Historisch Archief 1877-1940
I*. 1580
DB AMSTERDAMMER
A°. 1907.
WEEKBLAD
NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, B n mail 10.
AionderLgke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/:
Zondag 6 October.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Brma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Indische
begrooting voor 1908, door C. van der Pol.
SOCIALE A ANGELEGEN HEDEN:
Woningonderzoek te Rotterdam, door 8. FEUIL
LETON: Op de jacht. Naar het Duif sch, van
?Willi Schafer. KCJNST ES LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Aesthetiek en Kunstgeschiedenis
aan de Universiteit, ' door W. Steenhofi'.
Van der Nat, door Plasschaert. Tentoon
stelling van ambacht s- en nijverheidskunst in
den Haagschen Kunstkring, II, door T.
Landré. J. Reddingius, Johanneskind, be
oordeeld door Alex. Gutteling. Geënga
geerd, door Jeanne Reyneke van Stuwe,
beoordeeld door W. Graadt van Roggen.
Over Middeleenwschedramatische kunst, door
P. Leendertz Jr. VOOR DAMES: Portret
van Mme Sarah Bernhardt. Een smakelijk
boekje, door Comelis Veth. Japansche
salade. ALLERLEI, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Te Meye,
Nederlandsche liederen in den volkstoon.
Gedicht van mr. C. Vosmaer, muziek van
.Herre de Vos. Mr. J. P,' Moltzer f> niet
portr., door mr. J. A. Levy. Portretten van
Groothertog Friedrich van Baden f en den
Fransche tooneelschryver VictojienSardou.
Larensche kunsthandel, met aö>., door W. S.
Een tragedie in Rusland, II, elot. Vier
dagen in Venetië, door L, van Deyssel,
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d.
S. J. B. Engl, f, door Cornelis Vetb.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD
VERTENTIËN.
jiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiitiiiiiiimiiiiMimmiiiitiiiHiiiiHimiitiiiiM
Indische begrooting voor 1908.
Het bij kon. boodschap van 2 Sep
tember j.l. ingediende, en bij verschillende
nota's van wijziging aangevulde ontwerp
der Indische begrooting voor 1908 sluit
met een geraamd tekort van 1,960.787 gld.
Op zichzelf beschouwd is er in dit tekort
niets onrustbarends, omdat de verhoogde
uitgaven, waarvan het een gevolg is,
meerendeels nuttige en voor de Indische
schatkist voordeelige maatregelen be
treffen.
Het totaal der inkomsten, ruim 178
millioen, stellend tegenover de uitgaven,
ruim 180 millioen; doch van dit laatste
bedrag afgetrokken de buitengewone
uitgaven en die in het belang der
economische ontwikkeling", komt men
aldus de ministerieele toelichting waarin
wq de cijfers der nagekomen nota's
opnemen zelfs tot een voordeelig
saldo van 6,793.397 gld."
Wil men niet al te precies de grens
trekken tusschen gewone en buiten
gewone uitgaven, waarover wel
altijd te twisten valt dan kan het
niet anders of deze begrooting moet bij
het gros onzer koloniale politici een
gunstigen, ja zeer gunstigen indruk
maken; vooral ook door de uitkomsten
der twee vorige jaren.
De opbrengst van de tin was toch in
1906 en 1907 bizonder groot. Want
eigen exploitatie op Bangka en het
gouvernements-aandeel in de Bilitonwinst
zullen vermoedelijk weer zeer ruim
12J/2 millioen boven de ramingen op
brengen. Daarentegen was 1907 een
slecht koffiejaar. Er zal voor bijna
2 millioen minder bij de
gouvernements-pakhuizen zijn ingekocht en
dank zij nog goede prijzen zal de
opbrengst van gouvernements-koffie nog
geen l1/4 millioen beneden de raming
blijven. Voor 1908 echter is voor het
middel koffie" weer ruim 3'/2 millioen
lager geraamd.
Niettegenstaande betrekkelijk gunstige
eindcijfers meer te danken aan blind
geluk dan aan wijsheid heeft deze
begrooting, evenals al haar voorgangsters
in de laatste zes jaar, de onmiskenbare
verdienste van op tal van uitgesproken
desiderata te reageeren. Noemen wij
slechts :
80,000 gld. voor Javanen-emigratie
naar de Lampongs;
2'/2 ton voor kapitaalverstrekking aan
56 nieuwe kredietbanken;
2 ton ter salarieering van tot dusver
onbezoldigde magangs of schrijvers op
de gouvernements-bureaux;
22,000gld. voor subsidies ter bestrijding
van lepra en voor wetenschappelijke
excursies;
63/4 ton voor reorganisatie van het
inlandsch onderwijs:
l!/2 t°n voor een kleine soldij-ver
betering voor mindere militairen en nog
ruim vier ton voor hun lotsverbetering
van anderen aard;
1.689.000 gld. voor nog zes gewestelijke
raden op Java en Madura.
Voorts is aan deze begrooting vast
gekoppeld een wetsontwerpje tot oprich
ting van eea opleidingsschool van
inlandsche rechtskundigen. Het embiyo
voor een toekomstige universiteit?...
Behalve dit alles nog een aantal zeer
te waardeeren toezeggingen.
Zoo moet met dankbaarheid geconsta
teerd, dat de arbeids-inspectie spoedig
definitief zal geregeld worden; en
wel zóó, dat de ambtenaren, evenals tot
dusver onder de voorloopige regeling,
onafhankelijk van het hoofd van
gewestelijk bestuur hun functies zullen
uitoefenen. Ook de inspecteur zal recht
streeks ondergeschikt zijn aan den
directeur van justitie. Het was noodig,
dat de minister dit zoo duidelijk en
beslist beloofde, want er werden rare
noten gekraakt omtrent de inzichten der
Indische beude met die arbeids-inspectie.
Evenzoo zal iederen vriend der
inlandsche bevolking sympathiek zijn het
plan tot inrichting van een afzonderlijke
ambtelijke organisatie, die zich geheel
aan het inlandsch kredietwezen kan
wijden.
Eindelijk zal het ook komen tot in
stelling van een organisatie van het
armwezen onder de Indo-Europeanen.
De vezelstof-cultuur zal aangemoedigd
worden. Speciaal komt er in het
Palembangsche katoendemonstratie.
Onder de agrarische maat
regelen noemen wij nog een op
leidingscursus voor tuin- en landbouw,
een inspectie voor den inlandschen
landbouw; irrigatie in de
buitenbezittingen, en op Sumatra tevens wegen
aanleg in het binnenland.
Voor de nagelaten weduwe a en weezen
van gehuwde mindere militairen wordt
bescheiden begin eener getroffen tot in
richting van een ondersteuningsfonds.
Voor vieze dingen" als weezen van
ongehuwde militairen, welk soort
hulpbehoevenden verreweg het talrijkst
is, gebeurt natuurlijk niets. Want wij
zijn vooral in Indië! hoogst zede
lijk, en oorlog" en marine" zijn toch al
zulke slokoppen. Voor 1908 vorderen
deze departementen in alle bescheiden
heid bijna 41 millioen gulden of ruim
23 pet. van het heele budget. En oorlog"
plaatst ons bovendien telkens voor dure
verrassingen: in 1907 heeft het alweer
2 millioen gulden meer verbruikt dan
was toegestaan.
Twee Gordiaansche knoopen worden
bij deze begrooting doorgehakt, als de
tweede kamer althans wil meedoen.
De eerste is het begin van goed lager
onderwijs voor... Chineezen, waarvoor
voorloopig n ton is uitgetrokken. Hier
mee wordt een begin gemaakt met de
oplossing van een men sta ons toe
ze zoa te noemen: nieuwe oude
ei u a e s t i e. Na eeuwenlange e l i m
in e e r i n g, heeft men er dank zij de
ontwikkeling der dingen in heel
OostAziëpas kort aandacht voor over
gehad. Verbazingwekkend hoe spoedig
ze thans rijp" werd.
Onze gele broeders in Indiëzijn steeds
de hechtste steunpilaren geweest voor
het gezag voor Jan Kompanie; maar
deze betoonde zich daarvoor honds on
dankbaar. Nadat Coen in 1616 de bevol
king van Banda, puur uit
handelsmonopoliezucht, had laten uit
moorden, wist hij de kostelijke cultures
aldaar niet beter voor ondergang te be
hoeden, dan door prineipaallijk eenige
familiën van de Chinesen te krijgen en
te verwilligen, om in dezelve eilanden
hunne residentie te komen aannemen;
alsoo de Chinezen een industrieus,
naerstig_ en ongewapend volck zijn".
John Chinaman is Coen, evenmin als
later zijn opvolgers, ooit uit de hand
gevallen. Daarom noteerde de eerste van
Jan Kompanie's opperkooplieden, dat
daer geen volck is, die ons beter dan
Chinesen dienen." Toch hebben zij in
alle bescheidenheid geduld, door ons met
minachting behandeld, vaak bloedig
mishandeld en meestal dubbel uit
geknepen te worden, behoudens dan
enkele bevoorrechte" baba's, die on
misbare handlangers bleken bij onze
eigen obscure rijkworderspraktijken.
Dit wordt nu anders. Sinds gebleken
is vooral in 1904 en 1905 dat
Westerlingen niet gedeteniineerd zijn
om Oosterlingen eeuwig den voet op den
nek te zetten, werd, ook onder de Chi
neezen in onze Oost, het streven naar
emancipatie een ontzagwekkend ver
schijnsel. Nu ontwaakt ook Jan
Kompanie opeens uit zijn dommel. Fluks
moeten thans, voorloopig nog op enkele
plaatsen, scholen worden ingericht, om
den verwaarloosden in de gelegenheid te
stellen gewoon lager, maar niet
afzetterig duur, onderwijs te geven. Maar
onze gele broeders hebben reeds zelf de
hand aan de ploeg geslagen; met
den hun eigen praktischen zin, uit eigen
middelen tamelijk goede scholen opgericht.
Deze zullen op den duur wel beter voldoen
aan hun cosinopolitische behoeften dan
wat wij hun thans willen opdringen;
zoodat het zeer de vraag is, of het In
dische gouvernement er ooit in zal
slagen, die Chineesche scholen leeg te
pompen of de oprichting van nieuwe
tegen te houden ook al weigert het
de subsidie, door de Chineezen thans
zeer terecht gevraagd, spoedig mis
schien g e i s c h t.
In ieder geval een comisch en tegelijk
treurig gezicht: Jan Kompanie John
Chinaman achterna hinkend met een ton
gouds voor schoolonderwijs!
De tweede Gordiaansche knoop, die
nu doorgehakt wordt, is het loslaten van
weerieen koffiebate.
Bij het hiervoren gereleveerde slechte
resultaat der
gouvernements-koffiecultuur, die nog l'/j millioen minder
opbracht dan de lage raming voor 1907,
constateert de minister zeer terecht, dat
deze spons nu vrijwel uitgeknepen raakt.
Het getij is verloopen, de bakens dienen
dus verzet" staat er k a u t'm ii n n i s c h
in de toelichting. Zoo wordt dan de
gouverneinents-koffiecultuur, die jaren
achtereen het ranke budget in even
wicht hield, successievelijk losgelaten;
reeds in 1908 ter Sumatra's Westkust,
waar, dank zij een drastisch
dwangsysteem, in de zestiger jaren alleen in de
Padangsche Bovenlanden het dubbele
werd geleverd van hetgeen thans heel
Indiëopbrengt.
Principieel is het niet anders dan te
prijzen, wanneer de Indische dienst on
afhankelijk wordt gemaakt van zulke
baten. En voor de koffieleverende be
volking zou loslating .van dwangcultuur
en verplichte levering aan het gouver
nement tegen veel- minder dan de
helft der m a r k t p r ij s, tevens een
weldaad zijn. Mits en deze erkenning
leest men zelfs tusschen de regels der
ministerieele memorie zoo'n maatregel
in een betrekkelijk goeden tijd genomen
worde. Dan is toch bij overleg en goede
leiding de bevolking allicht in staat de
kwijnende cultuur er weer bovenop te
helpen, omdat Sumatra-koffie wel steeds
goede prijzen zal blijven maken.
In den goeden tijd is dan ook gezegd:
verhoog de inkoopsprijzen zoo, dat de
bevolking leert, wat haar product waard
is. Laat daarna de cultuur geheel aan
de bevolking over. Den inhaligen fiscus
bleef echter het laatste woord voorbe
houden. En zoo ging de kostbare cul
tuur zoo goed als te niet, hoofdza
kelijk door l ij del ij k verzet der
bevolking.
Nu het zoover is gekomen, stelt de
fiscus geen prijs meer op de koffiiebaten.
Maar erger nog: aan het vrijlaten van
een cultuur, wier toekomst thans zeer
precair is, wordt vastgekoppeld de in
voering van directe belasting ter
Sumatra's Westkust. Ook daartegen valt
theoretisch niets in te brengen, en
de minister klemt zich dan ook vast aan
argumenten ontleend aan
belastiugtheoriën. Een oogenblik schijnt de vraag
te zijn gesteld, of echter de theorie wel
opgaat in de gegeven omstandig
heden. Maar zonder een schijn van
argumentatie worden historische en poli
tieke bezwaren, die toch zoo overwe
gend zijn, als een zwerm lastige vliegen
weggcflapt. ?
Wat toch is hier het geval ?
Te goeder trouw heeft de bevolking
van Sumatra's Westkust zich in 1833
neergelegd bij een agrarische regeling,
toen in overleg met haar wettige hoofden
opgesteld en door aanplakking bekend
gemaakt. Die regeling bevatte geen
leyeringsdwang, doch zegde tal van
faciliteiten en volkomen
leveringsv r ij h ei d toe, mits er slechts koffie ge
plant werd voor den uitvoer, waarop
dan een recht gelegd werd. Tegelijk
verbond het gouvernement zich tegen
over de bevolking: geen enkele heffing
in geld te doen," m. a. w.: geen
directe belastingen op te leggen.
Dat was inderdaad een op den duur
onhoudbare regeling, maar ze had voor
het moment de verdienste een opstandig
volk te bevredigen. Wij danken haar
dan ook het bezit van Sumatra. Goede
trouw eischte dus het overeengekomene
na te leven, en zoo spoedig mogelijk
langs minnelijken weg, tot een betere
regeling te komen, waarbij het dan als
vanzelf tot geleidelijke invoering van
directe belasting zou gekomen zijn.
Maar goede trouw" staat niet in het
woordenboek van Jan Kompanie. De
overeenkomst van 1833 werd nooit uit
gevoerd. Cultuur leiding werd binnen
enkele jaren c uit uur d wan g, de
minister erkent het in zijn memorie, ?
n... volledige verkoop s vrijheid
werd... l e ver i ngs d wang. En naar
mate het gouvernement het plakkaat van
1833 brutaler v i o l eer de bleef de be
volking er zich op beroepen. Dat was
zeker niet de weg om tot een
rationeele belastingregeling voor het
betrekkelijk welvarende gouvernement
Sumatra's Westkust te geraken.
Hoe vaak deze quaestie dan ook op
het tapijt kwam, tot dusver ontbrak het
der regeering aan den moed, - men
geeft er natuurlijk andere redenen voor
op! deze op te lossen. Maar bij deze be
grooting wordt dan de knoop doorgehakt,
door de formeel nog bestaande over
eenkomst van 1833 als van nul en geener
waarde te verklaren.
De op te leggen directe belastingen
zullen, goed- dan wel kwaadschiks,
binnenkomen. In het beste geval zelfs
geheel de bijna 99 ton verhooging,
door den minister geraamd. Maar de
gemoederen der Maleiers ter Sumatra's
Westkust zullen er niet milder door ge
stemd worden. En dit wordt gevaarlijk
wegens de nabuurschap van het
weer roerig wordende Atjeh.
De voorzichtigheid eischt thans gebie
dend rekening te houden met het feit, dat
de Atjehers meest ter oorzake van de
ontijdig ingevoerde bedrijfs- en inkom
stenbelasting van plan zijn der ge
hate keumpenie" den voet weer geducht
dwars te zetten. Dat zal gevaarlijker
worden dan in 1878, dan in 1881, dan
in 1896, omdat het door ons bestuurde
gebied thans wel twintig maal zoo groot
is als in die jaren. Het sluit zich thans
aan bij Tapanoeli, en dat weer bij de
Padangsche Bovenlanden. Over geheel
dat groote gebied houden de respectieve
bevolkingen met elkaar voeling. Dat
leert de nieuwste geschiedenis.
Het staat er zoo kalm in de
begrootingstoelichting: thans is bij de raming der ont
vangsten reeds rekening gehouden met
o. m. a. de bedrijfsbelasting in Atjeh, ...
terwijl andere desiderata, zooals directe
belastingen ter Sum. Westkust bij deze
begrooting worden voorgesteld". Maar
wij durven vragen: Weet de minister
wel, met welke onverantwoordelijke licht
zinnigheid geadvizeerd is tot ontijdige
toepassing van deze middelen ? De hoogste
staatsmanswijsheid van onze Indische
bureaucraten is een begrooting kloppend
maken. Maar wanneer de boel fout loopt
verlaten deze lieden gelijk ratten het
zinkende schip. Zij zijn dan uitnemend
geborgen, maar wie schetst de waarschijn
lijke gevolge van hun politiek ?
Er is buitendien nog een Celébes!...
Genoeg om te doen zien, dat ondanks
alle kalefateren, het Indische schip
onbetrouwbaar is; dat het geraamde
nadeelig begrootingssaldo voor 1908 van
slechts ruim 19'/L> ton een geflatteerd
resultaat mag genoemd worden. Na af
sluiting der rekeningen zou de uitkomst
wel eens anders kunnen blijken.
R ij s w ij k, 2 Oct. C. VAX DEK Po L.
Sociaw
IIIUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH IIIHUIIHI!
f oniopjlerzoeïte Rotterdam.
Thans is verschenen het vierde rapport
van het permanente woningonderzoek (zoo
mag ik het voorloopig nog wel noemen)
der gezondheidscommissie te Kotterdam.
Waar ik uit de vorige rapporten eenige
mededeelingen heb gedaan, daar meen ik
goed te doen met ook uit dit rapport, dat
gegevens bevat omtrent wel een tweetal
der meest typische achterbuurten, enkele
interesssante gegevens saam te vatten.
Vóóraf dit. Op het onlangs in Londen
gehouden internationaal woning-congres
werden door een der gedelegeerden der
Rotterdamsehe gezondheidscommissie, den
heer G. A. M. de Bruijn, omtrent het systeem
van woningonderzoek, gelijk het door de
Rotterdamsche gezondheidscommissie in
toepassing wordt gebracht mededeeling
gedaan aan verschillende der buitenlandsche
vertegenwoordigers. Daaruit bleek, wat
ik reeds vroeger in dit blad voor ons land
had opgemerkt dat dit systeem wel tot
een der beste gerekend mag worden van
al die, welke tot nu toe bij het onderzoek
der woningen in de groote steden in
practijk zijn gebracht; er zijn sedert dat con
gres dan ook reeds verschillende gegevens
en inlichtingen aan buitenlandsche belang
stellenden verstrekt.
En nu het rapport. Het geeft verslag van
twee heel oude stadsbuurten, waar de
arbeidswoningen en woonkrotten in zeer
desolaten toestand verkeeren, aangeduid op
de daarvoor vervaardigde kaart der com
missie als wijken 8 en 9.
Wijk 8 zijn de sloppen en straatjes en
stegen die begrensd worden in de eersta
laats door de Leuvehaven, Leuvebrugsteeg,
childersteeg en Vest, d. z. de straatjes die
uitloopen op de Baan; en in de buurt, bij
de Rotterdammer bekend als het Zijl", d. z.
de sloppen tusschen Korte Hoogstraat,
Blaak, Steiger en Vlasmarkt. Wie
eenigszins met de stad bekend is, weet, dat in
deze buurtjes, gelegen tusschen eenige der
meest drukke verkeerswegen in de oude
stad, niet hoofdzakelijk wordt bewoond door
werklieden, maar veel meer door venters,
winkeltjes, handelaartjes,kroegjes, en verder
mensehen wier bestaansmiddelen in den regel
onnaspeurlijk zijn.
Wijk 9 zijn de straten, in de eerste plaats
bekend als de beruchte Zandstraatbuurt",
en verder de sloppen en stegen aan de
Delftschevaart en de Coolvest. Woningen
en bewoners, die lager staan dan de gewone
werkmansbunrten.
In wijk 8 werden opgenomen 424, in wijk
9 niet minder dan 1619
wonigenVooral omtrent wijk 9, de Zandstraat
buurt, werden de resultaten met belang
stelling verwacht.
Al dadelijk moet een verschijnsel gecon
stateerd worden, wat men gunstig mag;
noemen, nl. het groote aantal onbewoonde
eenkamer-woningen. In wijk 8 bedroeg dit
48, in wijk 9 bedroeg het 116; terwijl ver
der in wijk 9 nog 37 twee- en 10 driekamer
woningen leeg werden gevonden. Men zou
hieruit," concludeert dan ook het rapport,
de gevolgtrekking kunnen makeen, dat
hier een opschuiving der bevolking naar
betere woningen plaats hedft, of wel dat
een groot deel dezer woningen door de
bewoners zélf onbewoonbaar wordt geacht.
Tevens toonen deze cijfers aan, dat over
gegaan kan worden tot onbewoonbaar ver
klaring van een groot aantal van de slechtste
woningen, zonder dat dit tot woningnood
behoeft te leiden."
Maar de toestand blijkt dan ook buiten
gewoon slecht.
Ik zal me voor duidelijkheid bepalen tot
wijk 9, wijl deze dubbel zoo groot is als
wijk 8, terwijl ze toch beiden wat den
toestand aangaat, met elkaar overeen ko
men. Van de 212 benedenwoningen, zijn er
37 met binnenplaats of tuintje, en 175
zonder een van beide. Daaruit blijkt wel
het best, hoe opeengehoopt de gebouwen
daar zijn, en hoe slecht de gezondheids
toestand is!
Naar de verhouding van het aantal be
woners per woning, (een kamer voor 2
personen, 2 kamers voor 4 personen enz.),
waren er in wijk 9 niet minder dan 299 of
ruim 38 pCt. der eenkamer- woningen onvol
doende. Er zijn onder de eenkamer-wonin
gen: l met 9 bewoners, Smet 8 bewoners,
5 met 7 bewoners, 18 met 6 bewoners. Wat
de bedsteden betreft, zijn er in wijk 9 niet
minder dan 754 eenkamer-woningen of
ruim 83 pCt. met ne bedstede, en slechts
135 met 2 bedsteden. Zelfs van de 516
t weekamer-woningen zijn er nog 139 met
ne bedstede! Het rapport wijst op de zeer
ongunstige toestanden waarop deze cijfers
wijzen. Drie bedsteden, zoo noodig voor
een gezin, komen vooral in de kleine wo
ningen bijna nooit voor." Ook overigens is
het met de hygiëne treurig gesteld: in 3
gevallen moeten 22 tot 24 personen van n
privaat gebruik maken; in 10 gevallen
19?21 personen, in 30 gevallen 13 tot 15
personen. Ik zou hieraan nog overeenko
mende cijfers omtrent de verdiepingshoogte
kunnen toevoegen maar het is alles een
zelfde trieste liedje wat gezongen wordt.
Het moge hiermee besluiten, dat van de
eenkamer-woningen niet minder dan 25.83
pCt. last hebben van ongedierte.
De woninghuren zijn ook in deze wijken,
evenals in de vorige onderzochte oude wijken,
zeer laag.
Inwijk 9 zijn er 20 woningen van ?0.50
tot ? l huur, 195 van ? l tot ? 1.50,404 van
? 1.50 tot ? 2, 433 van ? 2 tot ? 2.50. Dat
is verreweg de groote meerderheid. Slechts
een 200-tal woningen doen mér huur.
Daaruit blijkt dat de overgroote meerder
heid dezer bewoners veel minder huur be
taald, dan de woningen, die aan de zoom
der stid gebouwd worden, aan huur moeten
opbrengen.
Van de statistiek, vermeldende het beroep
der bewoners, vermeld ik, dat er 265 der
bewoners behooren tot de kleinhandelaars
en venters, 149 werkvrouwen en strijksters,
225 losse werklieden" (sjouwers), 85
menschen zonder beroep, 32 artisten" en muzi
kanten, 50 bedeelden enz. De gewone be
roepenvan timmerlieden, typografen metaal
bewerkers, enz komen er slechts sporadisch
voor.
De meeste dezer bewoners hebben een
beroep, (kooplieden, strijksters enz.), die
hun wonen in het centrum der stad zeer
wenschelijk maken, en ten anderen deele
zijn er talrijke bewoners onder, wier inko
men hen absoluut niet veroorlooft, een
hooger bedrag voor huur te besteden.
Daarmee mag de woning-politiek in de
toekomst wel ter dege rekening houden!