Historisch Archief 1877-1940
No.
1578DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.'
Ook bij Baekelmans nie*. Het is wel eigen
aardig : de lach van dezen schrijver is veel
gehoor! geworden en men kent hem hier
in 't land; töeh is hij een der weetnoedigsten,
in aanleg. Lode Baekelmans heeft de
Dooleer en de Weidsche Stad" geschre
ven, het relaas van een polderjongen die
in eene stad werk komt zoeken; daar
mede hèft hu zich ten duidelijkste getoond
zooals hij was; een romautieker nl, ein
kind voll wehmut und voll treue". Realis
tisch heeft dan ook zijn boek niet de minste
waarde dunkt mg ; eene zekere kennis van
een milieu kan een werk niet realistisch
mak f n, alleen de levenshouding van den
schrijver kan dat. Want Lieven, de polder
jongen, dat ia hy zelve. Niet gedeeltelijk
ofessentieel, hij heefc zelfs niet getracht te
zorgen dat de buitenzijde ietwat brdri-
gelijker weH. Denkt ooit een po!derjonsen
dingen als deze: Was hiert bet geluk ?"
als een oogenblik hem de vluchlige beha
gelijkheid van een warme kroeg opvalt;
of: was er dan niets dan werken,
genever en wijven, leutig verzet. Lag
daar rond dan enkel dikke duisternis zon
der uitweg? De toren scheen lager, de zon
straalde minder blij, doch Let homimlnest
gromde onverzadigbaar." (De laatste aandoe
ning is feitelijk ee; e extatische tn is die in
Verband met een pollerjongen te brengen?
toegegeven dat dergelijke aandoeningen in de
onbewustheid van elk mensch lever, maar
»\jn ze dan niet anders van verschijnen; is
de ie aandoening nut eenvoudig-weg met
loutere artisticiteit neergeschreven !) De titel
van dit boek heeft reeds zijne waarschuwende
beteekenis. De dooleer in deweidschestad",
dat is de dulende mensch tcmid len van het
leven eener sta'1, van het bittere leven,
te midden van de vele memchen die hard
en gesloten zijn, onder de lucht waaraan zoo
dikwerf de weemoed is en zoo luttelmaals
eene vluchlige blijheid. De oude historie
nietwaar, federt een eeuw en meer. Eene
romantische eigenaardigheid is oek de zeer
vage psychologie, die soms door de
nenrebeelden zich windt, welke voortdurend
naar het onbes'einde uitgaat, en zelfs af ketrig
van de begrenzing eener levensbeschouwing
schijnt. Is dit niet kenttekenend: Tech,
traag, en zeker, beslitt, groeide eereuieuwe
aan chou *iaa in zijne zie1. Al de ondervinding
en ontgoocheling, si de twyfel en de fchi
mericg strooiden vreemde zaden in zijn gemoed.
Zouden zij kiemen en gedijen? Zijn oogen
tuurden in de voehtig-zrijze luchten, vragend,
droomend, of bjj staarde op naar den huogen
kerktoren. Wat hij voelde en niet uiten kon, wat
daar hing in den hemt l en wat zei de klimmende
ttcenromp, waarover men niet sprak in ?ijne
omgeving, 't was al dreigend verborgen en
besloten. En wel vlucht'g alt een droom, raag als
eene verschijning..." Het laatste, gecursiveerde,
nadert aan mystiek, in den aard romantische
mystiek, hier nog eene dwalende uiting van
vage gevoelens, die niettemin een zekere
diepte en schoonheid hebben. Het is eigenlijk
vermakelijk en tevens een vreugde om te
bemerken (want de drang naar vergeestelijking
in een jongen schrijver is toch de schoonste
drang die men hebben kan) hoe het rea'isine
een fiasco ked in dit boek over het
Antwerpsche kade-le?en; hoe de droomen overal
sich te voorschijn driegen, tot het geheele
boek een warrewinkel van realiteit met
roman'iek is geworden. Ja de droomen van
dien schrijver woelen waar ze niet bloeien
knnnen; zie slechts dat wonder verhaaltje
van dien kade-Christus, aan het einde, dat
bet beste is wat Baekelmans schreef; een
gestamel van weemoed en van onbedwing
bare drang naar schoone dingen, dingen die
vooral vreemd schoon moeten zijn.
Het eigene van Lode Baekelmans is wee
moed, romantiek, kinderlijkheid. Deze dingen
echter leven nog slechts vaag, schriel; men
men zou kunnen zeggen: nog zeer onbewust
in zijn werk. Maar ze zijn echt en, naar mij
dunkt, kienen van een bloei, die nog andere
vruchten kan geven dan men oppervlakkiglijk
verwachten zou. Aan het dieper eigene van
lijnen gee^t, zoodra het helderder zich 'aat
zien, harmonieert somtijds zne frase, die
van vlakke zuiverheid (de uiterlijke ver
dienste) dan opeens tot ondefinieerbare,
geestelijke sehoonheil ontbloeit, openspringt
In zijn stijl zijn soms reeds die coups de
poing" welke Gnstave Flaubert, de harts
tochteHjke en deemoedige minnaar van wat
schoon was en hoog, zoo uitbundig verheer
lijkte. Ze zijn het kenmerk van den echten
«chrfl'ver, die een toekomst heeft en die
den droom vermoedt, die in alle dingen op
deze aarde buist.
Eene zeer fragmentarische kenschetsing
van dezen schrijver kan ik hier slechts
geven. Een schrijver met eene schoone toe
komst : daar kan men niet lang en niet ernstig
genoeg naar staren. Ik heb opzettelijk al de
uiterlijke kwaliteiten van Baekelmans ter
zijde gelaten die zijn : eene zuivere levende
frase(reeds aangeduid); eene prachtige handig
heid om een verhaal in elkaar te zetten, eene
benijdenswaardige vlotheid in 't algemeen,
maar die ten slotte het diepere niet raakt;
zyn rijke, soms uitbundige humor.
Zijn bekende humor heeft vele aspecten ;
hij is soms breed en goedmoedig; hij is
goms drooinerig ietwat, zachter, en het zout
der tranen is er dan in te proeven. Hoe
deze humor te verbinden met den weemoed
die er de groeig oud van is?
Het dunkt mij heel eenvoudig. Hei inner
u het woord : er is een tijd om te weenen
en .een om te lachen." In onze huidige
litteratuur klaagt men met reden over de
beklemming der droevige harten. Dat is een
een teeken van onlevenskrachtigheid, dia
verre van Baekelmans ligt. Wat is de
weemoei die zich niet meer tot een lach kan
verheflen? Hier is een verziekte weemoed,
een weemoed die slechts zelden tot een
schoone daad zal kunnen worden, die slechts
zelden belangrijk zal zijn. Onze litteratuur
kent over 't algemeen den weemoed, de
weltschmerz van onze eeuw, wel, doch het
leeft meestal zwak, uiterlijk, niet als een
gevoel, dat uit grocte diepten van smartelijk
zoekend peinzen is opgestegen. Een beduidend
teeken is bet, dat in de grootere internationale
litteraturen die zelfde weemoed zooveel dieper,
feller en donkerder is, en dat daarnaast toch
de lach zoo dikwerf klinkt. Om te lachen over
de dingen die ons bedrukken, moet men de
kracht bezitten »ich van pooze tot pooze
boven- deze dingen te verheffen, nit onpar
tijdiger regionen er op neder te zien, van
waaruit onze wrede bergen en dalen slechts
ais awakke demrnkjes zijn te bespeuren.
Dft dankt my de beteekenis van den
modernen humor, en ook van den humor
van Lode Baekelmang. Want waarlijk heeft
mij de weemoed, die er onder gehuil C, dieper
amgedaan, zag ik dezen uit woeliger diepte
stijgen, dan de weltshmooz en de
levenswanhoop van een begrensden en minder
krachtisen schrijver als J, Everts Jr. in Hol
land bij voorbeeld. Lede Baekelmans lacht
bijna altijd. Meestentijds zweeft zijrj objectieve
bewust'.ijn boven zijn romantisch zieUje en
het reuil t aat, dat is beken i. Het is njne
kinderlijkheid welke hem een lijden werd ;n
het leven, die hem, in deze ijlere regionen,
den brie.'len, lach ingeeft; het behagen inde
ongedwongen lustigbeden die moederaarde
van tij.i tot tijd aanbiedt. Men leze De
Dooleer en de Weidsche Stad ' en zie fat er
kiemt PU reeds half ontbbeid is. Dat alles
achtereenvolgens aan te wijzen zou eerst in
eene studie kunnen gebeuren.
Na De Doo'eer en de Weidsche Stad"
(19U4) -:ijn gekomen twee boekjes met schetsen
De Z'mnekloppers" (1906) en wa^e Tro
nies" (l907). In De Zonnekloppers' was
on'er meer Tijd en EeuwuheM ' eene
modeine variatie op het verhaal van den
monnik die driehonderd jaren sliep eene
gedeeltelijk mislukte poging die echter hit
duidelijk^ de incerlijke ne'ging naar voren
bracht; l'e Schak der KmJernjrtiden," en
Lente- dylle" waren volle grappen, kinderlijke
buitelingen des geestes, gemeend eerlijk,
'n timbre van den ouden weemoed vindt men
in Door doaapige da^en". In d-ze bundels
leeft, naar verhouding, de individua iteit
mair bij vage en schaarsche gedeelten. Van
het ter bespreking gekomen Dwaze Tronies",'
dunkt me de laatste schets de minste te zijn;
het bizarre geval was hoofdzaak, en niet de
iefde die dit geval kon inboezemen, het tot
iets, tot (kleine) kunst, kon maken, is te
voeler. (Overigens hier gezwegen van het
handig verhaal en de zuivere vlotte schrif uur.)
Het beste uit deze laatste schetsenhundels
lijkt my: De onbezonnen Hechter", van
al e schetsen het meest aan Biekelmaus eigen.
Het is het relaas van een neger die aan
wtl zijn gage verbrast. Wat er in Biekelmans
aan kinderlijkheid schuilt, is aan dit karakter
tegemoet gekomen. Het eigenaardige in deze
schets is dat d* stad als décor, voornamelijk
gezien is niet de oogen van den neger zelf
in zijne naï/eteit, waardoor s'echts even een
ironifch zweempje vanden schrijver self luidt.
Zoo wordt soms den toon der idylle genaderd,
neemt men enkele brokken op zichzelf (zoo
b.v. bh. 29, het tochtje naar buiten) En die
naïveteit raakt nergens verloren in dit kleine
weik, alleen vervormt zij zich hoe langer
hoe meer tot weemoed, lichten weemoed en
licht heimwee, dat niet diep wel i", maar
dat toch leeft en te voelen is dooi deu lezer
als een vluchiige fijne geur.
Het verschijnen van den zwerver, die door
b'ack Yankee voortgeholpen w ri!t, is niet
s'echts eene toevallige verhaals-gebeurtetis.
Aan dat veisc ijnen is iets van den
awzclenden wesmoed, het le/ens-angstige, dat met
de ingetreden verstilling in dat gedeelte van
't verhaal correspondeert. Ea hoe bevend is
daarop het afscheid beschreven, hoe bevend
en toch van vlakke eenvoul:
Mr. James knik'e droef, hield lang hun
handen vast bij het aficheid.
Good-byel... Geluk ia 't leven !"
Aan wal stonden zij en lachten hem
^emoidigend toe, terwijl hij op de reeling
leunend hun oogen zocht met de kommer
volle blikken van een arm dompel 'ar, die
niet weet van waar hij kwam, voor wien
ook de komende dagen donker zijn. Eindelijk
brak de martelende betooveriny. De bel
luidde, de brug werd aan wal getrokken, de
meertrossen werden losgesmeten, aan boord
gehaald. Langzaam dreef het schip v&n de
kaai, begon te stampen en te stoomen.
Bleek WJ.S de avondlucht waarin de Herren
retds stonden te weifelen. De zon, vuurrood,
versmoorde in een zee van tinteliichtende
doorzichtige kleuren. Zij wuifden elkaar een
laat.-t vaarwel, zagen weldra fclech s vage
silhouetten. De boot, in vollere jacht, deed
het zog tot hoog rimpelende golven opslaan
en langzaam vervloeien in zachter geklots.
Als met tegenzin keerden zij terug, hadden
beiden tranen in de oogen" (blz. 52, curs. van
mij C.)
Dit is niet hoog, er zijn niet de verrassin
gen in deze schriftuur zooals ze in het beste
werk van Baekelmans aangloeien, maar er
eene gevoelsnuance in, en 'i is zuiver. Hoe
toch het aanduiden var een lucht, hoe ge
woon dan ook, hoe simpel, maar op 't juiste
ovgenbUk, plotseling de schoonhe'.d en do
belangrijkheid aan eene scène van
menschendoen kan geven! Na deze passage wordt
het al stiller, totdat het slot als een
z-ichtkleurige apotheose de Kleine schoonheid van
dit werkje harmonisch maakt.
Het is ook nog merkwaardig dat in den
laatsten regelde rorruntieker, iie Baekelmans
in aanleg is, zich weder plotseling uit, na
zijne doorgevoerde objectivatie : Toen ver
langde Black Yankee htimweevol naar de zee,
de wijde, golvende watervlakte, waar hij be
veiligd was tegen de hartstocht, tegen de wis
selvalligheden van het leven aan wal., ."dit
is nog reëe1, eene waarschijnlijkheid, maar hij
voegt er bij: De oceaan was immers het sussend,
streelend Ui f van l'oor Jack".... Mr. Brown
is ne^ermatroos, ongeletterd, dommelig...
Maar ik herhaal dat deze wendingen eene
vreugde zijn oen wat er een gevolg van kan zijn.
Er zijn op dit oogenb'ik meerdere wegen
om te begaan voor Baekelmans. Hij kan bij
zijn geliefde Antwerpensc! e kaden blij ren,
maar dan zal het hem eene rnoeielijke opgaaf
zijn, zijne romantiek harmonischer in da
realiteit te doen opgaan, zóó, dat noch het
een noch het andere verzwakt, ofscnijnvan
onwaarheid aanneemt. In werk als het hier
aangeroerde Dwaze Tronies" is, bij eene
ten naastenbij doorgevoerde realiteit, het
geestelijke element dat aan T)e Doolaai"
diepte gaf en belangrijkheid te zwak geble
ven. Hij kan ook stelling innemen, en met
bewustheid den drang en de onrust in hem
tot bloei en verfijning brengen, door milieus
verkiezen, die aan zijn inniger wezen meer
eigen is. (Gelijk S'eynen deed in Holland,
die van het realisme in Maazdlijkheid" tot
de welige romantiek in Verbijsterden" kwam
en daarna tot de verdieping van nog later
werk). Doch wat let dat alles tenslotte? De
schoonheid ligt onder alle windstreken.
Er is echter ook een gevaar: dat Baekel
mans dezelfde blijft die hij ie>. De vlotte,
beminnelijke Baekelmans. Maar dit zij
gegezegd : er schuilt meer in Baekelmans dan
tot nog toe aan- 't volle licht kwam. En dit
dunkt mij voor hem de hoofdtaak te zyn :
behoedzaam te wezen ; zijn observatie in de
warmte van rustige overpeinzing te laten
rijpen; den ernstigen diang, kortom, te
hebben r.aar de verdieping, en een zeker
wnntrouwen tegen wat reeds, en niet met
angstigen strijd, verworven werd.
DIRK COSTER.
Een Meioje-Sludentjf,, door ANXIE SALO
MONS, uitgave van C. A. J. v. Dishoetk,
Bussum.
Het is mij niet recht duidelijk, wiV mejuffrouw
Sdotrons beoogd heeft met het schi ij ven van
dit botk. Is het wérkelijk haar voornemen
geweest een ,,roman' te geven van het
stir'eaten-le.ven ? Maar van een "-oman"
heeft dit boek nu ten eenemale niets. Een
tendens-werk met propaganda voor de Vrije
Vrouw' in haar nieuwe positie van getapt
s'udenl? Maar daarvoor is het boei toch
weer te veel lilenar, te veel uiting van een
voorop gezette bedoeling om kunst te geven
boven strekking.
Een Mei-je-Studentje" lijkt mij een on
machtige poging tot het i-chrijven van een
eersten roman, waaraan de schrijfster zeer
hooge eischen wilde stelen ; zij het ft in iich
gevoeld vrfaj hóe het literair-goed zou
moeten wonlen; lij heeft, al arbeidende,
aehóópt het doel te bereiken en die hoop heeft
haar werk, naar het einde t o?, ook krachtiger
doen wo.'den. maar trots hare goede bedoeling
was haar kunnen onmachtig en de reden
van die onmacht, als bij alle jongeren,: ge
brek aan bewustheid. De literaire kritieken
van Kloos, v. Deyssel en v. Eeden later
ook die van Verwey xijn, een uitnemende
leerschool geweest voor het thans kokende
ges'ac'it, om te kunnen beoordeelen het werk
van anderen, te leeren z'en de levende
literatuurom ons heen; zij zijn voor hen. d
cdescheppingsgeest over zich vaardig weten, een
voortrefi'eiijteopleidings'chooloM hen te behoeden
voorsleUr, om hen te waarschuwen zich niet te
latea belemmeren door overgt leverde schoon
heidsbegrippen noch quasi-oüomstootelijke
taalvormen, maar er blijfi voor zelfschepping
nog over de innerlijke zieledrang, de innerlijke
bewustheid, die niet geleerd kan worden,
maar die moet komen uit den mensen zelf en
die, ten allen tijde en onder alle ?onnen, ook
alleen het ei ene van den kuns enaar zal zijn.
Dat individueele, in Annie .Salomona' Ver
zen" overwegend, missen wij in dit boek;
te-ergee-fs zoeken wij dit stukje leven, vue
11 travers un temperament'. En dat verwon
dert me van deze schrijfster.
Mejuffrouw Salomons, zélf studente, heeft
in haar academische jaren natuurlijk een
massa ondervindingen en oudervindinkjes
opgedaan omtrent het leven van den stu lent
ia het a'geooeen, van zijn studeeren en stu
dent zijn, maar in het bizonder omtrent het
wel en wee der j )nge dames, die hetzij uit
li'file voor vie'.m chap of... mode zich der
academische studie wijden. Deze
persoonlijkmeegemaakie ópisidentjes heeft ze nu naast
elkaar gezel, heel precies gerang-'chikt en
geordend, nu eens de een, dan weer de andere
dramatis persona uit liair boek tot
hoofdrersoon makend in gevalle'jes, waar zij zelve in
werkelijkheid oij betrokken was geweest.Er kan
van zulk werk een onmiskenbare charme uit
gaan : een prettig verteller is zijn gezelschap
w;ïard ; rnaar persoonlijke ondervindingen zijn
no; geen sentimenten en een kiek nog geen ets.
Daar komt bij, dat die afzonderlijke tooceelijes
natuurlijk i^eenaftrerond geheel vormden, geen
wei k, dat gegroeid was in langjame voltooiing;
er. waren gaping^n in het verhaal" die aan
gevuld moesten worden on die aan ?ullig>-n nu
tusschen ds ornamenten moeten het gehetl
dragen en steunen en er voor hoeden, dat
alles niet als droog-zand" uit elkaar valt.
U'ij zien in di, boek tweeërlei werkvijze
dooreen gemengd en bijna precies kan men
bladzijde na blad/.ijde aantoonen waar de
vullingen" beginnen en w;iar het
jeudigfrissohe en spontane der zelf meegemaakte,
natuur-getrouw weergegeven tooneeltjes ein
dig'. De op-zich zelf staande schetsjes uit de
dolle studenten wereld zijn vlug en pittig
geschreven, het verbindende verhaal daaren
tegen is van een langzame en vervelende
gerektheid. die meermalen kriegel maakt. Ver
moeiend is dit boekje in hooge mate door
de ve/le stijgingen en dalingen; de dalen
meest eentonig; moeilijk valt het langzame
klimmen tegen de dorre hoogte; eenmaal
boven aangekomen heeft men op die hoogte
punten een wel aardig uitzicht, verrassend
soms, maar het loont zóó groote inspanning
van het k immen niet.
Er heeft hier een merkwaardige wissel
werking plaats gehad: daar waar Annie
Salomons he>t levendig*t schrijft is haar stijl
kunstelooa en in de vervelendste en traags'e,
minst vlottende gedeelten vinden wij juist
literair-(/oe(Z werk ; in de beschrijving
van het oude Leiden, met de typische
grachten langs ond-Hollacd che geveltjes,
ligt stemming, terwijl de dialfgen, de ge
sprekken op vergaderingen en college's geheel
geven Ie werkelijkheid, maar niet datgene,
wat zulk werk tot kunst zou maken: da ziel
der werkelijkhei !, de fy.ithcse van wat erin
de hanen va i het jongere geslicht omgaat. En
?wat kan de schrijfster gewichtig doen met
de onder normale omstandigheden toch
als heel gewoon Doorgemelde jongelui; vooral
als 't de L:efle" betreft: :c was heelemaal
naar heiiïope. gegaan" heet het op bl'.
125 ze wist niet hóe't was geweest, maar
't had geleken of ze naar 'm toegroeide onder
z'n droe»ij; praten, of haar medelijden en haar
liefde en bewondering lange ranken werden,
die zich om 'm heenwmden. Want welke jongen
zou zoo lief-berouwvol z'n heele leven hebben
opengelegd / ' Voelt men in deze paar aanha
lingen reeds het onharmonische in het z'n
heele leven openleggen van 'n litf-berouwvollen,
jongen!
Dit boek, hoe interessant somwijlen om
den inhoud, is als literair werk alleen in zoo
verre van beteckeni1;, dat het hier en daar
in sommige zinnen en wendingen een talent
verraadt een talent echter, dat sterker en
krachtiger zich reeds getoond heeft in
een vroeger verschenen bundel Verzen".
Annie Salomons is bij haar intrede in de
literatuur-wereld met fanfares begroet, een
hulde, die een artiest déjd arrivé' zelfa zou
hebben ver;ast; ik acht deze overdre en
hulde vooralsnog ongemotiveerd en ben ervan
overtuigd, dat de jonge schrijfster zelve door
deze fanfares niet overmoedig kan worden.
Maar waar Johan de Meester in de Nieuwe
Eotterdamsche Cowant, naar aanleiding harer
Verzen" neerschreef: Annie Sa'.omons is
geboren schrijfster, schrijvend uit z'eltdrang",
daar zou ik in alle bescheidenheid mij de
vrijheid willen veroorlooven tot rader orde
achter dien zieledrang" een vraa»teeken te
p'aatsen, wetende dat het voor Annie Salomons
de meest waardevolle aansporing
totvolhardenden arbeid zal zijn, wanneer zij gedenkt
dat Johan de Meester haar een geboren
schrijfster" beeft genoemd. Dun zal, gedachtig
aan het Noblesse oblige" bij haar later
werk o >k van zelf ons vraagteeken achter
wege kunnen blijven.
W. GRAADT VAN ROGGEN.
Een MuivjeO) stnientjs.
Bij het frissohe, openhartige boek van
mejutl'rouw Salomons past geen hou'erige
tite-l ais Een Meisje-studenljf, dat velen een
ei gemis zal geweest zijn. Wij zeggen
meisjesstudentje, evenals vrouwspersoon, wijfjes
zebra, manskerel, mam etjesvent. Zoo er dus
een tweede druk noodig mocht worden, wat
ik het gaarne toewensen, hoop ik, dat we
het als Een meisjesVudentje" met dubbel
genoegen zien aangekondigd.
D e n H a a g. Dr. C. H. Pu. MEIJER.
Dr. W. VAN SCHOTHORST, Geschiedenis der
Kederl. Letterkunde.
Verleden jaar werd hier het eerste deel
van de Geschiedenis der Nolerl. letterkunde
(leer- en lee-s^oek) aangekondigd; onlangs
is het tweede deel verschenen. 1) Het maakt
een even gunstige indruk als 't eerste, waar
mee het in wijze van bewerking geheel
overeenstemt; de schrij ?er heeft in het tweede
deel alleen minder aanwijzingen" gegeven,
omdat de hier opgetomeu proeven
gemakkeliker te verstaan zijn.
Terecht heelt dr v. S. zijn boek niet
lijviger gemaakt met fragmenten uit de Camera
Obscura, de histotiese romans van v. Lennep
en andere werken, waarvan ondersteld mag
worden dat de leerlingen ze in hun geheel
lezen. Zo is er ook op gerekend, dat de
leer ing verschillende «erken fan de nieu
were:" schrijvers en dichters in handen krijgt;
behandeld worden daarom alleen Jacques
Perk, Kloos, Verwey, van Eeden, Helene
Lapidoth Swarth, M. Boddaei t, Marie
MarxKoning. v. Deyssel, Couperus en Heijerrnans;
van de Vlamingen Gezelle, de Cneudt en
Streuvels. Uit hun werken worden maar
enkeleen mee-1 kleine fragmenten opgenomen.
Dat zij die het beek bij hun onderwijs
eebruiken het niet in alle opzichten met de
schrijver eens zullen zijn ligt voor de hand ;
dr. v. S. heelt niet een verzameling van vrij
algemeen geldige meningen gegeven, maar
zijn eigen kijk op personen en verschijnselen.
Zo zal het bijvoorbeeld menigeen toeschijnen
d.it te veel invloed toegekend is aan de wer
ken van de danus Woltf en Deken, 2) en zal
de verklar.ng vai de droefgee.-tigheid en
somberheid in de werken van Feith niet
iedereen voldoen. Maar dtardoor wordt de
waarde van het boek niet bepaald. Het werk
van dr. v. S is een aanwinst voor de htte
ratunrles aan H. B. S, maar ook voor
studerende onderwijzers, die hier meer aan
hebben dan aan een beknopte geschiedenis
der hederl. letterkunde".
In 't biezonder mig hier gewezen worden
op de behandeling van het tijdvak 1880 tot
heden. De schrijver geeft geen overvloed van
namen en titels maar een korte beschouwing
van de kunstop attingen der schrijvers en
dichters van die periode, (?de mannen van
'80"), v aar bij hij uitgaat van deze twee aan
hun werk ontleende titfinities:
I. kunst moet zijn het weergeven vaneen
stuk leven, reëel n/aar rijker en intenser door
het gevoel van de kuns'enaar;
en '2 kunnisd-a'lenn li'idueelsteexpressie
voor do allerindividueelste emotie.
In die twee stellingen ligt niet alles wat
er van de jongeren" te zeggen valt, maar
't is genoeg als uitgangspunt voor wie z'n
leerlingen een denkbeeld wil geven van 't
karakter der woordkunst uit het laatst van
de 19e eeuw.
In sommige opgenomen fragmenten bleken
.ziastorende drukfouten voor te komen. Alle
fragmenten zijn nu nog eens met het
oiigineel vergeleken en een lijstje met
noodzakelike verbeteringen is aan 't bjek toegevoegd.
Moge een tweede druk de schrijver spoedig
in de gelegenheid stellen, de verbete ingen
m de tekst zelf aan te brengen.
J. L. C. A. MEIJER.
1) Bij de firma Kemink en Zoon te Utrecht.
2) Bldz. 62: echt-Hollandsche boeken die
meer dan iets anders er toe meewerkten om
het s'uimerende ze f-tandigheidsgevoel onzer
vooro iders op :e wekken en hen te behoeden
voor het totale verhes vau het nationale
karakter."
Inhoud van Tijdschriften.
Ontwaking, No. 9: Georges Eekhoud, Naar
aanleiding van Le Clokre van Emi'e
Verhaeren. Siegfried Nacht, Uit den O ly;see van
een opstandeling. lïiska van Daelen, O
dennenwoudl Willern Gijssels, Aan mijn
gedachten. Jacob I-raël de Haan, Nerveuze
verzen.?Louis Xalis, In de juichende zonne
schijn. Marie Gijsen, Suntemethijsnacht
Segher Kabauw, Internationaal Libertair
Congres.
Moleu'liolt, No. 11: Het ritueele slachten,
door dr. H. Pinkhof. Een en ander over de
oorschelp, door dr. R Bijlsma.?Eert t', hulp
bij ongevallen.(Deeenvoudige handgrepen bij
het uittrekken van schoenen en kleederen),
door dr. C. J. Mijnlietf. Kwakzalverij, door
dr. E. J. Abrahams.
Tijdic'irif tvoor Onderwijs (n Handenarbeid,
No. 6 : v. d. M., Handenarbeid, oppervlakte,
inhoud. Gustaf Laisson, De slujd in
Amerik?. J. Stam, Iets over de toepassing van
den handenarbeid op het gebied van het
onderwijs in natuurkunde. Slöjd in Ors
Huis" in de Rozenstraat te Amsterdam.
Mededeelingen: T. Tjalkens, Jaarverslag van
de Afd Amsterdam" van de Vereeniging t. b.
v.'t onderwijs in den handenarbeid in Neder
land, over 1906?1907. J. C. Max. Bijlage I.
P. IJpe*, Bijlage II. J. van Bladel,Verslag
omtrent de cursussen, welke door de Afdeeling
's Gravenhage gegeven werden in den winti r
1906?1907, uitgebracht in ce vergadering van
19 Juli U. A van Waart, Vergadering van
het bestuur op 22 Juni 1907 te Rotterdam.
A. van Waart, Vergadering van het bestuur op
6 Augustus te Middelburg.
Den Gulden Winckel, No. 9: Onze schrijvers:
Edward B. Koster, door P. N. van Eyck, met
2 port r. De techniek van het boek, (bet
Drukkersjaarboek 1907), door E., met 3 ill.
Boekenschouw, door J. D. C. van Dokkum, dr.
H. J. Calkoen, Lode Baekelmans e. a , met
portr. en ill. Voor leesgezelschappen.
Boekbeschrijving. Letterkundig leven uit
de tijdschriften. Leestafel.
Caecilia, No. 9 : De eerste Fransche
TOOEkurstenaars-Vereeniging, door Léon de
Nenfville. Toondichters van Noord «-n Zuid,
door W. N. F. Sibmacher Zijnen. Joseph
Joachim f (1831?1907), door S. van Millieen.
Edward Hagernp G/ieg f 0843?1907.)
Muziekberichten. Mededeelingen van aller
lei aard.
DO A'ieuwe Taalgids 4 en 5e afl : De Analogie
als taalscheppei.de macht, door A. K'uy ^er.
De gevoelswaarde" van het woord, door
C. G. N. de Vooys. De Bilderdijk-liiteratuur
van 1906, door J. Koopmans.
cvinderboeken, door J. B. Schepers. Een Enge 8T
man os-er onze zeventiende eewse lelt. ren,
door J. H. van den Bosch. Kant'ek» nin^eri
bij den Hertog's Nederlandse Spraakkunst,
door C. G. N. de Vooys. Taal en Maat-'
schappij Boekbeoordeelim'. Het realisme
en de taal, (T. de Meestei).
Tijschrift voor Wij/sbegtert?, 3e afl : Be
schouwingen over de Schouche logica bij
Hegel en bij de uieuwe Duitsche logici, door
dr. B. Faldegon. O.~er Spino/a en den
Godsdienst, door dr. W. Mryer. Hi t Ik
en 't Psychisch Monisme, door G. Heyruans.
De oversrang van Gothiek' tot R naissance
en van Realisme tot Idealisme, door A. Pit
Boon s Giïl ustreerd Ma azijn: Hendrik
Waelput. door l/. Lambrechts. De
Veiligheidsfchoimburg, door J. A. Holtrop.
Verloren Jd-alen, door J A. Holtrop. T)e
beoefening der Huisvlijt, dnor H. v. d.
Mandere. Sociaal Geneeskundige schetsen, door
dr. B. Oud zeer, door B Canter. DB
Zoons, door ^lb. van VVaasdijk. Biiereu
van eenJong-gebuwlf. door Théièse Hoven.
Spreuken uit Italiaansche volksmond.
Liedjes en Versjes) van mr. H. W. v. d. Mi y.
Een dag in den na:omer buiti n, door P.
IMIIIIHIIIIIIIMIIItUIIIMtllMIHHHIMtfIMIIIIillltlKlllmtllltllm
40 ? « n t ? per r ? f ? I.
HEIIM»IIMIIM«eltllMllttllll.HllmMI
Koopt geen Zijde!
zonder eerst si alen onzer gegarandeerd
soliede prachtig mooie nouseautés in
zwart,wit en gek', e^voag.l fehebbe-n.
Specialiteit: Zijdes' offen veor
Bruids-, Bal-, Gezelschaps- en
Wandeltoiletten en voor B ouses,
Voering enz. \an 60 cen.s tot 9
gulden j er Meter.
Wij verkoopen direct aan par
ticulieren en zenden d« e-ekozen
zijdenstofl'en franco vracht en
rechten aan huis.
SCHWEIZfR & Co., Luzern H26.
(Zw.tserland).
Zijdestoffen-Export. Kon. Hofl
\ U VII17 VI luchtkuuroord van Nederland
AIUÜLII, ... . . ,. n
Huis 1ste Bang: HOlC! (leS I^JS-BaS.
Mat. pr. Tuin. Pension. Omnib. El. licht enzv
cht^Victoriawaïer
.OBCRLAHNSTEÏN
Victopi wa te r
OSERLAHNSTEIN
Piano-, Orgel- en Mnz;ek!iandel
lcyraos ifc liaFshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop e a in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
NEDERLANDSGHE INDUSTRIE
TER VERVAARDIGING VAN
IEDER STUK DAT KRIMPT
WORDT TERU<3<JENOMEN
FABRIKANTEN V ALT U N ZONEN.
AMSTERDAM.
GeilL prijscouranten, attesten en Hji
onzer contractanten worden gaarne do jr
ons franco op aanvrage toegezonden.
BOUWT u NUNSPEET
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantorea
voor Vaste Goederen in Nederland te,
Nunspeet.