, of wat ook, op de markt dan wordt de prijs op het peil gehouden waarop hij is en zoo mogelijk (opdat de bezitters van dergelijk werk de zoete hoop der winste zou den voelen) op openbare, duidelijke wijze (?oor wie de wegen kent) omhoog gezet. De meeule verzamelaars tegenwoordig zijn geen kunstminnaars, maar handelaars zonder winkel en zonder bedienden. Zij doen dus mee om den verkoop van werk dat ook in hun bezit is, te doen gelukken. Hoe meer beperkt het aantal werken is, hoe mter mogelijkheid van winst, van prijsstijging vooral, wanneer zooals tegenwoordig in sommige andre handelsarti kelen veel geld verdiend wordt. En zij die uit zulke overwinsten koopen, koop-lui, kunnen hun bezit weer '« den eenen of anderen dag moeten realiseeren (eerder dan wie van vast of groot kapitaal, uit werkelijken kuni-tzin koopt) en realiseeren liefst dan met winst (zaken zijn zaken!); ze maken zoo de markt van t'oebelen aard. Ook in hun belang is dus beperktheid van aanvoer bij grooter vraag. Tentoonstellingen maken het bestaan duidelyk van ander werk dan wat gewoonlyk gezien wordt. De hoeveelheid wordt grooter. Er kan onder dat werk schilderij etc. van dien aard zijn dat het beter is en tevens lager van pry's dan het gewoonlyk aange bodene. De monopolieën worden geschonden, hun macht verkleind; en daar soms het ander werk of dat van talentvolle jongeren is, of van talentvolle toevallig out-siders, ontstaan er fluctuaties die niet genoesjelijk zijn voor de betrokkenen in den handel der gemonopoliseerde werken. De markt van. sommige dezer wordt lusteloos, soms flauw, sluit niet vast meer. De kunsthandel heeft tegenwoordig juist door de groote kapitalen, waarmee ze lang zamerhand is gaan werken, een grooter kracht dan gemeend wordt. Hij influeaceert meer dan ter zuivere oppreciatie noodig is. De kunsthandel heeft dus een neiging om bepaalde werk alleen tentoon te stellen. Door de concurentie wordt het echter gedeeltelijk tegenge gaan. Ten tweede. Er zijn eenige 'ereenigingen die de macht bezitten om vrijuit ten toon te stellen. Hier in Holland Arti, Pulchri Studio, en meest de Rotterdamsche Kunstkring. In de twee eerstgenoemde schildergenootschap pen is het bezwaar tegen tentoonstellingen als ik meen van anderen aard. De leden begaan een overproductie. Dit is de reden als in den kunsthandel die tegenhoudt. Maar de tweede is: dak, de geest der meeste schil ders niet vrij genoen is noch groot genoeg om hun kennis van de schoonheidsuitingen te willen vergrooten. Het is niet alleen de concurrentie die weerhoudt, er is tevens bij een geestelijke lus:eloosheid, en tevens een overtuigd zyn dat Hollanders beter schilderen dan buitenlanders. Dit is in een aantal op zichten niet waar; groote composities zijn den Hollanders (ook door de kleine kamers) een meestentijds ongekend iets. De zalen der Eenaissance, lang en met weinig meubels, ontbreken hier. Schilderijen waarin de intellectueele dingen tot een wijde schoonheid geworden zijn worden hier gemist, ook omdat een werkelijke beschaving (door en door) hier minder is dan elders. Het eenige wat rest zijn de kunstkrin»en met een bestuur uit beschaafden. Deze hebben eer de zucht dan anderen tot ontwikkeling; ze zijn niet direct noch onmiddelijk in den handel betrokken. Ze kunnen werklijk een verdienste hebben die hun meer dan de anderen gemakkelijk is Ze hebben alleen voor een ding te zorgen dat, *at by bun het gevaar kan zijn, vriendschapsbetuigingen aan stadgenooten etc. niet voorkomen. Hun is de eisch gesteld om der kunst wille streng en sterk en vooroordeelloos te zijn, en de menschlijkheid-vollen of de schoonheidszwaren te zoeken, te vinden, te laten zien zoo verzorgd mogelijk. Zulke kunstkringen kunnen een onwikke lingsfactor zijn, wijl van goeden wille en zonder winstbejag. Zij kunnen de te houden tentoonstellingen geven. PLASSCIIAERT. >. L De dagbladen hebben de voornaamste feiten uit dit plotseling en te vroeg afge broken leven reeds in herinnering gebracht, en het kan ons doel niet zijn deze biogra fische aanteekeningen nu al uit onzen ei?en voorraad van persoonlijke gedachtenissen aan te vullen. Evenmin is het hier de plaats uit te wei den over de grootte van het verlies, dat de Partij, waartoe de afgestorvene behoorde, met zijn heengaan heeft geleden. De Sociaaldemokratie in Nederland is een van haar beste krachten kwijt. De opmerking van onwelwillende beoordeelaars, dat juist zij minnen als Tak moeilijk missen kan, zal, helaas, niemand kunnen tegenspreken. Niet alleen in zijn openbare betrekkingen zal de ledige plaats van Tak moeilijk te vervullen zijn; ook in zijn werkzaamheid, waaraan geen algemeene bekendheii werd gegeven. Hij heeft het socialistisch partijleven niet alleen versterkt, maar ook ver fijnd en veraangenaamd. Hij was een der meest welkome verschijningen, hetzij er gearbeid moest worden, hetzij er van arbeid verpoosd werd. Men luisterde even gaarne naar zijn redevoeringen als naar zijn ge sprekken. Hij had een uitgebreide belang stelling, een groote bedrevenheid, een rijke ervaring. Het ware zijn nagedachtenis beleedigen over Tak te willen spreken in ter men van lof on van vereering, die alken toekomen aan het zeldzame genie, maar zooveel schijnt zeker, dat in elke politieke partij of algemeene beweging de lieden ?schaarsch zijn, die haar zoo voortreffelijk vermogen te dienen als Tak de zijne altijd heeft gediend. Hij was geen leider, die men alleen op zekeren afstand respekteert; hij heeft zich als een goed kameraad doen ken nen aan zijn medeleden, met wie hij in aanraking kwam. Tak was geen voorganger, die hoofdzakelijk de socialistische idee liefhad. Hij voelde zich aangetrokken door iedere practische uiting van het socialisme; hij verleende gaarne bij iedere practische beoefening een behulpzame hand; hij verkeerde bij voorkeur onder de menschen van daad. En zijn ver heer was zoo beminnelijk, zoo nuttig, zoo onderhoudend, dat hij vrienden maakte, waar hij kwam. Waarschijnlijk kan de aard van het verlies, dat de socialistische Partij getroifen heeft, het beate worden uitgedrukt door te zeggen, dat de socialisten voortaan een handdruk zullen ontberen, die hun dier baar was. * * # Man c mi de daad: dit was Tak aller meest. Hij gaf de voorkeur aan hetgeen praktisch werk wordt genoemd. Theorieën golden bij hem niet veel. Hij moest vóór hij haar vertrouwde en tot de zijne maakte, op goede gronden kunnen aannemen, dat ze voor verwezenlijking vatbaar waren. Dit dwiepen met de daad, deze liefde voor het konkreete, of, wil men, deze ontoegankelijk heid voor de theorie, voor den abstrakten vorm der dingen, verklaart, meenden we, zijne houding in de belangrijke omstan ligheden zijns openbaren levens. Men heeft gezegd, dat Tak gedurende den langsten tijd van zijn leven een zoeker is geweest, dat hij eerst voldoening vond na zijn toetreden tot de socialistische be weging. En ook: dat hij door de socialistische theorie, zoowel overgehaald als bevredigd is geworden. Wij kunnen het feit, dat Tak zoolang heeft gewacht, hiermee niet ver klaard achten. Wat hem in het socialisme bekoorde, was, dunkt ons, de theorie niet, maar het aanvankelijk slagen van de jonge beweging hier te lande. Een zoeker was hij ongeveer levenslang, ja, doch niet naar een stelsel, dat hem aannemelijk voorkwam. De beste partij en de strooming, aan welke hij zich wilde toevertrouwen, scheen hem die te zijn, die op de beste en schoonste daden vermocht te wijzen. De algemeene trekken van de socialistische leer kende Tak, zoover hij zich ooit met haar heeft willen afgeven, reeds vele jaren toen hij zich aansloot bij de socialistische Partij. Doch dit was hem niet voldoende. Hij wachtte op hetgeen hij van een toe passing zou zien. Zelf zich niet geroepen achtende met de toepassing een begin te maken, volgelingen en medestanders te wer ven voor een systeem om theoretische juist heid aanvaard, hield hij zich op den achter grond tot een hem passend arbeidsveld door anderen was geschapen. De zoeker in Tak zocht naar zulk een arbeidsveld. Indien de radikalen wat langer radikaal gebleven waren, of de liberalen wat meer liberaal geweest, in hunne stellingen niet, maar in hunne daden, dan zou Tak niet onwaar schijnlijk hetzij liberaal of radikaal zijn gebleven. Tak hield een bestuursfunctie in de Liberale Unie aan, terwijl zijn eigen Partij in hevigen strijd lag met die groep van de anti-klerikale burgerij. Waarom gaf hij ha ir ten sjotte op:1 Omdat hij zich middelerwijl in zijn binnenkamer van de onjuistheid der liberale leerstellingen had overtuigd? Neen, maar omdat hij zag, dat er met deze vrijzinnigen niets te doen viel voor het algemeen stemrecht.... Tak zou een plaats om te doen wat hem goed geleek, verkozen hebben boven een gele genheid om onberispelijke beginselen te verkondigen. Zonder de mogelijke zwak heid in deze neiging te verschoonen, zon der ook haar te willen roemen, vestigen we op haar de aandacht als een grondtrek van zijn karakter. Zal, zoo vroeg Tak zich blijkbaar telkens af, of althans was dit de vraag waarnaar hij handelde zal het in de naaste toekomst bereikbare door liberalen, door radikalen, door socialisten worden verwezenlijkt ? Overeenkomstig het ant woord, dat de tijdsomstandigheden hem schenen te geven, is Tak achtereenvolgens, en somtijds zelfs min of meer gelijktijdig, liberaal, radikaal en socialist geweest. De lijn, die zijne wisselende standpunten verbindt, zou een leiddraad kunnen opleveren in onze politieke geschiedenis van de laatste twin tig jaar. * * id Ik schijn bestemd te zijn altijd een wilde te blijven," zoo schreef Tak aan ondergeteekende in het jaar 1891, op zijne aan sporing om lid te worden van een socialis tische organisatie. En de reden ? Zij lag wederom niet op het terrein van de bespiegeling. Tak vreesde, dat de tijd geenszins rijp was voor een zoodanige organisatie, dat zij niet zou kunnen werken, dat hij er dus geen arbeidsterrein zou vinden. Ook later bleef hij, zooals men weet, nog verscheidene jaren aarzelen. Er is geen sprake bij hem, gedurende dien tijd, van gebrek aan sympathie voor de beginselen. Maar hij is nog steeds ongerust dat er voor hem geen plaats zal zijn. Men kan zich Tak niet denken, roepende als in een woestijn. Hij rekende op toehoorders, op lieden wier kracht hij zou kunnen aan wenden tot nuttige resultaten : hij verlangde een plaats in een reeds gevestigde beweging. Voor iemand als hij was er dus in de eerste helft van de jaren Negentig nergens een plaats. Het radikalisme was dood, het socialisme pas geboren, of tenminste eerst onlangs herboren. Tak bleef dus zoeken", maar niet als een wijsgeer, die eindeloos voor de onoplosbaarheid van theoretische problemen staat, maar als een werker, die om arbeid vraagt. Om te arbeiden trok hij zich terug in zijn studeerkamer, waar hij minder met de maatschappelijke vraag stukken in hun algemeene aspekten zich bezig hield, dan wel met de verschillende wijzen om bepaalde vraagstukken tot op lossing te brengen. Het werk, waaraan hij in dezen tijd, en ook later nog, geen klein deel van zijn tijd besteedde, is het schrijven van studies over onderwerpen van gemeentisch politiek, geheel in praktisch-socialistischen geest, waarbij het hem[onverschillig is of en welke beginselen het dagblad nahoudt dat ze opneemt Het is Tak niet alleen op de hier aange luide manier in de staatkunde gegaan. Wie hem toen hebben gekend, weten, dat hij, die later zelfs redakteur geworden is, in den beginne vrij sceptisch stond tegenover de beweging van den Nieuwe Gids". Zijne volle sympathie kreeg zij eerst toen een paar jaargangen hadden getoond, dat de uitgave van het tijdschrift geen humbug was. En hij verliet de redaktie op een soortgelijke wijs als hij was gekomen. Een ook door hem gewenschte verandering, die geen zaak van beginsel, maar een van uit voering betrof, vond niet den bijval van alle redakteuren. Tak bleef de nieuwe litteratuur bewonderen, maar voorzag, dat haar orgaan, óf anders geleid zou moeten worden, of, zou ondergaan. Toen Tak tot het socialisme als organi satie was toegetreden, vond hij rust, het geen voor hem zeggen wilde, dat hij er zijn werk vond. Hij heeft, zeiden we, ontzaggelijke ver diensten voor de Partij. Wij spreken in zijn geest door er bij te voegen, dat hij wederkeerig aan de Partij veel verschul digd was. De uitvoering van hetgeen als zijn verdere levenstaak verscheen, kon in haar midden beginnen. Het sukcos bij den eersten verkiezingsstrijd, waaraan de S. D. A. P. deelnam, heeft hem genoopt zijne afwachtende houding te laten varen. Hoe wel hij in geen enkelen onaangenamen zin van het woord naar posten of ambten heeft getracht, opende de in den zomer van 1897 gebleken mogelijkheid aan zijn dadendrang een nieuw vooruitzicht. Vergissen wij ons niet geheel en al, dan heeft een andere omstandigheid, die veeleer bestond in het omgekeerde van een sukces, tot zijn overgang bijgedragen. Bijna drie jaar geleden had hij gehoor gegeven aan een uitnoodiging van jongere publicisten om een algemeen weekblad'' te leiden, waarin voor verschillende meeningen plaats zou zijn. De vertegenwoordiger en het administra tieve hoofd te worden van de op deze wijze te herstellen nheid in de sociaaldemokratie en het radikalisme zag Tak toen nog slechts of niet meer dan pogingen van alleen staande personen, terwijl de litterairartistieke beweging gedesorganiseerd was scheen hem een aanbod, dat hij niet mocht afwijzen. Het blad te redigeeren van allen die iets goeds konden doen als schrijver over publieke onderwerpen, nu zich bij een bepaalde politieke richting aansluiten voors hands niet raadzaam scheen, vatte hij op als een schoone taak. Velen weten hoe hij er mee ingenomen was maar de moei lijkheden bleken spoedig zeer groot te zijn. De lezers, die in kunst belangstellen, ilie goede kunst waardeeren, en die tevens iedere week een blad willen ontvangen, dat maat schappelijk en staatkundig het socialisme (of wat er dicht bij staat) propageert, zijn niet menigvuldig. Kunst, in dezen tijd, is weelde; en de kunst dienares (wij zouden nog sterker willen spreken) van de rijken. Kortom, het weekblad van Tak, dat wel spoedig een algemeene bekendheid kreeg en waarin vooral zijn eigen opstellen grooton naam maakten, bleek niet zoo zeer in een behoefte te voorzien dat de hoofdredakteur in hare vervulling een bevredigende levens taak kon vinden. Tak, bedoelen we, zou niet gewenscht hebben lid van de socialis tische Partij te worden, wanneer hij het socialisme had kunnen dienen in een courant die, in en buiten die partij, een groot getal lezers had verworven. Nu dit laatste als een illusie uitkwam, deed zich de nood zakelijkheid van het eerste des te dringender gevoelen. De eenheid van denken en doen heeft Tak voor zoover zijn voort bestaande neiging tot praktisch werken het ver oorloofde in de beweging bereikt, die zelve deze eenheid uitdrukt. Hij werd nu in ieder opzicht een tnan van beginsel, liet was niet meer alleen de gelegenheid om zoo vruchtbaar mogelijk te kunnen arbeiden die hij in zijn nieuwe positie waardeerde, hij gevoelde bovendien, dat zij, krachtens zekere beginselen, de eenige was die vruchbaren arbeid mogelijk maakte. Tak kreeg een volle en sterke socialistische overtuiging. Zijn geoefendheid in allerlei, dingen deed hem ongeveer direct voor de hoogste ver trouwensposities in aanmerking komen. Tak is partijvoorzitter geweest, lid van de drie staatskolleges voor welke de arbeiders eenig kiesrecht bezitten, hoofdredacteur van het orgaan, en heeft ook buiten de partij in verschillende functies haar vertegen woordigd. Deze betrekkingen, zeide de spreker namens het bestuur der S. D. A. P. ter begrafenisplechtigheid in Middelburg,zullen, zij het minder goed misschien, wederom worden vervuld. Maar de plaats, die onze overleden vriend bekleedde in de harten van zijn partijgenooten blijft voor altijd ledig. Want het waren niet enkel zijn bekwaam heid en zijn werkzaamheid, die hem deden uitmunten boven velen. Tak was de alge meene vertrouwensman der Partij. Man van de daad, heeft hij velen wel gedaan. F. VAN DER GOES. Een toefc van een groep Hollanders aan Port Snnlignt. Een twintigtal Hollanders, allen bezoekers van het dezer dagen te Londen gehou den Internationaal Woningcongres, heb ben, in aansluiting met dat congres, een bezoek gebracht aan Port Sunlight, een soort tuinstad, gesticht door de firma Lever Brothers Limited, de fabrikanten van de beroemde Sunlight zeep. ners ook nog wel zijn, die wat ruwer zijn dan de rest. Maar over 't geheel maakten de rijen alleenstaande woningen, te midden van hun groen en bloemen, meer den in druk van kleine, aardige villa's, dan dat het was: een arbeiders-kolonie, een aantal woningen van eene fabrieksbevolking l En toen we 's avonds naar het station terug keerden en in stillen avond het maanlicht viel op de wit-gepleisterde bovengedeelten, terwijl van buitenaf de talrijke uitnemend gemeubileerde vertrekken nu beter gezien Vanaf Liverpool, dat aan den noordelijken oever van de breede Mersey is gelegen, bereikt men Port Sunlight, evenals de andere, eigenlijk meer tot het stads-complex van Liverpool behoorende plaatsen aan den zuidelijken oever door middel van reusachtige ponten; een voor beeld voor Rotterdam, om een practische en uitnemende verbinding tusschen de beide Maas-oevers tot stand te brengen. Na ongeveer twintig minuten loopen door een ruim, nieuw gebouwd dorp vlak aan den oever, kwam het gezelschap er waren ongeveer 300 dames en heeren uit ver schillende plaatsen van Engeland en ver der uit Duitsahland, België, Frankrijk, Italiëen Holland voor overgekomen in het eigenlijke Port Sunlight. Breede lanen geven toegang tot de plaats der model-wonin gen waar, ronduit gezegd,ons aller verbazing en bewondering werd gaande gemaakt. Al dadelijk werd het gezelschap, bij den aanvang van het dorp, ontvangen in een reusachtig groot, ruim, licht, frisch gebou w, dat, naar we later vernamen, dienst doet als eetzaal voor de honderden fabrieksmeisjes der reusachtige zeepfabriek. Ik kom daarop straks nog terug. Slechts dit, dat zulk een eetzaal, met mooie inrichting, met behoorlijke stoelen, met een ruime, groote, frissche keuken, met prachtige waschgelegenheden waar alles zuiver en schoon wordt gehouden, zulk een schaftlokaal," wel een uitnemenden invloed moet oefenen op deze fabriekskinderen, wier be staan inderdaad door millioenen benijd mag worden. Van daar uit gingen de bezoekers, na zich verfrischt te hebben en nadat volgens Engelsche traditie van gastvrijheid, een tea" was aangeboden, het dorp in, ver deelde in groepen en kon men vrijelijk alles bezichtigen. Al dadelijk werd de blik aangenaam verrast door een groot veld, zacht begroeid met gras, waar jongelieden ferm en lenig gebouwd, met criketspsl bezig waren, nmiddelijk daarna zijn aan alle zijden de woningen te bereiken, die schilderachtig langs de ruime wegen en straten gelegen zijn. Wat het allereerst en het allermeest trof, dat was: het alleraangenaamste, allersierlijkste uiterlijk der woningen; men zou het artistiek kunnen noemen. Wanneer ooit het schoonheids-gevoel bij de werklieden zal worden opgewerkt, dan, nietwaar, moet men beginnen bij de woning! En wanneer men ooit door de woning bevorderen wil, dat er bij de arbeiders gevoel voor schoon heid in omgeving zal worden aangekweekt, men neme Port Sunlight als voorbeeld! In de eerste plaats er zijn niet meer dan twee of drie woningen aan een blok ge bouwd. Elk dezer huizen staan afzonderlijk, met heerlijke grasperken met bloemen er voor. In de tweede plaats: geen twee dezer huizen lijken op elkander, liet is gemakke lijk te zien, dat de bes f e architecten hier aan hun arbeid hebben besteed, want de bouwtrant is prachtig, verrukkelijk'. De niet groote ramen, naar Engelsche manier in kleine ruitjes verdeeld, verscholen in klimop of stamrozen of planten, geven aan de woning een vriendelijk, intiem karakter. Boven de deuren is meestal houtsnijwerk of boetseer-werk in gips aangebracht. De voorgevels en zijgevels, telkens weer anders aangebracht en ontworpen, en toch over 't geheel in stemmigheid en harmonie, doen het oog wél aan. Van binnen is de inrichting in over eenstemming met het uiterlijk. In zulk een prettige woning, in groen begroeid, en toch vo! licht en f'rischheid, elk met af zonderlijk grasveld en afzonderlijk plaatsje, komen de menschen er mér toe, ook aan het interieur meer zorg te besteden. Dat bleek ons! Een keer of drie zijn we in de wo ningen geweest, geheel toevallig uitgepikt uit de massa, waar het keurig, keurig uitzag. Beneden zijn telkens de voorkamers allerkeurigst gemeubileerd. Twee koer troö'en we gezinnen van werklieden met kinderen, een keer een gezin van een weduwe, wier zoon don kost verdiende op de fabriek. En telkens traden we in net, ja keurig gemeubileerde voorkamers, heldere keukens, boven slaapkamers met ledikanten voor de open ramen, en alles prettig versierd en gerangschikt. Alles ademde welvaart, ge zondheid. Men had ons medegedeeld dat daar geen werklieden woonden. Maar in de^e drie gezinnen woonden wel ter doge werklieden. Dicht bij de fabriek stonden, achter een afgesloten plaatsje, een drietal buurvrouwen te babbelen, en een er van leek ons nogal goor. We deden nog een poging, ook bij haar binnen te komen, maar dat gelukte niet. Stellig zullen er onder de 800 bewokonden worden, beschenen door het gaslicht, en voor de woningen de bewoners stonden te praten, aan wier kleeding inderdaad wel de werklieden te herkennen waren toen kwam, bij mij althans, en stellig bij de andere Hollanders evenzeer, de hartelijke, diepgevoelde wensch naar boven, dat toch de nederlandsche industrie-arbeiders, van Twente, van Tilburg, van Leiden, uit de omgeving van onze groote steden, eens zóó mochten wonen! Dan zou men waarlijk ni>g eens van verheffing" kunnen spreken, dan zou het leven waarlijk voor hen meer waarde hebben verkregen! Alles ademde naar welvaart, licht, ge zondheid! We traden een bibliotheek bin nen, waar 's wekelijks honderden boeken aan de fabrieksbevolking worden ter hand gesteld. We bezichtigden een school voor e kinderen van Port Sunlight en stonden wangunstig te zien bij den aanblik van zooveel licht en ruimte in de afzonderlijke lokaliteiten. We naderden de fabriek en namen een kijkje in de drukkerij en wat ons het meest trof, dat was de enorme frissche lichte hal, waarin de machines geruischloos draaiden, en het gezonde uiter lijk van de meisjes die daarin hun arbeid verrichten. We wachtten tot de fabriek uitkwam. Ja, die werklieden, min of meer is op veler gelaat de fabriekskleur wel te lezen! Maar toch, welk een verschil van uiterlijk als ik denk aan de werklieden van de groote zeep- en margarine-fabriek te Rotterdam! Alle zijn betrekkelijk netjes gekleed, zien er goed gevoed uit, lijken frisch en ferm! Want men vergete niet: de ferme Lever heeft al sinds lang den 8-urigen werkdag ingevoerd! Dat geeft vrijen tijd, dat geeft gezondheid, dat geeft lust tot lezen, tot spel, tot zang en sport! Daar komen ook de troepen meisjes. Geen fabrieksmeiden", gelijk Amsterdam en Rotterdam ze kent, maar veel beter gekleed, en gezond van uiterlijk. Doch van hoe groote waarde is het waarlijk ook niet voor deze werksters, dat ze eiken middag, in den schafttijd, een stevig maal opgedischt krijgen, in plaats van 's avonds als ze thuis komen, een karig maal te krijgen in een groot arbeidersgezin. De meeste dezer meisjes wonen in Liverpool of Birkenhead, in gewone gezinnen, en men weet wel hoe het in die gezinnen gaat. Op deze lichamelijke zorg legt de firma Lever blijkbaar grooten nadruk en dat pleit buitengewoon vóór hare opvatting van haar taak. En we zagen een aantal dezer meisjes naar de biblotheek komen, en met een boek er uit komen. Van hoevelen onzer fabrieksmeisjes zou dat gezegd kunnen worden ? Maar in welke mate zou ook de 8-urige werkdag daaraan bevorderlijk zijn 'i De heer Lever vertelde aan een lunch, in een expresselijk voor de congresleden gehouden rede, het een en ander van zijn arbeid en zijn werklieden. Een gedrongen, breede figuur, met buitengewoon energieke bewegingen, ferme doordringende stem. AI dadelijk greep hij de zaak in het hart der zaak. Hij sprak over den strijd der volke ren onderling, niet een strijd van wapenen, maar een van industrie en verkeer. En hij vervolgde: Intusschen, gelijk in de oud heid, zoo zal ook heden nog dat volk het best i n staat zijn, onder gelukkige en gezonle verhoudingen te leven, dat zich in de hoogste mate van gezondheid en licha melijke kracht verheugd. Het modern-industrieele leven wordt telkens intenser, maar dan is het geen bezwaar, wanneer slechts het gezonde familieleven en de lichamelijke toestand bevorderd wordt! Verwaarloost een volk het vraagstuk-der bewoning en gedraagt het zich onverschillig tegenover de behoefte des volks aan passende en frissche ontspanning na harden arbeid, dan zal een lichamelijke teruggang en daarmee ook verstandelijke degeneratie des volks niet kunnen uitblijven!" Dat alles werd met overweldigende be wijzen en cijfers en getuigschriften gestaafd, en in alle opzichten blijkt hoe de bevolking van Port Sunlight, wonende in goede woningen, goed gevoed, en 8 uur werkende per dag, bovenaan staat in gezondheidstoe stand, sterftecijfer, enz. Een geneesheer, dr. Arkle van Liverpool, heeft onderzoekin gen ingesteld, en kwam tot verrassende resultaten. De leerlingen der stadsseholen van Liverpool op het zevende levensjaar hadden een gemiddelde hoogte van 44 on 55 inches, die van de Port Sunlight-scholen 47 inches. Het gewicht was gemiddeld 43 en 44 pond, van de Port Sunlight 50.5 pond. Zoo spreekt uit alles ferme groei, gezond heid, ontwikkeling. En toen 's avonds de kinderen voor ons liederen zongen, en J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl