De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 8 september pagina 7

8 september 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1576 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ingelegde paneeltjes aan het buffet ter weerzijden van den spiegel. eerste proeve, die zeker sympathie en waardeering heeft ondervonden in krin gen van hen, die het werk kunnen beoordeelen, door meerdere laten volgen. Onze kunstnijverheid heeft behoefte aan groote ondernemingen en industrieelen die haar in staat stelt te toonen, wat Nederland vermag en dat het ook in deze niet bij het buitenland behoeft ten achter te staan. R. W. P. DE VRIES JR. EDVARD GRIEG. f Wederom heeft de wreede, onverbiddelijke dood een onzer beste kunstenaars van ons genomen. Thans is het de Noorsche componist Edvard Grieg, die door zijn sikkel is w ggemaaid. j§Weinig buitenlandsche componisten zijn in onze stad zoo populair geweest als Grieg. Niet slechts omdat zijn werken hier zoo bekend zijn en vaak gespeeld worden ik denk slecht aan de eerste Peer Gynt-suite maar ook omdat hij herhaaldelijk in ons midden heeft vertoefd en menigmalen het voorwerp is geweest van warme huldigingen. ^Grieg _voelde zich hier thuis; in den familiekring van zijn vriend Röntgen was hij steeds een sympathieke gast; maar ook bij de Amsterdamsche kunstenaars zoowel als bij de kunstvrienden stond hij in hooge achting, evenzeer door zijn buitengewoon talent als door zijn beminnelijke eigen schappen als mensch. Grieg behoorde tot de kunstenaars, die een eigen physionomie bezitten. Hij was niet geroepen om aan het hoofd te schrijden van een kunstenaarsbent, die ons nieuwe wegen zou openen, die met ultra-moderne technische middelen, een universeelen in vloed op het muziekleven van onzen tijd zou uitoefenen. Grieg was echter Noor in hart en ziel; hij had zijn vaderland lief met een sterke, warme genegenheid. De sehoone, vaak droef geestige volkswijzen van zijn land af te luis teren en künstlerisch" te verwerken, dat was zijn ideaal. En dat ideaal is hij zoo trouw gebleven als zijn vrienden Henrik Ibsen en Björnstjerne Björnson. En met deze beide mannen mag hij in n adem genoemd ?worden. Door zijn vurig opkomen voor de schoon heid en de poëzie van zijn land en volk, heeft hij een nationale kunst helpen aankweeken, -waarvan hu thang de Nestor was en die m talrijke andere toonkunste»aars van Noorwegen geestdriftige aanhangers heeft gevonden. De groote dramatische hervorming die in Eichard Wagner haar belichaming vond, heeft weinig of geen invloed uitgeoefend op de kunst van Grieg. En als deze ge weldige Titan een groot aantal componisten in zijn ban gevangen hield, dan ging Grieg toch ongevoelig voor dien indruk, zijn eigen weg. Lieten wij ons vaak meeslepen door de hartstocht en het pathos, dat van die groote beweging uitging, gaarne ook gaven wij ons over aan de intieme bekoorlijkheid van de muze, die uitging van den sympa thieken Noorschen kunstenaar, die bij alle woelingen van zijn tijd, zijn eigen onaf hankelijkheid en zelfstandigheid zoo treffend wist te bewaren. Het nationale idioom van Grieg's kunst is ook wel de oorzaak, dat een gelijkstrevende natuur als de Bus Peter Tschaikowsky voor zijn werken warme sym pathie vond, terwijl de compositiën van Brahms b.v. niet anders dan een gevoel van achting bij hem konden levendig roepen. Een zijner rijpste en meest volkomen compositiën is wel zijn a-mol klavier-concert; een werk vol poëzie en klankschoonheid, dat door pianisten van alle nationaliteiten met groote voorliefde wordt gespeeld. Van zijn Peer Gynt-suite gewaagde ik reeds. Wie onzer kent dit in al zijn eenvoud voortreffelijk geïnstrumenteerde toongedicht niet? Zijn Olaf Trygvason" is een werk voor koor en solo met orchest, dat in grooten stijl is geschreven en dat getuigt van 's componisten gave om dramatische situatiën pakkend weer te geven en een groot ensemble wirkungsvoll" op te bouwen. Yor der Klosterpforte" vrouwenkoor met soli en orchest en Landerkennung" mannenkoor, solo en orchest hebben meer bescheiden afmetingen, maar schilderen toch op uitnemende wijze de daarin behan delde onderwerpen. Op het gebied der kamermuziek heeft Grieg werken gecomponeerd, die zoo frisch en poëzievol zijn, dat zij nog lang na 's meesters dood van zijn scheppingskracht zullen getuigen. Ik herinner hierbij aan zijn viool-sonaten en zijn g-mol strijkquartet. Grieg was zelf een begaafd pianist Met hoeveel zin voor de eigenaardigheid van dat instrument hij toegerust was, blijkt uit zijn talrijke klayiercompositiën; vooraan zijn bekende -Suite im alten Stil", Aus Holbergs Zeit". Toch geloof ik, dat Grieg bij het groote publiek tiet langst zal leven in zijn talrijke liederen. Het is een voordeel, dat zij allen in de bekende Peters-editie zijn verschenen en daardoor in ieders finantieel bereik liggen. Liederen als Ich liebe dich," Ausfahrt' Margaretha's Wiegenlied" Solvegjs Lied' enz. enz. hebben reeds lang hun weg ge vonden en niet moeilijk zou het zijn, een veel grooter aantal, misschien niet zoo be kende, maar daarom toch niet minder schoone liederen daarnaast op te sommen. Het is waar, wanneer men zich geruimen tijd ach ter elkaar bezig houdt met Grieg'sche liederen, dan wordt men wel eens gehinderd door een zekere manier in de harmoniseering, die voortdurend terugkeert. Maar och, laat men ze eenigen tijd liggen, dan herkrijgen zij later toch weer hun charme. Onmogelijk is het mij bij het herdenken zijner liederen, de persoonlijkheid weg te cijferen van mevrouw Nina Grieg, die sym pathieke vrouw, die wel is waar met geen verblindende stem, maar met een onna volgbare voordracht de liederen van haar gade tot klinken wist te brengen. Grieg werd geboren 15 Juni 1843 te Bergen. Zijn zeer begaafde moeder leidde het eerste muziek-onderricht. In 1858 werd hij op aandringen van den vermaarden violist Ole Buil naar Leipzig gezmden, waar hij leerling werd van Moscheles, Hauptman, Richter en Reinecke. Een beslissenden invloed op zijn geestesrichting oefende de jong gestorven Noorsche toondichter Rikard Nordraak uit. Deze was het die in hem het gevoel voor de nationale volkswijzen wakker schudde. Ondanks de liefde voor zijn geboortegrond, hechtte Grieg er veel aan door uitgebreide en lange kunstreizen in Duitschland, Frankrijk, Italië, Engeland en ons land, zijn werken persoonlijk bekend te maken. En overal vond de kunstenaar een warm onthaal, dikwerf zelfs geestdriftige ovaties. Grieg behoort niet tot de mannen die een universeelen invloed pp de muzikale wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. Maar zoo lang nog zelfstandigheid, poëzie en klankschoonheid factoren zijn, die een woord mede hebben te spreken in de appreciatie der volken, zoo lang zal men Grieg's com positiën in eere houden. ANT. AVERKAMP. De verantwoordelijkheid van den geneesheer. Multa, non multum! Ziedaar mijn indruk over mr. Levy's beschouwingen in het vorig nummer van dit Weekblad, tevens een vriendelijke offerande mijner zijds aan zijn voorliefde voor klassiek uit ziende aanhalingen. Zijn opstel vult bij kans de gansene titelbladzij; zakelijk ech ter vernemen wij over de verantwoorde lijkheid van den geneesheer maar bitter weinig. Het juridisch advies, zoo gewenscht in deze ernstige zaak, verdrinkt in een stroom van vele woorden, die bovendien, gelijk met dezen schrijver wel meer het geval is, geur en smaak moest ontleenen aan persoonlijke terecht wijzingen, berispingen en beleedigingen. Op n punt ben ik gaarne bereid ongelijk te belijden. De toon van mijn schrijven, voor zoover het de uitspraak van het Leeuwarder hof betreft, had gematigder en eerbiediger kunnen zijn. Ik mag, te mijner verschooning, niet al te veel nadruk leggen op de onvermij delijke snelheid van den journalistieken arbeid, waarbij het nonum prematur in annum, ook in sterke verdunning, niet kan worden toegepast. Maar ik hoop op een milde beoordeeling, nu een pas ver schenen opstel van mr. Levy zoo dui delijk bewijst, hoe moeilijk het is, bedaard en met waardeering van de andere partij te schrijven over een zaak, die ons ergert en prikkelt. Immers mr. Levy, die mij in jaren, in ervaring en vooral in aantal geschriften zoo verre vooruit is, laat zich nog meesleepen tot het neerschrijven van grofheden, zooals ik mij waarlijk niet heb veroorloofd. Als een teekenend staaltje van zijn aan matigend optreden, noem ik de terechtwij zing, mij toegediend, wijl ik van drukke praktijk", in plaats van practijk", heb gesproken. Niet: praktijk, hetgeen haar in kwaad daglicht stellen zou!" zegt deze taalgeleerde, op dit punt blijkbaar afwij kend van zijn collega's De Vries en Te Winkel, die wel een onderscheid maken tusschen practijk en praktijk, maar de laatste schrijfwijze juist bestemmen voor de praktijk vaneenadvocaat of dokter!" Op dezelfde wijze, aaneenschakelend ongecontroleerde invallende gedachten, zonder kennis van de bijzondere zaak, waarom het hier gaat en zonder blijk baar de minste behoefte te gevoelen zich van deze vooraf op de hoogte te stellen, geeft mr. Levy zijn beschouwing over het Appingedamsche geval. Algemeenheden in overvloed! De groote rol van de verantwoordelijkheid in het rechtsleven eens volks wordt o.m. toe gelicht met een citaat naar... mr. Levy, uit 1886 en 1907. Ik mag wel aanne men dat dit citaat en deze beschouwing voor de lezers van het Weekblad over bodig waren. Ja, al wat gezegd wordt over den hoogen ernst van het genees kundig beroep, over de gevaren, die kun nen voortkomen uit een gering verzuim van den arts, over de honderdduizenden, die hulpeloos en radeloos als een zuige ling, zijn overgeleverd aan zaakkennis en plichtsgevoel van den medicus," dit alles is onnoodig, daar het immers, naar mij dunkt, aan geen twijfel onderhevig kan zijn, dat de arts verantwoordelijk moet worden gesteld voor de schade, door zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid ver oorzaakt. Ik acht dit zoo van zelf spre kend, dat mr. Levy daaraan waarlijk niet zooveel gewichtige woorden had behoeven te verspillen. De vraag, waarom het hier gaat, maar die door hem kariger is bedacht, is slechts of dr. van der Meulen zich aan nalatig heid of onvoorzichtigheid heeft schuldig gemaakt. De Groninger rechtbank be antwoordde deze vraag ontkennend, het Leeuwarder hof echter bevestigend en veroordeelde hem tot schadeloosstelling. Deze uitspraak nu heeft in genees kundige kringen algemeene verbazing en onrust gewekt. Niet omdat men voor den arts een vrijbrief wenscht voor nalatig heid en plichtverzuim, maar wel omdat ieder, die de geneeskundige praktijk kent, oprecht overtuigd is, dat Van der Meulen heeft gedaan wat hij moest en kon doen, dat door hem geen enkel verzuim is begaan, en dat zijn onrechtvaardige ver oordeeling alle geneeskundigen, ook bij de meest nauwgezette plichtsbetrachting, blootstelt aan gerechtelijke vervolgingen, die in het buitenland, met name in Oostenrijk, tot een ware mode zijn gewor den, tot groot nadeel voor de artsen en voor het publiek beide. Het is wel te verwachten, dat zich nog meer stemmen in deze zaak zullen doen hooren. Het komt mij echter hoogst onwaarschijnlijk voor, dat van deskundige zijde de stelling zal worden verdedigd, dat het tot de plichten van den arts be hoort, de door de apotheek afgeleverde geneesmiddelen op hun deugdelijkheid te onderzoeken. De wetgever heeft dit zeer zeker niet bedoeld. De controle van de geneesmiddelen, ja van de deugde lijkheid hunner bestanddeelen is met nadruk gelegd in de handen der apothe kers. Ja, hun is controle op de artsen opgedragen, in zooverre dat zij, zoo zij een vergissing in een recept vermoeden, daarvan kennis moeten geven aan den arts en bij diens afwezigheid zelfs de levering moeten uitstellen (Art. 8 van de wet op de artsenijbereidkunst). Een controle der medicijnen door den arts wordt wettelijk niet gevergd, en is practisch ook niet mogelijk, daar verreweg de meeste geneesmiddelen bij de zieken aan huis worden bezorgd en door dezen reeds worden gebruikt, voordat de arts zijn bezoek heeft herhaald. Waarom nu het calomel, dat de arts in een oog doet, door deze zou moeten worden gecontro leerd, en niet het calomel, dat hij aan een zuigeling voor inwendig gebruik voorschrijft, hieromtrent moet mr. Levy zijn licht nog ontsteken. Ik kan hem meedeelen dat, bij verwisseling met sublimaat, in het laatste geval de zuige ling even zeker te gronde gaat als in het eerste geval het oog. Een controle der geneesmiddelen door de geneeskundigen vindt dus in het alge meen niet plaats, ten spijt van mr. Levy, die de vraag stelt of het voorschrijven eener medicijn wordt belemmerd door toe zicht, en of dit laatste niet vlakweg omge keerd de belichaming en bekroning van het voorschrift" is. Toezicht door artsen op de afgeleverde medicijnen is in be schaafde landen met een behoorlijk opge leiden en van staatswege gecontroleerden apothekersstand gelukkig overbodig. Ge vallen, als dat te Appingedam, waareen tot uitoefening der artsenijbereidkunst bevoegd persoon een verkeerd middel afleverde, behooren tot de groote zeldzaamheden. Het toezicht", door mr. Levy de bekroning van het voor schrift genoemd, is waarschijnlijk be doeld als het toezicht op de uitwerking der toegepaste middelen. Althans dit toezicht behoort tot de taak van den arts, maar het is heel iets anders dan een toezicht op de scheikundige deugdelijk heid der geleverde stoffen! Dat mr. Levy dit onderscheid niet begrijpt, blijkt ook uit zijn andere vraag: Is de pharmacodynamie niet een gewichtig onderdeel juist van des geneesheers persoonlijken arbeid?" Zeer zeker, de geneeskundige werking der geneesmiddelen behoort tot het me disch beroep; het physisch en chemisch onderzoek dezer stoffen heeft echter met de pharmacodynamie niets te maken. Een derde vraag \an mr. Levy: Is de arts, komt slechts een zweem van twijfel bij hem op, tot controle niet in de mogelijkheid?" Het antwoord kan, in het algemeen, niet anders dan ontkennend luiden. De eene arts weet van practische pharmacie allicht meer dan de ander, maar in het algemeen weet hij er zeker minder van dan de apothekersbediende. Tot het onderzoek naar de deugdelijkheid der geneesmiddelen is hij onbekwaam. Waarom ? vraagt mr. Levy. De vraag ware, bij kennis van het onderwerp, niet gesteld. Men had evengoed kunnen vragen, waarom de advocaat in het algemeen niet bevoegd is een taalkundig Grieksch of Latijnsch advies te geven. Hij heeft in deze vakken onderwijs gehad en examen afgelegd, zooals de arts vóór zijn propaedeutisch aan scheikunde, vóór zijn candidaats aan pharmacognosie en vóór het eerste gedeelte van zijn arts examen een bitter beetje aan pharmacie heeft gedaan. Welnu, in beide gevallen mag op grond van de vroegere studie geen deskunde in deze vakken van den praktiseerenden advocaat of arts worden verwacht, allerminst geëischt. Eenigszins anders staat de «aak ten opzichte van de apotheekhoudende genees kundigen, die natuurlijk van de practische pharmacie zooveel moeten weten, als voor het klaarmaken van hun eigen voorschrifTooneelspeler G. G. C. KUYS. f ten noodig is. Toch is het duidelijk, dat de bevoegdheid tot het afleveren van genees middelen aan deze geneeskundigen alleen daarom is verleend, wijl er ten platten lande op vele plaatsen voor een dokter n een apotheker geen plaats is, en de pharmaceutische hulp er anders geheel zou ontbreken. In de memorie van toe lichting tot het wetsontwerp, regelende de uitoefening der geneeskunst, zeide minister Thorbecke: Omtrent het be ginsel, dat de uitoefening der artsenij bereidkunst vin de geneeskunst geschei den behoort te zijn, bestaat slechts weinig verschil van gevoelen. Dat verschil be staat alleen over de uitbreiding, die er aan de uitzonderingen op het beginsel moet gegeven worden, en over de grond slagen, die men voor die exceptiën in de wet behoort vast te stellen." De wet roept aan geneeskundige en aan apotheker een «schoenmaker houd j e bij je leest!" toe, een leuze, die aan mr. Levy ook blijkens zijn herhaalde taalkundige adviezen nu eenmaal niet sympathiek is, al prijkt zij ook als motto boven zijn opstel. Is dus de arts noch verplicht, noch bevoegd om de deugdelijkheid der van de apotheek komende middelen te onder zoeken, zoo blijft de vraag, wat hij doet, indien er een zweem van twijfel" bij hem opkomt, doordat een ontvangen geneesmiddel op een zijner zintuigen een anderen indruk maakt dan hij had verwacht. Gewoonlijk zal hij zich in zoo'n geval om inlichtingen wenden tot den apotheker. Hij zal wel doen, daarbij bescheidenheid te betrachten. Elk apothe ker weet voorbeelden te verhalen van geneeskundigen, die, om kleur of consis tentie, een goed geneesmiddel ten onrechte hadden afgekeurd. In het geval nu van dr. van der Meu len, waar, in plaats van het door hem voorgeschreven calomel, een ander wit poeder werd geleverd, bestond deze zweem van twijfel" niet. Door onder streping van de letters os had hij zich nadrukkelijk gevrijwaard tegen een ver gissing met sublimaat, welke stof boven dien in fijngewreven toestand in de ge neeskunde niet wordt gebruikt. Mr. Levy vraagt geestiglijk: wie weet of de practicus te Appingedam de onderstreepte slotlettergreep van hydrargyros niet heeft aangezien voor een vocatief, en daardoor aan het mijmeren is geraakt." Ieder oubevooroordeelde zal toegeven dat door deze onderstreping Van der Meulen een te waardeeren omzichtigheid heeft ge toond. Geen enkele arts zou in zijn geval ook maar een zweem van twijfel hebben gekoesterd, of het poeder, dat zich in het bruine fleschje met het opschrift chloret. hydragyros bevond, was calomel. Vierde vraag: Bestaat bij alle genees middelen een storende verwantschap, gelijk aan die van calomel en sublimaat?" Met deze verwantschap" zal vermoede lijk bedoeld zijn: gelijkenis in naam en uiterlijk voorkomen. Het antwoord kan dan luiden, dat ook in andere gevallen namen van geneesmiddelen veel op elkaar gelijken. Gaf b.v. de apotheker, in plaats van hydrochloras chinini, iemand n of twee gram hydrochloras cocaini te slik ken, het gevolg zou doidelijk kunnen zijn. Herinnert mr. Levy zich niet het vóór betrekkelijk kort voorgekomen geval van den Groninger arts, veroor deeld wegens een verwisseling van resorbine en resorcine, een verwisseling, die de allerdroevigste gevolgen heeft gehad ? Herinnert hij zich niet, hoe in dat geval de geneeskundige stand niet is opge komen voor den kunstbroeder, en acht hij, in verband daarmee, het feit niet van eenig gewicht, dat thans de veront waardiging onder de geneeskundigen alge meen is! Ook van calomel en sublimaat gelijken de scheikundige namen hinderlijk op elkaar. In het geval-Van der Meulen echter werd deze overeenkomst van naam te niet gedaan door de opzettelijke en opvallende onderstreping van de slot lettergreep. Mr. Levy echter en hierin staat hij, zoover ik weet, geheel alleen is van oordeel, dat de arts wel degelijk de afge leverde geneesmiddelen aan een bepaald onderzoek heeft te onderwerpen. Naar aanleiding van de betoogde onbekwaam heid van den arts om fijn gewreven subli maat van fijn gewreven calomel te onder scheiden, heeft hij dadelijk den scherp

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl