De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 15 september pagina 10

15 september 1907 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

1-0 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1577 ' leentngen in het loopend jaar zooveel moge lijk beperkt zijn geworden, dat men het Gharity beginna at home uit het oog kan ver liezen. Neemt men bijv. den toestand der Deutsche Seichtbank einde Augustus 11., dan blpt daaruit, dat hare noten-uitgifte reeds voor ' een bedrag van circa 20 millioen in ,de ter men der belasting valt, waartegenover zij, op hetzelfde tijdstip van 1906 nog over bijna 130 millioen vrije reserve had te beschikken. En niettemin moe t zij in den vorigen herfst den rente-voet tot 7 pCt. verborgen. Dit zelfde geschiedde ook in 1900, doch toen kon in den loop des jaars het disconto tot 5 pCt. worden teruggebracht, terwijl men in dit jaar niet beneden de 5'A pCt. durfde gaan. En behalve de waarschijnlijkheid, dat ook nu de ReichslMnk het disconto weder tot 7 pCt. zal moeten opvoeren, vreest men zelfs, dat zij misschien aan de geldvraag niet zal kunnen voldoen, zonder het bedrag te over schrijden, waartoe haar recht tot no'.en-uitgifte haar beperkt. Ook de Oostenrijksch-Hongaarsche Bank is einde Augustus 11. met 90 millioen kronen in de Nottn-tteuer gekomen, doordien hare biljetten-circulatie sedert den daaraan voorafgeganen bankstaat met 116 millioen was toegenomen. Iets dergelijks zou in het laatst van den herfst of in den wintertijd geen ongewoon verschijnsel zijn, maar bij de enorme inkrimping van effecten-zaken inde vorige maand valt het te meer op. . Een surplus-reserve van slechte 1% mil-' lioen, zooals de positie van de vereenigde New-Yorksche banken op 7 dezer aantoont, is aan den vooravond van het herfst-seizoen, wanneer 30 & 35 miliioen Dollar voor de oogstbewegicg naar het binnenland moet ?worden gezonden, niet ruim. De toestand dezer reserve bij het begin tot aan de bevrediging der oogstbehoeflen, zooals zij zich in de laatste jaren heeft voor gedaan, wordt door de navolgende cijfers toegelicht: ' Begin der beweging: Surplus: 5 September 19<>3 D. 17,300,000. 20 Augustus 1904 58,620,000. ... -12 1905 12,850,000. 3 1906 14,120,000. Einde der beweging: Surplus: 17 November 1903 D. 2,910,000. 20 October 1904 17,850,000. 8 Deeem'-er 1905 1,250,000. 9 November 1906 1,510,000. Dus ia thans de mrplus-reserve weinig meer dan de helft bij 't begin der oognbeweging van 19,06. Alen herinnert zich nog hoe buitengewoon moeilijk in dat jaar de herfst campagne voor de geldmarkt is gewees', de New-Yorksche banken moesten herhaal delijk, in plaats van hare minitLum reserve, in hare wekelijksche positie's een minus vermelden. En thans zijn ze voor de herfst-behotften nog minder goed toegerust, terwijl de gouduitvoeren uit Europa van meer bescheiden omvang zullen zijn dan in 1906. Ainerika's schuld aan Europa i?, ondanks »lle beperking in het emitteeren van spoor weg-leeningen in den gewonen vorm, dank zij de ui'gifte van convertible bonds en notes, in den loop van dit jaar niettemin verder belangrijk toegenomen. Maar met het oog cp de mogelijkheid van moeielijkheden in de eigene omgeving, zijn de Europeesche geldgevers, niettegenstaande de verlokkende aanbiedingen, weinig geneigd het wissel-papier, dat Amerika zelf niet kan absorbeeren, te disconteeren, hoe gaarne New-York dit ook zou willen doen drukken op de schouders van Londen en Parijs, Am sterdam, Brussel en Zürich. Daar heeft men nog te veel Amerikaan-che restanten in den vorm van participatie's in onafgewikkelde garantie syndicaten of bij de ontbinding van consoriia ongeplaatst ge bleven stukken. En bovendien, in tegenstelling met Amerika, waar de hoogconjunctuur aan 't afnemen is, ia de toestand van de industrie in Europa over 't algemeen nog zeer bevred gend, zoo niet gunstig, hetgeen op zich zelf voorzeker een verblijdend verschijnsel mag heeten. In Euitschland moge in eenigs branches wat meer kalmte zijn ingetreden, andere takken van nijverheid blijven zich daarentegen nog steeds in een toestand van bloei verheugen. Oostenrijk heeft in dit opzicht evenmin te klagen; in de meeste bratches kunnen de orders nauwelijks op tijd worden uitge voerd en we: ken de fabrieken gestadig door, evenals in Frankrijk. In Engeland neemt uien hetzelfde gunstig verschijnsel waar ei triomfantelijk verkondigen de voorstanders van den vrijen handel, dat do Britscbe nij verheid, ook zonder beschermende rechten, nog altij i in alle takken van nijverheid met het vasteland kan wedijveren en deze in verschillende branches, vooral \vat den tex tiel-arbeid aangaat, overtreft. Voor al deze landen brengt deze gunstige toestand de noodzakelijkheid met zich, reke ning te houden niet de geldbehoeften harer eigene nijverheid in het komend najaar. Ook om deze reden zal Amerika voor hare geldvraag in dezen herfst in Europa een minder gewillig oor kunnen vinden. In October echter wordt die buitengewone vraag naar geld ten behoede van den katoen-, tarwe- en maïsooget in de Ver. Staten van Noord-Amerika geleidelijk minder, maar de terugv'loeing naar de markt van de daardoor in beslag genomen kapitalen, volgt slechts langzaam en bovendien kooit dan weder viaag voor Argentiniëen Brazilië. Dientengevolge, alsook in verband met het feit, dat zich in de indastrieele landen van Europa nog geen leekenen voordoen van verminderen den bloei op nij ?erheidsgebied, kan men aannemen, dat de eisenen, aan de geldmarkt in het laatste trimestre des jaars te stellen, niet merkbaar kleiner zullen zijn. Bovendien zijn de particuliere geldgevers door de hooge rente, die zij sedert de tweede helft van 1906 hebben kunnen bedingen, verwend geworden en ongeneigd tot lagen interest hun geld uit te zetten, hetgeen ge noegzaam daaruit blijkt, dat 4 pCt.'s emiseiën, zelfs stedelijke leeningen, die toch als een soliede belegging mogen in aanmerking komen, in dit jaar bij inschrijving meer|ndeels niet werden volteekend. V. D. S. HiiiiiinmiiMliinillimMliminiiiimiiiiliiiiiiiiiiiiMiiiiiiimNiimiiiiilii Groentijd. Niettegenstaande er o rer den groent ijd bereids een reuzenbcekwerk.vol pakkendebizonderheden,samen te stellen zou zijn uit dagbladartikels, brochures, handschriften en vergaderingverelagen, waag ik het toch, nogmaals dit onder werp aan te roeren, overtuigd, dat niet alleen vele jongstudenten en a.s. studenten in deze eerete helft vau September, den tijd der in schrijvingen voor het noviciaat bij de Corpsen, maar ook vele ouders en raadgever?, zoomede vele oul studenten voldoende belangstelling er voor koesteren. Bovendien komt het mij voor, dat de Ne lerlandsche studenten-groentljds beweging door de nieuwe regeling, Mei j l. in het Amsterdamscfi, Studenten-Corps ge troffen, een nieuwe phase is in gat reder. * » * De ouderdom van het groentijdsbeginsel, volgens hetwelk de nieuweling een periode van beproeving en ontbolstering, van intense kennismak ng vooral met personen, gebrui ken en instellingen heeft door te maken alvorens hij als gelijkgerechtigde in de vereenigingen en gezelschappen 7-ijner makkers wordt toegelaten, waarna hij eerst langzamer hand ook als zoodanig wordt behandeld, die ouderdom is uiteraard niet op te speurer. Misschien heeft de eerste algemeene studeateu-vereeniging geen groentijd gekend, een feit is, dat er zich allengs n ontwik kelde, dat daarmede tegelijk het StudentenCorpa ontslo id, waarvan juist een groentijd het karakteristiek kenmerk is; omgekeerd is van de latere z.g. Bonden het eenige ken merkende beginsel het negatieve van geen groentijd." Jongere corpsen vonden in't Leidschehun voorbeeld. Ook te Amsterdam kwam en wel op 18 Jan. J819 een ontgroen-senaat tot stand onder de zinspreuk Me Praeter Modam, welks leden, een 20-tal oudere jaars, zien als echte, schoon zeif niet ontgroende, veterani beschouwden, die het jus tonandi et naugurandi over de vele zich aanmeldende jongeren uitoefenden, zoodat reeds een maand na de stichting de eerste novicii werden ontgroend en in de vereeniging N. F. M. opgenomen, waaruit zich het huidige A. S. C, rechtstreeks ontwikkeld heeft. Wel is te Leiden de groentijd wettelijk afgeschaft geweest, is te Utrecht destijds een Bond in het Corps opgegaan, ouder voor waarde, dat de groentijd zou worden afge schaft, wilden ook te Amsterdam soms enkele radikilen hem verbannen, maar feitelijk is hij steeds en overal geblever,; ja van het zooveel jongere Delltfohe Corps wordt zelfs be-veerd, dat daar het donderen het hevigst plaats vinds terwijl ook in het zeer jeugdige Corps aan de Vrije Univereittit een feitelijke groentijd heerscht, dien men zelfs reeds heeft willen regie meuteeren. Inderdaad, waar afschaffing tot heden on doenlijk bleek, moest men plichten en rechten van beide partijen, veterani en novicii, wel gaan omschrijven, een rechtsspraak instellen, hiermede en niet de leiding van het niviciaat een college belasten. Voor Amsterdam ge schiedde die reglementeering vooral in de jaren 1829, 34, '42, '46, '55 en '69. Steeds meer trachtte men buitensporigheden te v jorkomen en te strall'en, bij de laatste regeürig werd o. a. de duur tot 4 weken beperkt, later tot ,% Toch is er steeds, ook te Amsterdam, een beduidend verzet tegen den groentijd blijven bestaan, zoodat helaas ten steeds g'ooter percentage der studenten buiten het corps bleven, al zullen overdreven voorstellingen van den groentijd, invloed van raadgevers, maar vooral fiuancieele bezwaren hiertoe meegewerkt hebben (Zie voor nadere bizonderheden en cijfers mijn ingezonden stuk in het iV. r. d. D, van 30 Jan. en mijn art. in het nr. van 15 Juni j.l.) Toen in Mei 1903 bij de fusie van de Amst. Stud. Ver. en A. S. C. de groentijd losgemaakt werd van het Corps, en beperkt tot de Corpsgezelschappen, de leiding ei van den Corps-Senaat werd ontnomen en gegeven san twee commissies uit deze gezelligheidsvereenigingen, rje van vrouwelijke stu denien voor den groentijd der damej, ne van manlijke voor dien der hceren, verloor het Corps hierdoor feitelijk zijn karakter, en veel van zijn prestige onder de overige Corpsen. Maar het groentijdsregleoient zelf werd weer verbeterd en door het opnemen van vrouwen als volkomen gely'kgereehtigden in het Corps en de Corp.-gezelschappen (behalve in de sociëteit), 1) ter *ijl voor haar volkomen de:eifde groentijdrbepp. golden, kreeg en behield het A. S. C. een grooten voorsprong en hiel-1 het zijn eervol epit .eton Amsierdanisch" ia dat opzicht hoog. Maar in het groentijdsreglement van 1903 stond nog dit art.: De iiovili (ae) zijn verplicht den Corpsleden, die langer dan 10 maanden H l zijn geweest vau een of meer der Corpsgezel schappen en nog zijn, gehoorzaamheid te bewijzen." Hieraan vooral en aan den daarop gebaseerden geest van den groentijd zelf begin van en richtinggever aan het gezelligheidsleven is het ongetwijfeld te wijten, dat het aantal corps! e den in engeren en echteren zin zeer verre bleef beneden dat van hen, die alleen lid v«n hun faculteit waren, zoodat omstreeks 't begin van 1907 slechts een 25 pCt. der manlijke corpsleden tevens lid vau de sociëteit N. I. A. waren. Die gehoorzaamheid en het oulerwetsche donderen waren niet meer van onzen tijd. Andere tijden, andere geslachten, andere zeden, andere wetten. Dat heeft m-n onder de Amsterdaaische studenten begrepen. \V~e leven in het teeken der democratie, en van de gelijkstelling der menschen, ook bij sexeverschil. Uit aile kringen en klassen komen tegenwoordig onze academie-burgers, uit den grooten en kleinen middenstand wel het meest. Deze. vooral te Amsterdam groote -maar ook elders toenemende, groep van economisch zwakkeren, bij wie nog geen studentikoza familie tradities gelden, heeft recht op, heeft behoefte aan kameraadschap en onderlinge gezelligheid. Deze zijn zelfs een integreerend deel van de studie, zullen tegen eenzijdigheid en eenzelvigheid beschermen, zullen da al 1) De consequenties van het eigen be ginsel heelt het A. S. C. aanvaard. In yereus" (roeisport) Sweelinck" (muziek), A. S. T(ooueel). V., A. S. Z(ang) V. enz. enz. zijn de dames als leden welkom. Alleen niet op de kroeg ; zij hebben een eigen sociëteit op het Singel bij het Koningsplein, Geen der andere corpsen nog heeft de vrouwelijke collega's als gelijken opgenomen, terwijl het A. S. C. dat reeds in 1903 deed. Zooals men weet uit de dagbladen hebben de vreemde Corpsen hierom zelfs het Anisterd. a.h.w. geboycot door het de eikenniog te onthouden, (sic! in 19071). gemeene menschen- en zakenkennisverhoogen. Het is in het eigen belang der corpsen ook, de toetreding te vergen akkelijken door met den tijd rekening te houden, door ver ouderde gebruiken sf te schaffen, door con tributies e.d. te vei lagen en zoo de concurreerende Bonden, evenals te Amsterdam, onmogelijk te maken. Laten de corpsen zich op zulk een voet inrichten, dat de groote hoop der studenten er ia kan treden en er zich thuis in voelen. -X- * Gelijk we boven zeiden, bleef de gehoorzaamhtidseisch een groote belemmering voor de toetreding tot en bijgevolg voor den bloei van het A. S. C. Bij de groote Corps revo lutie van Mei j.l. heeft ruen dien eifch eindelijk laten vallen, is de groentijd geworden tot een noviciaat, tot een verplichte, kennis making rechtens op voet van gelijkheid. Het woordje rechtens" wil niet anders uitdrukken dan dat er feitelijk eenige onge lijkheid blijft bestaan, evenals overal, waar een jongere en in elk opzicht minder ervarene tegenover ou leren komt te staan. De Amsterdainsche gro-ntijd is dus niet een deftige voorstel-par:ij geworden, waar gepaste grap pen, ten koste van het groi-n desnoods, ge bannen zijn, maar een tijd' van algeoaeene leering en vermaak, waarbij ruwheden en ongepistheden geweerd worden. Denovicius zelf staat sterk door dit zijn recht op gelijk heid, hem in zijn groenenboetje duidelijk kenbaar gemaakt, hij kan met volkorren gelijke munt terugbetalen, kan alles weigeren, kan weggaan van de kamer van den s'uden t, heeft zich daaromtrent slechts voordenSenaat, die krachtens het reglement over zijn rechten en belangen te waken hè-ft, te veran w >orden. Te.-wijl de consequentie van het oude gernorzaarnhu-ids- en donder-beginsel was, dat zij, die nog geen 10 maanden geleden zelf gedonderd" waren, nog geen ontgroeningsrecht hadd<-n, is dit bij het n'euwe onnoodig en ongewenscht. Juiat de op elkaar volgende generaties hebben 't oieest belang bij onder linge kennismakin* en er is geen reden meer, de jongste Corpsleden uit te sluiten. Een zeer belangrijk art. van het nieuwe regl. is ook dit: Hij die een der artt. van dit Reglement heeft overtreden, kan door ieder die deze overtreding heeft waargenomen of ter wiens kennis deze is gekomen bij een der leden van dsrj I. S. S. A. aangeklaagd worden." Hierdcor is ieder in ds gelegenheid, in de bres e springen voor een novicius (novicia), die dat zelf niet durft of kan. Maar dit geval zal zich weinig voor doen. Immers het is de ernstige bedoeling der meer derheid, het regl. loyaal na te leven; dit groentetijdsregl. u langzamerhand zoo ge groeid uit den wil, uit den geest van de meerderheid. De buitengewone gro ntijd van Mei jl., volgens de nieuwe regeling, waaraan zich 40 leden der oppositie onderwierpen, heeft dat metterdaad bewesen, ook dat het op die maaier geen ondj pruikenboel behoeft te worden. Als dit nr. verschijnt is de groentijd weer beginnen in Amsterdam. Mogen velen, mogen schier alle aankomenden zich er aan onder werpen, of beter gezegd: hem meemaken. Mogen zij, die .:ich nog bedachten, zich als nog opgeven, moge dit schrijven daarbij -op hen en hun raadgevers van eenigen invloed zijn. Misschien o;>k kan Let er iets toe bij dragen, de andere corpsen den weg van Amsterdam te doen inslaan. Alleen dan is een goede interacademia'e verhouding moge lijk. Amsterdam kan nog mag teruggaan en ... niemand wil hier reactie." D. FULUAUER. iHElTSJES Na liet Naar het Duitsch, van Ir. BAEK. Het was in de saison mortn, den slappen tijd voor de doktoren, waarin de nachtschel, als een zoet kind, wel eens een nacht doorslaapt, waarin de telefoon minder indringend is, waarin de rieken weer in het volle bezit vau hun gezoudhtid komen en de gezonden wegsnellen en nieuwe krachten verzamelen, om ongestoord hun gezondheid met nieuwe zonden te kunnen belasten. Het spreekuur was voorbij, de arme kerel, wien den nacht van te voren volgens goede DuiUche gewoonte en met echt Duitsche kunstvaardigheid bloedige runen op hoofd en ge/.icht waren geteekeud, had als laatste patiënt mijn spieekkamer verlaten, mijn rijtuig, dat anders met de regelmatigheid van een uurwerk mij naar de oailig}.ende dorpen bracht, was voor vandaag afbesteld. Bevrijd vaa Aeseulaap;s lastige boe.en, haalde ik verlicht adem ; genietende van het vooruit zicht op een vrij uurtje, begon ik te droomen, en mij te verdiepen in vervlogen tijden, in de geheimzinnige raadselen der menechleid. Hoor, wat was dat? Werd daar uie*, welis waar zacht, maar toch duidelijk en beslist aan de deur geklopt? Voordat ik tijd had, op te staan, werd de deur al geopend en weer gesloten, en meer z ve/end dan loopend kwam een gedaante op mij toe, die, niet tegenstaande mijn vertrouwdheid niet alle mogelijke aardsche narigheid en ellende, zoo'n griezeligeu indruk op mij maakte, dat een koude rilling mij door het lichaam ging. De dooden zijn niet gewoon, zich te la en aandienen, dokter, maar, als zij verschijnen hebben zij altijd een ernstige, dringende zending te verrichten. Vergeef mij dus, als ik u soms stoor!" Terwijl mijn zonderlinge gast mij op deze wijze begroette en mij toeknikte met iets op zijn somber, strak gelaat, dat meer op een grijns dan een glimlach geleek, en zich toen langzaam, vermoeid ei zwaar liet neervallen op den gemakkelijken stoel in den hoek, bad ik tijd, mij van den eersten schrik te herstellen en hem wat nauwkeuriger op te nomen. Waarachtig het was Martin Geiszler, de schoolmeester, die altijd een schraniere spotachtige kerel en bovendien min of meer een zonderling was geweest, en die diie maanden geleden een lichte ontsteking van den b inden darm had gekregen en na acht dagen gestorven was, - door mij behandeld eji naar zijn laatste rustplaats gebracht. Hij scheen zoo mogelijk nog magerder te zijn geworden dan vrceger, de vale huid bedekte tenauwernood meer de tcherp uitstekende gpitee en breede beenderen van zijn ge:icht, dat bijna verdween in de omlijsüng van een donkeren, slecht verzorgden baard ; zijn glanslooze, bijna geheel witte oogen lagen akelig diep in hun kassen; sijn ouderwetsche zwa'te Zondagschejas, die men hem voor zyn laatsten langen rustdag had aangetrokken, hing slob berig om hem heen. Na de beleefde maar besliste wijze, waarop hij mij had aangesproken was elk conven tioneel antwoord vooral tegenover een doode.1 - ten e enen male ini-plaatst, en daar mij niets beters inviel, zeide ik in alle gemoedsiust: In mijn spreekksrner heb! ea herhaaldelijk d jodzieke menschen gezeten, zelf heb ik dikwijls genoeg bij een ste.-fbed gestaan, ook bij een doode ben ik wel eens geroepen, maar dat een overleden patiënt mij nog eer.s de e'er aan doet, bij mij te komen, ie iets nieuws,?maar dat neemt niet weg, mijnheer Göiszler, dat het mij aangenaam is, u weer te zien. En waar mee kan ik u van dienst zijn? U bent altijd een man naar mijn hart ge weest, dokter, en het doet mij plezier, dat ik mij niet in u heb vergist. U bent oprecht en dapper, ik vertrouw dus, dat u ook wel een oprecht woord zult kunnen ver dragen : ik kom hier om u aan te klagen, ik kom ah uw slachtoffer, pardon, de dooden moet men la'en uitspreken ;" ging hij haastig voort, toen ik, geërgerd door het ver wijt, hetn in de rede wildu vallen. U herinnert zich natuurlijk, dat ik drie maanden geleden plotseling ziek werd en u toen heb laten roepen. U ontdekte dadelijk den aard van mijn ziekte ontsteking van den b'inden darm in lichten graad en hebt mij na acht dagen laten sterven. Daar wij dooden niets anders te dqen hebben, dan na te denken over alles wat gebeurd en niet meer te veranderen is,?als wij tenminste niet juist door een nieuw aangekomene worden gestoord kwam ik op het denkbeeld, dat mij vaadaag tot u brengt. Waarom hebt u verzuimd, dokter, mij bijtijds te opereerrn en den ziektehaard te verwijderen, om mij het leven te redden? Met de juiste en bijtijds gestelde diagnose in den zak ui jogt u iemand toch niet laten sterven, indien de kans op een gelukkiger atloop bestaat!" Mijnheer Geiszler, weliswaar i? het mij hoogst pijnlijk, u zoo tegen uw dok'er te hooren spreken, maar toch hoop ik in staat te zijn, u ook nog de rust van het graf te kunnen bezorgen. Uw ziek'.e ging gepaard met zu ko lichte symptomen, dat de bijna aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestond, dat u den aanval te boven zoudt komen. Toen uw toestand plotseling ver ergerde. . ." \Vas het te laat, dokter. Maar ik zeg u, dat, wanneer het om leven of dood van een zieke te dcen is, het volgens mij a meening misdadig is, rel ening te houden met mogelijk heden, zich te verlaten op waarschijnlijk heden, dan grijpt men in met vaste, ij-.eren hind." Ik spreek uit ervaring, mij aheer Geiszler." Niet uit zoo treurige ervaring als ik, dokter.'' Goed, . wiit u mij wijs maken, dat u, in de eerste dagen van uw lichte ziekte, er toe had willen besluiten, u op mijn raad den buik te laten op n snijden?" Misschien wel, en misschien ook niet, dokter. Maar in elk geval hadt u dan ten volle uw püeht gedaan, en stond ik mis schien niet als aanklager voor u..." Misschien niet, mijnheer Geiszler, maar misschien ook wel. Het opensnijden van den buik is niet zonder gevaar, en menigeen, die zich aan het mes hetft toevertrouwd, is het niet te boven gekomen." Mijn krachtig ge-tel zou dien schok zeker wel h e'o oen doorstaan, u ziet. dat ze'.fs het graf het met mij niet gemakkelijk hetfi". Dan had uw krachtig gestel de ontsteking ook moeten overwinnen. En dan vtrgeet u nog iets, mijnheer Geiszler op dit punt zijn de grootste autoiiteiten het nog niet met elkaar tens/' Dokter, zwijg in godsnaam over autori teiten, anders word ik bepaald weer levend. Die leeren jullie snijden en krabben en branden aan allerlei ongeneeslijks, en een des te diepzinniger en triomfantelijker ge zicht zetten, naar mate jullie meer in het duister noekt en rondtast. Maar waar zekere hulp te verleenen is, laten ze jullie in den steek, door je op gevallen en kansen te wijzen, maar niet op den juisten, veiligen weg. Uw hoogste instantie behoorde het geweten te zijn en de liefde. . . ." ..Ik zal u laten iden, mijnheer Gsiszler, dat ik door u heb geleerd, en dat ik mijn ge weten aeb gescherpt, nog vóórdat u bij mij kwaai : u kent Agues (vilder wel, dat knappe, levenslustige jonge ding ik geloof zelfs, dat u haar heel goed hebt gekenl nu, die is vier dagen geleden z;ek geworden, ook cntsteking van den blinden darm is geopteerd, en.. . ." Het schrille, ratelende, aan eigenzinnig kindergeschreeuw herinnerende geluid vin de telefoon verbrak hier plotseling ons zonderüivge gesprek. ,,NTeeni mij niet kwalijk, mijnheer Geiszler, een oogenblikje, de Ie/enden roepen," zeide ik haastig en ging naar het toes'el toe. Dokter," hoorde ik roepen, zoo luid dat ook mijn gast het gemakkelijk kon verstaan, u hoeft vandaag niet meer caar Agne-i Hilder te kom^n kijken, zij is zooeven aan hartverlamniing gestorven waarschijn lijk engevolge van de operatie." Dan bent u het meest te beklagen, dokter," zeide Geiszler met een grijns, ik heb ?medelijden met u, en zal u niet langer la-tig vallen." Ik echter sloeg, als uit een zware verdooving ontwakend, de oogen op, die angstig door de kamer ronddwaalden en zich erover verheug len, dat de leunstoel in den hoek leeg was, en de microfoon rustig aan den haak hing. Maar bijzonder aangenaam heb ik mij dien verderen dag toch niet gevoeld. Probleeu No. 94, van den auteur W. van Daalen, Haarlem, opgedragen aan den heer J. Fortgens, Helder. Ter mededinging" No. 6, Zwart (11 schijven en l dam ) 4e Jaargang. 15 September 1907. Red.: C. fl. BKOKKiA?iF, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres Oplossing van pr, No. 93, van den auteur J. Luteijn. W. 39-33, 25-20, 24-20, 28-22, 32:22, 49.39! Eigenaardig is de stand van den zwarten dam. Bij een weinig doordenken, zal echter bemerkt worden, dat zulks zeer goed kan geschieden. Men brengt de witte schijf even U rug van 37 op 42 en plaatst den dam op 41. Wit (12 schijven.) Oplossingen moeten binn> n 14 dagen wer den opgezonden aan bovenstaand adres. UIT DE DAMWERELO. Maandag 9 Sept 1.1., gaf onze alom bekende en vermaarde simultaan-speler W. van Daalt n van Haarlem, een féarce in de damclub D. J. O. te 's Hage. Aanvangende 's avonds ra:f negen, was de séance, waaraan 21 -pelersdeelnamen, te elf ure afgeloopen, en wel met bet vok'end, voor den heer v. D. schoon resultaat : Gewonnen J6 partijen, 4 partijen werden verloren, terwijl l partij remise bleef. Wij maken den heer v. D. ons compliment', doch niet minder brengen wij hu!de aan de 5 tegenspelers, dip, wellicht onbekend zijnde met de kracht des gimultpan-spplers, getoond hebbt-n, zich bij het bord niet bevreeed te gevoelen. 29 Sept. a.P. neemt de wedstrijd om den meester titel een aanvang. De oplossers moe ten er vo.ral aan denken, van eindspelen minstens de voornaamste varianten op te ge/en Ook de bij-oplossingen of demoiities moeten duidelijk aangetoond worden. Verfchülen worden uitsluitend beslist door de jury. De volgorde van aanbieden geschiedt naar die van ontvangst. De compositie.», welke hierin mededingen, komen tevens in aan merking voor den gewoten wedstrijd. No. ], is du? tegelijk No. 7 in den pretnie-wedstiijd, en i. KORTE BIOGKAPHIE. Van enkele meesters in het damspel. XI. O (k wenscb ikeene beschrijving te gevenvan een onzer meest vermaarde damspulers, g naamd Vris de Heer". Deze meester oeferj ie in het midden der 19e eeuw, het boerenbedrijf uit in de Beemsterpolder. De overlevering zegt ons, dat de Heer", in een tijdvak varr vijf dg jaren, niet n partij heeft moeten verliezen. Ook de volgende anecdote is on« van dien meester bekend geworden, Tijdens een rnarktbezoek te Amsterdam, ontmoette de Heer ' een Fransch damspeler, Men wil zeggen, dat deze een meester was op damgebitd en opzettelijk algezonden om de Heer' te treffen. Na weder ;ijdsche kennismaking, werd spoelig overgegaan :ot het spelen van pen partij dam, vermoedelijk: in de Roode Leeu*", op den Vijgendam. Weldra bemerkte de Heer", dat hij met een zeer kundig epeler te doen had en spande dus alle krachten in, o ai het spel tot een voor hem gunstig einde te brt-ngen. De winst mocht hij echter niet behalen en moegt zich derhalve met een kamper een destijds gebruikelijk woord voor een onbesliste partij, tevreden stellen Toen, na een zwaren strijd de partij remise werd, stond de Heer1' op en verklaarde aan de vele omstanders, liever het bericht te hebben ontvangen, dat zijn beste os, dien hij 's morgens ter markt had gebracht, was dood gevallen, dan de partij te moeten verliezen. Jammer, dat deze mees'er geen li teratuur over het damspel heeft nage'aten, maar zich uitsluitend heeft bepaald bij het praclische spel. Het eenige, wat wij scluiftelijk van hem bezitten, is zijne beoordee'ing o.-er bet werk van Van Eoibden, te vinden in de 2e druk van datzelfde werk, uitgegeven bij H. Moolenijzer Sr., te Amsterdam (1848). li stond dan ook verbaasd toerj, <en vorige ja e, plo'seling een stelling of combinatie verscheen, met daarbij het bericht, dat deze afkomstig was van Aria de Heer", en door hem uitgevoerd in een spelende partij. Wetende, tot welke onjuiste voorlichtingen dikwijls onbeschroomd wordt overgegaan, kon ik niet andeis, dan ook hier de juistheid in t-vijfel trekken; te meer, daar ik reeds reel werk had besteed aan het zoeken naar schriftelijke overblijfselen van dien meester, echter, zonder gevolg. Nu ben ik een te groot minnaar van dit spel, en zijn geschiedenis interesseert mij te veel, dan dat ik het hierbij m c'it la'en. Ik ging onmiddelijk op onderzoek uit, en sprak hierover in de eerete plaat', niet een zoon van den bedoelden meester den alom beken den en geachten Jan de Heer" voorzitter van de Beemster damc'.ub. En wat bleek nu? Volgens verklaring van dezen waarheidlievenden dam amateur, wist hij, noch zijn geheele familie van het bestaan dier zet iets af. Als wij nu weten, dat vrijwel alle kin deren en kleinkinderen, groote uiinnsars zijn of waren van het dampspel, en vele hunner geroutineerde spelers, en zij toch totaal onkundig zijn gebleven van het bestaan eener schitterende combinatie, we ke door hun vader of grootvader zou jn uitgevoerd, terwijl deze nimmer hierover met hen beeft gesproken, noch hen hiermede in kennis heeft gesteld, moet bedoeld bericht ons toch wel ongelooflijk toeschijnen, niet waar? Het eenige wat ik hieromtrent nog kon vernemen was, dat ook de familie medtdeeling had ontvangen, dat de;e stelling door een damamateur *) was aangeboden. Nu wil ik in 't minst niet twijfelen aan de goede trouw van dien inzender, doch meen, na kennis neming van het bovenstaande, wel reden te hebben, aan te dringen op nadere gegevens, waardojr de echtheid beter geconstateerd kan worden, vreezende dat anders velen met mij, bedoeld bericht slechts als een aardig ontworpen, maar voor de geschiedenis van het dampspel beslist ondeugdelijk lijmstokje zullen beschouwen. Wij blijven dus in af> wachting. ( Wordt vervolgd J '-) De naam werd mij ook genoemd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl