De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 15 september pagina 7

15 september 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1577 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Erankzinnigenbezoek, een soort openbare vermakelijkheid in Engeland. Keprodactie naar Hogarth. woede te koelen, voorzag het restraint" daarin weder door een eigenaardig mas ker, dat den lijder op het hoofd werd gezet, en met een riem, als das, daarop werd bevestigd. De breede, platte hals plaat dient om het afschuiven van den halsriem te voorkomen. De zitting heeft in de onderzijde een grooten tinnen pot, die door een schuif aan de rugzijde van deu stoel kan ver wijderd worden. Aan de binnenzijde zijn niet minder dan tien breede riemen, om den ongelukkigen, die in dien stoel is geplaatst, Dit overblijfsel van het restraint ge bruikte men nog in het midden der 19e eeuw. De afbeelding der verschillende dwang middelen (zie blz. 6) geeft te aanschouwen: in het midden, bo venaan de riem,waarmede krankzinnigen in den kinderstoel om hun midden werden gebonden, om hun het opstaan te beletten. De uiteinden van dien riem werden door de beide openingen in den rug van den stoel gestoken en met een slot gesloten. Naast den riem, hangen links: een ketting met twee handboeien, met voe ring, en rechts: twee voetboeien, zonder voering. Daar tusschen hangen twee andere handboeien, van breede met gespen gesloten lederen strooken, waar aan een riem is, waardoor men ze beiden tot elkaar kan trekken. Dit apparaat diende om de zieken te kunnen beteu gelen, als- men met hen een eindje ging wandelen in den tuin. Het doet denken aan een koord aan den halsband van den hond, waaraan deze door zij n meester wordt uitgelaten. De beide geelkoperen stevels, die men ter zijde ziet, en die eigenlijk niet meer tot het restraint gerekend kunnen wor den, zijn de koplaarzen, uitgevonden door den Franschen geneesheer V. Th. Junod (1809?1876), die hij bezigde bij de door hem ingevoerde hemapasie", d. i. de bloedafleidende methode, die moest dienen om de congestie naar de in het bovendeel der lichamen gelegen organen, dus ook naar de hersenen, door bloedverplaatsing naar de beenen te doen verminderen. Oeze in krankzinnigen-gestichten veel vuldig gebezigde afleidende behandelings methode, waartoe ook aderlatingen, purfeer- en braakmiddelen en schrale vocing dienst deden, werd dus in de eerste helft der 19e eeuw nog toegepast tot Kinderstoel. De Eiemstoel is een degelijk bewerkt meubel uit de eerste helft der 19e eeuw, geheel bekleed met fijn kalfsleder, een leuningstoel met oorkussens, met hoogen rug en beenplank, welke beide laataten beweegbaar zijn, door in de hooge arm leuningen loopende kamraden. elke beweging, behalve die van het hoofd, onmogelijk te maken. De patiënt was, als hij met breede riemen gebonden was, volkomen vleugel lam. In zulk een toestand liet men hem, als men het noodig oordeelde, dag en nacht. De Mof. schrik van de patiënten, welke in die, inderdaad vrij onschuldige, doch voor het oog afschrikwekkende, koperen kokers met de beenen werden ingesloten, en daarin eenige uren moesten blijven zitten, totdat de periode van opgewekt heid begon te verminderen. aan 18 September, Mauvé's geboortedag, wordt er te Laren een eenvoudig gedenkteeken ter zyner gedachtenis ingewijd op de plek, die hem zoo lief was: een hardsteenen pomp, waar de kinderen goed drinkwater vinden. Aan den eenen kant is een basrelief aangebracht een herder rustend op zijne staf, met zijn hond, aan den anderen kant een meisje met een lammetje onder den arm, door den beeldhouwer Jacobs met veel toewijding gemaakt. Mauve woonde hier slechts twee jaar en werkte hier zes jaar toch is de bena ming het land van Mauve" geen ijdele klank hij was zoo opgetogen het gevonden te hebben en placht te zeggen: dit is mijn landje wel." Eene plek die in zich vereenigde al ? wat hij verlangde weer te geven in zijn werk ; de blonde weide, hem zooveel liever dan de zwaar gekleurde in Gelderland, de bolle zandwegen met hunne grillige lijnen, waar het krakende plaggenkarretje langs hobbelt. De akkers, zoo geschikt voor zijne ploegpaarden en de schapen te weiden. De dennen- en berkenboscbjes en al de idyllen die zich afspelen rondom de hutten en boerenwoningen, kon ik u eene voor stelling geven hoe deze schilder kon jubelen over het voorrecht in zulk eene plaats te mogen leven en werken. De kunst, zeide hij, is eene godin heel moeilijk tevreden te stellen, niets is goed en fraai genoeg voor haar, het is eene prikkel te meer er naar te trachten. Hij zou met de grootste belang stelling je werk beschouwen, beginnen met het hemelhoog te prijzen, dan kwam de kritiek: ge doet nog dit en ge doet nog dat, er bleef _ niet" veel over te loven, maar hij had je iets meegegeven: eene groote dosis moed en lust om verder te gaan. Het is gelukkig dat hij niet heeft beleefd hoi men druk bezig is hier al net mooie te ontsieren door de meest smakelooze en wanstaltige gebouwen. Dit gedenkteeken het sluit af een schoon tijdperk voor Laren, toen de groote meester het bezielde met zijne eigenaardige persoonlijkheid. Wat kon hij onderhoudend vertellen van de eenvoudigste gebeurtenissen uit zijn leven ; ge vergeet ze nooit. Hij wist ze te beschrijven met zooveel humor. Ge ziet hem zitten op de schoolbank, turende naar de g'asruit, door eene zonnestraal verlicht; een stukje lucht en de groene blaadjes die er tegen ritselen en hij zweert van middag hier niet neer te uitten en ijlt dan naar buiten, de Stadspoort uit, met zijn schets boek. Midden op de Groote Markt te Haarlem zet hij zich neer de paarden te teekenen voor de vischwagens en met weemoed her dacht hij later aan het geluk dat door niets verstoord werd ; zelfs eene dringende volks menigte hinderde hem niet. Hij beschrijft je hoeveel hij zich had voorgesteld van zijn eerste bezoek aan Arti te Amsterdam, om daar het werk te zien van zoovele ge roemde namen. Er werd een nieuwe hoed gekocht en glacéhandschoenen, maar, o wee ! welk eene teleurstelling, niets kon hij ecbt bewonderen, en om het verdriet te vergeten, wandelde hij van Amsterdam nuar Haarlem terug, het woei hard, de wind dreef zijn hoed in de vaart en de hand schoenen vielen uiteen, bij het breken van eene wilgetak om het verlorene weer op te visschen ; een dag vol ontgoocheling. Zijn eerste leermeester Van Os, hield hij altijd in eere, die verwees hem naar de natuur, naar buiten. Toen daarna het plan gemaakt werd op het atelier van Verschuur te gaan werken, voelde hij zich daarover recht trotsch. In die dagen was Verschuur de man, en had veel naam. Maar het duurde geen jaar of hij was overtuigd dat hij zijn man niet was, en hij toog naar Oosterbeek. Daar was Bilders de groote man. Het was toen gebruik, wanneer er een nieuwe leerling kwam, dan togen al de jongelui met hun schilderransel naar de beek in het bosch van Wolphezen en werd de nieuw aangekomene door Bilders gedoopt. Hij was zeer onder den indruk van die wijding. Hij had zich echter voorgenomen zich niet te veel in te laten met al die collegas, dat verveelde hem. Toevallig gluurde hij eens over den schouder vau een jong ventje aan het werk en bleef in verrukking staan. Die maakte de fraaiste en gevoeligste lijnen met een stompje krijt. Hij kon hem bijna omhelzen van geluk iemand gevonden te hebben wiens werk hij kon bewonderen, dat was Willem Maris Bij Oosterbeek maakte Mauve die pracht van koestudies. De portefeuille met touw om zijn nek gehangen volgde hij de koebeesten, dag aan dag, soms waren ze weg al eer hij begon en soms zoo stil en onbe wegelijk dat hij moest schreeuwen om er beweging in te krijgen, anders liet zijn geweten het niet toe de studie voor ge indigd te verklaren. In dien tijd deed zich gebrek aan geld hard gevoelen. Zijn vader schreef hem uit Haarlem : er was nu eene voordeelige betrekking open aan eene teekenschool, zou hij niet wijs doen en die aan nemen ? Maar Mauve wist als hij dat deed, was het niet de studie gedaan en de brief die hij toen aan zijn vader schreef was zoo overtuigend dat die antwoordde blij te zijn zulk een schrijven van hem te hebben ontvangen. Het was op een Oudejaarsdag dat Mauve bericht kree? dat er een schilderij van hem was verkocht. Heerlijk het gevoel wat schulden te kunnen afdoen, en hij zou zich de weelden veroorloven eens naar Amster dam te gaan. KIn buiten, lucht e a akkers alles jubelde mee en tintelde onder eene zilvergrijze stemming die hem zoo lief was, en de vurige oogen van de locomotief noodigden hun zoo blij uit mee te gaan. In stad gekomen stonden de deuren van de Nieuwe Kerk wijd open, het orgel deed zich ho iren voor de avonddienst. Aan gods dienstoefening had hij ^eene behoefte, maar toch stapte hij even naar binnen, om op zijne manier dank te zoggen voor het geluk hem beschoren. Het duurde niet lang of hij woonde te Amsterdam, had daar eene kleine kamer, zoo klein, dat hij van zijn bed uit alles kon bereiken, zijn schilderezel, het brood op de plank en zijne kleeren en dun volgden er schitterende illustraties van vader Wisse ling en Caramells (Buff'a) te lang hier op te dissehen. Na die periode had hij een goed schilderij op Pulchri in den Haag. De Haagsche schilders waren er zeer mee ingenomen, en bij zijn bezoek drongen er op aan zich in den Haag te vestigen. Hij liet zich een houten atelier bouwen bij eene boerderij in de duinen ver buiten de Laan van Meerdervoort en maakte in dien tijd veele zijner beste werken. Hij huwde mejuffrouw H. Carbendus. Later kocht hij zich een huis aan de Zwarteweg, en het atelier werd verhuisd en in den tuin opgesteld. Dat was in '82, de tijd dat ik het voorrecht had Mauve het eerst te ontmoeten. In '83 kwam hij te Laren en ik woonde bij de opgetogenheid na zij a eerste bezoek. Het Paradijs voor een schilder. Hij verzocht mijn vader mij er ook heen te laten gaan de najaarsmaanden en sedert heb ik er alle jaren de bladen zien vallen. In '86 vestigde Mauve zich voor goed te Laren, en het houten atelier werd verplaatst in den tuin achter het huis te Laren, aan den Naarder weg, thans bewoond door Tony Ofi'ermans. Hoe genoot hij van de fijne winter buiten! Wat zijn die stads menschen toch te be klagen" schreef hij mij, zij weten niet wat zij missen! De stadsdrukte was niet aan Mauve be steed, groot liefhebber van muziek hield hij niet van concerten, dat duurde hem te lang. Het liefst hoorde hij Handel of Bach, en dan t'huis, dat vond hij een waar genot, of als zuster Suze Storm hem nare liederen zong, dan was hij in zijn element. Een paar goede vrienden om zich heen, een kaartje 's avonds dan was hij 's morgens weer in de stemming om voort te werRen. Hij leefde voor zijn werk daar was alles aan onder geschikt. Die zeldzame lusten opgewekt heid voor het werk hij wist ze ook aan anderen mee te deelen, er straalde altijd iets opwekkends en aanmoedigends van hem uit, wat men bij weinigen zoo vind. Mauve was voor eenige dagen naar Arnhem gegaan om zijn broer een bezoek te brengen, bij wijze van uitrust en zeide nog zich te verheugen morgen weer aan het werk te gaan, toen dit Ie ven plotseling werd afgesneden, een leven zoo veele andere levens waard. Hoe veel moois had hij nog kunnen maken. Denkt eens aan Israëls. Maar hij schiep zich een onvergankelijk gedenkteeken door zijn werk, alom ver spreid, bewonderd en hooggehouden. Het steenen gedenkteeken zal verdwenen zijn en zijn werk nog prijken in musea en bij het nageslacht zijn naam in eere houden. AKIXA HVGEXHOLTZ. Hollanflsctie Teefcemaatscliappü1901, Notities. I. De heer Max Lieberinann is een der meest bekende schilders uit het tegenwoordig DuitscbJand. Het is me sotns de vraag of hij met zijne wenscaen van kunst niet tegen den aard van zijn volk in-gaat en of hij niet wtmcht voor de Duitsehers dat wat hun meest vreemd is: ragfijne kleurschikkingen, of eer zij ge.eid: kleurschikkicgen waar het op een zeer fijn zien aankomt. Een tentoonstelling van het werk van dezen schilder (die veel invloed ondervond en niet al dezen invloei verteerde tot deze hem tijen wierd) ware gewenecht om zuiver kennia te nemen van het werk in zijn geheel. Pulchri kon dit doen omdat Liebermann in zeker opzicht Duitschland representeert en hier personen heeft die, vriendelijk over hem zich uitgelaten hebbende, hem bereidwillig konden maken tot zoo'n tentoonstelling. Maar juist om deze dingen heeft het veel van een on hoffelijkheid om wel dergelijke niet» beteekenende schetsjes op een tentoonstelling te komen, waar ten vrind van hem als Jozef Israëls het beste tracht te geven. Het is inderdaad onhoffelijk, en betere manieren had ik ver wacht. Want wat is de beduiding, de beteekenis, het belang (niettegenstaande de zoet-goudene lijstjes) van deze serie krabbels ? Er is geen enkele belangrijkheid. De badende paarden" een pastei mist len adem" die bij Israëls veel fouten niet doet vergeten, maar vergoelijkt. (Waarom zou het een het ander doen vergeten, a's voor den geest het beste eerst het goede is.) De badende jongens" missen alle acuutheid in de licht- en standen waarneming; een huis te Noord wijk is altijd veel belangrijker gezien door Fl. Verster. De ruiters aan zee" zijn on schoon en onzuiver van kleur; terwjjl Skrjjtteekeningen, op zijn hoogst, eenkleurgevoelige la'en vermoeden. De portretstudie in krijt en pastei door W. Marlens, den praesident van Pulchri Studio, is leeg. Een meisje is gezien zittend, tot de knieën, % links zoowat, in een witte jurk met laag-uitgesneden bals en korte mouwen. De kleur mist ijlheid ze is, zoo als ik schreef leeg. Onfijn is zooals de lin kerarm, bloot, uit een korte mouw komt. Van mevrouw S. Mesdag van Houten z\jn er deze keer vijf werken. Het Maaneffect met de rare hut is mis en de Scheveningsche duinen is het beste hier. Het heeft een be paalde kracht, en een weidschheid die haar niet oneigen is. De kleur van de bloeiende artisjokken is voornaam de teekening der bloemen etc. ia armlijk-onhandig tegenover juist deze kleur. De schemering," een aantal houtstapels op een heide is ruim; sommige boomen er op zijn zeer slecht van teekening. Het geheel doet (iets haar niet ongewoons) grootsch. De Pompoentjes zijn bescheiden, met met fijne kleuren; alleen het blad rtchtsop de teekening is te ,,rauw!' tegenover de vruchten. Het schijnt dat de voorname waterverfteekeningen van Jozef Israëls altijd op de Teekenmaatschappij komen wier praesident hij is en \\aarvan hij met de taaiheid van leven hem gegeven zelfs op den openings dag weer was. Er zijn hier 3 aquarellen van hem : Marretje, het huis met de duiven, de maaier. De belangrijkste van deze drie is Het huis metde duiven" in bepaald opzichtstellig. Ofachoon misschien door het glas dat voor de teekening is de kleur ietwat vlietender" gemaakt wordt dan ze in werklijkheid is, zijn de lichtvlagen die om dat huis gaan niet zonder toover. De kleur, die als geheel mooi is, heeft het eigenaardige on stoffelijke dat alleen goed werk kan hebben: de kleur is hier in gedematerialiseerd. Van ge aardheid is dit werk verder romantisch; sentimenteel. Een langdurige kritische be schouwing verdraagt het niet in al zijn deelen. Het vrouwtje dat bij de deur zit is eer een vreemd hoopje vleesch; de vormen van sommige stukken hout waarvan het eene Sully Prudhomme f. (symboliek nog?) een groene tak draagt z\jn vreemd en onbestemd. Vooral het vrouwtje is vormeloos.Een zoodanig werk bezit eigentlijk Joodsche eigenschappen: leven maar geen schoon contour. Het missen van het contour is meer van dit werk eigen. In de maaier" zijn de te kortkomingen grooter dan de belangrykheden. De belangrijkheid is het niet-klein aanzien van den maaier en het kindje daar met hem loopend, maar dat is het eenige. De korenakker waarby ze loopen is een vageplek; de bouw van den maaier (het lichaam) is gedeeltelijk on verantwoorde lijk, en het kindje dat met het i aar gedraaide beentje naast hem voortgaat tegenover deze fouten (zie ook de zeis zonder eenige constructie) mist het werk den adem" die dit wat vergeten doen kan. Marretje het derde werk is een vrouw zittend op een stoel, een face. Ze zit daar zooals de Maria's vroeger midden op de voorstelling gezet werden maar ook dit werk mist de vlietende kleur. Verder zie: de armen etc. Het gegeven is alleen met een neiging tot grootschheid gebouwd. Beperking van inzending ware beter geweest. Het huis met de duiven, romantisch, sentimenteel, maar met dien adem van het leven om zich (hoewel met de vele fouten der vormen daarin, die eenigszins verholen worden door het levende) ware alleen inge zonden een beter inzicht geweest dan deze 3 gezamentlijk, want in kunut dekt de naam nooit de lading. Van de 3 Isaac Israëls is alleen de Borduurster (No. 64) een sterke kleurige impres sie. Het meisje is in het blauw gekleed en inet hel bruin-goud haar. Dit maakt de kracht uit van deze teekening ; de tegen malkander zetting van deze twee kleuren. Goed is even eens de mond, ietwat verbeten, in het geheele magere type. Het is natuurlek niet meer dan een studie. Het canailleuze in de Montmartroisse met het rare mondje en het kleine neusje is koel en juist geobserveerd, eveneens a.s hoe de jonge beentjes staan in de van boven nauwe, van ander geplooiden rok. In het groen" is vormeloos, onbeduidend, mit.t haast alles wat hem meestentijds kenmerkt. Suze Kobertson is door haar sinistre, als uitge brande Huizengezicht (uit mij n atelier raam) slecht vertegenwoordigd. Het lijkt een imi tatie van een Simplicissimus teekening. Zilcken's Salutekerk in ochtendnevel is het beste van wat hij inzond. Alleen deugt pers pectivisch de ligging van het eene schuitje ten opzichte van het verste niet. Hij teekende ook den omslag voor den katalogus. Jacob Maris teekende daarvoor den Molen, Zi leken daarvoor het bizonder slappe Venetië: twee gondel-gedeelten en twee palen. De B. J. Blomrners Schemering" is beter dan die der vorige keeren. Hoewel de bouw een vrij algemeene is en alles bij meer beziens niet voldoende blijkt, is er in dit eenigszins romantisch werk, het gezicht van de staande vrouw fijn en eenigszins weemoedig van kleur, Het kleurgeheel zelve is zooals ik schreef, romantisch. Naar hui?, van J. Zoetelief Tromp, is een kindje met groen en gele bloemen in haar voorschort, een jongen met een geit er big in een duinlandachap, waarin verder op nog eenige geiten. Het werk van Jan Zoetelief Tromp is een invloed van Blommers. Er is bier en daar iets niet onaangenaams is, maar het is oneigen. De plannen" van de duinen zijn niet zuiver en het beest loopt noch staat; het groen en de gele bloemen zjjn het weligst en het fonklends in kleur. C. van der Windt met Th. van Hoytema, Willy Martens en Hans von Bartels zijn de nieuwe leden. Het werk van C. van der Windt heeft dunkt me een verkoop-toekomst. Maar het gaat niet vooruit. Het is van een niet hinderende maar zeer oppervlakkige gemakkelijkheid. Willy Martens besprak ik; eveneens Th. van Hoytema te kort geleden om meer te zeggen dan dat ik de Papegaai het beste vind. Het eigenaardige in Hoytema's aanzien van de dieren is dat ze meer hem hebben van een ander soort menschen dan objecten zijn van studie om hun hem niet eigen zijn. 115 schets door Albert Koelofs is beter dan de twee anderen. Terwijl het Poppetjes knippen", een meisje in rechtsche profiel zwak is, en 114 Vrouwenfiguurtje" een leelijk lichaam is in een leelijke jurk is de schets No. 115 eveneens een meisje in een kamer met minder gewirwar van kleur doch beter. Van Seben knoeit door; Avond, een boer in de open lucht (maar weer met het altijd zelfde rood) is de beste dier Henkes uitingen hier. Mevrouw Grandmont Hubrecht kan schijnt er niet uitscheiden; de heer Eerelman continueert eveneens. De Engelsche Setter van Jan van Essen is eer fijn van kleurcombinatie maar zwak ; in Tyrol is niets bizonders. Floris Arntzenius strandgezichten hebben altijd dat eigenaardige dat het water der zee zoo weinig juist en belangrijk werd. Op No. 7 is een jongetje in't wit gekleed vrij fijn.Therêse Schwartze'sportret van mevr. van Dorp heeft het aangename dat mond en oogen zeer goed in overeenstem ming zijn terwijl haar kleuren zooals gewoon lijk werden.Ook in het portret van mijn man" en dat van haar moeder zijn de ietwat buiten landsche gekleurde kwaliteiten van een ruim en gemakkelijk werk aan te treffen en aan te wijzen. Een Afrikaansch Meisje" had zeer goed weg kunnen blijven. Zulke dingen mis sen bij haar ten eenenmale een poging naar die moeilijkheid waarmee Eembrandt deze vreemden menschen" aanzag en trachtte te vinden in de hun eigen geestelijken stand. Dit gebrek aan moeilijkheid qualificeert de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl