Historisch Archief 1877-1940
No. 1576
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ingelegde paneeltjes aan het buffet ter weerzijden van den spiegel.
eerste proeve, die zeker sympathie en
waardeering heeft ondervonden in krin
gen van hen, die het werk kunnen
beoordeelen, door meerdere laten volgen.
Onze kunstnijverheid heeft behoefte aan
groote ondernemingen en industrieelen
die haar in staat stelt te toonen, wat
Nederland vermag en dat het ook in
deze niet bij het buitenland behoeft ten
achter te staan.
R. W. P. DE VRIES JR.
EDVARD GRIEG. f
Wederom heeft de wreede, onverbiddelijke
dood een onzer beste kunstenaars van ons
genomen.
Thans is het de Noorsche componist
Edvard Grieg, die door zijn sikkel is w
ggemaaid.
j§Weinig buitenlandsche componisten zijn
in onze stad zoo populair geweest als Grieg.
Niet slechts omdat zijn werken hier zoo
bekend zijn en vaak gespeeld worden ik
denk slecht aan de eerste Peer Gynt-suite
maar ook omdat hij herhaaldelijk in ons
midden heeft vertoefd en menigmalen het
voorwerp is geweest van warme huldigingen.
^Grieg _voelde zich hier thuis; in den
familiekring van zijn vriend Röntgen was hij
steeds een sympathieke gast; maar ook
bij de Amsterdamsche kunstenaars zoowel
als bij de kunstvrienden stond hij in hooge
achting, evenzeer door zijn buitengewoon
talent als door zijn beminnelijke eigen
schappen als mensch.
Grieg behoorde tot de kunstenaars, die
een eigen physionomie bezitten. Hij was
niet geroepen om aan het hoofd te schrijden
van een kunstenaarsbent, die ons nieuwe
wegen zou openen, die met ultra-moderne
technische middelen, een universeelen in
vloed op het muziekleven van onzen tijd
zou uitoefenen.
Grieg was echter Noor in hart en ziel;
hij had zijn vaderland lief met een sterke,
warme genegenheid. De sehoone, vaak droef
geestige volkswijzen van zijn land af te luis
teren en künstlerisch" te verwerken, dat
was zijn ideaal. En dat ideaal is hij zoo trouw
gebleven als zijn vrienden Henrik Ibsen en
Björnstjerne Björnson. En met deze beide
mannen mag hij in n adem genoemd
?worden.
Door zijn vurig opkomen voor de schoon
heid en de poëzie van zijn land en volk,
heeft hij een nationale kunst helpen
aankweeken, -waarvan hu thang de Nestor was
en die m talrijke andere toonkunste»aars
van Noorwegen geestdriftige aanhangers
heeft gevonden.
De groote dramatische hervorming die in
Eichard Wagner haar belichaming vond,
heeft weinig of geen invloed uitgeoefend
op de kunst van Grieg. En als deze ge
weldige Titan een groot aantal componisten
in zijn ban gevangen hield, dan ging Grieg
toch ongevoelig voor dien indruk, zijn eigen
weg. Lieten wij ons vaak meeslepen door
de hartstocht en het pathos, dat van die
groote beweging uitging, gaarne ook gaven
wij ons over aan de intieme bekoorlijkheid
van de muze, die uitging van den sympa
thieken Noorschen kunstenaar, die bij alle
woelingen van zijn tijd, zijn eigen onaf
hankelijkheid en zelfstandigheid zoo treffend
wist te bewaren. Het nationale idioom van
Grieg's kunst is ook wel de oorzaak, dat een
gelijkstrevende natuur als de Bus Peter
Tschaikowsky voor zijn werken warme sym
pathie vond, terwijl de compositiën van
Brahms b.v. niet anders dan een gevoel
van achting bij hem konden levendig roepen.
Een zijner rijpste en meest volkomen
compositiën is wel zijn a-mol klavier-concert;
een werk vol poëzie en klankschoonheid,
dat door pianisten van alle nationaliteiten
met groote voorliefde wordt gespeeld. Van
zijn Peer Gynt-suite gewaagde ik reeds.
Wie onzer kent dit in al zijn eenvoud
voortreffelijk geïnstrumenteerde toongedicht
niet?
Zijn Olaf Trygvason" is een werk
voor koor en solo met orchest, dat in
grooten stijl is geschreven en dat getuigt
van 's componisten gave om dramatische
situatiën pakkend weer te geven en een
groot ensemble wirkungsvoll" op te bouwen.
Yor der Klosterpforte" vrouwenkoor
met soli en orchest en Landerkennung"
mannenkoor, solo en orchest hebben
meer bescheiden afmetingen, maar schilderen
toch op uitnemende wijze de daarin behan
delde onderwerpen.
Op het gebied der kamermuziek heeft
Grieg werken gecomponeerd, die zoo frisch
en poëzievol zijn, dat zij nog lang na
's meesters dood van zijn scheppingskracht
zullen getuigen. Ik herinner hierbij aan
zijn viool-sonaten en zijn g-mol
strijkquartet.
Grieg was zelf een begaafd pianist Met
hoeveel zin voor de eigenaardigheid van
dat instrument hij toegerust was, blijkt uit
zijn talrijke klayiercompositiën; vooraan
zijn bekende -Suite im alten Stil", Aus
Holbergs Zeit".
Toch geloof ik, dat Grieg bij het groote
publiek tiet langst zal leven in zijn talrijke
liederen.
Het is een voordeel, dat zij allen in de
bekende Peters-editie zijn verschenen en
daardoor in ieders finantieel bereik liggen.
Liederen als Ich liebe dich," Ausfahrt'
Margaretha's Wiegenlied" Solvegjs Lied'
enz. enz. hebben reeds lang hun weg ge
vonden en niet moeilijk zou het zijn, een
veel grooter aantal, misschien niet zoo be
kende, maar daarom toch niet minder schoone
liederen daarnaast op te sommen. Het is
waar, wanneer men zich geruimen tijd ach
ter elkaar bezig houdt met Grieg'sche
liederen, dan wordt men wel eens gehinderd
door een zekere manier in de harmoniseering,
die voortdurend terugkeert. Maar och, laat
men ze eenigen tijd liggen, dan herkrijgen
zij later toch weer hun charme.
Onmogelijk is het mij bij het herdenken
zijner liederen, de persoonlijkheid weg te
cijferen van mevrouw Nina Grieg, die sym
pathieke vrouw, die wel is waar met geen
verblindende stem, maar met een onna
volgbare voordracht de liederen van haar
gade tot klinken wist te brengen.
Grieg werd geboren 15 Juni 1843 te
Bergen. Zijn zeer begaafde moeder leidde
het eerste muziek-onderricht. In 1858 werd
hij op aandringen van den vermaarden
violist Ole Buil naar Leipzig gezmden,
waar hij leerling werd van Moscheles,
Hauptman, Richter en Reinecke. Een
beslissenden invloed op zijn geestesrichting
oefende de jong gestorven Noorsche
toondichter Rikard Nordraak uit. Deze was het
die in hem het gevoel voor de nationale
volkswijzen wakker schudde.
Ondanks de liefde voor zijn geboortegrond,
hechtte Grieg er veel aan door uitgebreide
en lange kunstreizen in Duitschland,
Frankrijk, Italië, Engeland en ons land,
zijn werken persoonlijk bekend te maken.
En overal vond de kunstenaar een warm
onthaal, dikwerf zelfs geestdriftige ovaties.
Grieg behoort niet tot de mannen die
een universeelen invloed pp de muzikale
wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. Maar
zoo lang nog zelfstandigheid, poëzie en
klankschoonheid factoren zijn, die een woord
mede hebben te spreken in de appreciatie
der volken, zoo lang zal men Grieg's com
positiën in eere houden.
ANT. AVERKAMP.
De verantwoordelijkheid van
den geneesheer.
Multa, non multum! Ziedaar mijn
indruk over mr. Levy's beschouwingen
in het vorig nummer van dit Weekblad,
tevens een vriendelijke offerande mijner
zijds aan zijn voorliefde voor klassiek uit
ziende aanhalingen. Zijn opstel vult bij
kans de gansene titelbladzij; zakelijk ech
ter vernemen wij over de verantwoorde
lijkheid van den geneesheer maar bitter
weinig. Het juridisch advies, zoo
gewenscht in deze ernstige zaak, verdrinkt
in een stroom van vele woorden, die
bovendien, gelijk met dezen schrijver
wel meer het geval is, geur en smaak
moest ontleenen aan persoonlijke terecht
wijzingen, berispingen en beleedigingen.
Op n punt ben ik gaarne bereid
ongelijk te belijden. De toon van mijn
schrijven, voor zoover het de uitspraak
van het Leeuwarder hof betreft, had
gematigder en eerbiediger kunnen zijn.
Ik mag, te mijner verschooning, niet al
te veel nadruk leggen op de onvermij
delijke snelheid van den journalistieken
arbeid, waarbij het nonum prematur in
annum, ook in sterke verdunning, niet
kan worden toegepast. Maar ik hoop op
een milde beoordeeling, nu een pas ver
schenen opstel van mr. Levy zoo dui
delijk bewijst, hoe moeilijk het is, bedaard
en met waardeering van de andere partij
te schrijven over een zaak, die ons ergert
en prikkelt. Immers mr. Levy, die mij
in jaren, in ervaring en vooral in aantal
geschriften zoo verre vooruit is, laat zich
nog meesleepen tot het neerschrijven van
grofheden, zooals ik mij waarlijk niet
heb veroorloofd.
Als een teekenend staaltje van zijn aan
matigend optreden, noem ik de terechtwij
zing, mij toegediend, wijl ik van drukke
praktijk", in plaats van practijk", heb
gesproken. Niet: praktijk, hetgeen haar
in kwaad daglicht stellen zou!" zegt deze
taalgeleerde, op dit punt blijkbaar afwij
kend van zijn collega's De Vries en Te
Winkel, die wel een onderscheid maken
tusschen practijk en praktijk, maar de
laatste schrijfwijze juist bestemmen voor
de praktijk vaneenadvocaat of dokter!"
Op dezelfde wijze, aaneenschakelend
ongecontroleerde invallende gedachten,
zonder kennis van de bijzondere zaak,
waarom het hier gaat en zonder blijk
baar de minste behoefte te gevoelen zich
van deze vooraf op de hoogte te stellen,
geeft mr. Levy zijn beschouwing over
het Appingedamsche geval.
Algemeenheden in overvloed! De groote
rol van de verantwoordelijkheid in het
rechtsleven eens volks wordt o.m. toe
gelicht met een citaat naar... mr. Levy,
uit 1886 en 1907. Ik mag wel aanne
men dat dit citaat en deze beschouwing
voor de lezers van het Weekblad over
bodig waren. Ja, al wat gezegd wordt
over den hoogen ernst van het genees
kundig beroep, over de gevaren, die kun
nen voortkomen uit een gering verzuim
van den arts, over de honderdduizenden,
die hulpeloos en radeloos als een zuige
ling, zijn overgeleverd aan zaakkennis
en plichtsgevoel van den medicus," dit
alles is onnoodig, daar het immers, naar
mij dunkt, aan geen twijfel onderhevig
kan zijn, dat de arts verantwoordelijk
moet worden gesteld voor de schade, door
zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid ver
oorzaakt. Ik acht dit zoo van zelf spre
kend, dat mr. Levy daaraan waarlijk
niet zooveel gewichtige woorden had
behoeven te verspillen.
De vraag, waarom het hier gaat, maar
die door hem kariger is bedacht, is slechts
of dr. van der Meulen zich aan nalatig
heid of onvoorzichtigheid heeft schuldig
gemaakt. De Groninger rechtbank be
antwoordde deze vraag ontkennend, het
Leeuwarder hof echter bevestigend en
veroordeelde hem tot schadeloosstelling.
Deze uitspraak nu heeft in genees
kundige kringen algemeene verbazing
en onrust gewekt. Niet omdat men voor
den arts een vrijbrief wenscht voor nalatig
heid en plichtverzuim, maar wel omdat
ieder, die de geneeskundige praktijk kent,
oprecht overtuigd is, dat Van der Meulen
heeft gedaan wat hij moest en kon doen,
dat door hem geen enkel verzuim is
begaan, en dat zijn onrechtvaardige ver
oordeeling alle geneeskundigen, ook bij
de meest nauwgezette plichtsbetrachting,
blootstelt aan gerechtelijke vervolgingen,
die in het buitenland, met name in
Oostenrijk, tot een ware mode zijn gewor
den, tot groot nadeel voor de artsen en
voor het publiek beide.
Het is wel te verwachten, dat zich nog
meer stemmen in deze zaak zullen doen
hooren. Het komt mij echter hoogst
onwaarschijnlijk voor, dat van deskundige
zijde de stelling zal worden verdedigd,
dat het tot de plichten van den arts be
hoort, de door de apotheek afgeleverde
geneesmiddelen op hun deugdelijkheid
te onderzoeken. De wetgever heeft dit
zeer zeker niet bedoeld. De controle
van de geneesmiddelen, ja van de deugde
lijkheid hunner bestanddeelen is met
nadruk gelegd in de handen der apothe
kers. Ja, hun is controle op de artsen
opgedragen, in zooverre dat zij, zoo zij
een vergissing in een recept vermoeden,
daarvan kennis moeten geven aan den
arts en bij diens afwezigheid zelfs de
levering moeten uitstellen (Art. 8 van
de wet op de artsenijbereidkunst). Een
controle der medicijnen door den arts
wordt wettelijk niet gevergd, en is
practisch ook niet mogelijk, daar verreweg
de meeste geneesmiddelen bij de zieken
aan huis worden bezorgd en door dezen
reeds worden gebruikt, voordat de arts
zijn bezoek heeft herhaald. Waarom nu
het calomel, dat de arts in een oog doet,
door deze zou moeten worden gecontro
leerd, en niet het calomel, dat hij aan
een zuigeling voor inwendig gebruik
voorschrijft, hieromtrent moet mr. Levy
zijn licht nog ontsteken. Ik kan hem
meedeelen dat, bij verwisseling met
sublimaat, in het laatste geval de zuige
ling even zeker te gronde gaat als in
het eerste geval het oog.
Een controle der geneesmiddelen door
de geneeskundigen vindt dus in het alge
meen niet plaats, ten spijt van mr. Levy,
die de vraag stelt of het voorschrijven
eener medicijn wordt belemmerd door toe
zicht, en of dit laatste niet vlakweg omge
keerd de belichaming en bekroning van
het voorschrift" is. Toezicht door artsen
op de afgeleverde medicijnen is in be
schaafde landen met een behoorlijk opge
leiden en van staatswege gecontroleerden
apothekersstand gelukkig overbodig. Ge
vallen, als dat te Appingedam, waareen
tot uitoefening der artsenijbereidkunst
bevoegd persoon een verkeerd middel
afleverde, behooren tot de groote
zeldzaamheden. Het toezicht", door mr.
Levy de bekroning van het voor
schrift genoemd, is waarschijnlijk be
doeld als het toezicht op de uitwerking
der toegepaste middelen. Althans dit
toezicht behoort tot de taak van den arts,
maar het is heel iets anders dan een
toezicht op de scheikundige deugdelijk
heid der geleverde stoffen! Dat mr. Levy
dit onderscheid niet begrijpt, blijkt ook
uit zijn andere vraag: Is de
pharmacodynamie niet een gewichtig onderdeel juist
van des geneesheers persoonlijken arbeid?"
Zeer zeker, de geneeskundige werking
der geneesmiddelen behoort tot het me
disch beroep; het physisch en chemisch
onderzoek dezer stoffen heeft echter met
de pharmacodynamie niets te maken.
Een derde vraag \an mr. Levy: Is
de arts, komt slechts een zweem van
twijfel bij hem op, tot controle niet in
de mogelijkheid?"
Het antwoord kan, in het algemeen,
niet anders dan ontkennend luiden.
De eene arts weet van practische
pharmacie allicht meer dan de ander, maar
in het algemeen weet hij er zeker
minder van dan de apothekersbediende.
Tot het onderzoek naar de deugdelijkheid
der geneesmiddelen is hij onbekwaam.
Waarom ? vraagt mr. Levy. De vraag
ware, bij kennis van het onderwerp,
niet gesteld.
Men had evengoed kunnen vragen,
waarom de advocaat in het algemeen
niet bevoegd is een taalkundig Grieksch
of Latijnsch advies te geven. Hij heeft
in deze vakken onderwijs gehad en
examen afgelegd, zooals de arts vóór
zijn propaedeutisch aan scheikunde, vóór
zijn candidaats aan pharmacognosie en
vóór het eerste gedeelte van zijn arts
examen een bitter beetje aan pharmacie
heeft gedaan. Welnu, in beide gevallen
mag op grond van de vroegere studie
geen deskunde in deze vakken van den
praktiseerenden advocaat of arts worden
verwacht, allerminst geëischt.
Eenigszins anders staat de «aak ten
opzichte van de apotheekhoudende genees
kundigen, die natuurlijk van de practische
pharmacie zooveel moeten weten, als voor
het klaarmaken van hun eigen
voorschrifTooneelspeler G. G. C. KUYS. f
ten noodig is. Toch is het duidelijk, dat de
bevoegdheid tot het afleveren van genees
middelen aan deze geneeskundigen alleen
daarom is verleend, wijl er ten platten
lande op vele plaatsen voor een dokter
n een apotheker geen plaats is, en de
pharmaceutische hulp er anders geheel
zou ontbreken. In de memorie van toe
lichting tot het wetsontwerp, regelende
de uitoefening der geneeskunst, zeide
minister Thorbecke: Omtrent het be
ginsel, dat de uitoefening der artsenij
bereidkunst vin de geneeskunst geschei
den behoort te zijn, bestaat slechts weinig
verschil van gevoelen. Dat verschil be
staat alleen over de uitbreiding, die er
aan de uitzonderingen op het beginsel
moet gegeven worden, en over de grond
slagen, die men voor die exceptiën in
de wet behoort vast te stellen."
De wet roept aan geneeskundige en
aan apotheker een «schoenmaker houd j e
bij je leest!" toe, een leuze, die aan mr.
Levy ook blijkens zijn herhaalde
taalkundige adviezen nu eenmaal niet
sympathiek is, al prijkt zij ook als motto
boven zijn opstel.
Is dus de arts noch verplicht, noch
bevoegd om de deugdelijkheid der van
de apotheek komende middelen te onder
zoeken, zoo blijft de vraag, wat hij doet,
indien er een zweem van twijfel" bij
hem opkomt, doordat een ontvangen
geneesmiddel op een zijner zintuigen
een anderen indruk maakt dan hij had
verwacht. Gewoonlijk zal hij zich in
zoo'n geval om inlichtingen wenden tot
den apotheker. Hij zal wel doen, daarbij
bescheidenheid te betrachten. Elk apothe
ker weet voorbeelden te verhalen van
geneeskundigen, die, om kleur of consis
tentie, een goed geneesmiddel ten onrechte
hadden afgekeurd.
In het geval nu van dr. van der Meu
len, waar, in plaats van het door hem
voorgeschreven calomel, een ander wit
poeder werd geleverd, bestond deze
zweem van twijfel" niet. Door onder
streping van de letters os had hij zich
nadrukkelijk gevrijwaard tegen een ver
gissing met sublimaat, welke stof boven
dien in fijngewreven toestand in de ge
neeskunde niet wordt gebruikt. Mr. Levy
vraagt geestiglijk: wie weet of de
practicus te Appingedam de onderstreepte
slotlettergreep van hydrargyros niet heeft
aangezien voor een vocatief, en daardoor
aan het mijmeren is geraakt." Ieder
oubevooroordeelde zal toegeven dat door
deze onderstreping Van der Meulen een
te waardeeren omzichtigheid heeft ge
toond. Geen enkele arts zou in zijn geval
ook maar een zweem van twijfel hebben
gekoesterd, of het poeder, dat zich in
het bruine fleschje met het opschrift
chloret. hydragyros bevond, was calomel.
Vierde vraag: Bestaat bij alle genees
middelen een storende verwantschap,
gelijk aan die van calomel en sublimaat?"
Met deze verwantschap" zal vermoede
lijk bedoeld zijn: gelijkenis in naam en
uiterlijk voorkomen. Het antwoord kan
dan luiden, dat ook in andere gevallen
namen van geneesmiddelen veel op elkaar
gelijken. Gaf b.v. de apotheker, in plaats
van hydrochloras chinini, iemand n of
twee gram hydrochloras cocaini te slik
ken, het gevolg zou doidelijk kunnen
zijn. Herinnert mr. Levy zich niet
het vóór betrekkelijk kort voorgekomen
geval van den Groninger arts, veroor
deeld wegens een verwisseling van
resorbine en resorcine, een verwisseling, die
de allerdroevigste gevolgen heeft gehad ?
Herinnert hij zich niet, hoe in dat geval
de geneeskundige stand niet is opge
komen voor den kunstbroeder, en acht
hij, in verband daarmee, het feit niet
van eenig gewicht, dat thans de veront
waardiging onder de geneeskundigen alge
meen is!
Ook van calomel en sublimaat gelijken
de scheikundige namen hinderlijk op
elkaar. In het geval-Van der Meulen
echter werd deze overeenkomst van naam
te niet gedaan door de opzettelijke en
opvallende onderstreping van de slot
lettergreep.
Mr. Levy echter en hierin staat hij,
zoover ik weet, geheel alleen is van
oordeel, dat de arts wel degelijk de afge
leverde geneesmiddelen aan een bepaald
onderzoek heeft te onderwerpen. Naar
aanleiding van de betoogde onbekwaam
heid van den arts om fijn gewreven subli
maat van fijn gewreven calomel te onder
scheiden, heeft hij dadelijk den
scherp