De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 6 oktober pagina 1

6 oktober 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

I*. 1580 DB AMSTERDAMMER A°. 1907. WEEKBLAD NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, B n mail 10. AionderLgke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/: Zondag 6 October. Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Brma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Indische begrooting voor 1908, door C. van der Pol. SOCIALE A ANGELEGEN HEDEN: Woningonderzoek te Rotterdam, door 8. FEUIL LETON: Op de jacht. Naar het Duif sch, van ?Willi Schafer. KCJNST ES LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Aesthetiek en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit, ' door W. Steenhofi'. Van der Nat, door Plasschaert. Tentoon stelling van ambacht s- en nijverheidskunst in den Haagschen Kunstkring, II, door T. Landré. J. Reddingius, Johanneskind, be oordeeld door Alex. Gutteling. Geënga geerd, door Jeanne Reyneke van Stuwe, beoordeeld door W. Graadt van Roggen. Over Middeleenwschedramatische kunst, door P. Leendertz Jr. VOOR DAMES: Portret van Mme Sarah Bernhardt. Een smakelijk boekje, door Comelis Veth. Japansche salade. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Te Meye, Nederlandsche liederen in den volkstoon. Gedicht van mr. C. Vosmaer, muziek van .Herre de Vos. Mr. J. P,' Moltzer f> niet portr., door mr. J. A. Levy. Portretten van Groothertog Friedrich van Baden f en den Fransche tooneelschryver VictojienSardou. Larensche kunsthandel, met aö>., door W. S. Een tragedie in Rusland, II, elot. Vier dagen in Venetië, door L, van Deyssel, FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. J. B. Engl, f, door Cornelis Vetb. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD VERTENTIËN. jiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiitiiiiiiimiiiiMimmiiiitiiiHiiiiHimiitiiiiM Indische begrooting voor 1908. Het bij kon. boodschap van 2 Sep tember j.l. ingediende, en bij verschillende nota's van wijziging aangevulde ontwerp der Indische begrooting voor 1908 sluit met een geraamd tekort van 1,960.787 gld. Op zichzelf beschouwd is er in dit tekort niets onrustbarends, omdat de verhoogde uitgaven, waarvan het een gevolg is, meerendeels nuttige en voor de Indische schatkist voordeelige maatregelen be treffen. Het totaal der inkomsten, ruim 178 millioen, stellend tegenover de uitgaven, ruim 180 millioen; doch van dit laatste bedrag afgetrokken de buitengewone uitgaven en die in het belang der economische ontwikkeling", komt men aldus de ministerieele toelichting waarin wq de cijfers der nagekomen nota's opnemen zelfs tot een voordeelig saldo van 6,793.397 gld." Wil men niet al te precies de grens trekken tusschen gewone en buiten gewone uitgaven, waarover wel altijd te twisten valt dan kan het niet anders of deze begrooting moet bij het gros onzer koloniale politici een gunstigen, ja zeer gunstigen indruk maken; vooral ook door de uitkomsten der twee vorige jaren. De opbrengst van de tin was toch in 1906 en 1907 bizonder groot. Want eigen exploitatie op Bangka en het gouvernements-aandeel in de Bilitonwinst zullen vermoedelijk weer zeer ruim 12J/2 millioen boven de ramingen op brengen. Daarentegen was 1907 een slecht koffiejaar. Er zal voor bijna 2 millioen minder bij de gouvernements-pakhuizen zijn ingekocht en dank zij nog goede prijzen zal de opbrengst van gouvernements-koffie nog geen l1/4 millioen beneden de raming blijven. Voor 1908 echter is voor het middel koffie" weer ruim 3'/2 millioen lager geraamd. Niettegenstaande betrekkelijk gunstige eindcijfers meer te danken aan blind geluk dan aan wijsheid heeft deze begrooting, evenals al haar voorgangsters in de laatste zes jaar, de onmiskenbare verdienste van op tal van uitgesproken desiderata te reageeren. Noemen wij slechts : 80,000 gld. voor Javanen-emigratie naar de Lampongs; 2'/2 ton voor kapitaalverstrekking aan 56 nieuwe kredietbanken; 2 ton ter salarieering van tot dusver onbezoldigde magangs of schrijvers op de gouvernements-bureaux; 22,000gld. voor subsidies ter bestrijding van lepra en voor wetenschappelijke excursies; 63/4 ton voor reorganisatie van het inlandsch onderwijs: l!/2 t°n voor een kleine soldij-ver betering voor mindere militairen en nog ruim vier ton voor hun lotsverbetering van anderen aard; 1.689.000 gld. voor nog zes gewestelijke raden op Java en Madura. Voorts is aan deze begrooting vast gekoppeld een wetsontwerpje tot oprich ting van eea opleidingsschool van inlandsche rechtskundigen. Het embiyo voor een toekomstige universiteit?... Behalve dit alles nog een aantal zeer te waardeeren toezeggingen. Zoo moet met dankbaarheid geconsta teerd, dat de arbeids-inspectie spoedig definitief zal geregeld worden; en wel zóó, dat de ambtenaren, evenals tot dusver onder de voorloopige regeling, onafhankelijk van het hoofd van gewestelijk bestuur hun functies zullen uitoefenen. Ook de inspecteur zal recht streeks ondergeschikt zijn aan den directeur van justitie. Het was noodig, dat de minister dit zoo duidelijk en beslist beloofde, want er werden rare noten gekraakt omtrent de inzichten der Indische beude met die arbeids-inspectie. Evenzoo zal iederen vriend der inlandsche bevolking sympathiek zijn het plan tot inrichting van een afzonderlijke ambtelijke organisatie, die zich geheel aan het inlandsch kredietwezen kan wijden. Eindelijk zal het ook komen tot in stelling van een organisatie van het armwezen onder de Indo-Europeanen. De vezelstof-cultuur zal aangemoedigd worden. Speciaal komt er in het Palembangsche katoendemonstratie. Onder de agrarische maat regelen noemen wij nog een op leidingscursus voor tuin- en landbouw, een inspectie voor den inlandschen landbouw; irrigatie in de buitenbezittingen, en op Sumatra tevens wegen aanleg in het binnenland. Voor de nagelaten weduwe a en weezen van gehuwde mindere militairen wordt bescheiden begin eener getroffen tot in richting van een ondersteuningsfonds. Voor vieze dingen" als weezen van ongehuwde militairen, welk soort hulpbehoevenden verreweg het talrijkst is, gebeurt natuurlijk niets. Want wij zijn vooral in Indië! hoogst zede lijk, en oorlog" en marine" zijn toch al zulke slokoppen. Voor 1908 vorderen deze departementen in alle bescheiden heid bijna 41 millioen gulden of ruim 23 pet. van het heele budget. En oorlog" plaatst ons bovendien telkens voor dure verrassingen: in 1907 heeft het alweer 2 millioen gulden meer verbruikt dan was toegestaan. Twee Gordiaansche knoopen worden bij deze begrooting doorgehakt, als de tweede kamer althans wil meedoen. De eerste is het begin van goed lager onderwijs voor... Chineezen, waarvoor voorloopig n ton is uitgetrokken. Hier mee wordt een begin gemaakt met de oplossing van een men sta ons toe ze zoa te noemen: nieuwe oude ei u a e s t i e. Na eeuwenlange e l i m in e e r i n g, heeft men er dank zij de ontwikkeling der dingen in heel OostAziëpas kort aandacht voor over gehad. Verbazingwekkend hoe spoedig ze thans rijp" werd. Onze gele broeders in Indiëzijn steeds de hechtste steunpilaren geweest voor het gezag voor Jan Kompanie; maar deze betoonde zich daarvoor honds on dankbaar. Nadat Coen in 1616 de bevol king van Banda, puur uit handelsmonopoliezucht, had laten uit moorden, wist hij de kostelijke cultures aldaar niet beter voor ondergang te be hoeden, dan door prineipaallijk eenige familiën van de Chinesen te krijgen en te verwilligen, om in dezelve eilanden hunne residentie te komen aannemen; alsoo de Chinezen een industrieus, naerstig_ en ongewapend volck zijn". John Chinaman is Coen, evenmin als later zijn opvolgers, ooit uit de hand gevallen. Daarom noteerde de eerste van Jan Kompanie's opperkooplieden, dat daer geen volck is, die ons beter dan Chinesen dienen." Toch hebben zij in alle bescheidenheid geduld, door ons met minachting behandeld, vaak bloedig mishandeld en meestal dubbel uit geknepen te worden, behoudens dan enkele bevoorrechte" baba's, die on misbare handlangers bleken bij onze eigen obscure rijkworderspraktijken. Dit wordt nu anders. Sinds gebleken is vooral in 1904 en 1905 dat Westerlingen niet gedeteniineerd zijn om Oosterlingen eeuwig den voet op den nek te zetten, werd, ook onder de Chi neezen in onze Oost, het streven naar emancipatie een ontzagwekkend ver schijnsel. Nu ontwaakt ook Jan Kompanie opeens uit zijn dommel. Fluks moeten thans, voorloopig nog op enkele plaatsen, scholen worden ingericht, om den verwaarloosden in de gelegenheid te stellen gewoon lager, maar niet afzetterig duur, onderwijs te geven. Maar onze gele broeders hebben reeds zelf de hand aan de ploeg geslagen; met den hun eigen praktischen zin, uit eigen middelen tamelijk goede scholen opgericht. Deze zullen op den duur wel beter voldoen aan hun cosinopolitische behoeften dan wat wij hun thans willen opdringen; zoodat het zeer de vraag is, of het In dische gouvernement er ooit in zal slagen, die Chineesche scholen leeg te pompen of de oprichting van nieuwe tegen te houden ook al weigert het de subsidie, door de Chineezen thans zeer terecht gevraagd, spoedig mis schien g e i s c h t. In ieder geval een comisch en tegelijk treurig gezicht: Jan Kompanie John Chinaman achterna hinkend met een ton gouds voor schoolonderwijs! De tweede Gordiaansche knoop, die nu doorgehakt wordt, is het loslaten van weerieen koffiebate. Bij het hiervoren gereleveerde slechte resultaat der gouvernements-koffiecultuur, die nog l'/j millioen minder opbracht dan de lage raming voor 1907, constateert de minister zeer terecht, dat deze spons nu vrijwel uitgeknepen raakt. Het getij is verloopen, de bakens dienen dus verzet" staat er k a u t'm ii n n i s c h in de toelichting. Zoo wordt dan de gouverneinents-koffiecultuur, die jaren achtereen het ranke budget in even wicht hield, successievelijk losgelaten; reeds in 1908 ter Sumatra's Westkust, waar, dank zij een drastisch dwangsysteem, in de zestiger jaren alleen in de Padangsche Bovenlanden het dubbele werd geleverd van hetgeen thans heel Indiëopbrengt. Principieel is het niet anders dan te prijzen, wanneer de Indische dienst on afhankelijk wordt gemaakt van zulke baten. En voor de koffieleverende be volking zou loslating .van dwangcultuur en verplichte levering aan het gouver nement tegen veel- minder dan de helft der m a r k t p r ij s, tevens een weldaad zijn. Mits en deze erkenning leest men zelfs tusschen de regels der ministerieele memorie zoo'n maatregel in een betrekkelijk goeden tijd genomen worde. Dan is toch bij overleg en goede leiding de bevolking allicht in staat de kwijnende cultuur er weer bovenop te helpen, omdat Sumatra-koffie wel steeds goede prijzen zal blijven maken. In den goeden tijd is dan ook gezegd: verhoog de inkoopsprijzen zoo, dat de bevolking leert, wat haar product waard is. Laat daarna de cultuur geheel aan de bevolking over. Den inhaligen fiscus bleef echter het laatste woord voorbe houden. En zoo ging de kostbare cul tuur zoo goed als te niet, hoofdza kelijk door l ij del ij k verzet der bevolking. Nu het zoover is gekomen, stelt de fiscus geen prijs meer op de koffiiebaten. Maar erger nog: aan het vrijlaten van een cultuur, wier toekomst thans zeer precair is, wordt vastgekoppeld de in voering van directe belasting ter Sumatra's Westkust. Ook daartegen valt theoretisch niets in te brengen, en de minister klemt zich dan ook vast aan argumenten ontleend aan belastiugtheoriën. Een oogenblik schijnt de vraag te zijn gesteld, of echter de theorie wel opgaat in de gegeven omstandig heden. Maar zonder een schijn van argumentatie worden historische en poli tieke bezwaren, die toch zoo overwe gend zijn, als een zwerm lastige vliegen weggcflapt. ? Wat toch is hier het geval ? Te goeder trouw heeft de bevolking van Sumatra's Westkust zich in 1833 neergelegd bij een agrarische regeling, toen in overleg met haar wettige hoofden opgesteld en door aanplakking bekend gemaakt. Die regeling bevatte geen leyeringsdwang, doch zegde tal van faciliteiten en volkomen leveringsv r ij h ei d toe, mits er slechts koffie ge plant werd voor den uitvoer, waarop dan een recht gelegd werd. Tegelijk verbond het gouvernement zich tegen over de bevolking: geen enkele heffing in geld te doen," m. a. w.: geen directe belastingen op te leggen. Dat was inderdaad een op den duur onhoudbare regeling, maar ze had voor het moment de verdienste een opstandig volk te bevredigen. Wij danken haar dan ook het bezit van Sumatra. Goede trouw eischte dus het overeengekomene na te leven, en zoo spoedig mogelijk langs minnelijken weg, tot een betere regeling te komen, waarbij het dan als vanzelf tot geleidelijke invoering van directe belasting zou gekomen zijn. Maar goede trouw" staat niet in het woordenboek van Jan Kompanie. De overeenkomst van 1833 werd nooit uit gevoerd. Cultuur leiding werd binnen enkele jaren c uit uur d wan g, de minister erkent het in zijn memorie, ? n... volledige verkoop s vrijheid werd... l e ver i ngs d wang. En naar mate het gouvernement het plakkaat van 1833 brutaler v i o l eer de bleef de be volking er zich op beroepen. Dat was zeker niet de weg om tot een rationeele belastingregeling voor het betrekkelijk welvarende gouvernement Sumatra's Westkust te geraken. Hoe vaak deze quaestie dan ook op het tapijt kwam, tot dusver ontbrak het der regeering aan den moed, - men geeft er natuurlijk andere redenen voor op! deze op te lossen. Maar bij deze be grooting wordt dan de knoop doorgehakt, door de formeel nog bestaande over eenkomst van 1833 als van nul en geener waarde te verklaren. De op te leggen directe belastingen zullen, goed- dan wel kwaadschiks, binnenkomen. In het beste geval zelfs geheel de bijna 99 ton verhooging, door den minister geraamd. Maar de gemoederen der Maleiers ter Sumatra's Westkust zullen er niet milder door ge stemd worden. En dit wordt gevaarlijk wegens de nabuurschap van het weer roerig wordende Atjeh. De voorzichtigheid eischt thans gebie dend rekening te houden met het feit, dat de Atjehers meest ter oorzake van de ontijdig ingevoerde bedrijfs- en inkom stenbelasting van plan zijn der ge hate keumpenie" den voet weer geducht dwars te zetten. Dat zal gevaarlijker worden dan in 1878, dan in 1881, dan in 1896, omdat het door ons bestuurde gebied thans wel twintig maal zoo groot is als in die jaren. Het sluit zich thans aan bij Tapanoeli, en dat weer bij de Padangsche Bovenlanden. Over geheel dat groote gebied houden de respectieve bevolkingen met elkaar voeling. Dat leert de nieuwste geschiedenis. Het staat er zoo kalm in de begrootingstoelichting: thans is bij de raming der ont vangsten reeds rekening gehouden met o. m. a. de bedrijfsbelasting in Atjeh, ... terwijl andere desiderata, zooals directe belastingen ter Sum. Westkust bij deze begrooting worden voorgesteld". Maar wij durven vragen: Weet de minister wel, met welke onverantwoordelijke licht zinnigheid geadvizeerd is tot ontijdige toepassing van deze middelen ? De hoogste staatsmanswijsheid van onze Indische bureaucraten is een begrooting kloppend maken. Maar wanneer de boel fout loopt verlaten deze lieden gelijk ratten het zinkende schip. Zij zijn dan uitnemend geborgen, maar wie schetst de waarschijn lijke gevolge van hun politiek ? Er is buitendien nog een Celébes!... Genoeg om te doen zien, dat ondanks alle kalefateren, het Indische schip onbetrouwbaar is; dat het geraamde nadeelig begrootingssaldo voor 1908 van slechts ruim 19'/L> ton een geflatteerd resultaat mag genoemd worden. Na af sluiting der rekeningen zou de uitkomst wel eens anders kunnen blijken. R ij s w ij k, 2 Oct. C. VAX DEK Po L. Sociaw IIIUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH IIIHUIIHI! f oniopjlerzoeïte Rotterdam. Thans is verschenen het vierde rapport van het permanente woningonderzoek (zoo mag ik het voorloopig nog wel noemen) der gezondheidscommissie te Kotterdam. Waar ik uit de vorige rapporten eenige mededeelingen heb gedaan, daar meen ik goed te doen met ook uit dit rapport, dat gegevens bevat omtrent wel een tweetal der meest typische achterbuurten, enkele interesssante gegevens saam te vatten. Vóóraf dit. Op het onlangs in Londen gehouden internationaal woning-congres werden door een der gedelegeerden der Rotterdamsehe gezondheidscommissie, den heer G. A. M. de Bruijn, omtrent het systeem van woningonderzoek, gelijk het door de Rotterdamsche gezondheidscommissie in toepassing wordt gebracht mededeeling gedaan aan verschillende der buitenlandsche vertegenwoordigers. Daaruit bleek, wat ik reeds vroeger in dit blad voor ons land had opgemerkt dat dit systeem wel tot een der beste gerekend mag worden van al die, welke tot nu toe bij het onderzoek der woningen in de groote steden in practijk zijn gebracht; er zijn sedert dat con gres dan ook reeds verschillende gegevens en inlichtingen aan buitenlandsche belang stellenden verstrekt. En nu het rapport. Het geeft verslag van twee heel oude stadsbuurten, waar de arbeidswoningen en woonkrotten in zeer desolaten toestand verkeeren, aangeduid op de daarvoor vervaardigde kaart der com missie als wijken 8 en 9. Wijk 8 zijn de sloppen en straatjes en stegen die begrensd worden in de eersta laats door de Leuvehaven, Leuvebrugsteeg, childersteeg en Vest, d. z. de straatjes die uitloopen op de Baan; en in de buurt, bij de Rotterdammer bekend als het Zijl", d. z. de sloppen tusschen Korte Hoogstraat, Blaak, Steiger en Vlasmarkt. Wie eenigszins met de stad bekend is, weet, dat in deze buurtjes, gelegen tusschen eenige der meest drukke verkeerswegen in de oude stad, niet hoofdzakelijk wordt bewoond door werklieden, maar veel meer door venters, winkeltjes, handelaartjes,kroegjes, en verder mensehen wier bestaansmiddelen in den regel onnaspeurlijk zijn. Wijk 9 zijn de straten, in de eerste plaats bekend als de beruchte Zandstraatbuurt", en verder de sloppen en stegen aan de Delftschevaart en de Coolvest. Woningen en bewoners, die lager staan dan de gewone werkmansbunrten. In wijk 8 werden opgenomen 424, in wijk 9 niet minder dan 1619 wonigenVooral omtrent wijk 9, de Zandstraat buurt, werden de resultaten met belang stelling verwacht. Al dadelijk moet een verschijnsel gecon stateerd worden, wat men gunstig mag; noemen, nl. het groote aantal onbewoonde eenkamer-woningen. In wijk 8 bedroeg dit 48, in wijk 9 bedroeg het 116; terwijl ver der in wijk 9 nog 37 twee- en 10 driekamer woningen leeg werden gevonden. Men zou hieruit," concludeert dan ook het rapport, de gevolgtrekking kunnen makeen, dat hier een opschuiving der bevolking naar betere woningen plaats hedft, of wel dat een groot deel dezer woningen door de bewoners zélf onbewoonbaar wordt geacht. Tevens toonen deze cijfers aan, dat over gegaan kan worden tot onbewoonbaar ver klaring van een groot aantal van de slechtste woningen, zonder dat dit tot woningnood behoeft te leiden." Maar de toestand blijkt dan ook buiten gewoon slecht. Ik zal me voor duidelijkheid bepalen tot wijk 9, wijl deze dubbel zoo groot is als wijk 8, terwijl ze toch beiden wat den toestand aangaat, met elkaar overeen ko men. Van de 212 benedenwoningen, zijn er 37 met binnenplaats of tuintje, en 175 zonder een van beide. Daaruit blijkt wel het best, hoe opeengehoopt de gebouwen daar zijn, en hoe slecht de gezondheids toestand is! Naar de verhouding van het aantal be woners per woning, (een kamer voor 2 personen, 2 kamers voor 4 personen enz.), waren er in wijk 9 niet minder dan 299 of ruim 38 pCt. der eenkamer- woningen onvol doende. Er zijn onder de eenkamer-wonin gen: l met 9 bewoners, Smet 8 bewoners, 5 met 7 bewoners, 18 met 6 bewoners. Wat de bedsteden betreft, zijn er in wijk 9 niet minder dan 754 eenkamer-woningen of ruim 83 pCt. met ne bedstede, en slechts 135 met 2 bedsteden. Zelfs van de 516 t weekamer-woningen zijn er nog 139 met ne bedstede! Het rapport wijst op de zeer ongunstige toestanden waarop deze cijfers wijzen. Drie bedsteden, zoo noodig voor een gezin, komen vooral in de kleine wo ningen bijna nooit voor." Ook overigens is het met de hygiëne treurig gesteld: in 3 gevallen moeten 22 tot 24 personen van n privaat gebruik maken; in 10 gevallen 19?21 personen, in 30 gevallen 13 tot 15 personen. Ik zou hieraan nog overeenko mende cijfers omtrent de verdiepingshoogte kunnen toevoegen maar het is alles een zelfde trieste liedje wat gezongen wordt. Het moge hiermee besluiten, dat van de eenkamer-woningen niet minder dan 25.83 pCt. last hebben van ongedierte. De woninghuren zijn ook in deze wijken, evenals in de vorige onderzochte oude wijken, zeer laag. Inwijk 9 zijn er 20 woningen van ?0.50 tot ? l huur, 195 van ? l tot ? 1.50,404 van ? 1.50 tot ? 2, 433 van ? 2 tot ? 2.50. Dat is verreweg de groote meerderheid. Slechts een 200-tal woningen doen mér huur. Daaruit blijkt dat de overgroote meerder heid dezer bewoners veel minder huur be taald, dan de woningen, die aan de zoom der stid gebouwd worden, aan huur moeten opbrengen. Van de statistiek, vermeldende het beroep der bewoners, vermeld ik, dat er 265 der bewoners behooren tot de kleinhandelaars en venters, 149 werkvrouwen en strijksters, 225 losse werklieden" (sjouwers), 85 menschen zonder beroep, 32 artisten" en muzi kanten, 50 bedeelden enz. De gewone be roepenvan timmerlieden, typografen metaal bewerkers, enz komen er slechts sporadisch voor. De meeste dezer bewoners hebben een beroep, (kooplieden, strijksters enz.), die hun wonen in het centrum der stad zeer wenschelijk maken, en ten anderen deele zijn er talrijke bewoners onder, wier inko men hen absoluut niet veroorlooft, een hooger bedrag voor huur te besteden. Daarmee mag de woning-politiek in de toekomst wel ter dege rekening houden!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl