De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 29 september pagina 7

29 september 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1579 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND. Herman Hejjemans Sr. (Zestig jaar journalist.) De oudste van ons, Nederlandsche journa listen, de heer Herman Heijermans Sr., viert heden Zondag 29 September het fefSt van zy'n zestig jaren dienst aan de Nieuwe Rotterdamiche Courant. En het laat zich aan zien, dat dit ongemeene jubileum niet alleen meegevierd zal worden in den kleineren kring dier redactie, maar dat ook de mannen der dagbladpers" in heel het land hun nestor zullen vieren, om zooveel kracht van geest en lichaam, en dat uit allerlei groepen van het publiek de erkentelijkheid zal blijken voor dezen twee-en-tachtig jarige, die zestig jaren lang het publieke leven door open baarheid heeft gediend. De Nieuwe Rotterd. Courant zelf 64 jaar oud heeft aan Heüermans, door de jaren heen, een harer verdienstelijkste medewerkers gehad. In een tijd, dat de verschillende deelen, waaruit de veelzijdige werkzaamheid van een groot dagblad bestaat, nog niet zoo scherp afgebakend en gespecialiseerd waren als tegen woordig, heeft hy, die door zy'n by'zondere schranderheid, door zy'n onvermoeibaren kop en »jjn vlugheid'van-doen, de echte journa listieke flair te pakken had, welhaast aan alle rubriek gezeten. Maar het werk, waarom zjjn collega's in den ruimsten zin hem hebben bewonderd, dat was toch wel bijzonderlyk de verslaggever^. Heijermans is in ons land, naar tydsorde en bekwaamheid, de eerste, verslaggever ge weest. Hy is begonnen om voor zyn courant wat er in den lande belangrijks voorviel oy te gaan wonen, en er nauwgezet en zoo snel als het zonder telegraaf en met een beperkten postdienst mogelijk was, verslag.van te zen den naar Rotterdam. Ja, 't is niet overdreven, wanneer ik zeg, dat de voornaamste gebeurlykheden in het openbare leven van de tweede helft der negentiende eeuw voor zoover ze Nederland betroffen door de vermaarde honderd welgeponte potlooden uit zyn doos beschreven zij u, zoodat, wie in de oude leggers der N. JïJ^S. *4 4!e kQlommtsn nf kolommen van zijn feandnaleest waarmee men de aarde wel zou kunnen om wikkelen een klaar en onderhoudend gesteld relaas krijgt van vijftig jaar vaderlandsche historie op haast ieder gebied En de journalisten, die weten hoeveel scherpzinnigheid, hoeveel inspanning en wat een toewijding voor het vak er vereischt wordt, om steeds vaardig te wezen voor het geven van kroniek over al die verscheidenheden, die het dagelij ksch leven aan den verslaggever voordoet, zij hebben Heijermans altijd met oprechten eerbied gelezen", want, welk onderwerp hij ook had te verslaan", Óf 't de meest abstracte wetenschappelijke congressen waren, voordrachten ? van den onmogelijkst technischen aard, politieke mee tings, waar de hevigste stormen over zyn hoofd gingen, kunstgebeurtenissen, nationale feesten en nationale rampen, de reizen van den Koning, financieele vergaderingen, ten toonstellingen, en ... vult u zelf verder maar in, steeds was wat daarover in de Nieuwe Rotterdammer stond, zuiver de quintessens van het gebeurde. Hy had 't altijd in de hoofdzaken gesnapt" en de détails, die hem mochten ontgaan, liet hij wijselijk weg hij had de pointes, die menigen collega ia de agitatie ontglipten, gevat, omdat hij door alles heen zich zelf meester bleef. Zyn sterk plichtsgevoel, aan een schrander overleg ge paard, zorgde ervoor, dat het stelselmatig op het papier, en steeds tijdig aan het bureau der courant kwam. Door al deze eigenschappen, maar vooral ook door zyn zelfbewuste kalmte, de rust van een koel hoofd onder de hevigst motioneerende dingen, het systematisch staagvoortgaan zonder overjachten, daardoor is Heijermans jaren en jaren achtereen door zy'n collega's zonder voorbehoud erkend als de primus onder de verslaggevers. Hij is het dus, die niet alleen de ernstige verslaggeverij ingevoerd heeft in ons land, maar de perfectie, die deze zoo belangrijke afdeeling der couranten sedert, ook dank zij het snelle verkeer, heeft bereikt, is zeker voor een met te miskennen deel te danken aan zijn uitnemend voorbeeld uit vroeger dagen. Daarom is het, naar ik meen, dat de Neder landsche journalisten van alle kleur en rich ting eenHey'ermans,heteerelid van hun Kring, steels met een opvallende onderscheiding hebben, bejegend. Zij eeren in hem den kranigen consciensieuzen vakman l En nu hij, na zestig jaren lang als zoo danig zyn blad te hebben gediend, nog een benijdenswaardig kloeke grijsaard is, die, tir a quatre pingles, fier rechtop en veerkrachtig door het leven stapt, en met zijn geestig discours menigen jongere beschaamd maakt, nu komt bij het respect voor den uitnemenien journalist, de bewondering voor de prachtige, Oosterscheleefkracht van dezen bevoorrechten mensch. Een man, die een eind in de tachtig, na zoo'n staat van dienst, tot heden toe bij voor beeld nog geregeld de persklare verslagen maakte van den Gemeenteraad en de Kamer van Koophandel te Rotterdam, en die om een andere typeering te geven, nog dezen zomer op het diner, dat de~Holland-Amerika Lijn den internationale journalisten aan boord aan de Statendam een der fonkelendste speeches hield in een Fransch van gracieuse tournure... ja, die is voor ons jongeren, wier zenuwen zooveel sterker meetriüen met de rotatiepers, om in verbaasde veneratie-naar op te zien, als stammende uit veel steviger, solieder, maar haast vóór-historische gevonden tyden. Zoo ook, alsof het uit een tijdperk ware, dat zich in de gry'ze oudheid verliest, wordt het je te moede, wanneer de heer Heijer mans. altijd levendig en met geestige zetten doornitst, vertelt van zijn jonge jaren aan de Nieuwe Rotlerdamsche Courant. Tien jaar geleden, dus bij een gouden feest, heeft collega Johan de Meester, in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, daarvan een feuilleton opgeschreven uit Heyerman's eigen verhalen. En dit "is zóó typisch juist zijn amnsante redeneert! ant, en zoo wonderlijk echt in zijn toon, dat ik de onbescheidenheid niet kan nalaten om het slot uit De Meester's interview met onzen Nestor nog een en ander na te vertellen: 3eyermans vader zélf van een reeks eminente dochters en zonen begon in dat mooi Joodsche patriarchale eerbiedsgevoel, met aan den referent een lofspraak in de pen te geven op zyn eigen besten vader". Ik heb hem ontzaggely'k veel te danken gehad", zei de toen toch reeds meer dan zeventig jarige man ontroerd. Wat ik weet. dank ik vooral aan mijn vader. Hij heeft grooten invloed op my'n vorming gehad, want vader was een veelzijdig man; hij had een mooie bibliotheek, hield dol van literatuur, wist wat sty'l was en deed zeer veel aan muziek. Ik leerde viool spelen, ik zat aldoor in zyn boeken; uit zyn voorbeeld, uit zyn lessen, uit wat hij mij telkens dicteerde van allerlei aard, leerde ik begry pen, dat er een kunst bestaat, die heet: zich behoorlijk uit te drukken. Maar vooral kreeg ik het hoofd vol muziek... En dan had ik nog een groote lief hebberij: schaken. Schakende sloot ik vriend schap met iemand, die correspondent was bij een bankiershuis.... En toen ik in een ... niet muzikale, maar zwaar wichtig- her vormdende bui, zooals alle jongelui er hebben, een lijvige brochure had geschreven over den politieken toestand van Europa en de noodzakelijkheid om zich te ontdoen van zekere staatspapieren . .. hoogere politiek mijnheer! . toen gaf it de copy aan dien vriend, die ze weer ter inzage gaf aan Tels, destijds al Hoofdredacteur van de N. R. C. Het resultaat was de ganschonverwachte uitnoodiging om aan de Courant te komen. Ik moest een exametje afleggen, d.w.z. enkele stukken uit buitenlandsche Couranten ver talen, waarbij ik de verontwaardiging van mijn aanstaanden chef opwekte, toen ik, toch al journalistiek, begon met hem om een dictionnaire te vrageu, en enkele dagen later was ik journalist eind September "47!" Maar een journalist van toen, was wel iets anders dan een journalist *annu. Mijn heer Tels was hoofdredacteur, maar hij was er nog iets anders bij. Hoofdredacteur-zijn wou in die dagen alleen zeggen, dat men de hoofdartikelen schreef. Op het bureau zag men den heer Tels maar zelden. Op het bureau was de redactie" maar heeren redacteuren waren niet heel veel meer dan klerken, in die verre dagen. Wat de oude heer Nijgh, de stichter, voor de courant is geweest, weet je bijna even goed als ik, al weet jij het alleen bij overlevering. Maar naast hem bemoeide toen ter tyd heeren commissarissen zicÉwaarachtig óók met aller lei détails van het inwendig beheer der courant, en n v<in hen had zelfs een boetenstelsel uitgevonden. Voor elke fout die je maakte, werd je gelde lij K gestraft. En dan hadden wij het presentie boek: 's Zomer s om acht uur present, 's winters om negen. Een van de commissarissen stuurde een klerk van zijn kantoor met het boek. Dit mensch moest blijven tot vijf minuten na den tyd. Wie dan niet in zyn boek had geteekend, werd als absent beboet. Maar in den boodschapper stak, geloof ik, de ziel van een blank officier. Als hij vier minuten over achten weg kon komen, zonder n van de handteekeningen, wachtte hij niet tot de vijf minuten om waren.. ... Je weet, dat ik in latere jaren zelfs chef de bureau ben geweest. Ook het tooneelen muziek verslag heb ik gehad. Mijn voor ganger voor de muziek had een tenor van de opera aangeraden wegens ouderdom zyn demissie te nemen. Het bleek iemand van even twintig. Maar bij dit alles was ons eigenlijke kantoorwerk heusch geen sinecuur. Wij deden toen zelfs ook nog de correctie, tot van de advertenties toe. Bij fouten, boe ten l Och, toestanden en verhoudingen waren toen heelemaal zoo anders. Overal. Want deukt vooral niet, dat de Rotterdammer ach terstond bij andere bladen. De journalistiek in Nederland was zoo. Ik heb toen ook eens een roman gemaakt, op commando. Een vriend van de courant was uit Indiëgekomen met een prachtig verhaal van eene wraak neming. Daar moet jij nu eens een feulleton van maken, zei mij de president commissaris. Jy hebt Oosterschen gloed. Ik schreef Sir William of Misdaad en Wraak", en voor mijn Sir" en mijn gloed" heb ik vijf en twintig gulden gehad. In '51 kwam de Gemeentewet en kwamen de openbare raadsvergaderingen. Ik naar den Kaad voor de krant... Op het bureau gaven de duiven, ik mag wel zeggen, beestachlig veel drukte. Je weet met hoe'n voortreffelijk overleg de oude heer Nijgh zijn duivenpost had georganiseerd. Voor dien tyd iets pracht igs. Maar niettemin was 't nog geen telegraaf! En dat ondervond de redactie in de eerste plaats. We hadden ook een eigen koeriers dienst voor den Moerdijk, Die bracht het dagelijksche steentje, waar de Agence Havas een pakje van had gemaakt, om er zijn blaadje met nieuwstijdingen mee te sturen, Toen dat de vlucht bracht van Louis Philippe, stonden de menschen op de trap, mannetje aan mannetje om de bulletins. Wat klinkt dat nu alles romantisch, hè, een man te paard, die dergelijk nieuws aan brengt? Nu je de telegraaf zelfs in de bin nenlanden van Afrika hebt. En ik, die om verslag van een muziekfeest te Arnhem te geven, op de stoomboot postduiven meenam. Den grooten stoot hebben de Couranten gekregen door de afschaffing van het dag bladzegel. Allerlei andere organen ontstonden toen ook. Maar een oogziekte heeft mij langen tyd van het bureau en uit alles gehouden. En toen ik.terug kwam, was de Kotterdammer een geheel andere Courant geworden: alles veel uitgebreider, elk met zyn bizondere taak. Van dien tyd af ben ik de redacteur-ver slaggever geweeit. Van mijne ervaringen als verslaggever zou ik natuurlijk allerlei bizonderheden kunnen vertellen. Maar de verhalen van verslaggevers als Forbes zijn algemeen bekend. Wat hebben de menschen er dan nog aan, te weten hoe ik het aanlei, toen ik den Koning gevolgd ben op zijn reis door de drie noordelijke Provincies, om paarden voor mijn. rijtuig en mijne verslagen weg te krijgen ? Makkelijk was het niet altoos, want Sire gunde deksels korte nachten, en toch wilde ik altijd zelf myn brieven in de bus doen. Toen ik eens, op van vermoeienis, myn ver slag tegen twee gulden fooi heb toevertrouwd aan een boeren-lummel, heb ik het epistel evenmin teruggezien als de twee gulden. Een voordeel van den toestand der verkeers middelen in die dagen was, dat men niet zoo behoefde te jachten met de verslagen, of er was tijd ze behoorlijk uit te werken. Ik heb altijd gewerkt op aanteekeningen, en ik houd vol, dat werkelijk goede verslagen, verslagen, die niet brokstukken van een rede, geven, maar de gansche rede resumeeren, alleen met aanteekeningen mogelijk zyn. Zelfs toen ik s'avonds over de telegraaf kon beschikken waar nachtdienst was, of op mijn verlangen tijdelijk was ingevoerd, heb ik gedurende veel jaren geen-instactané's, maar aanteekeningen gemaakt, die ik dan, na afloop der vergadering, ging uitwerken aan het telegraafkantoor zelf, .waar ik dikwijls 's nachts zeer laat nog aan het werk was. Andere verslaggevers waren gereed tegelijk met het sluiten van de vergadering en gingen zich verpoozen, terwijl ik eeret recht aan het werk toog. Zoodoende kreeg de Ketterij myn copie wel later, rntór het verslag was dan ook vollediger en. zat natuurlijk beter in elkaar dan dat van anderen".. En uwe verslaggeverservaringen bij het publiek, mijnheer Heyermans? vroeg de heer De Meester. Ik heb het dikwijls moeilijk gehad, maar ik heb my' B ooit laten vernederen, en hierby' heeft de Courant mij altoos gesteund. Eén voorbeeld wil ik je aanhalen hier uit Kotterdam zelf: de onthulling van het standbeeld van Hogendorp. Ik ging er heen. De boel was afgezet. Men weigerde mij toe te laten op een plek, waar het mogelijk was iets te zien of te hooren. Dat wil zeggen, ik was er eerst wel, maar moest weer weg. Ik heb toen gezegd, dat de Courant, als we niet blijven konden, geen verslag zou geven van het feest en we hebben ook geen verslag gegeven. O, 't is dikwyls moeilijk geweest. Maar ik heb de kracht gehad, gesteund door de krant, me altijd fier en hoog te houden, juist omdat ik altijd ingezien heb, dat die behandeling van de reporters eene directe uiting was van de meeningen van het publiek over journalistiek in het algemeen, 't Is immers toch al te dol. De Couranten zijn een onmisbaar deel van het maatschappelijk leven geworden. En ze zijn ook in ons land hoe langer hoe beter geworden. Ik kan spreken van een halve eeuw. Het is een verschil van dag en nacht. Maar in de be handeling van den journalist is 't nog niet altoos een verschil als van dag en nacht. Het publiek houdt ons nog vaak voor niet veel beter dan kantoorklerken, 't Zou wat erger beienken dan een presentie-boek, als het 't voor 't zeggen had.... Maar er is wel verbetering... . Mogen jullie het nog beleven, dat het hier wordt, als in andere landen of misschien, van weerskanten, nog iets beter..!" * * * Deee laatrte zin uit het interview met Herman Heijermans teekent wel zijn liefde voor het vak, dat hij nu, zestig jaren lang, met al zijn gaven heeft gediend. Het is een zeldzaam voorrecht, om, zooals onze Nestor thans, nu hij eindelijk kon be sluiten in ruste te gaan, terug te mogen zien op een lange, moeizame, maar volkomen ge slaagde carrière in dienst van het openbare leven, dat hem bijzonderen dank verschuldigd is, en geëerd door heel het gilde der Neder landsche journalisten als een van hun zeer begaafde en krachtigste confratersl M. J. BRUSSB. schilligheid uitgedrukt .in het niet koopen. Het publiek moet veertig keer iets zien om dat den een en veertigsten keer evenmin te begrijpen maar te doen alsof het er iets voor voelt. D'een of de ander begint dan, hoe ook gedreven, aarzelend te koopen. Is deze een autoriteit onder zijn makkers dan volgen willig den stouten ram de andere schapen het verkoopen begint en ontaardt soms in de excessen eener mode, vooral wanneer het goed, door bepaalde toestanden, specula tief is ; het wordt dan als een bel door duizend pijpen tot een ontzaggelijkheid opgeblazen gewoonlijk berst die gauw daarna. Het speculatieve is in etsen in meer be scheiden wijze aanwezig dan in schilderijen. Een aantal drukken kunnen van een plaat, vooral tegenwoordig, makkelijk gedrukt wor den en het eenling-zijn van een werk en de beperktheid tevens daarvan,van die werken, komt bij etsen, in het algemeen, minder voor. De fijnheid van den druk, het gelukt zijn (er is in etsen altijd een tikje geluk bij het drukken) kunnen echter den een boven den anderen zetten en de charme van den eigen dom den bezitter doen gevoelen?en tevens hierdoor iet- wat het speculatieve brengen. Het kan dus den win-zieken iets geven. Maar er zyn naast de win-zieken, de ver dachten in 't kunstkoopen, altijd een aantal begearigen die gaarne den geest zoeken uit gedrukt in lijnen en kleur. Er zijn onder de zooeven genoemde een goed getal wien de wil bereid i», maar wie geldelijke om standigheden verhinderen de duur geworden, duur gemaakte groote en kleine schilderey'n, groote en kleine aquarellen te koopen. Voor zulken is een ets, een litho, een vondst. Ze is, zoo ze door den maker zelf gedrukt is geworden of als voldoende door hem ge keurd hoewel door een ander afgedrukt, een zoo goed als onmiddelijke uiting van zijn wensch en van zijn gevoelens. Ze heeft toch (zoodra de etser de techniek wat meester is) de lijnen die hij wou geven, de kleur die hij zich dacht, ze heeft het leven van den mak er, door diens hand neergeschreven, aan zich. Het is daarenboven dikwijls een feit, dat ze dat leven zeer sterk aan zich heeft omdat een ets dikwijls gemaakt wordt onder den diepen drang van 't ontroeren. Er zyn een aantal etsen van de Zwart die qualiteiten bezitten, voldoende om ze te koopen niet alleen, maar ze voor oogen te zetten. Het fijnste dr uk j e is No. 6, de Naaister (No. 35 van den katalogus door den heer Dubois in elkaar gezet). Het is een vrouw, zittend voor een raam, bezig, tegen het licht ge zien. Wat hier in belangrijk is, is het zelfde als in de Bateau Mouche van Lepere (zy het dan op andere wy'ze) het gezicht van de vrouw met een fijn lichtspelen aan de kant van het licht af, en welk effect bereikt werd door een aantal fijne evenwijdige lijntjes. Tot een groep die haar bekoring vindt in een andere wy'ze van uitdrukken, ineen zoeken naar groepeeringen van witten en zwarten tot een evenwicht, tot een rustig geheel, behooren. No. 21 Rivierhaven, (No. 26 k. Dubois), No. 19, Kolenlossen, (No. 27 k. D.), No. 9 Vrouw op rustbank), No. 37 k. D.) en No. 26 Vrouw aan bloementafel, (k. D, 42; en ongeveer No. 10 Avondje (k. D. 28). Van No. 21 Rivierhaven bestaat een schilderij, en een waterverf die ik pas in Den Haag geëxposeer i zag. Het is een water vol schepen, met een donkerte van lucht er boven. Rechts een tjalk, hoog, waar van je het roer ziet, in het midden een opening tusschen de schepen, waardoor het wittig water zichtbaar wordt. Het kenmer kende van deze ets is de ongewone bouw. In kolenlossen" zijn de tegenstellingen nog scherper, en heeft het zwart wel te veel den vorm opgeslokt. Van de vrouw op rnstbank is de witte vlek van de geheven hand een frappant deel in het geheel. Van No. 26, de vrouw aan de bloementafel, zijn hier twee stuks, bij de eene is minder gewerkt in wat op tafel staat, bloempotten etc. De eene hand ligt over den sto l, de andere met arm en al op de tafel uitgestrekt, terwijl daarboven een lichte vlek van een raam een deel van de ets is. Het is een soort gegeven dat door De Zwart in een niet van zijn slechtste schil derijen behandeld werd, ook daar met een arm dia wel zeer lang lijkt. De etsen van de honden hier zijn niet belangrijk, van de katten is No. 18 het beste, het lijf lang, en gerekt. De melkboeht (K. D. 23) heeft even eens het aardige samen zetten van het gegeven: voor op de bocht met koeien daarachter een wei, met hoogen horizont. Midden in de ets een boompje. De bomschuit (K. D. H) heeft bij het eerste zien een weidschheid die niet Etsen door W Je Zwart, etc. (Van Gogh, den Haag). I. Er bestaat in Holland, altijd nog, een on verschilligheid ten opzichte van graphisch werk, ten opzichte van etsen, en lithós. Voortdurend tentoonstellen, telkens opnieuw, kan deze overwinnen, namelijk de onverIIIIIIMlMIMMMlIllllimlMHIIIIIHIMÜMtlllllll TentoonstelliDg van teetoningen ?an Manye. Ze is gearrangeerd door de firma Wed. Erven Dorens op het Rokin, maar men moet bij een tocht daarheen zijn verwach tingen niet al te hoog gaan stellen. Onder teekeningen is hier verder niet te verstaan eenig aquarelleerwerk van Mauve. Deze tentoonstelling doet ook wel even denken aan een bijeongaring van in portevoor de speling der toonwerking. Vervolgens zyn er op deze tentoonstelling enkele teekeningen, die in opzet bedoeld als aanduiding van een schilderij motief, toch zoo'n verzorg der verwerking van het invallend idee onder gingen, dat zjj op zich-zelf compleete teekeningetjes werden. Ik herinner 't me bijv. een stal niet schapen, een vrouw die gezeten is bij een schuur. Zoo is er in deze bijeengebrachte teekenin. ^rfe-. feuilles achtergebleven studies en schetsen, of krabbels en schilderijmotieven uit schets boeken gescheurd. Zoo zijn deze verzamelde teekeningen van zeer ongelijken aard en kunstwaarde. Meest alle zijn in zwart krijt. Zeer dienstig voor een nadere kennisname met Mauve's talent, zijn enkele trouwhartig naar de natuur gedane studies, landschappen (of landschap-fragmenten) en dieren. De landschapstudies vertoonen niet die gespan nen aandacht van de strakke teekeningen door Gabriel buiten gemaakt; het noteeren van samenstel en bijzonderheden uit eenig bestudeerd geval, liet bij Mauve meer ruimte gen, ongeveer 100 stuks wel een eii ander, dat met lust kan bekeken worden: pittige krabbels, fijn doelende schematische toonaanduidingen, maar toch ook heel veel van te onbeduidend gehalte, om gewichtig geencadreerd als kunstuiting hoog gehouden te worden?wijl het alles is Mauve-productie. Een portefeuille figuurstudies, of liever geteekende standjes gekleed model, in 't krijt en soms met kleur opgefleurd, kan belang stelling wekken. De tentoonstelling blijft maar een paar weken geopend. W. S. Kunstverkooping door den expert J. Sclmlman in de De Brakke Grond" te Amsterdam. De collectie Hijner, door J. Schulman hier bij een gebracht, bevat vooral onder het oud Delftsch en het Gothiek veel belangrijks en bijzonders o.a. de No.°. 96 en 127 de ge mailleerd Delftsche koeien, N ??>. 99 de zeld zaam fraai gekleurde Delftsche waaierschotels, No. 152 de spoelkom, slaafsche nabootsing van het Chineesch porselein, door Martinus Gouda, die zelfs de zes Chineesche merken heeft nagemaakt. No. 134 Delft dorépotten, getrouwe nabootsing vant het Mandarijn porselein No. 150 'n paar achtkantige ge mailleerde Delftsche vazen door Cornelis Albrecht de Keizer. No. 151 bloemmandschotel van Pijnacker. No. 153,een paar kannen door Augusteijn Reygensberg. Onder No. 154 vindt men een rijkgeërnailleerdenhaan.terwijl in die afdeeling ook de papegaaien No. 158,159 en 160 door kleurenpracht uitmunten. No. 165 een blauw elftsch stel, eigenaardig zoowel door vorm als door teekening, evenals de NOS. 166a en 166b de Delft dor soepterrinen en sauskommen. No. 174 botervlootje in Delft doré. Ook onder het blauw Chineesche porselein zijn merkwaardige stukken zooals de keizerspotten No. 266, de Fransche puntpotten No. 269, de bloemvaasjes 271, 272, 273 en 274, de bussenpotten No 276 en het bussenstel van zeven stuks No. 1088. Onder het gekleurde Chineesch en Japansch porselein zyn merk waardig No. 353 flesch met borstbeeld van Willem IV. No. 354 geëmailleerd bord met ( en prins Karel van Engeland te paard, de fraaie famiVe verte en familie rose- schotels NOS. 356, 357, 359 en 370. Ook onder het Europeesch porselein en aardewerk zijn mooie zaken zooals het Huchster beeldje No. 427a, en de Engelsche beeldjes No. 436. Bij de meubels trekken hebben voor al de aan dacht No 545 fraaie óud-Hollandsche palissanderkast, No. 548 de uitmuntend gecon serveerde gebeeldhouwde eikenkast en No. 549 eikenkact met karyatiden, de fraaie meubeltjes No. 556 en 557 en het gesoigneerde Fransche meubel No. 561, de stoelen 587, 588 en 59 L. de fauteuils 595 596, 599 en 600. De staande klokken No. 702, 703 en 1129, de pendules 704 en 705; De Gothiske beeldhouw werken No 737?765endeGothiekeofXVIe eeuwsche voorwerpen, bij No. 766 Sint Sebastiaan een prachtig stuk beeldhouwwerk verdienen vermelding. Onder het zilverwerk zijn enkele stukken die door Nederlandecbe kunstenaars in het vak zijn vervaardigd zooais No. 805. Biscuitdoos, No. 807 broodmand, 809 gegraveerde beker, No. 811 Mak ka been lampje 813, brandewijnskom, 819 de lepel en vooral het thee lepeltje onder No. 818. Oostersche Antiquiteiten. Zilveren Makkabéen-lamp, uit den tijd van Lodewijk XV.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl