De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 1 september pagina 8

1 september 1907 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1575 gymnastiek-uiiroering gaven, stonden we vol bewondering te zien naar het gezonde, aardige, ferme, frissche uiterlijk der kleinen. Welk een enorm verschil met onze fabrieks-kinderen l Ik zal over de rede van den heer Lever later nog wel eens wat zeggen. Maar ik heb slechts uitdrukking willen geven aan mjjn en veler gevoel van bewondering voor deze instelling. Het moge alles reclame" zijn, bij zulk een reclame" varen de werklieden wél. S. Galante" Drenten. Rire et Galanterie" heet een curieus tijd schriftje, door den bekenden kenner van imagerie, spotprenten op allerlei gebied, en wat dies meer z\j, John Grand Carteret gere digeerd. Met het euphemisme galant" duidt men in Frankryk en Duitschland datgene aan, vat wij met een bartiger en minder vleiend woord schuin" plegen te noemen. Het blaadje, dat een gekleurde prent boven op vertoont, zal wel z\jn lezers htbben, doch men ziet het gewoonlijk niet in de boekwin kel-etalages. Niet dat het erger zou zijn dan veel dergelijke lectuur, doch bij het meeste dat van dien aard uitgegeven wordt, bedekt qaasi-wetenschappelijkheid of artisticiteit op pervlakkig den pikanten kern. Hier is de obsceniteit nogal openlijk. Büeen over het geheel onbelangrijken tekst brengt het blaadje een niet geordende, doch juist daardoor wel boeiende collectie van galante" prenten; ook eenige mode karikaturen en zedekundige af beeldingen uit allerlei tijd. Als men zich nu voorstelt, wat eigenlyk van zoo'n blad door het koopend publiek zal worden verlangd, dan krijgt men er wel achik in, te zien, hoe verschillend met het onder werp is omgesprongen. Opvallend is het groote aantal afbeeldingen uit den tijd van Directoire en Empire. En daaruit volgt al dadelijk een an lere typische eigenaardigheid. Namelijk de moeite, die de kunstenaar, of als men wil de teekenaar heeft, om ook maar eenigszins den vereischten luchtigen toon aan te slaan. Want over de Fransche beeldende kunst heerschte destijds wel tame lijk onbeperkt de starre geest van den grooten sansculot-klassieker Louis David, vriend van Marat, geestverwant van Robespierre tot hy later de vereerder en verheerlijker van Bona parte werd. En David, dat wil zeggen een stijle, verstandelijke intransingeante opvat ting, kwalijk passend bij erotische motieven! Zoo hebben dan de Fransche karikaturen uit den gemaakten, popperigen doch tevens grenzeloos wuften tijd van Directoire en ook Empire een lachwekkende stijfheid osrer zich, het costuum, dat het niet noodig was te over drijven, zoo mal was het, werkt daartoe mee. De courtisanes en heeren die alle denkbare onbetamelükheden krijgen te zeggen en te doen, hebben de strakke gezichten, de on berispelijke strenge vormen en styfge plooide gewaden en kleeren, die men zich eerder bg Spartaansche zeden en menschen denken zou. Op een der gekleurde prenten heeft mik een juffer in een even geaffecteerde als indécente houding naast een jongman poet gevat, doch hoe prentig en hoekig plooit haar schaarsche kleedij, hoe plechtstatig gol ven de klassiek gekapte haren. Bosio is de zotste, en een der knapste onder deze stemmig-schuine teekenaars, doch een lange reeks andere zou op te noemen zijn, indien hun namen de moeite waard waren. Geheel anders was in dien zelfden tijd de Engeleche karikatuur, ook waar ze zulke onderwerpen behandelde. Daar ziet men het genre met heel wat ruwer vuisten aange. grepen. Welk een verschil, de coquette, smake lijke, luchtige manier van Fragonard en de zijnen, dan de gemaaktheid en stroefheid der latere Franschen en de drieste, onbehouwen zinnelijkheid der teekenaars van Rowlandson's school! Rowlandson zelf voorop. Die ppige", brutale, haar bekoorlijkheden taleerende vrouwspersonen, die sater-achtige, grynzsnde oude roué's en onverschillig flaneerende jonge dandy's! Eén prent buiten op een der afleveringen heet een caricature anglaise, coloriëe, sur les modes du Consulat", het kan n van die zyn, welke door anderen ontworpen, door Rowlandson geëtst en ook wel eigenlijk gemaakt werden, want de geheele manier is van hem. Twee van die ongegeneerde deernen, fiischjes gekleed, stappen onvervaard langs den weg, terwijl een paar zeerobben haar op hun gemak en met niet zeer eerbiedige opmerkzaamheid monsteren. De welgeboawde en uitdagende juffers, de leelijke grijzende kerels zijn typisch voor de geraffineerde uitgelatenheid van de Engelsche zedeprent in die dagen ; men denkt aan Thackerays getuigenis van wat later, toen nog steeds bij het ballet een stokoud man, potsierlijk opgetuigd, placht vóór te dansen. Leelijker, maar ook van een eigenaardige woestheid is een prent van Collings (1791) waarop de smid te Gretna Green, die weggeloopen verliefde paartjes placht te trouwen, grijnzend een schichtig jongman, die het pis tool in de hand gereed houdt, koppelt aan een vogel verschrikken ge oude malloot. Maar de Fransche karikatuur zou zich in deze veel verder ontwikkelen dan de Engel eche. De karikatuur van deze soort wordt ra de restauratie sentimenteel. Nog niet echt losjes en of in de verste verte realistisch, doch niet meer stijf zijn de teekeningen van H. Scheffer, die tallooze zulke voorstellingen heeft gemaakt. Zijn juffers zijn teringachtig en slappig, met groote zwarte oogen en sluike haren. Erg gezond zien die van Gavarni er nog niet uit, doch zij zijn voorzeker verlei delijker, maar het is eigenaardig, dat van dezen schepper van het type grisette" in de prentkunst hier zoo weinig afgedrukt is; zijn légendes" en voorstellingen zijn geen kost voor den liefhebber, voor wien dit tijdschriftje is bestemd, zyn humor is eigen lijk te onschuldig. En hetzelfde is over het algemeen met Grévins handige prenten het geval, die echter evenals de latere van Mars zoo populair zijn, door de conventioneele soort van chic, die er altijd in zit: dit is zulk een nette, behagelijke manier van pikant zyn, dat men er toch nauwelijks aanstoot aan kan nemen. Wij vinden hier een weigemaakte juffer in half négligédie verzekert dat de toenmaals mode zijnde queue", waarvoor ze de machine thans, in dit cos tuum, vertoont fait tourner Ie tête des hommes". Eerst in het tweede keizerrijk, toen de poli tieke karikatuur aan banden gelegd was, kwam de galante" weer eens recht uit. En daarna kwam het realisme een woordje meespreken. Wilette zon onbetameUjker worden dan zelfs de teekenaars in Directoire en Empire, doch een goede dosis sociaal besef en menschelyk medegevoel meebrengen. Een allegaartje is het overigens, wat ik in de paar nummers, die ik van dit nu niet bovenmate aanbevelenswaardig tijdschrift zag. De soms zeer oude afbeeldingen, die ons niet bekend waren, zien we afgewisseld door uit Wiener Caricaturen" en das kleine Witzblat" overgenomen prentjes met erotische mopjes. Blykbaar kan de redacteur Grand Carteret toch op den duur geen voldoening vinden bij het lage peil der kunstwaarde van de meeste galante" prenten, want zeer vele onder de herdrukte voorstellingen zien gewoon op modes, oude gebruiken enz., andere toonen alleen een vrijend paar of iets dergelijks. De verscheidenheid van het gezelschap is aardig. Philipon en Cornelis Troost, Beaumont (tijdgenoot en imitator van Gavarni) en Gillray, Colin (een graveur die Voltaires werk illustreerde) en Paul de la Houve (graveur uit het begin van de 17e eeuw) naast de moderne teekenaars van obscure Duitsche blaadjes. Tusschen dit rommeltje vindt men dan ook een enkele keer wel iets goeds, doch het is instructief, te zien, hoe blijkbaar op dit ge bied geen flauwiteit te grof en geen grof heid te flauw kan zijn. Men zou toch iets fljners of liever verfljnders verwachten van een bloemlezing uit de pikante imagerie door een Frauschman voor de Franachen, en evenwel is het misschien nog niet zoo kwaad, dat de waarlijk beschaafde wel dergelijke scherts als alle andere, zoo ze geslaagd is, aanvaardt, doch weigert zich er geregeld en bij voorkeur aan te geven. Het is met deze bedenkelijke uitgaaf juist zoo gegaan als met Eduard Fuchs' boek die Frau in der Karikatur"; wie met pek omgaat, wordt er mee besmet, en zoo heeft de samensteller, in zyn jacht op het prikkelende, den goeden smaak ver loren die hem in zijn keus te zeer zou hebben beperkt. CORNELIS VETH. De Trilogie der Zonde. II. (Slot). Vergelijken wüVondel'a meesterwerk met de beroemde Komedie van Dante, ook een Trilogie, berustend op dezelfde Katholieke beginselen, en waarin eenzelfde gestaltenis van de wereld wordt aangenomen. De Trilogie van Dante is die der ontzondiging, en volgt dus juist de omgekeerde lijn. VVy vangen bij hem met de Hel aan en eindigen met de verrukkingen van Paradijs en Hemel. Vondei's trilogie begint met een heerlike beschrijving van hemel en paradijs, dan sluipt de zonde in en verbreidt zich steeds verder en meer. Wij eindigen met de zondvloed, een hel op aarde. Eigenaar lig is, dat van beide trilogiën het eerste deel de grootste roem ge niet, en eerst later de behoefte ontstaan wil om hen in hun geheel en onverbrokkeld te he se ou*en. De Trilogie van Dante speelt aan gene zijde van het graf, in een nieuwe wereld, een toe komstige, die van Vondel in de voortijd van démens, afgesloten door de zondvloed, een oude wereld. Bij Vondel zijn de duivels bewegende motoren in de wereld, bij Dante bespeuren wij dat niet en zien slechts hun werkzaamheid in de hel, doch by hem zien wij de engelen en zaligen als bewegende motoren. Zo ingewikkeld van innerlike zamenstelling Dante's trilogie is, zo eenvoudig Vondei's gedicht, de eerste is architektonies gedacht en uitgevoerd tot in de zinnen, ineengeklonken, de twede schilderachtig, los van stijl. De eerste epies-beschrijvend, de twede lyries-dramaties, hier en daar be schrijvingen bevattend, gelijk Dante's werk dramatiese episoden. Een groot typerend verschil van beide werken ligt in de rol van de vrouw. In VondePs Trilogie wordt de vrouw de ondergang van het mensdom, Eva en Urania van Adam en Achiman; in Dante's meesterwerk is Beatrice de reddende engel, het meest verheven creatuur der schepping. De vrouw doet de man vallen, de vrouw heft hem weder op. De Christelike mythe volmaakt zich met Dante en Beatrice, de verscheiden geliefde. Merkwaardig is het gering aantal vrouwen in Dante's Hel ge noemd, Francesca da Rimini wekt noch onze simpatie en medelijden. Het meest eigen aardige van Dante's werk, dunkt mij, dat hij voor de dichter weer plaats heeft veroverd naast de godsdienstgever. Zoek in het Oude en Nieuwe Testament naar een gestalte als Beatrice, naar een liefde verheven en verheffend, rein en vlammend als die van Dante voor zijn ideaal, naar een beschouwing van, een blik op de vrouw als de dichter ons geeft. De Christus is zijne Godheid, doch D. brengt een nieuw element, iets naast de godsdienst staand en met de godsdienst versmeltend. De macht van Bea trice reikt ver over de eeuwen heen en zal steeds toenemen. De Mariadienst ontstond door een behoefte der volken. Maria is het hoogdenkbeeld der moederliefde; de liefde van God wordt vaderlik voorgesteld. De liefde van en voor Beatrice, verhemeld, das ewig weibiche", ziedaar de nieuwe kracht, de schoonheid in volle majesteit door Dante ontsluierd, een edel vermogen bestemd om de mens verder te voeren en hoger. Sinds Dante behoren de beschaving en toekomst van de mensheid aan de vrouw. Zij tone zich haar roeping bewust. Noch de bijbel, noch de koran, noch de rede zouden een Beatrice of een Beatrice-ideaal kunnen geven, de dichter doet het. Van Sara naar Helena, welk een reuzestap l En van Helena naar Bea trice, welk een bliksemend voortschietenIVoor de enkelheid van Beatrice komen de vele schone vrouwengestalten van Shakespeare. Het naast verwant aan Beatrice is de Venus Urania der Grieken, de godin, door Kamerling gehuldigd. Doch deze is esn gans andere Urania als die van Vondel in de Noah; Vondel vat hier de Venus op, zoals de oude Christenen haar beschouwden, de demon, de Venus van Tannhiiuser, en hij noemt naar haar de vrouw van Achiman. Beatrice dus tegenover Urania, de prinses die op de dieren, de haan en de hoenders wijit, om de wellust van haar man te verschonen. Noah verklaart, dat alleen reine liefde het mensdom kan redden. Dit ia de scherpe tegenstelling in de twee trilogiën. Doch Eva, voor haar val, zoals Vondel haar beschrijft, heeft de volle luister der vrouw. Men zegt, dat de voorstelling van Lucifer door Vondel en Milton veel verhevener is dan die van Dante, doch men bedenke, dat Dante Lucifer beschrijft na ijjn val, en na de verleiding van Eva, wanneer hy gekluis terd is. In de Noah treedt Lucifer ook niet zelf op, doch is vertegenwoordigd door zijn schildknaap Apollion, gelijk in de Adam Uriël voor God spreekt. Noch een verschil tussen Dante en Vondel: bij Dante voert de strengheid, b\j Vondel de zachtheid de boventoon, zodat zelfs genade wordt verleend aan Urania, en de Rei, die de Trilogie sluit, lovend zegt: Wie God's Almogendheid en zijn gena beseft, Bekent, dat God's gena zijn werken overtreft. Het is het verschil tussen Cesar en de Ruijter. Het schema van Vondel's Trilogie is gelijk die zyner andere drama's: eenvoudig, en moest dit wezen. Wy vinden by hem niet de gestalten, uit graniet en marmer gehou wen, van Sofokles, noch de ontleding van aamengeatelde karakters, de duizendvoudige schakering van deugd en ondeugd, de fijne typering, waarin men de kleinste vertak kingen voelt van zenuw- en denkstelsel als bij Shakespeare. Vondel geeft het gemoeds drama, berustend op lyriek. Zy'n personen zy'n meer in fresco weergegeven dan tot beeldhouwwerk gevormd; toch zouden wy gaarne een beeldhouwer zijn werken zien illustreren. Men kan zijn drama's vergelijken met een tapijt, dat uitmunt door zijn schik king, gely'fc Vondel zelf het treurspel in beeld brengt, en waarbij de figuren mooi gestileerd zijn, of met een dramaties schil derij. Moest ik hem naast een musicus plaatsen, ik zou Bach noemen, met wie hij verwant is door zijn innige en nederige vroomheid, zijn groot gemoed, zijn orgelende lyriek. Van de schilders noem ik aan de ene zijde Rubens, aan wie hij doet denken door zijn weelderigheid en aan de andere zijde de primitieven door een zekere naïfheid, die hem eigen is (en welke bij Hooft ontbreekt) hoewel zijn poëzie ook energie bezit. Doch ten slotte is het het beste om te zeggen: Vondel is Vondel. En het meest juist lijkt mij zijn drama te vergelijken met de Urdabron der Nornen, de kleurrijke fontein onder de regenboog, in welks ruisende wateren wij het noodlot en de wereldgeschie denis zich zien spiegelen, en verschillende gestalten voorbijtrekken. Daar de Trilogie der Zonde, zo somber ein digend met de vernietiging van het mensdom, in waarheid Vondel's meesterwerk mag heten, is het gewenst in het kort te bespreken, wat Vondel daar onder zonde verstaat. De grootste zonde, die de dichter kent, is ongehoorzaam heid aan God's gebod. Daaruit spruiten alle andere rampen. God eist van Lucifer zich te buigen voor de mens; Lucifer kan dit niet, zijn hoogmoed is geboren die hem ten val brengt. Hij bindt de goddeloze strijd aan en de andere ondeugden en zonden, list, verraad, bedrog enz. enz. ontstaan noodzakelik, wijl Lucifer, zich met zijn aanhangelingen een maal op de weg van bet kwaad begevend, steeds verder moet. De gevallen Aartsengel weet door zijn sluwheid de mens tot onge hoorzaamheid te bewegen; gehoorzaam zijn aan Gods gebod, zegt hij, is een domheid. Hij ontketent de snoeplust en wellust, de hoogmoed en eigenwaan, het eerste paar verliest het Paradijs en nu ontstaat zonde uit zonde, ondeugd uit ondeugd. In de Noah gehoorzamen de volken niet aan het bevel van de boetprediker. De wellust, de lust naar vermeend genot en eigen voordeel met de ontkenning van een ziel, van haar onsterfelikheid en van een boetedoen na de dood is de egoi'stiese koning, die over alle andere ondeugden en zonden heerst, daar zij alle zijne zonen en dochters zijn. Daarom heeft Vondel niet de uitgebreidheid der zonden voorgesteld, die den allesverdelgenden vloed te voorschijn roepen, doch de wellust en de ongehoorzaamheid van de mens op de voor grond geplaatst. De wreedheid en de slechtheid stammen uit de wellust, gelijk de reuzenstam uit ontuchtig huwelik. Kuisheid en gehoor zaamheid zijn dus de eisen van de Aartsvader. Deze verheerliking van de gehoorzaamheid vinden wij ook elders: gehoorzaamheid, die past een oprecht ingezeten, zegt Vondel, gehoorzaamheid aan een goede overheid; doch deugt deze niet, dan hekele men, zo scherp men kan, gelijk de dichter doet in het vers, waaruit we de regel aanhalen. Het is niet de vrijheid, die hij aantast. Aan die gehoorzaamheid hangt de ootmoed, het besef zijn bestaan aan een ander wezen te ontlenen. Al wie door ootmoed wordt herboren Is van het hemelse geslacht. en van Jezus zingt hij : De hemel, 't aardrijk en de hel, Die luistren scherp naar zijn bevel. Samson en Salomon vallen door wellust, zij beiden gehoorzamen liever aan hun boei dan aan God ; de ernstige waarschuwing der priesters wordt door Salomon in den wind geslagen. Jozef wordt door zijn gehoorzaam heid in top verheven. En vooral Jeftha'a dochter wordt geloofd: Laat gehoorzaamheid Tonen haar vermogen In deez' maagd bereid Zonder traan in d' ogen. enz. en ... O hoe zeldzaam is deez' deugd. Hiermede geloof ik de grondbeginselen van de Trilogie verklaard te hebben. Gelijk ik reeds opmerkte, vindt zij haar tegenwicht in Jezus' menswording. Jozef, Samson de tem pel brekend, David, Salomon voor zijn afval, enz., zij beelden bij Vondel allen de toekom stige heilbrenger uit. Verlangen om het kruisdrama te beschrijven, heeft V. waar schijnlijk nooit gevoeld, zijn beginselen zullen het niet hebben gedoogd, doch hij bezong Jezus in zijn lyriek. De trilogie, die schone triptiek, was de taak van zijn leven. Wij vinden de voorstudies er voor, hier in het op treden van een engel aan het einde van een treurspel, daar weer in het invlechten van engelenkoren, voor het eerst in de Jozef in Dothan. Doch alleen in de Trilogie worden de geesten handelende personen, terwijl het koor immer blijft samengesteld uit engelen, alleen in de Trilogie is de gehele mensheid onderwerp. Ziehier, na de regels van Vondel, die ik aanhaalde, een allereerste beschouwing, met aangeving van enige brede lijnen over het meesterwerk der Nederlandse letterkunde. Daar een juister inzicht kan leiden tot een betere waardering, en dit werk (vooral de Adam en Noah) noch veel te weinig gekend is 1) en gewaardeerd wordt, meende ik goed te doen door de lezers aandacht te vragen voor het hoofddicht onzer taal. Ik zal mijn doel bereikt achten, indien ik tot de lezing daarvan heb opgewekt. Mogen de biblioteken zich Vondel's werken meer gaan aanschaffen. Wynmaand '05. VAN ELRINO. 1) In de Inleiding tot Vondel van Verwey by'v., ontbreekt de Noah. Trouwens een uit gave van deze drie stukken tezamen en bij elkaar is noch niet gegeven. Daar zy'n veel leemten in de Vondelstudie. Van Lennep kende de Noah van buiten. NIEUWE UITGAVEN. Uit het leven, Leesboek voor de lagere school, door CH. KKIENEN, met oorspronkelijke teeke ningen. 6e stukje. Haarlem, Vincent Loosjes. Phantasién op Lotte Ricaudtt en Peter Dobbe, door HENEICUS VAN HEESWIJK. Den Haag, W. Overvoerde Jr. Roode- kruis- hond en oorlogihond, door jhr. C. A. J. Meijer. Den Haag, N. V. Electrische drukkerij Luctor et Emergo". Happart der commissie benoemd tot het instellen van een onderzoek naar den aard en het gehalte der conserveeringsmiddelen, voor komende in de hier te lande gebruikt wor dende dranken als limonades e. d., welke door den handel aangekondigd of door het publiek beschouwd worden als alcoholvrije". Uitge geven door den Volksbond tegen drankmis bruik. Amersfoort, G. J. Slothouwer. Eerste Jaarverslag van de Nutscommissie voor Onderwijs 1906?1907, met 4 bylagen. Nederlandsche Staatswetten, ed. Schuurman KUNSTHANDEL J. O. SOHUL.L.EJR, Plein Moderne Schilderijen, Aquarellen enz. ETAALVAR Magazijn Oud-Holland" Damrak 75, Amsterdam. Directie: P.JJLJPAEBELS. Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koper- en Zilverwerk, Porselein, Glas, Tin, Oude Perzische Tapijten enz. enz. ATELIER VOOR HET VERVAARDIGEN VAX OUD-HOLLANDSCH SNIJWERK. TELEFOON 7261. Alp. unit- CD SIERKUNST" IS. Spiegelstra-at 3S Verschillende soorten Aardewerk, Batik- en Borduurwerk, Koperwerk, Beeldhouwwerk . Schilderyen, Teekeningen, Etsen, Foto's en Lithografieën, Antiquiteiten (Meubelen, Aarde werk enz.) RUDOLF ELION & C4. D.DEBIÈVREBIESAART AOHTEE 8T. PLET EB 18 -:- -:- Utrecht -j- -:MAGAZIJN VAN COMPLETE METJ BELEERINQ EN STOFFEERING = VERHUIZINGEN, TRANSPORTEN. SPECIALE AFDEELING ANTIQUI TEITEN EN KUNSTVOORWERPEN KUNSTHANDEL Wed. G. DORENS & Zn, AMSTERDAM. - - ROKIN 56. Origineele etsen van: I. KILLET. GROOTE COLLECTIE KLEURETSEN, ETSEN, LITHO'S. KLEURDRUKKEN ENZ. COPENHAGEN-PORCELEIN. ENCADREMENTES. [j Kunsthandel KRÜGER & 37* Noordeinde. 's-Qravenhage. Permanente Tentoonstelling v: Schilderijen en Aquarellen. L'M'JAARSMAl VE NTl LEEREN DE HAARDEN IAMSTERDAM HILVERSUM WONING-INRICHTINGEN 25-4 SPUISTRAAT. 76 DAMRAK. AMSTERDAM DIRIY501MBEL OP KOPER EN Gt6°W?PELIX MERITIS" K,EIZER5 TEl. 2&O7 NAAMLOOSE VENNOOTSCHAP ZEISTER FABRIEK VAN KOPERV/ERKEM 2 MINUTEN VAN - STATION DRIEBERGEN MODERN EN ANTIEK KOPERWERK GIETERIJ VOOR FIJN KOPER EN BRONS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl