Historisch Archief 1877-1940
r. 1579
DB AMSTERDAMMER
A°. 1907.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . .
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling,
? 1.50, fr. p. post f 1.65
. . . » mail 10.
Afxonderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
0.12',
Zondag 29 September.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 ,
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit DuitscHand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERKE EN VAN NABIJ: Het
liberalisme en de sociale actie. Miabiuik
in het leger, door B. Z. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN: Sociale vertoogen, dcor
dr. C. J. Wijrjaendts Fianckfn, beoordeeld
door dr. G. A. Ootmar. FEUILLETON:
"t Gomtig Tij", door Kees Meekel, II,(slot)
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Averkamp P/udens
van Duyse, door Albert Behm. Peter
Moor, door Gustav Frenssen, beoordeeld door
P. B. Westerdyk. Iwan de dwaas en andere
vertellingen, door J. Brandt en dr. D. C.
Hesselirjg, beoordeeld door J. Steynen.
VOOR DAMES: Vcor onze kleintje* en hun
moeders, door M. Hempenius-Sprmjt.
Scandinavische bibliotheek, door C. B.
Portret van mevrouw Betty Holtrop-van
Gelder. ALLERLEI, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. De
Johanna-stichting te Arnhem, met afb.
Herman Heyermans Sr., met portret, door
M. J. Brosse. Etsen, door W. de Zwart
etc., I, door Plasscbaert Een tiagedie
in Rusland, I. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en V. d. S. Over poëzie in het
Engelsche volksleven, door P. Jongeneel Jr.
ALLERLEI. - INGEZONDEN.
DAMKUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
Het liberalisme en de
sociale actie.
Meermalen heb ik me in den raatsten
tjjd, nadenkende over de politieke verhou
dingen voor de naaste toekomst, afgevraagd:
Wat zouden nu toch eigenlyk de leiders
van de liberale partij van de liberale
kamerclub en van de liberale groote bladen
wel denken over deze afzienbare toekomst?
Wat zouden ze wel denken over hetgeen
de eerstvolgende jaren hen zullen brengen?
Zouden ze inderdaad meenen, dat wanneer
ze slechts zoo ongeveer tegen den verkie
zingstijd maar flink op de groote trom
slaan en landdagen" beleggen en over de
politieke verhoudingen fraaie redevoeringen
afsteken, wanneer ze slechts liberale
verkiezingsboeken uitgeven, of verkiezings
kranten, met heel den appendix van
manifesten met of zonder portretten,
strooibiljetten, kaarten, transparantjes, lucifers
doosjes met opschriften dat het dan wel
in orde komen zal? Zouden ze waarlijk
meenen, dat er in het publiek zélf, in den
middenstand niet alleen, maar vooral ook
in de gaandeweg tot grootere beteekenis
komende arbeidersklasse, niet een andere
geest komt; een geest van voortdurende
deelname aan het sociale en politiek, maar
vooral aan h«t sociale leven ? Dat een partij,
die niet geheel hare werkelijke beteekenis
verliezen wil, en niet uitsluitend teren wil
op holle, leege verkiezing-actie en op
traditie, omtrent die sociale beweging altijd
maar de rol van toekijker, van voorname
belangstellende, wien dit alles nauwelijks
iets aangaat, straffeloos vervullen kan?
Ik zal duidelijker zijn.
Terwijl de politieke strijd in ons land
vrijwel is aangeland op het doode punt,
terwijl in de Kamer het meest onbenullige
onderwerp tot de scherpste politieke
haarkloverijen ontaardt, en alle talenten worden
aangewend om elkaar uit de beau róle" te
verdrijven, en elkaar een hak te zetten,en
er nauwelijks eenig uitzicht is, dat we in
de eerstvolgende jaren uit deze politieke
impasse geraken zullen terwijl heerscht
er op sociaal gebied in ons land een bui
tengewoon opgewekt leven.
Indien er door deze of een volgende
Tweede Kamer nog iets van beteekenis tot
stand gebracht zal worden, dan zal het
datgene moeten zijn wat ligt binnen de
neutrale zone; op sociaal-politiek of
sociaaljuridisch terrein. Maar daarvoor is noodig
levendige belangstelling onder het publiek,
het wekken van die belangstelling, tot
samenbrengen van krachten voor een doel,
de betrokken catagoriën van beambten,
werklieden, ambtenaren, of burgers daar
voor te interesseeren, en uit de kringen
dier catogories zélf de stemmen te laten
hooren.
En ook buiten het terrein der sociale
politiek, op het gebied der vakbeweging,
ainbachtsonderwijs, gemeentepolitiek, zijn
nog zoovele vraagstukken, die naar bespre
king dringen.
En wat gebeurt er nu in den laatsten tijd.
Dat de sociaaldemocraten, zich met hun
partij en hun zeer na verwante
vakvereenigingen, zich met alle kracht werpen op
de sociale actie, spreekt van zelf. Het is
juist de oorzaak van bun sterke levens
kracht, van hun invloed ver over den kring
der aangeslotenen heen, dat zij steeds hun
oor te luisteren leggen naar de nooden, de
wenschen en begeerten, die opkomen in de
volksklasse, en niet slechts door critiek,
maar ook door positieven arbeid, trachten
ze, de arbeiders rondom zich te scharen, en
leven en beweging te brengen. Ze hebben
in de eerste plaats hun vakvereenigingen,
waarmee ze zich zoo voortdurend en vrucht
baar kunnen bemoeien. Maar ook buiten
deze, geven ze het voorbeeld van levendige
sociale actie! In November 1906 hielden ze
hun congres over den 10-urendag, den
nachtarbeid en de kinderbescherming, drie
punten van uiterst practische politiek,
waarvoor ze honderden vereenigingen
wisten zamen te brengen, en waardoor
nieuwe misstanden, als die in de
lompensorteerderij te Amsterdam, en de kinder
kazerne te Maastricht tot uiting kwamen.
Maar niet de sociaaldemocraten alleen.
Ook de katholieken toonen duidelijk in
te zien, dat het een /«rswsyoorwaarde is
voor de toekomst der partijen, zich met
meer kracht en ambitie te werpen in de
sociale actie, en daarvoor tal van groepen
uit hun kringen bijeen te brengen. De
katholieken van nu, zijn niet meer die van
20 jaar geleden : Het congres onlangs
in 's-Hertogenbosch gehouden, waar óók
over den vrouwen-, kinder- en
mannenarbeid werd gesproken, getuigt er van, hoe
de oude, stroeve, conservatieve elementen,
de Mutsaert's, de Bahlmann's, de Van
Spaendonck's worden teruggedrongen, en
de geavanceerde elementen tegen krasse
resolutiën niet opziende, terrein winnen. En
het katholieke congres voor
Srankbestrijding in Nijmegen, was een ander bewijs,
hoe de katholieken over het gehede terrein
der sociale actie hun krachten gaan be
proeven !
En de anti-revolutionairen, hoewel
voorzichtiger dan de katholieken, volgen
toch dit voorbeeld. Deze week vindt te
Utrecht het groote congres plaats tot af
schaffing van den nachtarbeid. Het staat
onder leiding van anti-revolutionairen, en
hoewel ook anderen dan juist van die
richting het woord voeren, zal hun toon
toch de boventoon zijn!
En zie nu eens naar de liberalen!
Wat wordt er op dit groote, breede,
dankbare terrein van sociale actie door hen
gedaan ?
Niets! Het is waarachtig, alsof hun dat
alles niet aangaat! Uit hun kringen komen
geen nieuwe, jonge krachten op sociaal
politiek terrein. Het schijnt, alsof ze wachten
slechts tot den tijd van verkiezingen, om
dan door een groot kwantum aan redevoe
ringen en geschriften maar meer hun zetels
binnen te halen. Gelukt het fiat, dan
zijn ze weer voor vier jaar binnen. Gelukt
het niet in.godsnaam, dan maar gehoopt
op Schweineglück", en het den volgenden
keer nog eens beproefd. Maar intusschen
gods water over gods akker laten loopen!
Zóó gaat de sociale actie, die in zoo
velerlei uitingen tot een stroom gaat zwel
len, en de jongere krachten der burgerij
tot zich trekt, aan haar voorbij, zonder
haar te beroeren. En zoo gaan haar wor
telen in het volk opdroegen en verkom
meren.
Er is een tijd geweest, dat de vrijzinnigen
de eerste en beste krachten leverden op het
terrein der sociale politiek. Dat was in
1887, 1890, tot ongeveer 1895. Dat was,
toen Borgesius en Kerdijk en Veegens en
Van Houten nog met jeugdig vuur bezield
waren! Toen ze de ziel waren van de
enquêtes, toen zij met hun geschriften,
doorwrocht en helder, de wondeplekken
bloot legden. Maar zij allen zijn oud ge
worden, zijn vastgeroest aan hun ,po-si-tie",
en de nige van hen, die het laatste
oogenblik nog vurig verlangen naar sociale
actie, nl. Kerdijk, is heengegaan, door
tallooze teleurstellingen tot wanhoop gebracht.
En er zijn geen jongeren gekomen om
hun plaatsen in te nemen. Een aantal
hunner zijn overgegaan naar Treub, maar
ook die heeft de voeling met het volk
verloren. En de eenige onder de
jongliberalen, op wien velen hun hoop gevestigd
hadden, de heer Reyne, bleek een ver
waande, een pseudo-geleerde, die meent, zich
reeds nu zijn naam onsterfelijk te hebben
gemaakt, door Kampen te winnen! Voor
hoe lang ?
Deze gevoelloosheid, deze onverschillig
heid der liberalen voor de sociale actie,
komt hun duur te staan! De nederlagen in
Zuid-Holland zijn nergens anders aan te
wijten, dan dat de liberalen, in hun voor
naamheid en zelfgenoegzaamheid, de voe
ling met het volk hebben verloren. En
welke munt de kerkelijken er uit slaan,
blijke reeds uit hetgeen )e Maasbode onlangs
schreef, dat de nachtarbeid eigenlijk te
wijten is aan de liberalen!
Dat moet nu juist De Maasbode zeggen,
die voor de sociale actie nooit een hand
heeft uitgestoken, en de katholiek sociale
actie slechts daarom bijvalt, omdat... ze
haar niet weren kan!
Ik heb op deze verschijnselen slechts de
aandacht willen vestigen, omdat ik het
jammer vind dat zoovele uitnemende jonge
krachten onder de liberalen, die voor de
sociale beweging, in hare vele détails, zulk
uitnemend werk konden doen, en ook gaarne
zouden willen doen, door deze lodderigheid
der liberale partij eveneens verstikken.
*
* *
Misbruiken in het leger.
Men schrijft ons:
Een ieder die meer in het bijzonder met
de legertoestanden bekend is, zal met ons
hebben ingezien dat we met het aangeven
van de misbruiken, bedoeld in het artikel
voorkomende in dit Weeklad van 25 Aug. 1.1.
een hoogst gevoelige snaar troffen.
Ronduit gezegd zou ons, in het algemeen
belang, niets liever zijn geweest dan dat
men ons had kunnen overtuigen van
misgetast te hebben. Het tegenovergestelde is
intusschen gebleken uit het door zekeren
B. Z. ingezonden stuk getiteld Officiers
paarden" en opgenomen in het nummer
van l September d.a.v.
De voornaamste door ons aangeduide
misbruiken toch laat B. Z. onbesproken,
waaruit we helaas! degevoltrekkingmoeten
maken dat ze onweerlegbaar zijn, andere
als het berijden van officiers dienstpaarden
door dames en het deelnemen aan wedrennen
worden door hem bevestigd doch vergoelijkt.
Dat we ons door een en ander zeer teleur
gesteld gevoelden zal wel geen betoog
behoeven.Daar ons bovendien het spreekwoord:
Mensch erger je niet" levendig voor den
geest kwam, besloten wa aanvankelijk niet
op het weinig om het lijf hebbende artikel
van B. Z. in te gaan.
Van dit voornemen werden we terugge
bracht door dat een vriendenhand in ons
artikel van 25 Augustus 1.1., aanleiding vond
onze aandacht te vestigen op een opstel
van den heer A. van Leeuwen en opgenomen
in de Veldlode. Enkele regels toch vinden,
in verband met de opmerkingen van B. Z.,
hier hare plaats.
Na algemeene en bijzondere mededeelingen
omtrent de in Engeland in zwang zijnde
wedrennen en de ontaarding van het
Engelsche volbloedpaard, zegt de heer Van
Leeuwen:
En dat alles tengevolge van de zinneJooze
speelwoede der menschen! *) Het paard, dit
wonderyolle en schoon schepsel, opgeofferd
aan en in dienst gesteld van een der lagere
menschelijke hartstochten, de geldzucht in
haur minst schoonen vorm. O mensch, wreede
en ontaarde mensch.
Van Engeland heeft men ook in andere
landen de wedren-manieren overgenomen,
ook in ons land. Inderdaad nemen de vol
keren van elkaar eerder de ondeugden over
dan de deugden. Natuurlijk heet het overal:
Ter bevordering der paardenfokkerij." *)
We zullen het hierbij laten, overtuigd
als we zijn dat de Minister van Oorlog de
noodige maatregelen in deze zal nemen.
*) Wij cursiveeren.
***
REPLIEK.
Van verscheidene zijden betoonde men
mij zijn spijt over het schrijven van een
stukje tegen Misbruiken in het leger",
daar hiermede de regel om dergelijke mili
taire" stukjes totaal te negeeren, niet gevolgd
is geworden.
Nu ik echter begonnen ben te antwoorden,
wil ik het er niet bij laten zonder nog even op
to merken, dat alle officiers-dienstpaarden
geheel en al het persoonlijk eigendom van
de betrokkene officieren zijn en in alle
omstandigheden steeds blijven; dat de Staat
die dienstpaarden in onderhoud neemt,
doch daarmede de officieren verplicht hunne
paarden in dienst te gebruiken daar, waar
de dienst dat eischt en overigens hun geheel
de vrijheid laat met dat persoonlijk eigen
dom te doen, wat men verkiest, (natuurlijk!).
Ik meen hierop in mijn vorig stukje niet
genoeg de aandacht gevestigd te hebben.
Van verdere repliek zal ik mij onthouden.
B. Z.
JUMHM
SociaU
mmiiiiMMiiuiiftti
Sociale vertoogen, door dr. C. J.
WIJNAENDTS FRANCKEN. Haarlem, H.
D. Tjeenk Willink en Zoon 1907.
Wenschelijk huwelijksverbod. Het
onderzoek naar het vaderschap. Ge
zinsbeperking en beyolkingsleer. Het
medisch beroepsgeheim. De misdadi
ger. Misdaad en straf.
Bovenstaande is een korte inhoudsopgave
van dit buitengemeen belangrijke boek. De
wenschelijkheid van het huwelijksverbod
voor een bepaalde groep van menschen
klemt in onzen tegenwoordigen tijd te meer,
nu door betere hygiëne en betere genees
wijze meer zwakken, meer minderwaardigen
in het leven blijven en zich voortplanten
kunnen.
Tegenover de enkele optimisten, die van
een achteruitgang in lichaamsweerbaarheid
niet weten willen, staat de ervaring van
tal van geneesheeren, die büvoortduring on
dervinden dat geen geslacht meer tot ziekten
geneigd is, minder in staat is zich te ver
weren tegenover den schadelijken invloed
van ziektenkiemen, dan juist het men
schelijke.
Bij geen enkel levend wezen, vormt de
meest normale verrichting voor de vrouw,
de geboorte van een kind, zoo vaak een
levendbedreigend iets, als juist bij eerst
genoemde.
En al moge nu streng genomen dit laatste
meer te wijten zijn aan feitelijke ontaarding
van ons geslacht, en het eerstgenoemde,
de verhoogde neiging en verminderde weer
baarheid voor ziekte met deze laatste niets
gemeen hebben, voor den geneesheer is 't
al n of het leven ernstig bedreigd wordt
door een ontaardingsyerschijnsel of een ver
hoogde neiging tot ziekten.
Maar niet alleen het leven zelve wordt
bedreigd. Wij zien maar al te vaak te
juist, hoe de verhoogde neiging tot bepaalde
ziekten, die mindere weerstandbiedende
kracht, erfelijk is, en gansch het nageslacht
die minderwaardigheid vertoont.
En waar juist die minderwaardigheid
van het geslacht bij hoogst beschaafde volken
optreedt, waar het blijkt, dat de vooruit
gaande wijzigingen in lichaamsweerbaar
heid, verre nog in minderheid zijn bij de
achteruitvoerende wijzigingen, daar rijst de
vraag of mogelijk de oorzaak van dit nood
lottig verschijnsel op sociaal gebied te zoe
ken is.
Bij de minder beschaafde volken, waar
hygiëne noch geneeskunde het hare er toe
bijdroeg om zwakke levens te steunen, te
behoeden, daar zien wij hoe de natuur de
zwakke van voortplanting uitsluit door
vroegtijdigen dood. Slechts zij wier lichaam
krachtig genoeg was om te zegevieren in
den strijd tegen ziekte en schadelijkheden,
blijven leven en slechts krachtige personen
planten zich voort.
Maar daar waar van jongs af aan het
jonge leven omringd wordt door de teederste
zorgen, waar het behoed wordt, gekoesterd
wordt, waar het gelukt om met inspanning
van alle krachten, het kind tot man of
vrouw te doen wassen, daar is ge vaar voor
het welzijn van het nageslacht. Want waar
in minder gunstige sociale omstandigheden
het kind gewis te gronde ware gegaan
en dus geen zwakke kiemen tot voort
planting gekomen waren, daar is, nu alles
aangewend kon worden wat geneeskunde
of hygiëne bood, het kind tot rijpheid ge
komen.
Het waren de sociaal gunstige omstandig
heden die het vermochten het zwakke nage
slacht te doen opgroeien en minderwaardige
levens tot voortplanting te doen komen.
Ons menschelijk gevoel vraagt ons af, of
er dan geen mogelijkheid is de voortplanting
dier minderwaardigen te voorkomen, waar
het ons verbiedt niet krachtig mede te
werken om die in aanleg zwakke naturen
te steunen, waar wij, minder wreed dan de
natuur, niet n mensch kunnen zien
ondergaan, om wreeder dan de natuur, niet
met dien eenen, gansch een nageslacht van
epileptici, van zenuwzieken, ideoten, van
minderwaardige, ziekelijke levens te weren
van deze wereld.
Wij trachten het ziekelijke minderwaar
dige kind te behouden, niet vragend naar
voor- noch denkend aan nageslacht, doch
komen het te hulp, zooveel in ons vermo
gen is.
Maar waar menschelijkheid ons verbiedt,
ja ons zelfs niet doet denken aan de moge
lijkheid van een onthouden van eenige
hulp, daar is het de taak van den wetgever
om te zorgen voor het welzijn van het
geslacht.
Geen huwelijk mag gesloten worden enz.
en gij kent vermoedelijk al de bepa
lingen die daar zijn in ons B. W. Ware
het zóó bezwaarlijk daar aan toe te voegen
een verbodsbepaling, die de lichamelijke
welvaart van het volk zoo zér te stade
zou komen?
Het menschelijk gevoel komt daar bij
velen tegen op. Lieden, die al reeds mis
deeld zijn in lichaamlijken aanleg, te ver
bieden een eigen haard te vestigen I Maar
wanneer men zien kon, al de ellende die
uit een dusdanig huwelijk voortkwam, al
het nameloos ouderleed, dat dien
misdeelden beschoren is in het lijden hunner kin
deren, hoe zou het menschelijk gevoel dan
anders spreken.
Maar helaas, op geen enkel gebied wel
licht als op dat van het huwelijk, zijn wij
zoo lichtvaardig. U te spreken over huwe
lijken, waarbij alleen het min of meer goede
partij zijn ter sprake komt, ware nutteloos,
wjjl gij ze alle kent.
Maar in de toekomst zien wij naast de
jonge begrippen over opvoeding van kin
deren er ook nieuwe rij pen over ouderplicht,
en oudereer en ouderzeden. Wij denken aan
een toekomst, waarbij de ouders de verant
woordelijkheid, die zij op zich laden bij het
scheppen van een nieuw geslacht, zich vol
komen bewust zijn en dat het als een der
ergste misdaden beschouwd wordt, ziekelijke
kinderen te telen. En het menschelijk ge
slacht, wel afgedwaald van het pad waarop
gezondheid en kracht gelegen waren, keert,
waar het de voortplanting van minder
waardigen, als een ernstig zedelijk vergrijp
beschouwt, weer terug; het lijden nu der
menschheid beschoren, vermindert, de al
gemeene | levenskans wordt hooger, en
slechts een kloek en fier geslacht wordt
geboren, dat alleen voor toevallige schade
lijkheden die het deert, de hulp van den
geneesheer behoeft, niet voor de in kiem
reeds medegekregen en voortdurend aan
zijn gezondheidstoestand knagende, erfelijke
ziekte.
Is het wonder dat de geneesheer, die der
gelijke ziekten zoo vaak tegenover zich ziet,
hoe scherp hij ook naar persoonlijk inzicht
moge staan tegenoverhetneo-malthusianisme,
zich afvraagt of het hem niet geboden is, de
echtgenoten te wijzen op de onvoldoende
lichaamsweerbaarheid van hun kroost, of
hei niet plicht is hen voor te houden, dat
hunne nakomelingen zwakke, ziekelijke
individuen zullen worden, voor wie net
leven geen zegen zal kunnen zijn, wier
voorbestaan slechts leed op leed zal opleveren.
Gelukkig zien wij hoe in de meeste ge
vallen de natuur als een zegen dit huwelij k
onvruchtbaar doet zijn, of wanneer zwanger
schap optreedt deze maar al te vaak vroeg
tijdig onderbroken of het jonge kind
in de eerste levensmaanden den ouders
ontnomen wordt. Doch hoe ook de natuur
tracht het geslacht te zuiveren van min
derwaardige levens, hygiëne en betere
geneeskundige hulp, binden soms den strijd
tegen haar aan, en treden als overwin
naars op'
In het hoofdstuk gezinsbeperking en
bevolkingsleer, bespreekt de schrijver uit
voerig de bezwaren, die velen heb ben tegen
de toepassing van een stelsel, dat door
anderen wederom om zijn vele voordeelen
aangeprezen wordt.
In het hoofdstuk het medisch beroeps
geheim behandelt de schrijver het volgend
geval.
Ma», of zelfs moet de medicus een ten
huwelijk gevraagd meisje of hare ouders
waarschuwen, indien deze niets kwaads
vermoeden en de huwelijks-candidaat lij
dende is aan een zeer besmettelijke of
overerfelijke ziekte als syphilis of epilepsie?
Hetzelfde geldt, hoewel in mindere mate,
ten opzichte van den bruidegom, indien
zijne aanstaande bv. behebt is met een
zwaren vorm van hysterie.
Mag de geneesheer in zulk een geval
tegenover hen, die het hoogste belang heb
ben bij die kennis en wier geheele ver
dere levensgeluk ten nauwste daarmede
samenhangt, een diep stilzwijgen bewaren,
terwijl wellicht tegenover anderen, wier
belang er hoegenaamd niet mede gemoeid
is, een dergelijke stipte geheimhouding niet
eens wordt in acht genomen.
Men denke aan de diep treurige gevolgen
van zulk een misplaatst stilzwijgen door
Treub in de studies in volkskracht, be
schreven (?Geneeskundige Huwelijkswetge
ving}") alsmede in Fourniers syphilis en
huwelijk/'
Vele zijn er, die ook in dit geval het
beroepgeheim ten strengste willen zien ge
handhaafd. Zij beroepen zich daarbij op de
uitspraak van Hémar L'exigencedesdevoirs
ne fléchit pas devant l'infamie d'autruij"
Meer sympathie echter dan voor die macht
spreuk, pp wier juistheid heel wat zou zijn
af te dingen, gevoelen wij voor de edele
woorden van dr. Gaide, waar deze met 't
oog op zulke gevallen schrijft: Ik zou niet
den moed gevoelen te gehoorzamen aan een e
wet in dergelijke omstandigheden; mijn
geweten zou luider spreken dan deze, en
zonder aarzelen, met opgeheven hoofd zou
ik de rechtbank aanklagen, die zich ge
machtigd waande mij er voor te straffen,
een jeugdige vrouw en haar gansche nage
slacht te hebben gevrijwaard voor eene
bijna zekere besmetting." En evenzoo zegt
in soortgelijken zin de bekende
Zwitsersche psychiater Forel, dat naar zijn mee
ning de geneesheer den patiënt aldus moet
toespreken: Gij hebt u aan mij toever
trouwd. Ik heb voorzeker den medischen
plicht over deze kwalen tegenover derden
te zwijgen, zoolang gij daarmede niemand
in gevaar brengt. Mocht gij evenwel, trots
mijne inlichtingen en waarschuwingen
probeeren in een huidigen toestand te
huwen, daarmede een ongelukkig meisje en
haar familie op infame wijze te bedriegen
en haar gezondheid in gevaar brengen, in
het vertrouwen dat de plicht van het
medisch geheim mij wel den mond zal
snoeren, dan verklaar ik u, dat ik een
hoogeren plicht heb dan dien van den arts
tegenover den zieke, namelijk m\jn sociale
plicht en dat ik dien zal weten na te komen.
Elders zegt Forel mijns inziens terecht:
Der Arzt darf nicht der Schuld an einer
unglückliche Ehe und an de Erzeugung
Sexuell pervertierter Kinder auf sich laden."
(A. Forel Die Sexuelle Frage, München 1905).
Er is Goddank nog een hooger iets dan
de wet.
Schrijver komt zijn betoog in weinige
woorden samenvattend tot de conclusie:
dat de medische beroeps-eed zoo gauw
mogelijk worde afgeschaft en stelt daar
voor in de plaats een aantal bepalingen,
waarvan wij enkele, niet alle, zouden willen
zien verwezenlijkt.
Een belangrijk hoofdstuk is voorts dat
van den misdadiger". De psychiatrie is het
geweest die ons geleerd heeft, dat van vele
misdrijven de oorzaak niet moet gezocht wor
den in zekere bedwingbare kwaadwilligheid,
maar in organische gebreken, waarom dan
ook meer en meer de hulp ingeroepen werd
van de medicus, waar de kennis van den
rechtsgeleerde tekort schoot ter beoordee
ling van de psychopathische verschijnselen.
Nu moge en niet geheel ten onrechte
worden beweerd dat langs dezen weg voor
alje misdadigers verontschuldigingen waren
bij te brengen, doch men bedenke dat, juist
langs dezen weg een mogelijke rechtvaardige
wijziging in den aard en den omvang van
straf, en nimmer een volkomen kwijtschel
ding, te verkrijgen is. De straf toch draagt
een zuiver sociaal karakter, de geneesheer
is slechts raadgever om door opsporing van
de ware oorzaaken der misdaad, tot de
meest doeltreffende straf te geraken.
Voor het tot stand komen van de mis
daad zijn twee factoren noodig, nl. een
biologische, d.w.z. de psychophysische orga
nisatie van het individu, als grondslag van
het karakter en 2de een sociale factor, de
uitwendige invloeden, die zoowel physiek
als moreel kunnen werken.
Sommige criminologen nemen nog een
derde factor (de physieke, bodem, klimaat,
temperatuur enz.) aan, terwijl naarmate men
nu ter verklaring van de misdaad meer den
nadruk legt op de psychophysieke afwijkin
gen, men meer behoort tot de Italiaansche
school,(Lombroso.Marro etc.) of wel naarmate
men meer nadruk legt op de nadeelig wer
kende uitwendige omstandigheden men meer