De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 29 september pagina 6

29 september 1907 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DÉA M S T E R D A M M K R W E E K B L A D V O O R N E D E R L A N D. No. 1579 De Johanna-stichting te Arnhem. ,De Johannarstichting te Arnhem heeft zich tot taak gesteld het verzorgen en opleiden van gebrekkige en mismaakte kinderen, met het doel, niet, dat die kinderen altoos in die inrichting blij ren, maar dat zij eenmaal weer de maat schappij ingaan, om naar de talenten en krachten, die zij hebben, te arbeiden, en zooveel mogelijk in eigen onderhoud te voorzien. ?Er zijn velen van deze stumperts, die gaarne opgenomen worden, zoodat het noodig zij te weten, waar men deze ongelukkigen kan brengen. De Johannastichting bestaat slechts zeven jaar. . In die weinige jaren heeft zij reeds veel bereikt. Klein begonnen, heeft de inrichting zich gaandeweg uit gebreid. De heer A. M. Knottnerus is nu in dien geest ongeveer zeven jaar aan den arbeid, en met blijdschap kan hij constateeren, dat wij niet kwijnen, maar groeien." De inrichting werd geopend, zonder dat er nog eene inrichting was; er kwam n zeer ongelukkige en verwaarloosde verpleegde, die opgenomen werd op de kinderafdeeling van het ziekenhuis van het N.-H. Diaconessenhuis te Arnhem. Zoo werd de arbeid aangevangen, 't Was geen schitterend begin, maar het was toch een begin. Dat duurde een paar jaar. Ondertusschen waren meer ver pleegden gekomen, die plaats noodig hadden, maar die ook opgeleid moesten worden, krachtens het doel van den arbeid. Dat kon niet in een ziekenhuis. Er moest dus plaats gevonden worden, en er is plaats gevonden. In 1901 verhuisden de verpleegden naar een huis van het Diaconessenhuis, Johanna-stichting, Pels Rijckenstraat l, Arnhem. waar twee kamers voor hen werden ingericht en bovendien een tuin ter hun ner beschikking werd gesteld. Doch het was er een schrikkelijk zich behelpen. Want wat was het geval? Eén kamer moest dienst doen voor eetkamer, speelkamer, school en werkplaats, en de suite deuren gaven toegang tot de slaapkamer. Het verhuizen van de ziekenafdeeling van het Diaconessenhuis naar een huis met speciaal voor de kreupelen ingerichte vertrekken, was een heele vooruitgang. Op den duur bleek ook dit huis niet voldoende. Het getal der ver pleegden nam toe; en de opleiding leed onder de te beperkte ruimte. De behoefte aan een ander, grootér huis, deed zich met den dag meer gevoelen. Door onver moeid ijveren van den heer Knottnerus is er een grooter, een goed ingericht huis gekomen. In 1903 vestigde de Johanna-stichting zich in de Pels Rijckenstraat I. Welk een ruimte! Slaapzalen, een eetkamer, een school, een werkplaats, voldoende ruimte voor allen, die de verpleegden heb ben te verzorgen, en en groote tuin....! Hoe groot ook de verbetering ware, zij was geene inrichting voor 40 kinderen. Al wilde men de inrichting niet te groot maken, kleiner mag zij ook niet zijn, want hoeveel gebrekkigen en mismaakten zijn er wel niet in ons vaderland! Dus de inrich ting voorzag niet aan hetgeen geëischt werd: voor 40. Wegens beperkte middelen kon het bouwplan slechts voor een derde ten uitvoer gebracht worden. Dat hinderde eerst niet, volstrekt niet, want men was aan beperkte ruimte gewoon, en met het oog op het getal der verpleegden, waar mede het nieuwe huis betrokken werd, was er zeer veel ruimte. Doch dat getal is geklommen, zoodat er nu reeds 14 jongens en meisjes zijn. De inrichting is weer te klein, de zitkamer der zusters, tevens spreekkamer en bestuurskamer, is reeds ingenomen als slaapkamer voor de kleine meisjes. Bovendien is de school gevestigd in een gedeelte der werkplaats; is er geen flinke linnenkamer, wat ook dringend noodig is voor de opleiding der meisjes; en is er zelfs gebrek aan slaap kamers. Het huis moet dus vergroot om de inrichting te brengen op de bedoelde grootte, nl, voor 40 kinderen. Dat zal voor allen goedkooper en beter zijn; beter, omdat dan alles beter kan worden ingericht, zooals het voor eene dergelijke inrichting moet zijn, opdat, wat men noemt de Krüppelpflege" meer tot haar recht komt; en goedkooper, omdat zoo vele uitgaven, die nu slechts weinigen ten goede komen, niet grooter zullen zijn voor een grooter getal verpleegden. Het bestuur heeft wel bouwgrond maar geen bouwgeld. En dat is een groot bezwaar. Zonder geld kan en mag niets worden aangevangen. Voor behoorlijke uitbreiding en inrich ting heeft de Johanna-Stichting vijftig duizend gulden van noode. Die veerkracht leeren hun de kreupelen zelven. Welke ongelooflijke moeilijkheden menschen die verlamd zijn; menschen zonder armen; menschen met vergroeide handen ook te overwinnen hebben om zich aan te kleeden, om hun werk te doen, nooit zitten zij moedeloos neer. Het bestuur doet een beroep op alle weigezinden in den lande om deze inrichting te steunen. De kleinste zoowel als de grootste gaven, legaten en schen kingen zal het dankbaar aanvaarden. Het bestuur zet intusschen in de verwacht;ng van grooten steun, het werk met nieuwe veerkracht voort. Bovendien geven de vruchten van den arbeid goede hope voor de toe komst. Men denke aan een gezin, be staande uit 14 gebrekkigen en mismaakten, zou der armen, zonder beenen, verlamd, 'Kreupelen en hulpbehoevende kinderen, door doelmatige verzorging en chirurgische behandeling geschikt gemaakt om zich o. a. in den tuin, zonder hulp, te vermaken. Wat er in de Johanna-stichting gemaakt wordt, door naar-het-lichaam-misdeelden, haar, hun leven lang, werkeloos zouden moeten blijden. zonder miiimiliiiliiMiiiitiiMimMMimiiiimi mitlimnimiiltKlOmiiMti iiiiiimmii Het gebouw van Maison ;Hirschj& Co., schitterend geïllumineerd op den avond van Zaterdag 2i]September 1907. Het vieren van het 25-jarig bestaan van het mode-magazijn Hirsch en Co te Amsterdam, op den hoek van het Leidacheplein, is ook een herdenken van de groote verandering van den plek, waarop het staat. Op het meest naar de Baangracht toege keerde gedeelte stond vóór ruim 25 jaar: Het Witte Huis". Eigentlij k heette het en was het 't Cafédu Théatre". Omdat het tot het dak toe gewit was, droeg het den eersten naam. Voor de deur, die zich aan de linkerzijde aan den kant van het Plein be vond, stonden links eenige boomen, , waar langs een jhekje was, en in de daardoor inge sloten ruimte waren banken en tafeltjes, waar men plaats kon nemen om iets te gebruiken. Het Witte Huis" had tot kastelein jeen.bekenden, gewezen Arlekyn van den Stadsschousrburg,den heer Varangot. Acteurs en ook actrices en tooneel-vrienden be hoorden er tot de stam gasten. Na den dood van den oud-ArlekynVarangot, kwam zijn zoon Vietor in de zaak. Diens kasteleinschap ging te niet, toen het huis ver kocht en gesloopt zou worden, om terzelfder plaatse een, grondslag te leggen voor Jhet gebouw van f Maison Hirsch en Co.," thans een sieraad voor ] Am sterdam. ?-a«',-'./cvw- ?: :n^~"-: ?>? ;- ,?>??-. gs«"s'l'%-*>«"S*'- %:*'--*"" -«u ':?; , :.-.. - met a arm, met goede armen en slechte beenen, met geheel verdraaide ledematen, zoodat geen gewricht in orde is enz. enz. Men denken zich den toestand van deze stumperts eens in. Thuis zouden zij noch lichamelijk, noch geestelijk, noch chirurgisch kunnen ontvangen, wat zij in het gesticht hebben. Zij zouden niet naar school gaan, zij zouden vaak bedor ven, wellicht geëxploiteerd en ten slotte een last, een plaag worden voor hunne omgeving. Nu wordt er aan hen ge werkt; nu zijn verschillenden reeds goed ontwikkelde kinderen, die evenals alle menschen kunnen lezen en schrijven, zich geestelijk bezighouden en de dui delijke kenmerken van opvoeding dragen. Is dat geen resultaat? Al kwam men nooit verder, dan zou het reeds veel geld waard zijn, dit bereikt te hebben. De groote jongens in de werkplaats zijn reeds zoo ver, dat men ze wat kan laten verdienen. En de tijd zal komen, dat velen, die voor altijd voor zich en de samenleving een last zouden zijn, voor zich zelven kunnen zorgen en nut tige leden der maatschappij worden. Zulke resultaten wettigen de stoutste verwachting. De kreupelen zijn andere menschen geworden; zij zijn niet meer onnutte menschen, die, nu ja, wat mede lijden genieten, maar nergens toe dienen, neen, zij zien dat zij ook wat kunnen, dat zij in velerlei opzicht het/.elfde kun nen als normaal ontwikkelde menschen: zij genieten den zegen van den arbeid, van het bezig-zijn, den ganschen dag. Zij zijn vroolijke menschen geworden, en zij blijven vroolijke menschen. Is het niet een heerlijke vrucht te zien, dat het licht, hetwelk ontstoken wordt in de duisternis van het leven der kreupelen, helder begint te branden, en gewaar deerd wordt door hen, voor wie het schijnt? Ziet men de resultaten van groote inrichtingen voor gebrekkigen en mis maakten, die reeds jaren bestaan te Nowawes, Hannover, Hamburg-Altona en elders, dan geeft dit moed. Daar heb ben ze goede resultaten, daar hebben ze vele ongelukkigen klaar gekregen voor het maatschappelijk leven. En zou de Johanna-Stichtina; dat niet kunnen? Er is geen twijfel aan, mits men deze stichting overal steune, en daarvan blijk geve a*n den heer A. M. Knottnerus te Arnhem, den grooten ij veraar voor: Een goed huis voor de kreupelen."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl