Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1576
zinnigen inval: men doe de owgewreven
oalomel zich voorleggen."
Daar deze echter klontert en
voorbepoedering ,¥an het oog ongeschikt is, zou
de arts dus, na zijn onderzoek, de taak
van -den apotheker overnemende, het
poeder moeten gaan fijn wrijven!
Laatste vraag: Heeft iedere apotheek
onbevoegde medicijnbereiders in haren
dienst?"
Antwoord: In zeer vele apotheken
wordt het publiek geholpen door
apothekersbedienden, vroeger hulp-apothekers
en leerling-apothekers, wier opleiding
geheel op de praktijk is gericht.
Mr. Levy, die consequent blijvend in
het publiceeren van zér versche indruk
ken in het Handelsblad van 31 Aug.
een Naschrift" levert op zijn artikel in
dit Weekblad van l Sept., toont zich
daar op eenmaal Tjuitensporig ongerust
over de mededeeling van dr. Pinkhof,
hem toch reeds bij het schrijven van zijn
artikel bekend, dat in de meeste gevallen
onbevoegde hulpen artsenijen bereiden.
Of het feit waar is, kan hij niet
beoordeelen." Onderzoek daarnaar, hem zeer
wel mogelijk, heeft hij blijkbaar nog
niet gedaan.
Welnu, dr. Pinkhof heeft niet gezegd,
dat onbevoegde hulpen" artsenijen be
reiden, maar dat dit geschiedt door onbe
voegden, d. w. z. niet-apothekers, onder
verantwoordelijkheid van bevoegde apo
thekers." Hij schreef zoo, omdat het
Leeuwarder arrest alleen van de be
voegdheid van den apotheker spreekt
en merkwaardiger wijze in zijn overwe
gingen zwijgt over de bevoegdheid der
hulp-apothekers, der leerling-apothekers
en der apothekers-bedienden, over ook
hun wettelijke bevoegdheid om onder
toezicht van een apotheker de
artsnijbereidkunst uit te oefenen.
Zóó geschiedde in de Appingedamsche
apotheek. Mij is thans gebleken, dat
deze wat de bevoegdheid van den
heer Verkade en het toezicht van een
apotheker betreft aan de vereischten
der wet beantwoordde en dat zij boven
dien, ten tijde van het ongeval de
eenige apotheek der plaats was. Mr.
Levy's beroep op Schiller en op een
domheid met 2 of 3 dimensies gaat voor
zeker niet op voor deze onbevoegden",
die door een examen het bewijs hebben
geleverd van de kennis en geschiktheid,
noodig tot het gereed maken van recepten".
Aan hun betrouwbaarheid bij dezen
arbeid behoeft niet te worden getwijfeld.
De indruk, dien ik vele malen van
vakgenooten vernam en ook zelf heb verkre
gen, is dat de pharmacie in ons vader
land alle lof en vertrouwen verdient.
In het onderhavige geval was niet eens
sprake van het bereiden van een
samen'gesteld voorschrift, maar slechts van het
afleveren van een in de apotheek voorhan
den poeder, dat alleen nog moest worden
fijngewreven. Ware de heer Verkade
werkzaam geweest als bediende bij wel
ken apotheker ook, hij zou, op het voor
schrift chloret. hydrargyros," calomel
hebben moeten afleveren, zonder dat het
noodig ware geweest, dat hij de afleve
ring eerst door den apotheker liet con
troleeren. De vergissing van dezen heer
is een onbegrij pelijke dwaling, aan absentie
van geest of aan grove onoplettendheid
toe te schrijven, maar die niet op rekening
mag worden gebracht van zijn wettelijke
onbevoegdheid als apotheker.
Wat blijft er thans over van de na
latigheid en onvoorzichtigheid van dr. van
der Meulea? Hij behandelt zijn patiënt
met een geneesmiddel, afkomstig uit een
door het geneeskundig staatstoezicht er
kende en gecontroleerde, druk beklante
apotheek; hij weet dat het wordt afge
leverd door een persoon, die, al is hij
ook geen apotheker", daartoe de wet
telijke bevoegdheid bezit, wiens lang
jarige routine hem bekend is, die hem
altijd goed heeft bediend en van wien
geen vergissing ooit was bekend gewor
den ; hij schrijft het voor met den
oflficineelen naam, en zet, ter duidelijke onder
scheiding van het gevaarlijke sublimaat,
een streepje onder de slotlettergreep; hij
ontvangt in het fleschje met het bewuste
opschrift het poeder, dat er uitziet als
het door hem voorgeschrevene; hij be
handelt daarmee het oog van zijn patiënt
en moet tot zijn ontzetting ervaren, dat
men hem een verkeerd en gevaarlijk
middel heeft afgeleverd, waardoor het
behandelde oog wordt vernietigd.
Mr. Levy verwijt mij een les in de
rechtsgeleerdheid te hebben willen geven.
Ten onrechte! Ik heb het mijn plicht
geacht mij openlijk aan te sluiten bij de
door dr. Pinkhof zoo krachtig uitgespro
ken meening, dat hier een gerechtelijke
dwaling is begaan. Deze te begrijpen
lag in dit geval meer op den weg van
den geneeskundige dan op dien van den
jurist. Een gerechtelijke dwaling, die
wel geen ter dood veroordeelde betrof,
maar die in hare consequentie van niet
gering te schatten, algemeen belang moest
zijn! Ik verwijs te dezen opzichte naar
het artikel van dr. Pinkhof in het Nederl.
Tijdschrift v. Geneesk. van 10 Aug. 1.1.,
in het bijzonder ook naar diens vrij
moedige kritiek op dit rechtsgeding. Mr.
Levy heeft ze laten liggen; anderen
zal ze het oprapen en overwegen waard
blijken.
Amst., 2 Sept. 1907. H. BURGER.
* *
*
Nu de Redactie mij tot onmiddellijke
beantwoording der repliek van Prof.
Burger in staat stelt, wensch ik haar
niet dienstbaar te maken aan een woor
denwisseling omtrent den weerzijdschen
vorm. Daardoor zou de aandacht van
het uiterst gewichtig beginsel, waarover
het geschil loopt, tot schade van de zaak,
worden afgeleid.
Met die zaak zelve echter staat in
verband n verwijt, j'en passéet des
meilleurs dat de hoogleeraar mij doet.
Het luidt: Algemeenheden in over
vloed !"
Wat echter is schering en inslag van
des hoogleeraars grieve tegen het Leeu
warder arrest? Hij beroept zich, in de
eerste plaats, op eene algemeenheid,
en vervolgens op eene bewering,
door hem zelf weerlegd.
Ziehier de algemeenheid:
Het komt mij hoogst
onwaarschijnlijk voor, dat van deskundige zijde
de stelliag zal worden verdedigd, dat
het tot de plichten van den arts
behoort, de door de apotheek
afgeleverde geneesmiddelen op hun
deugdelijkheid te onderzoeken".
Mij komt dit nog onwaarschijnlijker
voor, want het zou eene dwaasheid zijn.
Maar waarom bezigt dan de hoogleeraar
dit schijn-argument in het Tijdschr. v.
Geneesk., blz. 469, en herhaalt hij het
hier? Hij weet immers, daf het ligt
buiten deze zaak en dat de rechter oor
deelt over de zaak, die te zijner cognitie
wordt gebracht?
Tegen de beslissing nu in de onder
havige zaak,.(welke ik thans wel als van
algemeene bekendheid onderstellen mag)
voert prof. Burger de navolgende be
wering :
Een derde vraag van mr. Levy:
Is de arts, komt slechts een zweem
van twijfel bij hem op, tot controle
niet in de mogelijkheid?''
Het antwoord kan, in het algemeen,
niet anders dan ontkennend luiden."
Met deze bewering (ik zeide het reeds
onder verwijzing naar den rechtsregel:
niemands gehoudenheid reikt verder dan
zijne krachten) zijn wij in het hart der
vraag.
Hoe staat het echter met <lezc bewering?
Ongelukkig spreekt de hoogleeraar, on
middellijk en in n adem haar tegen.
Wij vernemen:
Eenigszin^ anders staat de zaak ten
opzichte van de apotheekhoudende
geneeskundigen, die natuurlijk van
de praktische pharmacie zooveel
moeten weten als voor het klaarmaken
van hun eigen voorschriften noodig
is. Toch is het duidelijk, dat de
bevoegdheid tot het afleveren van
geneesmiddelen aan deze geneeskundigen
alleen daarom is verleend, wijl er
ten platten lande op vele plaatsen
voor een dokter en een apotheker
geen plaats is, en de pharmaceutische
hulp er anders geheel zou ontbreken."
Hetgeen hier als natuurlijk en duide
lijk (door mij gecursiveerd) wordt voor
gesteld, schijnt mij noch het een noch
het ander.
Ik stel, op den man af, het navolgend
dilemma.
Of de medicus (die immers zich vestigen
mag waar hij wil) weet van practische
pharmacie in het algemeen minder dan
de apothekersbediende''. Hoe komt het
dan, dat men het platteland waagt aan
deze zijne onkunde ?
Of de medici zijn genoegzaam ver
trouwd met practische pharmacie om
zooveel te weten: als voor het klaar
maken van hun eigen voorschriften
noodig is". Waar blijft dan het beroep
van den hoogleeraar op de pharma
ceutische onbekwaamheid" van den arts,
en waar de grond tot zijne grieve tegen
het arrest?
Kennelijk immers steunt het arrest
op de alleszins juiste
verantwoordelijkheidsleer, voor den medicus, dat deze
valt onder het bereik van den gemeenen
regel van art. 1402 B.W., indien twee
samenloopende voorwaarden zich voor
doen:
a. dat zijn vertrouwen in den apo
thekershulp beschaamd wordt ;
//. dat hij uit eigen oo^en zien kun.
Wordt dit laatste toegegeven, want
de gebeurlijkheid van het eerste /al wel
niemand betwisten wat heeft men
tegen het arrest:'
Wordt het ontkend, waarom beijvert
zich de hoogleeraar niet, het platteland,
van onkundige pharmaceuten te verlossen,
en daarmede onze volksgezondheid tegen
een ernstig gevaar te vrijwaren ?
Inderdaad, de Leeuwarder zaak heeft
een achtergrond, die tot klaarheid moet
worden gebracht, en die vrij wat ern
stiger afmetingen heeft, dan de dingtalen
aanwijzen.
Het blijkt, hoe langer zoo meer, de
wonde plek, wier aanwezigheid ik reeds
vermoedde, bestaat in onze staats
huishouding. De algemeene verontwaar
diging onder de geneeskundigen'', waar
van de hoogleeraar gewaagt, is recht
matig, maar gericht tegen en bezorgd
aan een verkeerd adres. De pharmaceu
tische bevoegdheid van den medicus ten
platten lande verwijst naar eene bedre
venheid, die, naar het oordeel van twee
degelijke medici, de geneesheer, als zoo
danig, mist.
Is dit zoo en over die feitelijke
vraag komt mij een oordeel niet toe
dan mag zoodanige uiterst bedenkelijke
toestand niet n oogenblik voortduren.
Dan moet een arrest, dat door dien toe
stand in valschen waan werd gebracht,
als blootleggend een volksgevaar, niet
gegispt maar toegejuicht worden. Om
kort te gaan, dan moet het wachtwoord
in Nederland zijn:
ALGEIIEELE SCHEIDING VAX I'HAKMAf'IE
EN THERAPIE.
Mogen wij aannemen, dat de hoog
leeraar en zijne medestanders daarbij in
de voorhoede zich zullen plaatsen?
Amst., 5 Sept. '07. J. A. LEVY.
Aantekeningen over ten.
De beide Meesters, die het machtigst den
modernen mensch in de moderne samenleving
hebben uitgebeeld, zijn, klaarblijkelijk, geweest
Emiie Zola en Henrik Ibsen, maar de bij
zonderheid, dat de Fransche meester
paesionneele gevallen in zyn werken, hetzij als
hoofdmotieven aan te brengen de strijdige
driften tuaschen Jean, Franfoise en Buteau
in la Terre hetzij ale bijmotieven door
des gang dea verhaals heen te wenden
placht de verleiding van Silvine door den
Elzasser in la Déb&cle m. a. w., dat in
zijn romans in vele gevallen de tragedie uit
geslachtelijke conflicten ontstond, terwijl in
de capitale treurspelen van den Noorschen
dichter die tragedie uit de valschheid der
geestelijke verhoudingen, uit geestelijk
samentreffen derhalye, met starre noodzakelijkheid
moest resulteeren, bepaalt het belangrijk
verschil, dat den arbeid dier meesters scheidt
en aan elk tevens zijn eigen, onnavolgbaar
en opmerkelijk, aanzien verleent.
Zoo zien wy in Nora een fijn en
rijkbewerktuigd gemoedsleven door een ordinaire
persoonlijkheid overheerscht, onderdrukt, in
die Wildente onverkwikkelijk geijver voor
vooze verhevenheid een alledagshuishouden
storten in jammer en rouw, in Kosmersholru
een geheim gehouden misdaad het geluk
dooden, waar het nauw verscheen, in Hedda
Gabler schampere kwaadwilligheid tegen
wormstekige geleerdheid en ar^looze genia
liteit werkzaam zijn, terwijl in Gespenster,
naast het hoofigebeur, de naar geestelijke
vrijheid strevende Frau Alving wordt gesteld
tegenover den benepen dogmatischen dominee
Manders, en ons in die Frau vom Meer de
onontbeerlijkheid dier geestelijke vrijheid
op symbolische wijze wordt voorgesteld.
De waarde eener artistieke schepping wordt
bepaald door de geaardheid, dat is door de
zuiverte en verheffing der menschelijkheid,
waaruit zij ontspringt. Die menschelijkheid
weer te geven, gelijk zij zich den kunstenaar
openbaarde, is het streven geweest der klas
sieke kunst, die menschelijkheid uit te beelden
naar een vooraf aanvaard ideaal, is het pogen
geweest der romantiek. Dat van een klassiek
werk de oorsprong dus zuiverder is dan
van een romantisch, volgt hieruit
onmidmiddellijk en, daar het begrip zuiver met
het begrip verheven, krachtens de innerlijke
harmonie aller schoonheid samenvalt nood
zakelijkerwijs, is de meerderheid der klassieke
kunst boven de romantiek evident.
In dezen verstande zijn het Zolaïstisch natu
ralisme, hoe zeer doorvlochten met romanti
sche attributen, Ibsen's tooneelarbeid uit de
middenperiode, essentieel klassiek. De omstan
digheid echter dat Zola in het hoogtij der
romantiek en in het land, waar die romantiek
het weelderigst bloeide, zich ontwikkelde en
vormde, is oorzaak, dat de twintig deelen van
den Rougon-Macquart cyclus een minder
harmonisch geheel vertoocen, dande
tooneelspelen, die wij hierboven ter sprake brachten.
Het is de bij uitnemendheid Germaansche
gedachte, dat zich zelf te zijn, hetgeen dan
beduiden wil te leven krachtens de geestelijke
wetten zijner natuur, in zedelijke vrijheid, 7,00,
dat men zich aan niemand, tenzij aan zich
zelf gebonden weet, en dat, al wordt men in
ijzers geklonken, in een kerker gasleuri of
aan het schandhout geslagen deze vrede bren
gende, zalig makende zedelijke vrijheid
onaangerand blijft, het is de gedachte, dat aldus te
leven den mensch in waarheid betaamt,
die in Nora treü'end belichaamd is. Hoort het
burgerdom zich verontwaardigen, bij het huis
waarts keeren, na de voorstelling, zoo maar
huis en gezin verlaten, dat gaat toch niet
aan. De edele en verheven gezinde Nora
verstaat, dat eerst met recht een mensch mag
geheeten worden, in wien wat ik zou willen
noemen de geestelijke menschelijkheid zich
zuiverlijk heeft ontplooid en dat, tot het vol
brengen van dezen zedelijken plicht,
al'plichten vervallen. Het is volstrekt juist en
hoogelijk toejuichenswaard, dat zij haar zedelijke
vrijheid hooger waarde toekent, dan een
bestaan van smadelijke knechtschap naast een
als minderwaardig eindelijk erkenden man,
onwaardig in dezen staat haar kinderen
te leiden.
Zoo blijft Xora, ondanks de psychologi-che
fout in het derde en laatste bedrijf, waar, door
het bekwame redeneeren en argumenteeren
der hoofdpersoon, de lezer of toeschouwer al te
zeer gewaar wordt, dat het hier niet Nora,
maar Ibsen zelf is, die het woord voert, een
fout, die, juist lij den overigens zoo fraaien
gcenischen opzet, te duidelijker merkbaar
wordt, een van Ibsen's volledigste dramatische
werken.
Mogen zich, intusschen, Xora, Gespen
ster, te rauw, te ijselijk, dan dat de rustige
gedegenheid eener volledige kunstuiting kon
bereikt, die Wüdente met de treflijke
voorbereiding van het trefiijk slot, waarin
deernis en schamperheid tot zuivere
sainenstemmiiii; zijn dooreengevloeid en wij het
veege, kinderlijfje tot tragisch symbool zien
worden, Hedda Gabler, eendrachtiger van
compositie in zijn koele, strafl'e grijsheid,
mogen deze tooneelspelen, door hetgeen er
aan meesterschap van diamatische
samen«telliig en geestelijke verhelling al rijkelijk in
verspreid ligt, op het steilste plan van des
kunstenaars vermogen zich bewegen. ,in
Rosmersholm is het tot edele en strenge
harmonie onvergelijkelijk saam gebracht.
Het zwaartepunt van het treurspel valt in
het tweede bedrijf, wanneer de misdaad, de
zedelijke sluipmoord op Beate, alreeds vol
bracht is, wanneer, mede door Rebekka's
behendigen toeleg, Rosmer de boeien van
het geloof zijner voorvaderen heeft geslaakt,
hij zich in het maatschappelijk leven bewegen
wil, de menschen voorgaan in deugdvolle
vrijheid van wandel, hen verlossen uit de
onwetendheid, de conventie, het bijgeloof,
waarin zij, ellendige gevangenen, in het don
ker der eeu ven hurken. Rebekka's doel is
bereikt, Rosmer is vrij, geestelijk en maat
schappelijk vrij, zal zij nu zijn vrouw niet
worden?
Maar in Rebekka is, door den stagen in
vloed van Eosmers iïjn doorwrochten
gemoedsadel, de euvele hartstocht, die haar
tot het misdrijf bracht, verdiept en
verzuiverd tot liefde en wanneer hij, alwaar
argwaan in hem gewekt wordt omtrent
den dood zijner vrouw, een levende
verkelijkheid" tegenover het verleden wil stellen,
wanneer hij Rebekka vraagt zyn vrouw te
worden, dan zal blijken, hoezeer haar ver
edeling daadwerkelijk is: zy openbaart hun
alles en wil dan heengaan.
Maar in Rosmer, den zachten en zwakken,
verheven droomer, is, door die vreeselijke ont
dekking, het vertrouwen in zijn levenstaak
geknakt, hij verklaart zich overtuigd, dat de
menschen niet van buiten af geadeld kunnen
worden, terwijl Rebekka het levend bewijs
van aet tegendeel is; zij tracht hem te over
reden, hij vraagt haar een bewijs van de
waarachtigheid harer woorden. De dood rijst
voor hen, et is in den gang tot den dood,
dat hun liefde, die het leven niet kon ver
slaan, haar mystische communie viert.
Waar' Rosmer een man geweest van prak
tische daadkracht, hij zoude alleen zijn
teruggebleven en, het lichtbeeld van het zoenoffer
voor oogen, de verheffing der gemeenschap
bestreefd hebben, maar hij derft de kracht
in den harden roes van het woele leven
zich te weren, zijn oud gelooi gesloopt,
Rebekka, de sterke, weg, wat zal er van hem
worden ?
Wy zien in dit, het vierde bedrijf twee
menschen, ontdaan van y'delen pronk, naakt,
tegenover het strenge, richtende leven staan;
de vrijwillige dood van Rebekka is een daad
van heroiek, die, door de volstrekte nederig
heid, waarin hij wordt volbracht en den
gewonen stand der dingen om haar heen een
hooger graad van verhevenheid aanwijst, dan
zekere roemrijke verrichtingen, te midden
van daverend oorlogsgeweld volvoerd.
R. VAN GENDEREN STOKT.J^
KUNSTHANDEL
Wed. G. DORENS & Zn.,
AMSTERDAM. ROKIN 56.
Origineele etsen van:
J. BUIT.
GKOOTE COLLECTIE KLEURETSEN,
ETSEN, LITHO'S. KLEURDRUKKEN
ENZ. COPENHAGE^-PORCELEIN.
ENCADREMESTES.
Kunsthandel
KRÜGER &CJ-1.
37* Noordeinde.
's-Gravenhage.
Permanente Tentoonstelling
v: Schilderijen en Aquarellen.
,1!
Hofjuwelier.
Oudegracht E 17, Utrecht. |
z E « K L R i N <; K nr?i
Een natuurgetrouw Portret
? ? A W AU l M & \f JLf Wl &A U&« X w ?
naariedere foto
geschilderd,
is een
allerdankbaarst ge
schenk Toor
elke gelegenh.
Prijscourant gratis.
H. BOGAERTS & C°,
BOXTEL.
E-M-JAARSMA!
VE NTl LEER EN DE
HAARDEN
IAMSTERDAM
HILVERSUM
HA1SOM DROUOT
?¥?¥WKS8EB A ?. -f- ?*?
? LASÖE HOUT8TKAAT 7 A t «
- - - Den HH^HC - -
. . TBI.KFOO* UTTBBC. «74 -
GROOTSTE INKICHTINQ VOOB
COMPLETE MEUBILEERING =
IK ALLE STIJLEN = = =
AHTIQÜITEITEN = = =
EIGEN MEUBELFABRIEK
MAUVE-TENTOONSTELLING
TE LAREN N.H.
LARENSCHE KUNSTHANDEL VILLA MAUVE.
TENTOONSTELLING VAN GO SCHILDERIJEN, AQUARELLEN, TEEKENINGEN EN
STUDIES VAN WIJLEN DEN LARENSCHEN MEESTER, VAN 1?30 SEPTEMBER.
DAGELIJKS GEOPEND VAN 9?5 UUR.
ENTREE 50 CENT. ZONDAGS 25 CENT.
KUNSTHANDEL
J. O. NCHTJLLEU,
Plein 29<*, -H- -H -t- -t- -t- 's-Gravenhage.
Moderne Schilderijen, Aquarellen enz.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263 283,
t>y de Paleisstra»*.
Kantoor-Meubelen m
J. MEIJÏRINK MEIJER.
De HOOFDZAAK voor bc!
succes van Uw artikel is
HET
K. V. Steendrukkerij en
6tikettenfabriek, voorheen
KLUPPELL & EBELING,
ARNHEM.