Historisch Archief 1877-1940
DE A M i T K R D A M M K R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
1579
'behoort tot de Fransche school (Lacassagne,
Ta r de enz.).
Het ia bekend hoe Jiiet alle Italiaansche
criminologen een zelfde standpunt zijn
toegedaan. Lombroso neemt bijv. speci
aal anthropologisjh atavistische Colojanni
Bociale factoren in de tot gtandkoming der
misdadige handeling aan.
De waarheid zal in deze ook wel wederom
in het midden blijken te liggen, alle mis
dadigers zijn nu eenmaal niet over n
kam te scheren. Geen zins worden alle ge
boren alteen door uitwendige omstandig
heden. (Les sociétés n'ont que lescriminels
qu'elles méritent Lacassagne), want deze
waren voor de misdadigers niet immer
zooveel ongunstiger dan voor anderen, die
geen strafwaardige handeling pleegden.
Zoo is dan de misdaad niet alleen afhan
kelijk van uitwendige onstandigheden, maar
er tree U daarne.ven* nog een individueele
factor op, al blijft deze ook dikwijls op den
achtergrond. Het is de verdienste van de
Italiaansche zoogenaamde positieve school,
den maatstaf voor den graad van straf
baarheid gelegd te hebben in de
determineerende oorzaken der misdaad, in verband
met hare werking op het bizonder karakter
van den boosdoener.
Zij heeft er op gewezen, dat de gevaar
lijkheid staat in omgekeerde verhouding
tut het aantal en de sterkte der uitwendige
oorzaken. "
De misdadiger, die door een samenloop
?van invloeden tot misdrijf komt, is te onder
scheiden van den geb >reu misdadiger, wiens
misdadige aanleg, juist door zijn groote
onafhankelijkheid van omstandigheden, zoo
moeilijk te genezen is.
Hoe gaarne citeerden wij nog meer uit
bet belangrijke werk.
Schrijver volgt de verdeeling der mis
dadigers van Ferri en zegt bij den
gelegenbeidsmisdadiger pag. 219.
Dat hij ouder de hoogere standen der
maatschappij zooveel minder voorkomt dan
onder lagere, behoeft geen verwondering te
wekken. Immer*, daar wordt door gunstige
firiantieele omgeving, openbare meeaing,
enz., een zooveel zwaarder tegenwicht ge
leverd om misdadige neigingen niet tot
uiting te doen komen en haren invloed op
'smenschen gedrag op te heffen. Vele
crimineele aandriften zullen daar latent blijven
ef zich alleen openbaren in wettelijk niet
strafbare handelingen. Maar zonder over
drijving mag beweerd worden, dat menigeen
onder den gegoeden stand onder min Ier
gunstige maatschappelijke omstandigheid
allioht bijv. tot diefstal zou vervallen zijn.
Hoe gaarne zagen wij boven besproken
verzameling van studiën, waarvan de laatste
luidt misdaad en straf,' in ruimen kring
verspreid; zeer stellig zullen zij daar de
waardeering vinden, die ze zoo ten volle
behoort.
Haarlem. G. A-ÜOTMAR.
Mazief in ie HooMai
S a l o m ".
En zoo is dan de lang verwachte Salom
op 'oeri}ig eea feit geworden.
Annterdtm heeft kennis knnnen maken
met h tjong-tedr matifche werk van Richard
Stran^s. Het heeft op n'eu^ kunnen bewon
der n de buitengewone virtuo<iteit, waarmsrte
deze compjnist beschikt over de geheele
omvangrijke techniek onzer muzikale kuasf.
Koen is zyn po'yphonie, echi terend zijn
?palet. Het is niet te veel gezegd, waaneer
men beweert, dat geen onzer levende kunste
naars hem nabij komt in de kunst van alle
mogelijke orchestklenren dooreen te mengen
en daardoor een geheel te bereiken, dat niet
alleen gloedvol is en warm, maar dat ook
DOOR
KEES ME EK EL.
II. ?
Omlaag lag de donkere zwijgende vlakte,
Gestippeld met rode kleine vensters hier
en daar....
Dirk Remers stond en staarde door de nacht
ever de stille streek in de richting van het
Gonstig tij" gejaagd en onrustig.
Zou het niet?;, zou het vuur zijn gedoofd?...
Was het smeulende hout misschien ontdekt?...
Zag hij daar geen vlam ? . ..
Maar er gebeurde niets.... Zivart lag de
nacht en rustig.
Een lichte flikkering
Hy' voelde een schok door zijn lichaam
gaan als kreeg hij een hartklopping.
... Dat was op de ruitjes vau het afdakje
naast de molen hij vergiste zich niet...
daar was het ... 't lukte!
Er kwam een roerode gloed spelen op het
kleine venster blikketig als werd het
be?chenen door ondergaande zon.
Het flikkerde feller óp....
Het vlamde achter het venster!
In een sprong tijds sloegen de vlammen
uit als gloeiende stralen en tongen spuitend
door de pannen heen, opwerpend een zwakke
Treemdrode gloed tegen de grauwriete molen
en op wat lage struiken, grillig en spokig.
In 't aanwakkerend l icht stonden de
najaarebomen met hun gelende loof als in een
tovertooi, het bewoog en danste rond de molen.
En eensklaps schreeuwde er een stem door
«Ie zwy'g-stille nacht, luid en hooe, dat de
nagalm eindeloos-wij d relde. Brand! Brand I
Het woord sloeg in zijn ziel dat hy
opeprong ... als een heftige belediging zo viel
de klank, hy' huiverde onwillekeurig.
Ineens werd het leven en gerucht en ge
roep overal door de plots-onruste vlakte
als rees het uit de bodem op.
Schelle zenuw- hese stemmen met die akelige
i reet brand-brand blaffen van honden
op de boeven in 't rond gillen en wan
hopig-bang schreien van vrouwen en kinderen
een verscheidenheid aanbielt, welke voort
durend het oor geboeid houdt.
Nog een eigenschap treedt in Salomébijt
zonder op den voorgrond, nl. de verbluffende
zekerheid en waarheid, waarmede Strauss de
psychologische Vorgange" op het tooneel
in z\jn orch.-st weet te iilustreeren.
Deze op zich zelf voortreffelijke gave brengt
echter den componist ten verderve. Indien
men de kunst in dienst stelt van het ver
hevene en het grootsche in den mensch, van
edele menschelijke hartstochten, dan leeft
men mede met dichter en coocponist en wordt
men ten sloste opgevoerd tot een stemming
van extase, zooals alleen een waarlijk edel
en verhe'en kunstwerk kan teweeg brengeu.
Oscar Wilde heeft ons aan het slot van
zijn werk echter ejn uiting van hartstocht
te aanschouwen gegeven, lager dan de
dierlij kste menschelijke lusten vermogen op te
wekken.
Eu Strauss, getrouw illustrateur van de
tekstwoorden, hteft hein hierin op zy'de ge
streeft.
Daar deze regelen geschreven zijn, na
redactiesluiiiag van dit nummer, kan ik
niet in den breede uitweiden over het
sensationeele werk. In et n volgend nunrner
hoop ik uitvoeriger op Salouió teiug ie
komen.
Laat ik met een enkel woord nog
mededealen, da.t de uitvoering, trots hvar vele
tekortkomingen, toch wel een beeld heefc
gegeven van het werk en dat het Utrechtsche
stelelyke orche4 zich zelf heeft overtroffen
in de wedergave der onbeschrijfelijk moeilgke
partituur. Van de solis en was alleen de heer
Urlus als Herodes in alle opzichten een voor
treffelijk kunstenaar, die ver boven zijn partij
stond. Ook over het verdere gedeelte der
uitvoering in een volgend nummer.
ANT AVERKAMP.
PnUcüs m Dnyse.
Gedichten, verzameld en ingeleid door
VICTOR DE MKYERE Ailsr. de S^ijn,
Vertiougstraete; Bussutn, C. A. J. v.
Dishoeck.
Ons volk ia een klein volk. welks zielental
door een bescheiden breuk wordt uitgedrukt,
het vergelijkend met dat van volken diearoote
litteraturen hebben voortgebracht. EQ nu
mogen wij tot onze eigen voldoening; de
illusie dat een k.ein vo k in vele opzichten
groot knn zijn, iets meer dan andere lot
werkelijkheid gemaakt heiben, d\vaas ware
het toch ons te verbeelden in een kunst die
nooit veel onzer liefde wi-it wakker te roepen,
waarvoor wij dus waarschijnlijk het milist
aanleg bezaten, ook de schoonste lauweren
te hebben weggedragen. Die kunst is de
kunst van schrijven. Wanneer wij de weldaad
eener vergelijkende litteratuur-geschiedenis
wat meer deelachtig waren gewoiden, zou
den wij dit helderder inzi°n. In plaats
daarvan deelt nog chauvinisme van do komiekste
soort zijn oordeelen uit: wat al narren
hebbea wij voor poets laurea'e bij Apollo's ge
nade aangezien, wat al geleerde genieën en
ongeleerde feniksen in ongelezen littera
tuurboekjes en duffe bloetulezinkjes begra
ven! Voor ons volk hoe veel gezondere en
frisschere gee;tesgymnastiek, zoo de critiek
bij monde van ervaren Aristarchen, had ge
tracht zijn standaard van beoordeeling tteeds
te regelen naar die der wereldlitteratuur. Ik
zie in mijn verbeelding de Nederlandsche
letterkunde al ziuh bewegen tusschen hare
zusters eenvoudiger maar zeker even smaakvol
gekleed, met een diadeem van weinige doch
echte edelgesteenten waaruit althans n
prachtdiimant straalt; terwijl zij nu, de
onnoozele waardeerin^ aannemende van meer
dan een hedendaagsch cri ious, daar voor
een verbaasd auditoiium rond lunst
domlachend als een geïmporteerde papoea, armen,
hals en beenen behangen met allerlei op
zichtige en rinkelende snuisterijen waarvan
elk verstandig mensen de waardeloosheid
begrypt.
Een der hoofdstellingen zulk eener verge
lijkende geschiedenis zou wel wezen dat onze
letterkunde, op zijn buitenlandsch gebakerd,
sedert een overdrevend aandrift heeft gevoeld
tot afzien, navolgen. Klassieken, Franschen,
Italianen, Spanjaarden, Du i ? schers, Engelschen
loeien van vee en driftig gehinnik van
een paard...
Bollende wageraderen over de onzichtbare
wegen, met 'n snelheid als door storm
gedreven.
Heftig schoten de vlammen op als
vlaeen langgerekt, hoger, hoger schuins
zich opheffend, aauwakkeread....
Ineens sloegen ze over op de riete be
dekking der molen. Het oude riet vloog in*
vlam als kruit.
Spoelend van felheid en als springend de
vlugge vlammen tegen het riet óp?ineens
is volle brand en stond de molen als een
gaslicht dat met 'n kune flap ontbrandt ...
Er begon een klok te luiden ver-weg.
Zwaar bronsgelui ener brandklok, met
biemende slagen, die als zware klachten
liepen door de vlakte... klanken dieriepen
als bange stemmen om hulp in de
anzstvolle nacht... die de mensen dedf n sidderen
van ontzetting en tranen wellen in de ogen
van geheimnisvolle vrees.
Het was een roepen en schreien, schreeuwen
en klagen duor de urmatmrrlike nacht onder
de macntige gloed van de brandende molen.
Als een ontzaalike toorts stond de molen
te branden en wierp een wijdstrekkende glo^d
op de donkere trekkende wolken, die dreven
als over een hel-verlichte groot-stad heen.
Dirk Remers staarde met verblinde ogen
in die geweldige vlammengloed, luisterde
naar de eentonige noodkloK verweg zonder
klaar benul van de oorzaak dier brand.
Hij wist dat die brand door zijn hand
moest zijn verwekt, maar als een dromende
was hij zonder helder besef
Dat hij, die alomme bereddering en groot
heid had geschapen kwam hem voor als een
fabel, als een onmogelike daad.
Kon dat wel mogelijk zijn dat hij, Dirk
Remers van de Vier Winden .. . kon het
mogelik zijn dat vuur uit zijn hand zó sterk
was en geweldig? Dat heb jij gedaan, jij ...
ging zijn hart.
Als een onwaarheid meende hij zijn hart
en geheugen....
Hoe kon hij....
Er klonken holle slagen beneden op de
deur, die gedempt rumoerden door de
moleruimte heen.
Als een slag op het hoofd zo duizelde het
in hem... als een misdadiger, die wordt
weerspiegelden w\j trouw, alleen wat troebeler.
A priori zou men derhalve de stelling knnnen
wagen : wat deksel, een Prudens van Duyse
zou dat zoo'n witte raaf ge *eest zij n, dat bij
alleen, nog wel in een landstreek
diedeniburige taalgenooten toenmaals als vijanden
beschouw.ie m er dus minimale uitwisseling
van ideeën mee ha l, niet den invloed heeft
oudergaan der overheerscheade taal- en let
terkunde? Het antwoord is gemakkelijk: een
phenomenaal zieleprobleem ter o plossing biedt
v. Duyse niet! Oin Jat te bewyzen komt mij
een schets zijner litteraire ontwikkeling,
zooals de onderhavige uitgave zijner beste
werken doet vermoeden, h.-t meest geschikt
voor.
V. Duyee werd geboren te Dendermonde
in 1804 onder de heerschappij van Napoleon.
Reeds met de moedermelk schijnt hij een
blinden haat te hebben ingezogen tegen al
wat Fransch wa«, den keiier als oppersten
representant natuurlijk bovenal. Zelfs wan
neer in 1840 diens lijk plechtig te Parijs wordt
bijgezet, ontlokt in een zesbladerige ode
slechts a bij zou derhei i een aantal en de
eenige goedel sympathieke regels aan
zijn Uei", deze:
Sliep hij vol plechtig op die stille kus en
In zijne geheimzinnigheid:
De treurwilg, weenend neergebogen,
Stond bij zijn graf daar, ale een vrind,
En tranen vloeiden hem uit da oogen,
Die nooit den Gro-ite hal bamind (blz. 14£).
Desalniettemin onderging van Duyse den
Franschen invloed. Het gedicht Waterloo's
25stöverjaardag (blz. 31) b.v. : in
zijneigenaardige onregelmatige stauzen vertoont dui
delijk het type Messéniennes van Casimir
Delavigne 1) en in II een zeer geliefden
versvorm van Victor Hugo. Er is echter ver
schil. Weet Delavigne meermalen door
krnchMge kortheid en betrekkelijke fu
chheid te treffen, al beschikt hij niet over den
overstelpen len beeldenrijkdom eens Hugo's,
v. Duyse biedt voor eide eigenschappen nu
eens ver.'chaa'de gemeeuplaatsea en koaiieke
logica, en dan beelden die voortgekomen
lijken uit een Geist entführt met Barentatzen
(Heine).
Een regel liep uit op onverwonnen
wirapelen" en de onvervaarde dichter snorkte
door : Wat voorhoofd eens tirans die bleek
mocht tegenrimpelen.
Iets verder heeten de Belgen kindren
euer vrouw ', en vraagt de dichter veront
waardigd of 'Ie gevallenen slechts moesten
dienen om 't Waterloosche veld te bevruchten.
Een worp verachtlijke asch was tot dien
[bloei genoeg!
De regel, zij is waar; dich de dichter gaat
uit van een veronderstelling die in geen ver
standig brein opkomt.
De ueheele bloemlezing getrokken uit van
Diiyse's eernte bundel (1840) wemelt van der
gelijke fraaiigheden. Ktsuige lieden wilden
den Watenooscheh leeuw van 't voetstuk
halen :
Maar 't vorstlijk dier, dat hen ziet peinzend
[naderen,
Brieschte in hun oor: ,,'k Ver-;inlijk 't
[vaderland !
Of ze ook hard weerom ziju geloopen na
deue Pygixialiouiiscbe ontmoeting ! Deleeuw,
reeax zinnebeeld zijnd*, wordt hier tegeiijk
werkelijk gedacht en Uut geeft een dwaze
tegenstrijdigheid.
De leeuw tierstelt zich wat later en blijft
staan: waar hij heldhaftig flonker,'
Zoo r^ia van borst als versch getallen sneeuw.
Brave jongen, hé!
Nog de be ite ode, op Vondel blz. 2 L brengt o.a.
't Voorhoofd door den held verbrijzeld,
Brult, in des aferonds boei gegijzeld,
en Zy paart de liefdestar der oogen
Aan 't onschuldaadcnend lipkoraal,
waar tegenover alleen dit couplet de eer wat
ophoudt:
Vergeefs! op vnu gen drakenwagen
Schiet Lucifer, helsch grijnzend, heen.
Hij schut en stut de felste slagen
Op breeden beuklaar. hij alleen.
Hij zwaait, bij trotsig boezemzwellen,
Den bijl, om Gods banier te vellen,
overvallen sprong bij op.
Wat zou hij doen ?
Dirk Remers! Wakker... Dirk!
Met tastende handen greep hij de trap
leuning en snelde geruisloos de lange trappen
en ladders af.
Voor zijn deur stond Knelis Kade, de
pachter van Bouwlust.
Wat is er? stotterde Dirk.
Bij Anna Goede kraait de rooie haan van
de molen.
Goeie God ! Hoe is 't aangekomen Knelis?
Weet niet Ze hebben mij ook uitge
klopt.
Ze liepen samen zonder woorden de weg
op ... met struikel-snelle schreden van haast.
Vaag en sciimmerig stond de hele streek
met huizen en bomen en mensen onder de
grillige vlammen der brandende molen.
Vaag en schimmerig-onnatuurlik en toch
hel en klaar als was het dag.
Overal langs de sterk-verlichte wegen en
paadjes, door weilanden en koornvelden
kwamen mensen aangesneld; voor de lage
huisjes der daggelders ston ien vrouwen met
hun kinderen angstig-beduusd te staren naar
de molebrand.
Hij hoorde de vrouwen meewarig jammeren
over Anna Goede met haar stutapers van
kinderen...
Zijn er nog verbrand, buurman? vroeg
Dirk opeens huiverig.
'k Weet niet.
Gerept, in-sukkel-draf af-en toe liepen ze
naar de molen. De vlammen stegen, laaiend
en spoelend, hoog boven de molen uit, als
opgezweepte golven hoog.
Om de zware bindbalken, assen en leggers
woekerden de vlammen met vretend geweld
en wail'erden door de rondomme stilte, met
geluid als wapperden vlaggen iu de wind.
Van de dikke balken vraten de gulzige
vlammen vonken en spranken en spaander?,
en wierpen ze hoog in de lucht in
krinkels en kronkels en warrelende slingers.
Langs de zwaar-ijzere as knetterde het
vuur en kroop naar de wiekezeiien...
Langzaam klom het op, brandend in de
latten van het wieke-hek, grillig als een
huivering wekkend schrift.
Dan begonnen, met een geluid-van-vuur als
takken of golven in de wind, traag de wie
ken te draaien.
Die neerstijgt in een gloed van licht,
Waaruit Jehova's naam geschoten
Den sidderenden vloekgenooten
Verolindend straalt in 't bleek gezicht.
We zou ien dan ook het Waarom ik zing"
bh. 28 beslist beantwoord hebben met de
betwijfelende vraag of
questa ei sente
Musica interior
zoo niet enkele verspreide lieve regels en
de kinierlijke, naive ballade: Het Gentsch
Beggijntje, ons voorloopig tevreden «telde. Zie
hier een couplet eruit, eenigSiins oostersch
gedurfd van beeldspraak:
Zoo vriendlijk als het maantje
Dat aan de kimmen daagt,
Eu op de golven blikkert,
Zoo vriendlijk was de maagd.
De dichter na deze eerste verzen, meesten
tijds den invloed van Gentschen Lieven Uitzet
en spontaan opborrelend gemeenschapsgevoel
verradende, maakte kennis met de diepere
smarten dezer wereld, den dood eener moe
der en liter eener zuster, en nogmaals greep
hij naar het dichterlijk snaartuig''. Onbe
wust gevoelde hij dat het holle getoeter zijner
eerste jaren niet geschikt kon zijn de buiten
wereld zijn droefenis hoor- ea voelbaar te
maken. Gelukkig bood Frankrijk hem weder
om een voorbeeld en een schil erend
aan. In 1832 ontstond de eerste eiegie uit
Na'alii en in 1830 verschenen de Harmonies
poétiques et religieuses van Lamartine,
nadat reeds veel vroeger de Méditatious
Poétiques het licht zagen.
Van 't gothisch torenspits verspreidt zich door
(de wolken
De stem van 't hei'ig brons, den wandlaar tot
(vermaan.
Cependant. s'élancant de !a flèuhe gothique,
Un son religieux KB répand dans les airs;
Le voyageur 'an te;
(L'isolement, Méditations).
De;e twee brokstukken zijn van gelijkenis
téopvallend om niet innige vertrouwdheid
te doen aannemen. Milly ou ia Terre Natale
en dergelijke kunnen onzen d.chter aan zijn
vorm, weemoedigen rythmus, landelijke
schildering geholpen hebo n. Dadelijk mogen
wij er bij voegen, de navolging was eene
gelukkige: 1ste Elegie, S ia stuk; 2Ie Elegie,
2de stuk en ve'e verspreide voortreffelijke
regeU nemen dun le/.er in. Het volgende
fragment is uit de 2Je:
Die lieve moeder
voor de eerste maal niet met mijn leed
(bewogen,
Verjeugdigd in haar slaap, en in't gelaat iets
(groots,
Iets onbeschrijft jk groots, dat sprak van 't
(ander leven;
Nog zie ik om haar mond een goddelijken la ;h;
Nog bomt het klokkenpaar, mettraagge-leepte
(?danken,
Van uit den toren voort, op ongelijke maat;
Nog schiet m 't heiligdom het wa^licht dolle
(jpranken;
Nog rouwt het Gjdsaltaar in aakhk
tloersge(waad;
Nog staan ze voor mijn oog, omneveld door de
(tranen,
Die weezekin Iren, met een fakkel in de hand,
Het schijnt zooals het met kleine dichters
meestal gaat, dat de diepgevoelde smart
voorlang v. Duyses .,dic"itader" had doen
droogloopen. Althans de in de«e bloemlezing
geciteerde brokstukken uit Godfried of de
Godsdienst op het veld (1842) vertoonen
wtioig der Natalia-schoonheden en een hee
leboel van den verschrikkelijksten bombast
zijner eerste periode. Blz.66 brengt daarvan bv.:
Verzonk de zon, verging al watde S.-hepper
(iia (.rdn,
Geloovig knielde nog de Hoop op 'tlijkder aarde,
de ode Aan God" blz. 69 na de regels
O Gij wiens naam alle eeuwen stamelen,
O aller zonnen bo venzon,
duikelt met de volgende
Wier licht geen brandglas kan verzamelen,
reeds de volmaakte bespottelijkheid in; terwijl
Aan de Zon", blz. 59, die volgens den dichter
't Scheppingsboek ontzegelt,
De mannen die eerst nog hadden staan
pompen en wa'er-werpen hielden op, wetend
wat er ging komen.
Langzaam d-aaiien de wieken.
En in de molen draaiden en maalden balken
en leggers en spillen, assen, hout-raderen
en kammen in een warrelgeweld van vonken
alles in beweging gezet als door de
ontzaglik sterke vlammen,
Met zwijgende ontzetting stonden de men
sen bij dat vuurgedoe, bij die ontredderde
molen vol wegvretende vlamtanden en tongen.
Dan drong er plotseling een hoge, angstige
stem door de stilte en vuurgloed:
Weg! Weg! Bij de molen vandaan!
Weg!
De mensen repten zich, struikelig,
hoopover-stoop bij de molen vandaan met de
schroeihete vlammen.
Met dof geluid vielen een paar dikke,
vuurgloeiende balken omlaag, gedempt-zacht
op een bodem van vlammen.
Een waggel draai deden de wieken, en dan
ineens, als sloeg een orkaanruk neer op de
vlammenmassa, vielen stommelend en stotend
in elkaar de vlam vergane balken, die het
brandgevaarte moesten dragen en schragen.
Met woelige schudding en dof gebons viel
alles op en door elkaar; balken en leggers,
vlammen en vonken raderen, spillen en
wieken, vlammen en vonken heel het
brandgevaarte en vuurmonster storte samen
in een geroezemoes van vlammen-woede, in
een rompslomp van vallende gloeibalken.
Een sterk stemmen gegons van ontzetting
en vaagbange bewondering liep door de
mensen.
Een warrelstof van jagende vonken en
spranken sloeg omhoog dichtopelkaar als
een vuurzuil ging dan aan 't vallen en
vlokken naar beneden als een dalende gloei
ende sneeuw door i e lucht.
Dadelik gingen de mannen weer aan 't
blussen in de chaos van vuur en gloeiend
hout, onier de vallende vonken.
Met stug gelaat schouwde Dirk Remers
toe, het roerde in hem van spijt en meeli;...
Naast hem stond de burgemeester.
Zijn er nog verbrand, burgemeester?
Neen Remers, goddank niet. 't Is anders
eei toestand.
God bewaar me... antwoordde hij slechts.
Ja 't is een toestand.... Maar ze is
onze meening bezegelt door een rethoriek
zoo rammelend, alles-om-het-ry'in
er-maarneerplakkend 2), iat ik des inleiders voorliefde
niet begrijp of eenige malle regels op den
ongodist" moeten het hem hebben aangedaan.
Na deze krachtsvertooning boven ziju
macht vond de heer v. Duyse het voorloopig
genoeg en we moeten dit beamen. Eerst in
't revolutiejaar 1848 trad de dichter wederom
met een groot en een aantal kleinere gedich
ten te voorschyn Zij kwamen eigenaardig op
tijd; ook in hem had een resolutie plaats
gehad: de Franschen hater maar hun littera
tuurnavolger was ean Germaan geworden
ook in zijn dichtwerk en het moet gezegl,
hem schijnt deze geheele keer voordeelig
geweest te zijn. De zang van den
Germaanschen slaaf, een gevangen bard Rome'a
eindelijken ondergang voorspellend op een festijn
des Caesars, behoort in althans de eerste twee
gedeelten tot zijn beite werk (een paar vlek
jes zijn er wel; zoo de komieke dubbelzin
nigheid der Germaansche vrouwen, die van
fierheid zwangj-r" >ich'.elf gedood hebben).
Het klaarst blijkt de verandonnj in v. Duyse
echter uit den buudel Het Klaverblad". Geen
onmach i;e Franschen-naoderij meer, doch
gemoedelijk, leuk, geestig, voldsliedachtig
werk, als soort van minderen rang, evenwel
in zyn soort af, aantrekkelijk. Het zijn de
Duitsche R>mantieken, verder Matthias
Clau lius en vooral Burger, de grappige
vertellingen-dic'iter van Der Kaiier und der
Abt, Die Knh, etc., die hem den Lieuwen
weg wezen. In den trant en vorm der twee
genoemde gedichten is de Wandeling van
ons Heer en 81. Pieter of de Hebzucht gestraft
zooals iLen het zou kunnen bijbeti:eleü. Drie
avonturen van den apostel worden er in ver
teld. Aan 't eind van 't tweede hadChiistus
tot loon der gastvrijheid een oud besje
toegewen cht dat zg den giheelen dag datgene
zou doen waarmede zij 's morgens het eerst
begon. Zij ving aan met geweven linnen te
meten. Als een loopend vuurtje ging de mare
het land door en de wandelaars voor. Zoo
kwamen deze aan een pachthof waar men er
reeds alles van wi-tt. Grootsch onthaal, zelfde
toewensch. Natuurlijk zal er linnen worden
gemeten. Doch om ongestoord te kunnen
doorwerken, loopt de pachteres dom en on
nadenkend nog even naar ... men luistere
slechts:
Zij bukte in den irasrij ken boongaarde neder
En zat nog g 1 bukt als reed i de avondstar weder
Verscheen; en, men zegt, 't was de plas van dit
(oord,
Die de oorsprong der Schelde was. Zeg het
(niet voort! 3)
De mooiste bloesem dezer late en laatste
lente komt mij ejhter de ballade» Ondine"
voor, die in geen goede bloe;ulezing moest
ontbreken. Het gegeven 'n ongeveer dat van
Gühes der Fi-cher; ziehier een muzika e
strophe:
't Is de zan? der fchaars geziene,
Der betoo verende Ondine,
Zwierig als een zwaan, ter ree
Drijven l: s^hoone maagd der baren,
]Jie de nacn alleen ziet varen
In den slui ir van heur haren
Op de stille zee.
Het lust mij niet ook de verdere bladzijden
we zijn pas op de helft van 't eerste deel
dezer uitgave e ren nauwgezet te ontleden en
beoordeelen. De na volging strekte zich steeds
over meerdere dichters uit; zelfs een
Mussetachtige herinnering ont-uoet men al lezende.
De trotsche lier der verheven oden verleidde,
l) De eerste getiteld La Bataille de
Waterloo merkwaardigerwijs, begint:
IU ne sont plus, laieee: en paix leur eendre.
Par d'irjustes clameurs ces braves outragés
A se justitier n'ont pas voulu descendre;
Mais un seul jour les a vengés.
Hs sont tous morts pour vous défendre.
2) De beste regels zijn:
O bovenzonnelineen,
Als ons uw spelend koor eens met zyn glana
(bestraalt,
Dan zal geheel de ziel een enkel speeltuig wezen
En vurig opgerezen,
Zinkt zij in dichtkunst weg,
3) om der wille van de maat moet men
lezen: Ie re^el bukt'; 2e d'avondstar en 4e
d'oorsprong.
IIIIIIIIHIIIIIIItlltlllllllllUllltlllllllllmlIlflIlIllllMIIIIIMIIMIUIIIIIIIIIIIIII
verzekerd en, naar ze me zei, was de molen
hoog genoeg aangeslagen om er een sterke
nieuwe voor weer te bouwen. Dat is een
troost!
Zo ?... Ja, dat is het.
Dan ging Dirk Remers de andere mannen
helpen inhunblussingswerk... water werpend
op de vlammen, die hy ze'.f bad verwekt.. .
tussen de andere mensen, als een helper
die geen leed kan zien van zijn naaste....
Er kleeft bloed aan een wiek der
Vierwinde-molen".
Het is bloed van Dirk Remers die zich te
pletter heeft peloopen tegen een aanz saaien de
wiek van zijn malende molen daags na
de brand van 't Gonstii? Tij"...
Er is geen mensch die een juiste verklaring
kan geven voor zijn zelfmoord, men gist ea
vist en eenieder heeft een mening-voor-zich
over die daad. ...
Het spookt om de molen ..
Al jarenlang staat de Vier-Winden" leeg
en verlaten, verwaaid-gehavend 18 het riet,
gedeukt, ingevallen de kap als de hoed van
een verlopen man.
Doch de bloedvlek is helder, en
onuitgewist van reg-n en weer....
Het spookt om de molen! ...
In de donkere herfstnachten gaat er een
man-in-vuur-en-bloed om de molen
schreiend en klagend, en hij verft met bloeie
band de oude bloed'lek op de wiek
menierood, hel...
Er is niemand die de voorhene
mooie-vierwinden zal huren...
Er ligt een vloek op de molen, wat iedereen
weet.
Als ten boon die vermolmt, als een bouw
val zal ze worden en vaHen door de tijd
onbewoond om de dwaal-geest.
Een kleine mijl van de vervallende
VierWinden staas hoog-geheven 't
Nieuw-GonstigTij.
't Is een molen sterk en hecht en ze zwaait
met haar grote wieken trots over de streek ;
als een hoogmoedige staat ze ... spot gebarend
tegenover de oude lege, dode Vier-Winden.