De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 22 september pagina 3

22 september 1907 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1578DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.' Ook bij Baekelmans nie*. Het is wel eigen aardig : de lach van dezen schrijver is veel gehoor! geworden en men kent hem hier in 't land; töeh is hij een der weetnoedigsten, in aanleg. Lode Baekelmans heeft de Dooleer en de Weidsche Stad" geschre ven, het relaas van een polderjongen die in eene stad werk komt zoeken; daar mede hèft hu zich ten duidelijkste getoond zooals hij was; een romautieker nl, ein kind voll wehmut und voll treue". Realis tisch heeft dan ook zijn boek niet de minste waarde dunkt mg ; eene zekere kennis van een milieu kan een werk niet realistisch mak f n, alleen de levenshouding van den schrijver kan dat. Want Lieven, de polder jongen, dat ia hy zelve. Niet gedeeltelijk ofessentieel, hij heefc zelfs niet getracht te zorgen dat de buitenzijde ietwat brdri- gelijker weH. Denkt ooit een po!derjonsen dingen als deze: Was hiert bet geluk ?" als een oogenblik hem de vluchlige beha gelijkheid van een warme kroeg opvalt; of: was er dan niets dan werken, genever en wijven, leutig verzet. Lag daar rond dan enkel dikke duisternis zon der uitweg? De toren scheen lager, de zon straalde minder blij, doch Let homimlnest gromde onverzadigbaar." (De laatste aandoe ning is feitelijk ee; e extatische tn is die in Verband met een pollerjongen te brengen? toegegeven dat dergelijke aandoeningen in de onbewustheid van elk mensch lever, maar »\jn ze dan niet anders van verschijnen; is de ie aandoening nut eenvoudig-weg met loutere artisticiteit neergeschreven !) De titel van dit boek heeft reeds zijne waarschuwende beteekenis. De dooleer in deweidschestad", dat is de dulende mensch tcmid len van het leven eener sta'1, van het bittere leven, te midden van de vele memchen die hard en gesloten zijn, onder de lucht waaraan zoo dikwerf de weemoed is en zoo luttelmaals eene vluchlige blijheid. De oude historie nietwaar, federt een eeuw en meer. Eene romantische eigenaardigheid is oek de zeer vage psychologie, die soms door de nenrebeelden zich windt, welke voortdurend naar het onbes'einde uitgaat, en zelfs af ketrig van de begrenzing eener levensbeschouwing schijnt. Is dit niet kenttekenend: Tech, traag, en zeker, beslitt, groeide eereuieuwe aan chou *iaa in zijne zie1. Al de ondervinding en ontgoocheling, si de twyfel en de fchi mericg strooiden vreemde zaden in zijn gemoed. Zouden zij kiemen en gedijen? Zijn oogen tuurden in de voehtig-zrijze luchten, vragend, droomend, of bjj staarde op naar den huogen kerktoren. Wat hij voelde en niet uiten kon, wat daar hing in den hemt l en wat zei de klimmende ttcenromp, waarover men niet sprak in ?ijne omgeving, 't was al dreigend verborgen en besloten. En wel vlucht'g alt een droom, raag als eene verschijning..." Het laatste, gecursiveerde, nadert aan mystiek, in den aard romantische mystiek, hier nog eene dwalende uiting van vage gevoelens, die niettemin een zekere diepte en schoonheid hebben. Het is eigenlijk vermakelijk en tevens een vreugde om te bemerken (want de drang naar vergeestelijking in een jongen schrijver is toch de schoonste drang die men hebben kan) hoe het rea'isine een fiasco ked in dit boek over het Antwerpsche kade-le?en; hoe de droomen overal sich te voorschijn driegen, tot het geheele boek een warrewinkel van realiteit met roman'iek is geworden. Ja de droomen van dien schrijver woelen waar ze niet bloeien knnnen; zie slechts dat wonder verhaaltje van dien kade-Christus, aan het einde, dat bet beste is wat Baekelmans schreef; een gestamel van weemoed en van onbedwing bare drang naar schoone dingen, dingen die vooral vreemd schoon moeten zijn. Het eigene van Lode Baekelmans is wee moed, romantiek, kinderlijkheid. Deze dingen echter leven nog slechts vaag, schriel; men men zou kunnen zeggen: nog zeer onbewust in zijn werk. Maar ze zijn echt en, naar mij dunkt, kienen van een bloei, die nog andere vruchten kan geven dan men oppervlakkiglijk verwachten zou. Aan het dieper eigene van lijnen gee^t, zoodra het helderder zich 'aat zien, harmonieert somtijds zne frase, die van vlakke zuiverheid (de uiterlijke ver dienste) dan opeens tot ondefinieerbare, geestelijke sehoonheil ontbloeit, openspringt In zijn stijl zijn soms reeds die coups de poing" welke Gnstave Flaubert, de harts tochteHjke en deemoedige minnaar van wat schoon was en hoog, zoo uitbundig verheer lijkte. Ze zijn het kenmerk van den echten «chrfl'ver, die een toekomst heeft en die den droom vermoedt, die in alle dingen op deze aarde buist. Eene zeer fragmentarische kenschetsing van dezen schrijver kan ik hier slechts geven. Een schrijver met eene schoone toe komst : daar kan men niet lang en niet ernstig genoeg naar staren. Ik heb opzettelijk al de uiterlijke kwaliteiten van Baekelmans ter zijde gelaten die zijn : eene zuivere levende frase(reeds aangeduid); eene prachtige handig heid om een verhaal in elkaar te zetten, eene benijdenswaardige vlotheid in 't algemeen, maar die ten slotte het diepere niet raakt; zyn rijke, soms uitbundige humor. Zijn bekende humor heeft vele aspecten ; hij is soms breed en goedmoedig; hij is goms drooinerig ietwat, zachter, en het zout der tranen is er dan in te proeven. Hoe deze humor te verbinden met den weemoed die er de groeig oud van is? Het dunkt mij heel eenvoudig. Hei inner u het woord : er is een tijd om te weenen en .een om te lachen." In onze huidige litteratuur klaagt men met reden over de beklemming der droevige harten. Dat is een een teeken van onlevenskrachtigheid, dia verre van Baekelmans ligt. Wat is de weemoei die zich niet meer tot een lach kan verheflen? Hier is een verziekte weemoed, een weemoed die slechts zelden tot een schoone daad zal kunnen worden, die slechts zelden belangrijk zal zijn. Onze litteratuur kent over 't algemeen den weemoed, de weltschmerz van onze eeuw, wel, doch het leeft meestal zwak, uiterlijk, niet als een gevoel, dat uit grocte diepten van smartelijk zoekend peinzen is opgestegen. Een beduidend teeken is bet, dat in de grootere internationale litteraturen die zelfde weemoed zooveel dieper, feller en donkerder is, en dat daarnaast toch de lach zoo dikwerf klinkt. Om te lachen over de dingen die ons bedrukken, moet men de kracht bezitten »ich van pooze tot pooze boven- deze dingen te verheffen, nit onpar tijdiger regionen er op neder te zien, van waaruit onze wrede bergen en dalen slechts ais awakke demrnkjes zijn te bespeuren. Dft dankt my de beteekenis van den modernen humor, en ook van den humor van Lode Baekelmang. Want waarlijk heeft mij de weemoed, die er onder gehuil C, dieper amgedaan, zag ik dezen uit woeliger diepte stijgen, dan de weltshmooz en de levenswanhoop van een begrensden en minder krachtisen schrijver als J, Everts Jr. in Hol land bij voorbeeld. Lede Baekelmans lacht bijna altijd. Meestentijds zweeft zijrj objectieve bewust'.ijn boven zijn romantisch zieUje en het reuil t aat, dat is beken i. Het is njne kinderlijkheid welke hem een lijden werd ;n het leven, die hem, in deze ijlere regionen, den brie.'len, lach ingeeft; het behagen inde ongedwongen lustigbeden die moederaarde van tij.i tot tijd aanbiedt. Men leze De Dooleer en de Weidsche Stad ' en zie fat er kiemt PU reeds half ontbbeid is. Dat alles achtereenvolgens aan te wijzen zou eerst in eene studie kunnen gebeuren. Na De Doo'eer en de Weidsche Stad" (19U4) -:ijn gekomen twee boekjes met schetsen De Z'mnekloppers" (1906) en wa^e Tro nies" (l907). In De Zonnekloppers' was on'er meer Tijd en EeuwuheM ' eene modeine variatie op het verhaal van den monnik die driehonderd jaren sliep eene gedeeltelijk mislukte poging die echter hit duidelijk^ de incerlijke ne'ging naar voren bracht; l'e Schak der KmJernjrtiden," en Lente- dylle" waren volle grappen, kinderlijke buitelingen des geestes, gemeend eerlijk, 'n timbre van den ouden weemoed vindt men in Door doaapige da^en". In d-ze bundels leeft, naar verhouding, de individua iteit mair bij vage en schaarsche gedeelten. Van het ter bespreking gekomen Dwaze Tronies",' dunkt me de laatste schets de minste te zijn; het bizarre geval was hoofdzaak, en niet de iefde die dit geval kon inboezemen, het tot iets, tot (kleine) kunst, kon maken, is te voeler. (Overigens hier gezwegen van het handig verhaal en de zuivere vlotte schrif uur.) Het beste uit deze laatste schetsenhundels lijkt my: De onbezonnen Hechter", van al e schetsen het meest aan Biekelmaus eigen. Het is het relaas van een neger die aan wtl zijn gage verbrast. Wat er in Biekelmans aan kinderlijkheid schuilt, is aan dit karakter tegemoet gekomen. Het eigenaardige in deze schets is dat d* stad als décor, voornamelijk gezien is niet de oogen van den neger zelf in zijne naï/eteit, waardoor s'echts even een ironifch zweempje vanden schrijver self luidt. Zoo wordt soms den toon der idylle genaderd, neemt men enkele brokken op zichzelf (zoo b.v. bh. 29, het tochtje naar buiten) En die naïveteit raakt nergens verloren in dit kleine weik, alleen vervormt zij zich hoe langer hoe meer tot weemoed, lichten weemoed en licht heimwee, dat niet diep wel i", maar dat toch leeft en te voelen is dooi deu lezer als een vluchiige fijne geur. Het verschijnen van den zwerver, die door b'ack Yankee voortgeholpen w ri!t, is niet s'echts eene toevallige verhaals-gebeurtetis. Aan dat veisc ijnen is iets van den awzclenden wesmoed, het le/ens-angstige, dat met de ingetreden verstilling in dat gedeelte van 't verhaal correspondeert. Ea hoe bevend is daarop het afscheid beschreven, hoe bevend en toch van vlakke eenvoul: Mr. James knik'e droef, hield lang hun handen vast bij het aficheid. Good-byel... Geluk ia 't leven !" Aan wal stonden zij en lachten hem ^emoidigend toe, terwijl hij op de reeling leunend hun oogen zocht met de kommer volle blikken van een arm dompel 'ar, die niet weet van waar hij kwam, voor wien ook de komende dagen donker zijn. Eindelijk brak de martelende betooveriny. De bel luidde, de brug werd aan wal getrokken, de meertrossen werden losgesmeten, aan boord gehaald. Langzaam dreef het schip v&n de kaai, begon te stampen en te stoomen. Bleek WJ.S de avondlucht waarin de Herren retds stonden te weifelen. De zon, vuurrood, versmoorde in een zee van tinteliichtende doorzichtige kleuren. Zij wuifden elkaar een laat.-t vaarwel, zagen weldra fclech s vage silhouetten. De boot, in vollere jacht, deed het zog tot hoog rimpelende golven opslaan en langzaam vervloeien in zachter geklots. Als met tegenzin keerden zij terug, hadden beiden tranen in de oogen" (blz. 52, curs. van mij C.) Dit is niet hoog, er zijn niet de verrassin gen in deze schriftuur zooals ze in het beste werk van Baekelmans aangloeien, maar er eene gevoelsnuance in, en 'i is zuiver. Hoe toch het aanduiden var een lucht, hoe ge woon dan ook, hoe simpel, maar op 't juiste ovgenbUk, plotseling de schoonhe'.d en do belangrijkheid aan eene scène van menschendoen kan geven! Na deze passage wordt het al stiller, totdat het slot als een z-ichtkleurige apotheose de Kleine schoonheid van dit werkje harmonisch maakt. Het is ook nog merkwaardig dat in den laatsten regelde rorruntieker, iie Baekelmans in aanleg is, zich weder plotseling uit, na zijne doorgevoerde objectivatie : Toen ver langde Black Yankee htimweevol naar de zee, de wijde, golvende watervlakte, waar hij be veiligd was tegen de hartstocht, tegen de wis selvalligheden van het leven aan wal., ."dit is nog reëe1, eene waarschijnlijkheid, maar hij voegt er bij: De oceaan was immers het sussend, streelend Ui f van l'oor Jack".... Mr. Brown is ne^ermatroos, ongeletterd, dommelig... Maar ik herhaal dat deze wendingen eene vreugde zijn oen wat er een gevolg van kan zijn. Er zijn op dit oogenb'ik meerdere wegen om te begaan voor Baekelmans. Hij kan bij zijn geliefde Antwerpensc! e kaden blij ren, maar dan zal het hem eene rnoeielijke opgaaf zijn, zijne romantiek harmonischer in da realiteit te doen opgaan, zóó, dat noch het een noch het andere verzwakt, ofscnijnvan onwaarheid aanneemt. In werk als het hier aangeroerde Dwaze Tronies" is, bij eene ten naastenbij doorgevoerde realiteit, het geestelijke element dat aan T)e Doolaai" diepte gaf en belangrijkheid te zwak geble ven. Hij kan ook stelling innemen, en met bewustheid den drang en de onrust in hem tot bloei en verfijning brengen, door milieus verkiezen, die aan zijn inniger wezen meer eigen is. (Gelijk S'eynen deed in Holland, die van het realisme in Maazdlijkheid" tot de welige romantiek in Verbijsterden" kwam en daarna tot de verdieping van nog later werk). Doch wat let dat alles tenslotte? De schoonheid ligt onder alle windstreken. Er is echter ook een gevaar: dat Baekel mans dezelfde blijft die hij ie>. De vlotte, beminnelijke Baekelmans. Maar dit zij gegezegd : er schuilt meer in Baekelmans dan tot nog toe aan- 't volle licht kwam. En dit dunkt mij voor hem de hoofdtaak te zyn : behoedzaam te wezen ; zijn observatie in de warmte van rustige overpeinzing te laten rijpen; den ernstigen diang, kortom, te hebben r.aar de verdieping, en een zeker wnntrouwen tegen wat reeds, en niet met angstigen strijd, verworven werd. DIRK COSTER. Een Meioje-Sludentjf,, door ANXIE SALO MONS, uitgave van C. A. J. v. Dishoetk, Bussum. Het is mij niet recht duidelijk, wiV mejuffrouw Sdotrons beoogd heeft met het schi ij ven van dit botk. Is het wérkelijk haar voornemen geweest een ,,roman' te geven van het stir'eaten-le.ven ? Maar van een "-oman" heeft dit boek nu ten eenemale niets. Een tendens-werk met propaganda voor de Vrije Vrouw' in haar nieuwe positie van getapt s'udenl? Maar daarvoor is het boei toch weer te veel lilenar, te veel uiting van een voorop gezette bedoeling om kunst te geven boven strekking. Een Mei-je-Studentje" lijkt mij een on machtige poging tot het i-chrijven van een eersten roman, waaraan de schrijfster zeer hooge eischen wilde stelen ; zij het ft in iich gevoeld vrfaj hóe het literair-goed zou moeten wonlen; lij heeft, al arbeidende, aehóópt het doel te bereiken en die hoop heeft haar werk, naar het einde t o?, ook krachtiger doen wo.'den. maar trots hare goede bedoeling was haar kunnen onmachtig en de reden van die onmacht, als bij alle jongeren,: ge brek aan bewustheid. De literaire kritieken van Kloos, v. Deyssel en v. Eeden later ook die van Verwey xijn, een uitnemende leerschool geweest voor het thans kokende ges'ac'it, om te kunnen beoordeelen het werk van anderen, te leeren z'en de levende literatuurom ons heen; zij zijn voor hen. d cdescheppingsgeest over zich vaardig weten, een voortrefi'eiijteopleidings'chooloM hen te behoeden voorsleUr, om hen te waarschuwen zich niet te latea belemmeren door overgt leverde schoon heidsbegrippen noch quasi-oüomstootelijke taalvormen, maar er blijfi voor zelfschepping nog over de innerlijke zieledrang, de innerlijke bewustheid, die niet geleerd kan worden, maar die moet komen uit den mensen zelf en die, ten allen tijde en onder alle ?onnen, ook alleen het ei ene van den kuns enaar zal zijn. Dat individueele, in Annie .Salomona' Ver zen" overwegend, missen wij in dit boek; te-ergee-fs zoeken wij dit stukje leven, vue 11 travers un temperament'. En dat verwon dert me van deze schrijfster. Mejuffrouw Salomons, zélf studente, heeft in haar academische jaren natuurlijk een massa ondervindingen en oudervindinkjes opgedaan omtrent het leven van den stu lent ia het a'geooeen, van zijn studeeren en stu dent zijn, maar in het bizonder omtrent het wel en wee der j )nge dames, die hetzij uit li'file voor vie'.m chap of... mode zich der academische studie wijden. Deze persoonlijkmeegemaakie ópisidentjes heeft ze nu naast elkaar gezel, heel precies gerang-'chikt en geordend, nu eens de een, dan weer de andere dramatis persona uit liair boek tot hoofdrersoon makend in gevalle'jes, waar zij zelve in werkelijkheid oij betrokken was geweest.Er kan van zulk werk een onmiskenbare charme uit gaan : een prettig verteller is zijn gezelschap w;ïard ; rnaar persoonlijke ondervindingen zijn no; geen sentimenten en een kiek nog geen ets. Daar komt bij, dat die afzonderlijke tooceelijes natuurlijk i^eenaftrerond geheel vormden, geen wei k, dat gegroeid was in langjame voltooiing; er. waren gaping^n in het verhaal" die aan gevuld moesten worden on die aan ?ullig>-n nu tusschen ds ornamenten moeten het gehetl dragen en steunen en er voor hoeden, dat alles niet als droog-zand" uit elkaar valt. U'ij zien in di, boek tweeërlei werkvijze dooreen gemengd en bijna precies kan men bladzijde na blad/.ijde aantoonen waar de vullingen" beginnen en w;iar het jeudigfrissohe en spontane der zelf meegemaakte, natuur-getrouw weergegeven tooneeltjes ein dig'. De op-zich zelf staande schetsjes uit de dolle studenten wereld zijn vlug en pittig geschreven, het verbindende verhaal daaren tegen is van een langzame en vervelende gerektheid. die meermalen kriegel maakt. Ver moeiend is dit boekje in hooge mate door de ve/le stijgingen en dalingen; de dalen meest eentonig; moeilijk valt het langzame klimmen tegen de dorre hoogte; eenmaal boven aangekomen heeft men op die hoogte punten een wel aardig uitzicht, verrassend soms, maar het loont zóó groote inspanning van het k immen niet. Er heeft hier een merkwaardige wissel werking plaats gehad: daar waar Annie Salomons he>t levendig*t schrijft is haar stijl kunstelooa en in de vervelendste en traags'e, minst vlottende gedeelten vinden wij juist literair-(/oe(Z werk ; in de beschrijving van het oude Leiden, met de typische grachten langs ond-Hollacd che geveltjes, ligt stemming, terwijl de dialfgen, de ge sprekken op vergaderingen en college's geheel geven Ie werkelijkheid, maar niet datgene, wat zulk werk tot kunst zou maken: da ziel der werkelijkhei !, de fy.ithcse van wat erin de hanen va i het jongere geslicht omgaat. En ?wat kan de schrijfster gewichtig doen met de onder normale omstandigheden toch als heel gewoon Doorgemelde jongelui; vooral als 't de L:efle" betreft: :c was heelemaal naar heiiïope. gegaan" heet het op bl'. 125 ze wist niet hóe't was geweest, maar 't had geleken of ze naar 'm toegroeide onder z'n droe»ij; praten, of haar medelijden en haar liefde en bewondering lange ranken werden, die zich om 'm heenwmden. Want welke jongen zou zoo lief-berouwvol z'n heele leven hebben opengelegd / ' Voelt men in deze paar aanha lingen reeds het onharmonische in het z'n heele leven openleggen van 'n litf-berouwvollen, jongen! Dit boek, hoe interessant somwijlen om den inhoud, is als literair werk alleen in zoo verre van beteckeni1;, dat het hier en daar in sommige zinnen en wendingen een talent verraadt een talent echter, dat sterker en krachtiger zich reeds getoond heeft in een vroeger verschenen bundel Verzen". Annie Salomons is bij haar intrede in de literatuur-wereld met fanfares begroet, een hulde, die een artiest déjd arrivé' zelfa zou hebben ver;ast; ik acht deze overdre en hulde vooralsnog ongemotiveerd en ben ervan overtuigd, dat de jonge schrijfster zelve door deze fanfares niet overmoedig kan worden. Maar waar Johan de Meester in de Nieuwe Eotterdamsche Cowant, naar aanleiding harer Verzen" neerschreef: Annie Sa'.omons is geboren schrijfster, schrijvend uit z'eltdrang", daar zou ik in alle bescheidenheid mij de vrijheid willen veroorlooven tot rader orde achter dien zieledrang" een vraa»teeken te p'aatsen, wetende dat het voor Annie Salomons de meest waardevolle aansporing totvolhardenden arbeid zal zijn, wanneer zij gedenkt dat Johan de Meester haar een geboren schrijfster" beeft genoemd. Dun zal, gedachtig aan het Noblesse oblige" bij haar later werk o >k van zelf ons vraagteeken achter wege kunnen blijven. W. GRAADT VAN ROGGEN. Een MuivjeO) stnientjs. Bij het frissohe, openhartige boek van mejutl'rouw Salomons past geen hou'erige tite-l ais Een Meisje-studenljf, dat velen een ei gemis zal geweest zijn. Wij zeggen meisjesstudentje, evenals vrouwspersoon, wijfjes zebra, manskerel, mam etjesvent. Zoo er dus een tweede druk noodig mocht worden, wat ik het gaarne toewensen, hoop ik, dat we het als Een meisjesVudentje" met dubbel genoegen zien aangekondigd. D e n H a a g. Dr. C. H. Pu. MEIJER. Dr. W. VAN SCHOTHORST, Geschiedenis der Kederl. Letterkunde. Verleden jaar werd hier het eerste deel van de Geschiedenis der Nolerl. letterkunde (leer- en lee-s^oek) aangekondigd; onlangs is het tweede deel verschenen. 1) Het maakt een even gunstige indruk als 't eerste, waar mee het in wijze van bewerking geheel overeenstemt; de schrij ?er heeft in het tweede deel alleen minder aanwijzingen" gegeven, omdat de hier opgetomeu proeven gemakkeliker te verstaan zijn. Terecht heelt dr v. S. zijn boek niet lijviger gemaakt met fragmenten uit de Camera Obscura, de histotiese romans van v. Lennep en andere werken, waarvan ondersteld mag worden dat de leerlingen ze in hun geheel lezen. Zo is er ook op gerekend, dat de leer ing verschillende «erken fan de nieu were:" schrijvers en dichters in handen krijgt; behandeld worden daarom alleen Jacques Perk, Kloos, Verwey, van Eeden, Helene Lapidoth Swarth, M. Boddaei t, Marie MarxKoning. v. Deyssel, Couperus en Heijerrnans; van de Vlamingen Gezelle, de Cneudt en Streuvels. Uit hun werken worden maar enkeleen mee-1 kleine fragmenten opgenomen. Dat zij die het beek bij hun onderwijs eebruiken het niet in alle opzichten met de schrijver eens zullen zijn ligt voor de hand ; dr. v. S. heelt niet een verzameling van vrij algemeen geldige meningen gegeven, maar zijn eigen kijk op personen en verschijnselen. Zo zal het bijvoorbeeld menigeen toeschijnen d.it te veel invloed toegekend is aan de wer ken van de danus Woltf en Deken, 2) en zal de verklar.ng vai de droefgee.-tigheid en somberheid in de werken van Feith niet iedereen voldoen. Maar dtardoor wordt de waarde van het boek niet bepaald. Het werk van dr. v. S is een aanwinst voor de htte ratunrles aan H. B. S, maar ook voor studerende onderwijzers, die hier meer aan hebben dan aan een beknopte geschiedenis der hederl. letterkunde". In 't biezonder mig hier gewezen worden op de behandeling van het tijdvak 1880 tot heden. De schrijver geeft geen overvloed van namen en titels maar een korte beschouwing van de kunstop attingen der schrijvers en dichters van die periode, (?de mannen van '80"), v aar bij hij uitgaat van deze twee aan hun werk ontleende titfinities: I. kunst moet zijn het weergeven vaneen stuk leven, reëel n/aar rijker en intenser door het gevoel van de kuns'enaar; en '2 kunnisd-a'lenn li'idueelsteexpressie voor do allerindividueelste emotie. In die twee stellingen ligt niet alles wat er van de jongeren" te zeggen valt, maar 't is genoeg als uitgangspunt voor wie z'n leerlingen een denkbeeld wil geven van 't karakter der woordkunst uit het laatst van de 19e eeuw. In sommige opgenomen fragmenten bleken .ziastorende drukfouten voor te komen. Alle fragmenten zijn nu nog eens met het oiigineel vergeleken en een lijstje met noodzakelike verbeteringen is aan 't bjek toegevoegd. Moge een tweede druk de schrijver spoedig in de gelegenheid stellen, de verbete ingen m de tekst zelf aan te brengen. J. L. C. A. MEIJER. 1) Bij de firma Kemink en Zoon te Utrecht. 2) Bldz. 62: echt-Hollandsche boeken die meer dan iets anders er toe meewerkten om het s'uimerende ze f-tandigheidsgevoel onzer vooro iders op :e wekken en hen te behoeden voor het totale verhes vau het nationale karakter." Inhoud van Tijdschriften. Ontwaking, No. 9: Georges Eekhoud, Naar aanleiding van Le Clokre van Emi'e Verhaeren. Siegfried Nacht, Uit den O ly;see van een opstandeling. lïiska van Daelen, O dennenwoudl Willern Gijssels, Aan mijn gedachten. Jacob I-raël de Haan, Nerveuze verzen.?Louis Xalis, In de juichende zonne schijn. Marie Gijsen, Suntemethijsnacht Segher Kabauw, Internationaal Libertair Congres. Moleu'liolt, No. 11: Het ritueele slachten, door dr. H. Pinkhof. Een en ander over de oorschelp, door dr. R Bijlsma.?Eert t', hulp bij ongevallen.(Deeenvoudige handgrepen bij het uittrekken van schoenen en kleederen), door dr. C. J. Mijnlietf. Kwakzalverij, door dr. E. J. Abrahams. Tijdic'irif tvoor Onderwijs (n Handenarbeid, No. 6 : v. d. M., Handenarbeid, oppervlakte, inhoud. Gustaf Laisson, De slujd in Amerik?. J. Stam, Iets over de toepassing van den handenarbeid op het gebied van het onderwijs in natuurkunde. Slöjd in Ors Huis" in de Rozenstraat te Amsterdam. Mededeelingen: T. Tjalkens, Jaarverslag van de Afd Amsterdam" van de Vereeniging t. b. v.'t onderwijs in den handenarbeid in Neder land, over 1906?1907. J. C. Max. Bijlage I. P. IJpe*, Bijlage II. J. van Bladel,Verslag omtrent de cursussen, welke door de Afdeeling 's Gravenhage gegeven werden in den winti r 1906?1907, uitgebracht in ce vergadering van 19 Juli U. A van Waart, Vergadering van het bestuur op 22 Juni 1907 te Rotterdam. A. van Waart, Vergadering van het bestuur op 6 Augustus te Middelburg. Den Gulden Winckel, No. 9: Onze schrijvers: Edward B. Koster, door P. N. van Eyck, met 2 port r. De techniek van het boek, (bet Drukkersjaarboek 1907), door E., met 3 ill. Boekenschouw, door J. D. C. van Dokkum, dr. H. J. Calkoen, Lode Baekelmans e. a , met portr. en ill. Voor leesgezelschappen. Boekbeschrijving. Letterkundig leven uit de tijdschriften. Leestafel. Caecilia, No. 9 : De eerste Fransche TOOEkurstenaars-Vereeniging, door Léon de Nenfville. Toondichters van Noord «-n Zuid, door W. N. F. Sibmacher Zijnen. Joseph Joachim f (1831?1907), door S. van Millieen. Edward Hagernp G/ieg f 0843?1907.) Muziekberichten. Mededeelingen van aller lei aard. DO A'ieuwe Taalgids 4 en 5e afl : De Analogie als taalscheppei.de macht, door A. K'uy ^er. De gevoelswaarde" van het woord, door C. G. N. de Vooys. De Bilderdijk-liiteratuur van 1906, door J. Koopmans. cvinderboeken, door J. B. Schepers. Een Enge 8T man os-er onze zeventiende eewse lelt. ren, door J. H. van den Bosch. Kant'ek» nin^eri bij den Hertog's Nederlandse Spraakkunst, door C. G. N. de Vooys. Taal en Maat-' schappij Boekbeoordeelim'. Het realisme en de taal, (T. de Meestei). Tijschrift voor Wij/sbegtert?, 3e afl : Be schouwingen over de Schouche logica bij Hegel en bij de uieuwe Duitsche logici, door dr. B. Faldegon. O.~er Spino/a en den Godsdienst, door dr. W. Mryer. Hi t Ik en 't Psychisch Monisme, door G. Heyruans. De oversrang van Gothiek' tot R naissance en van Realisme tot Idealisme, door A. Pit Boon s Giïl ustreerd Ma azijn: Hendrik Waelput. door l/. Lambrechts. De Veiligheidsfchoimburg, door J. A. Holtrop. Verloren Jd-alen, door J A. Holtrop. T)e beoefening der Huisvlijt, dnor H. v. d. Mandere. Sociaal Geneeskundige schetsen, door dr. B. Oud zeer, door B Canter. DB Zoons, door ^lb. van VVaasdijk. Biiereu van eenJong-gebuwlf. door Théièse Hoven. Spreuken uit Italiaansche volksmond. Liedjes en Versjes) van mr. H. W. v. d. Mi y. Een dag in den na:omer buiti n, door P. IMIIIIHIIIIIIIMIIItUIIIMtllMIHHHIMtfIMIIIIillltlKlllmtllltllm 40 ? « n t ? per r ? f ? I. HEIIM»IIMIIM«eltllMllttllll.HllmMI Koopt geen Zijde! zonder eerst si alen onzer gegarandeerd soliede prachtig mooie nouseautés in zwart,wit en gek', e^voag.l fehebbe-n. Specialiteit: Zijdes' offen veor Bruids-, Bal-, Gezelschaps- en Wandeltoiletten en voor B ouses, Voering enz. \an 60 cen.s tot 9 gulden j er Meter. Wij verkoopen direct aan par ticulieren en zenden d« e-ekozen zijdenstofl'en franco vracht en rechten aan huis. SCHWEIZfR & Co., Luzern H26. (Zw.tserland). Zijdestoffen-Export. Kon. Hofl \ U VII17 VI luchtkuuroord van Nederland AIUÜLII, ... . . ,. n Huis 1ste Bang: HOlC! (leS I^JS-BaS. Mat. pr. Tuin. Pension. Omnib. El. licht enzv cht^Victoriawaïer .OBCRLAHNSTEÏN Victopi wa te r OSERLAHNSTEIN Piano-, Orgel- en Mnz;ek!iandel lcyraos ifc liaFshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop e a in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. NEDERLANDSGHE INDUSTRIE TER VERVAARDIGING VAN IEDER STUK DAT KRIMPT WORDT TERU<3<JENOMEN FABRIKANTEN V ALT U N ZONEN. AMSTERDAM. GeilL prijscouranten, attesten en Hji onzer contractanten worden gaarne do jr ons franco op aanvrage toegezonden. BOUWT u NUNSPEET o/d. VELUWE. Inlicht, b/d. Vereeniging Kantorea voor Vaste Goederen in Nederland te, Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl