Historisch Archief 1877-1940
DE A M i T K R J) A M M E R W E E K B L A D VOOR N E D E R L A N D.
1580
in ile Hoofistai
..Salorné"
II.
Men "moge over Salomédenken zooals men
*wil, over de wijze waarop Ricbard Strauss
den tekst in muziek heeft gebracht, kan
maar a roep zijn, n l voortreffelijk.
'Wat S;rauss heeft gedaan met :ijn thema
tisch ma'er-iaal, verdient het pra°dicaat mees
terlijk. Er zullen niet veel momenten in
de ( partituur voorkomen, waarbij de com
ponist g^en motieven heeft aangewend en
toch verkrijgt men den indruk alsof de gang
' der gedachten onophoudelijk doorstroomt in
onuitputtelijke pbantasie. Maar daarin uit
' 'juist het geheim der bewerking; Strauss
?^weet zijne motieven zoo te varieeren, door
? 'harmoniek, rhythmiek en instrumentatie, dat
de oplettende toehoorder nheid van ge
dachte besp;u:t, maar tevens
verscheiden1 'ïeid in da wijze waarop zij zich uit.
? ? Bijzonder gelukkig was S:rau-<3 in de
vind ng zijner beide Salonéthema's. In het
?inotief waarmede het werk begint, zoowel
???'«Is in dat hetwelk optreedt wanneer Salom
i ten tooaeele verschijnt, heeft de componist
? het grillige, bizarre in het karakter van zijn
? 'hoo-fiüguur bijzonder goei geschilderd.
Trou' :IW6ES reeis vroeger heeft Striuss bewezen,
?';«ën buitengewoon expressief vermogen te
' fcezitten in het schetsen van het capricieuse
? «ener vrouwennatuur.
'?''?'? Voorts is van groote beteekenls
heteigen?':'}ijke Jochanaiin motief, hetwelk optreedt als
Jocbanaüu u,t de ''isterne" tevoorschijn
1 'komt. Daarin wordt een diepte, een
ziele? grootheid weergegeven, die men ten volle
:aan den persoon van Johannes den Dooper
wil zien toegekend. Het andere
Jochanaansnotief, door enkelen Verkündigungsthema"
genoemd, is van meer eenvoudigen aard; in
; IBIU -.ikale beteekenis staat het achter bij het
jtndere motief. Straues zal het wel zóó
ge? 'frezen hebben,oaadat het zeerdikwijlsoptreedt
? '«n dan gsnakkelijk herkenbaar is.
Vreemd is het dat Strauss noch Herodes,
?-'noc'i Herodias een eigen sprekend mo ief
Meeft g'zeven. Misschien om de opmerk
zaamheid zooveel te meer te kunnen
coneentreeren op de beide hoofdfiguren ? Die in
heele tonen, razend snel dalende scala kan
«en toch nauwelijks doen gelden als motief
^ïan Herodes?
Het eerste gedeelte van het werk heeftop
mij een zeer poëtischen indruk gemaakt.
De woorden: Wie sehón ist die Prinzessin
Salomé, heule Nacht' en Wie gut ist's in den
' Mond zu sehen. Er ist wie eine Silberblume,
- -iflhl und keusch wie die Sehönheit einer
? Jungfrau, die rein geblieben ist" deze woorden
geven de heele situatie weer en deze is door
Strauss geschilderd met al die keurige, fijne
tonen die hij uit zijn orchest weet te tooveren.
Ook het optreden van Jochanaan en het
? Liebeswerben" van Salomézijn door Strauss
op onnavolgbare wijze geschilderd.
Een zeer byzondere vermelding verdient
-de heerlijke episode van Jochanaao, in As
tlür Er ist in einem Nachen auf dem See
fan GaUlai." Dat is muiiek van edele vinding;
rol en warm, ongekunsteld en rein zooals
»y' uit het gemoed van haren schepper is
fe voorschijn gebracht.
Het tweede deel van het werk kan men
OP DE JACHT,
Naar liet Daitsch, van Willi S c hu f e r.
Terwijl Frits in alle gemoedsrust besig is
a in den grooten jacht wagen, is het nieuwe
kamermeisje al een maal of zes over het voor
plein komen trippelen, waar zij toch niets
te maken heeft." Frits ineesmuilt in zich
jelf dat doen die meisjes allemaal ! Hij
brengt kalm zijn zaakjes in orde; om n
uur moet er gedejeuneerd worden bij het
dennenboschje, hij zal dus nog maar eens
natte doeken op de mand met moezelwijn
leggen : de eetwaren komen eerst om twaalf
sur uit di keuken alles in ijs.
Het kamermeisje kan zich niet bedwin
gen, nu komt zy werkelijk vlak bij hem
in de buurt. En hij antwoordt nonchalant,
over zin schouler heen: ja wel, 't zal
wel een warme dag worden,?ja-a, het wordt
een groote stoet, er komen veel ollicieren uit
de stad. Ei als ik me niet vergis komen daar
al eenige van de gasten a in, en mag jij wel
zorger, dat je op je post komt, jurh'e." Hij
lacht, als zij haastig wegloopt; zoo zijn ze
allemaal precies zoo
In de oogen van het nieuwe kaoiermeisje
is de aankomst en de ontvangst der gasten
bepaald plechtig, maar bij het ontbijt in de
mooie oude eetzaal begint het al vroolijk en
luidruchtig toe te g lan. Ook dames zijn er
by zeer chic" in liun korte loden rokjes en
met linnen slobkousen over de dubbelzoolige
lijglaarsjes.
Dadelijk al bij het vertrek van den
jacht«toet heeft de majoor een van zijn grappen
gedebiteerd : hoe kleiner het voetje, des te
korter derok. Natuurlijk hebben de jonge,
heeren ijverig over de grap gelachen, en de kleine
dikke Schweinsberg heeft de onvolmaakte
geestigheid aangevuld en voltooid: hoe kleiner
het voetje, hoe ronder het beentje, des te
korter het rokje. En nu gaat het onder het
groepje heeren van mond tot mond: hos
des te, voetje r kje. De dames stappen
flink mee over de stoppel velden; zij
hanteeren hun lichte geweren met de grootste
zekerheid. Alleen de vrouw des huizes heefc
geen gelukkigen dag. Maar mevrouw, u
bent anders toch altrd de koningin van de
jacht!" Ja ik weet niet... 't komt misschien
door dat rookzwakke k-uit, waaraan ik niet
. gewend ben, dat stoot erg, vind ik."
Het .gezelschap raakt verstrooid naar alle
windstreken. Ginds by den berenheuvel wordt
ket diubst geschoten daar zijn altijd de
meeste patrijzen, elk jaar weer opnieuw.
Maar toch komen allen vrijwel op den af
gesproken tijd bij hot dennenboschje bijeen.
Onder de beschut-ing van de hooge oude
denneboomen, met het uitzicht over de
geheele wijde, zonnue vlakte is een prachtig
kamp geïmproviseerd. Frits verstaat uitste
kend do kunst, zoo iets in orde te maken,
gevoegelijk doen beginnen met het optreden
van Herodes en zijn gevolg.
Van daar af weet Strauss te boeien, menig
maal in hooge mate zelfs; echter een
meeslependen indruk heb ik daarvan niet kunnen
krijgen. Het kwam mij voor dat daar
herhaaldelijk het verstand, het intellect
domineerde en de inspiratie op den achter
grond getreden was. Mooie momenten, dik
wijls verrassend van wending en verbluffend
van kleur, maar fragmentarisch in conceptie.
Zelfs bij de slotscène, als aloaiéhaar lusten
aan het bloedige hoofd van J >chanaan bot
viert, het culminatiepunt van Wilde's drama,
zelfs dair vond ik Sirauss beschrijvend, illu
streerend, steeds belangrijk ; maar niet hoorde
ik dien gierenden gtrootu van klanken dien
ik daar verwacht ha! en die, ondanks het
griezelijge, onsympathieke van het onder
werp, iedereen voor een wijle had moe:en
meesleuren. Wél ten soort apotheose, een
verheerlijking, eene ,, \USPO mung' zoo men
?wil, maar kwalijk aangebracht, \\ijl door niets
gerechtvaardigd Ook de beroemde dans der
,,sieben Schleier" is beneden mijn veiwachtin^
gebleven. Ik had mij daarin ook meer gloed,
meer ooiter=che pracht van kim en en tinten
voorgesteld. Het leek mij thans erg tam. De
vertolkster van Salomé, voerde zelf den dans
uit, in afwijking van o.a. meïr. Witticb, de
eerste Salométe Dresden. Hoeveel er nu ook
te zeggen valt voor eenheid in de
Oarstellung" zooals de Du'.tschers zeggen, het is
niet te loochenen dat de .phys eke
inspanning voor de zangeres te groot wordt en zij
f te veel op is om de laatste groote scène
nog met de noodigf steiubeheersching te
zingen óf den dans zoo nuk en passieloos
uitvoert, dat de wofi'den van Herodes Ah,
herrlich, wundervo:!!" klinken als een paskwil.
Onze Silonié-vertolkster scheen van de t wee
kwaden het laa'ste geko :en te hebben. Mis
schien dat daardoor deze scène ciet geheel
tot haar recht kwam. Doch ook de mu?,iek
an und für sich" schijnt mij niet het
exotische te bevatten.dat voor een dergelijke
scène op haar plaats mag geacht worden.
Ik wil echter niet verzwijgen, dat de melodie
in cis kl. 3, of liever de melodie die in CH
kl. 3 begint (dat is bij Strauss juister uitge
drukt) in hooge mate interesseert.
Dan komt er in Saloménog een stuk voor
dat ik niet goed begrijp. Ik meen bet quintet
der Joden. Blijkbaar heeft de componist hier
willen schilderen, het drukke gedoe, waar jaede
vermoedelijk het Joodsclie ras z'ch ten tijde
van Saloméreeds placht te uiten. Maar moest
daardoor een eacophonie ontstaan? Realistisch
is dit wel. Maar ik meen zoolang de kunst van
componeeren nog de kunst van toonzetten in
zich omvat, moét ten componist zich bedienen
van een gangbaar muzikale seiry'fwijze en
geen tonen op e'kaar s'apelen die met elkaar
in geenerlei harmoni clien samenhang te
brengen zijn; e^n eindeloo/.e reeks dus van
niet opgeloste dissonanten! Dat men een
Durcheinander' ook wel op mmikale wijze
kan samenstellen oewijst de Pi gelsceue"
uit Wagner's Meister.'inger''.
Wagner's Meistersinger ! ... Hoe moest ik
nu juist dat werk en dien componist noemen.
Wagner eischt voor zijn orchestbezetUng,
behalve de strijkinstrumenten, twee groote
fluiten (n n kleine, twee hoboëo, twee
clarinetten. twee fagotten, vier hoorns, drie
trompetten, drie basuinen en óón bas-tuba,
n paar pauken, triangel, bekkens, groote
trom, klokkenspel, harp en luit.
Strauss schrijf; vjjr, behalve de
strijkinstrumetten, drie groote fluiten en n kle.ne,
twee hoboën, alt-hobo en bas-hobo (een niew
door Heckel uitgevon len instrument), vijf
clarinetten en bas-clarinet, drie fogotten en
vouwstoelen, jachtstoelen, kussens uil den
wagen en uitgespreide dekens als zitgelegen
heid zoo echt geïmproviseerd zie' heter
uit. De koude keuken is natu irlijk uitsteken l
de Moezelwijn en het bier z:jn onberispelijk.
Het is een allervroolijkst maal, en Ailbeck
haalt natuurlijk weer een dwaasheid uit. Hij
heeft een aardappelveld geplunderd, daarna
een vuurtje gemaakt van dorre iakken en
er toen zy'n buit ingegooid, 't Is meer dan
gek, zooals hij de gloeiende aardappelen van
de eene hand in de andere gooit en ze dan
op zijn weitasch rondpresenteert ; bij de
Bessenbrucks gaat het altijd zoo
doJgezeüig toe.
Eindelijk i= het dejeuner afgeloopen. Op
de SCUzenborner hoogte was het knapj->s warm,
en na zoo'n uitgebreid maal kost het moeite
weer te beginnen. Maar fatsoemhalve moet
er nog een paar uurtjes gejaagl word;ii ?
dat kan niet anders.
Aan ho' eind van een ling sm il
knollenveld komen zij als toevallig bij elkaar; (joeben
heeft er al lang zija best voor gedaan, maar
't ging niet zou Ier dat het in 't oog viel.
Zij loopen langzaam heen en weer langs den
rand; de honden etuan, een groote vl icht
patrijzen vliegt op. en hij mist oeide tchoten.
Terwijl hij nieuwe patronen in de beide
loopen schuift, zegt hij op gcdempten toorj;
Heeft je man je niets gezegd?'
Zij woult bleek. Neen."
Hij vroeg mij op heel ernstigfn toon
of ik van a?ond niet met de andoren mee
terug wou rijden hij hij had iets met
mij te bepraten/'
God zou hij dan 'och....?"
Dan valt er niets anders te doen d.ia ja
te zeggen."
'Zij is op het punt een kreet te slaken, maar
zij zegt alleen me: half verstikte stem: En
ik? en de kindertn?"
Die lieve kleine Frits en die lieve
Marietje." Het slaat voor hem. (ilotselïng, nieu w,
alsof het tegenover de kind-ren de grootste
zonde was geweest, tegenover d^ kindereu, die
zooveel van hem heb'vri gehouden !
Z'j loopen een paar schreden verder. Dan
blijft hij met een ruk staan. En is er geen
uitweg ? '
Een uitweg ? Waar? Waarheen? Dat het zoo
moest afloopen, heb ik al dien tijd gevoeld
ik ben honderd maal op het punt geweest het
hem zelf te zeggen, maar dat zou het ongeluk
niet minder yroot hebben gemaakt."
N7 een."
Tegenover dien man tegenover den man,
die hem, na zijn familie, het naast heeft
gestaan ...
Ja, ja l' hij knarst met de tanden. Niet
te vergeven! Niet door hem te vergeven en
niet door jou!"
Och, o?er mij hoefje niet te denken l
Maar de kinderen! En hij ! God, en
dan al die menschen!''
Ja, al die menschen, die genieten zullen
van het nieuwe geva1.
Dan mag ik het dus niet tot een vraag
laten komen, tot geen gesprek tussehen hem
contra fagot, zes hoorns, vier trompetten,
vier bazuinen, tuba, vier pauken, kleine
pauke, tamtam, bekkens, kleine en groote
trommel, tamboerijn, triangel, castagnetten,
klokkenspel, twee harpen, celesta, harmonium
en orgel.
Ik kan niet beoorieelen of al deze instru
menten aanwezig waien bij onze Salom
opvoering; ik wil dit echter aannemen,
anders toch zou men ons het werk hebben
doan hooren, anders als de componist, het
zich heefc gedacht Maar dan vraag ik in
gemoede of de instrumentatie van de
Mesitersmger" verbleekt bij die van Strausi'
Saioaié?
Zeker, S:rau-s is een groot mïfs'.er der
instrurnenteerkunst en de uitkomsten van
zijn weergaloos talent verio: cheuen zich in
Saloméniet. Maar woidt toch het aanwenden
van een zóó groot aantal inttru nemen niet
op de spits gedreven?
Thans eecige woorden over h«t drama
Is heb nog geen enkele beoordeeling over
Saloaaégelezen, waarin niet ht-t woord
pervers" schering en inslag vor:nde. Xu
dat woord dus in verband met de stol tamelijk
wel een gemeenplaats is geworden, wil ik
trachten het niet aan te wen len
De beteekenis van het woord kan men
echter gevoegelijk op liet gehtele diami
in toepassing brengen. Ontegenzeggelijk is
Oscar Wilde een gioot kunstenaar. Zijn taal
(ik heb hier op het oog de Duitsche bewer
king van Hedwig Lachmann, die door S rauss
gebruikt werd) is rij k aan schoone dichter ijke
uitdrukkingen en vol phantasie. Maar geen
oogenbl k iaat mij het denkbeeld loi dat da
auteur zich verlu.-tigd heeft in het beschrij-eu
van handelingen, waarvoor het woord dierlijk
nog te zwak is.
Met etn afgrijselijk welbehagen, voortsprui
tende uit een natuur, niet onge.ijk aau die
van Salomé,heeft Wille zijn drama sje>chreven.
Al de. oppof-itie die er diu tegen Siloiii
gekomen is eu nog komen zal, r;c He z;ch
dus iu de eerste plaats tegen den aateur
van het dra-ua.
Strauss is eigenlijk slechts zijn
mediplich'ige. Voor mij heeft het den schijn
alcof de componist zich geprikkeld aeeft
gevoeld om al de moeilijkheden aan het
behandelen vau een dergelijke stof eigen, te
overwinnen.
Zijne compositorische virtuosen-natuur
voelde zich daartoe aangetrokken, hè' doel
telde hij niet meer, hij had slechts het oo»
gevestigd op den uilslag.
Het zou te tejammeren zijn als Salomo
niet een eenling beef. Wanneer onze muzi
kale kunst zich op het terrein van deze
décadence ging voortbewegen, dan. zou lift
er treurig u tzien met de toekomst onzer
mu/.ie.k.
Vóór alles moeten wij het geloof aan het
ideale in de kunst hoog houden!
Dat Salomé, door al wat er over geschreven
is, geilend heeft als sujet voor de reclame,
ligt buiten de fchuld van den crnponist.
Nietteruiri het doel is bereikt. I^derterj wil
Saloau' zien. Gold het Guntram" of
Fenersnot', het publiek biet l' thuis; maar nu het
betreft esn werk dat zóó besproken is, dat
zooveel walgine heeft verwekt en dat aan
den anderen kant zoo hemelhoog geprezen
is, nu stroomt het sansatielustige publiek
i aar den schouwburg.
Ik wil hopen dat de meerderheid er zich
van afkeert vau fen stof, die het
schoonheid-'gevoel beleediat en ons met afgrijzen
vervult. Te onzaliger ure heef; een onzer
grootse cotnpor.isten, zoo n et de aller
grootste, zich er aau vergrej en. Zijn rijke
gaven zijn aan een onwaardig onderwerp
verspild.
Hoezeer men ook het talent bewondert
van den componist, deze overweging bt houdt
toe1! de overhand.
Eén lichtpunt is er in het werk, n.l. dat
een wellusteling als Herodes het ten slotte
ook te machtig wordt.
Man töte ilieses Weib" met deze woorden
wordt het drama besloten.
Zora's ik met een erkel woon! reeds in
het vorige nummer panstipte, kon de uitvoe
ring onlanks de vele lekoi tkounngen, ons
wel een beeld geven van het werk.
Bij een der^e'ijk muziek drauia echter
mo-ten eigenlijk n\'e vertolkers van den
torsten rang zijn. I-.'n dat was alleen Urlus
als llerodes. Zijn s e;u klonk frisjh en
krachtig, klaar en duidelijk, zoodat men ieder
woord kon verslaan. De declamatie van
?^tiau's ligt onzen zanger bijzonder gunftii.
!?'.<? was thans geen pprake van e-'ii
onrustig^n of Hakkerenden toon, het natuurlijk
gevolg van het gemis aan gedragen pisspges
ma.ir alles klonk vol en warm en me: auto
riteit voorgedragen.
Mevrouw Leonore S.'iigern uit L"ip7,ig
heeft wel een mooie stem en haar iiauur,
l.aar wezen eigent zich ook wel voor de
S d >mé-vertolking ; doch zij beschikt niet in
d:e ina'e over de hooge tonen dat dez^ steeds
foisch en machtig k inken boven de golven
van het orchett uit. Meuiamalen kon rnpn
de v )orzichtigheid bespeuren, waarmede zij
werden aangezet, maar d.ui was de indruk
reeds bedorven.
De uitspraak liet aan duidelijkheid onge
veer alles te «enschen over en het Oostersche
u-iiHierameii'. bleek zoo weinig aanwezig te
zijn dat de toehoorder, liet groote
verheeld'iigskracht begaafd, /i c h slechts het mach
teloos nf-erftorteii aau de voe .et van Il.-jrodes
kon verklaren.
De hè-r Gtorges Beeg uit Breslau bracht
slechts mede een goeden kop, «aaruit het
ascetische vi ? Jochanaiii ten duidelijkste
sprak, zijn steun was echter weinig bekoorlijk
en miste overtuiging.
Ook bij hem liet de uitspraak te wenschen
over. Feu veel beteren induik in die rol
maakte een paar dagen U er de heer Sch
tzendorf uit Dii-sel'iorf. Toen kon men ter dege
het vers :hil cous'.ateeren en bemerken welk
een kracht er van die partij kan uitgaan,
wanneer zij met de noodige dictie wordt
vertolkt.
Mtvrouw Marion Weed verto kte de min
der op den voorgrond tredende partij van
Herodias 0,0 voldoende wijze.
De rol van Narraboth werd door den heer
Rud. van Schalk uit Utrecht op zeer bevre
digende wijze gezongen. Zjn stem is mooi
va i klank ; zij moet echter n ig meer voor
den dag komen. Het spelen van de :en jongen
zanger liet echter zeer te wen-chen over;
da ^rvoor is echter de retiie meer
verantw >ord -lijk te stfl.en dan de heer v. Schalk.
De kleiiu-re partijen van de page, de vijf
Joden, de Nazareners, eriz. hadden voor
een eerstoraugs uitvoering beter bö'.et moeten
zijn Thans lieten zij vele wetschen onbe
vredigd.
rie: L'trechtsche orchest heef' werkelijk
eenn bewonderen* vaardigen ij ?er aan den dag
geleed. Z -ker, het sirijk orchest had veel
sterker bezet moeien zijn, maar de geheele
partituur \\erd vertolkt op een wijze die
een prachtig getuigenis allegt van de in
telligentie der U.reclitsche musici.
De kapelmeester Hudolph Tissor uit Bres'au
moet daar stellig zeer mede ingenomen
geweest >:ijn. Zijn directie kenmerkt zich
eu mij." Als een bliksemstraal is die gedachte
hein te binnen gvscho'.en.
Wat? Wat bedoel je?"
Ja ik weet het ik ken hem. Jou
zal hij verder niets vragen."
G'oote (roi! wat moet d.\t beteekenen?"
Wat je wiit "
Neen, neen.' zij snikt mgt droge oogen.
Mj heeft het ook htel wat gekost, het
hem niet te schrijven. Maar de zaak zou toch
precies hetzelfde geweest zijn en dus" ?
liij spreekt heftiger, dus wiens schuld
was het... de mijne..."
i;(), ook de mijne ook de mijne..."
Neen. Uitgemaakt, 't Is goed zoo Ik hoop,
dat je... och wat valt er nu tijcnlijk nog
te ze iaën" hij zietden overste d A'ars over
het veld heen op hen toe stampan; hij
be(Iwinut zich, en f;aat. op luider toon voort:
IK lo >p nog even dien kant op, daar is dia
heeli'. vlucht neergestreken. '
Neen, neen... je m oogt niet... 't zal
ulijn dood zijn.. .''
Hij heeft den riem van zijn geweer r eds
om den schouder gehangen; hij weckt den
ho:id en loopt door. Dade'ijk daarna hoort
hij achter z:ch den ozerste roepen: Waar
gaat G jehen heen?" en haar antwoord:
Hij wil die vlucht patrijzen nog eens op
zoeken, die hij straks heeft gemist," en daarop
weer de stem van den ouden man : die vindt
hij toch niet meer, die zijn er al lang van
door, we kunnrn gerust naar huis gaan."
Met zware schreden loopt hij o /er het veld,
in de richting vau een hooistapel, die, zich
afieekenend tegen de ondergaande zon, reus
achtige afmetingen aanneemt. F/r begint een
lichte wind op te steken, een rilling loopt hem
over den i u i; hij is di in middag warm geweest,
te waim. Hij kijkt om. Haar gestalte kan hij nog
herkennen, ??du'.dolijï, heel klein geworden
in de verte. Wat hetft hij haar lief, wat
heeft hij haar liefgehad, die lie ?e teedere
ziel als een zuster, Frr hem, den
iijngevoeligen man, m de kinderen O . . ."
hij balt zijn vuisten, stijf, stijf in een,
moet het <hn tussoheu e?n man en een
vrouw op den duur altijd zon ymn altijd
KOO? Vervloekt. Hoe is hel toch gekomen ?
Hoe heeft het toch kunnen gebeuren? En
dan gaat het verder natuurlijk altijd het
zelfde en die. man zal zijn kogel i.iet
doen missen. Dat zou ook volkomen bil
lijk zijn, maar?- a! die beminnelijke menschen,
d:e er zich mee zullen bemoeien; voor hen
is 't weer eens een buitenkansje. Maar hoe
!'-,'< t hij het? Hoe /<(<hij het weten ?
Kigeulij'j is het onmogelijk, alle orns'anduheden
iu aanmerking genomen onmogelijk eu
toch ! en toch ! ..."
Hij neemt zijn geweer in de hand,
De riem is te sterk en te goed, die zou
onmogelijk gebroken kunnen zijn. Maar de
tong van de ge-<p, die de beide deeleii van
den riem verbitdt ... de tong een beetje
ve.rbuigen en de drukkers een beetje los
maken, zoo zou 't wel kunnen. . . .
':lij neemt zijn jachtmes ter hand ; ji
dat gaat prachtig; de tong van de gesp h
van week ijzer en laat zich heel gemakkelijk
verbuigen, zij ?,al eruit vallen, de gesp zal
opengaan, de liom loslaten het geweer za'
aan den voorkant naar bene len vallen hrt
sc'.iot zal aftwan beide scholen mis
schien 'IV r w ij l hij zoo rekent heeft hij,
bijna werktuiglijk, het schroefje tus chen
de drukkers een bee'je omgedraaid. . . .
Hij weidt zich om; hij is geheel alleen.
Zijn oogen zoeken naar haar huis, maar het
is te veraf en de naderende avond doezelt
alles weg ia een blauwen nevel. Hij loopt
over de krakende stoppels verder, op den
hooi mij l toe. 'Voorzichtig laat hij het tongetje
uit de gesp op den grond vallen; --ja, zoo
moet het wel gevonden worden, erijn:ets
aan te zien, geen enkel kratje van het mes.
De riem hangt los het geweer houdt hij
in de linkerhand, de kolf naar beneden
zni/ meet, het natuurlijk gevallen zijn. Met
den breeden haak van zijn jaclitstok zoekt
hij naar de trek kei s, de monding van de
bi-i ie loopen on Ier de kin het is hem,
alsof hij een bekend geluid hoorr, alsof een
geweerloop langs eea knoop wrijft hoe
vreemd was dat een schot? Zonderling,
dat hij nu juist moet denken : goed, dat moeder
niet meer leeft. . . .
De herder had hem gevonden, toen hij met
zin kudd-< mar huis kwam. en was a iemloos
het buricht koinm vertellen, jui-t toen ieder
een bezig was, zich voor het eten te
verkleeden. De overste was dadelijk op het eerste
het besfe paard gesprongen en was met den
baron wegaedrajf'J ; toen zij naast het rijtuig,
dat hen was gevolg], bij h .-t huis terug
kwamen, was dn verongelukte dood. Da oud-i
oliicier had, met tranen in de oogen, gevloekt
en g-jam ene rd: dat de jachtbenoodigdheden
van (Ie beste qualiteit en in onberispelijke!!
toestand behoorden te zijn, zoo'n lichtzinnig
heid het belangrijkste, de riem, niet in orde!
en ook de trekkers veel te los aangescliroefd !
maar de jongelui doan dat bij de patrijzen
jaclit allemaal zóó je kunt le^en ze zeggen,
wat je wilt! Scil was hut gezelschap
uiteengegaan.
De heer des huhes had d:n sleutel van de
benedenzaal, waar de doods was neergelegd,
uit het slot genomen; met lang'.ame, zware
schreden ging hij de trap op eu de slaap
kamer binnen zij sliep nog niet. Een
kleine lamp verlichtte het vertrek slechts
flauw, eu hij liep heen en weer over het tapijt,
tot aan zijn studeerkamer, en dan weer te;ug.
Tos.-u hoorde zij hem zachtjes «p: eken zij
wist niet wat; achter het zijden gordijn lag
zij, zwaar en dof, en wachtto op den slag,
die haar moest tretlen
[laar wordt haar oor getroffen door een
woord, dat haar doet opsciirikken, wat was
dat? wat heeft zij daar gehoord? zij richt
zien half op en luistert.
..Die arine l-'riedt-l," gaat hij verder. Hat
y.ui een svauhupig verdriet zij u, daar op
\\Y-lfsauger."
Zij b"grijpt het niet; zij weet niet, wat
hij bedoelt, en zij luistert scherper.
Ik weet werkelijk niet, hoe ik het haar
meer door routine en een bezadigd
beheertchen der parütie, dan door meeslependen
hartstocht.
Van de regie had meer werk gemaakt
moeten zijn, vooral in aanmerking genomen
dat er zooveel onervaren factoren aan de
opvoering deelnamen; maar ook een weinig
meer weelde bij de hofhouding van den
Tetrarch ware niet misplaatst geweest.
Nu wacht ons nog een opvoering bij de
Italiaaneche Opera. Wanneer dan de beroemde
diva Gemma Belliccioni de tidrol vervult,
kunnen wij vooraf reeds verzekerd zijn van.
een prachtige uitbeelding.
ANT. AVERKAMP.
Aestfoetiek en Knnstpscniete m de
UciïeMteit.
Aan de Universiteit te Utrecht is thans
een afzonderlijke leerstoel opgericht voor
Aesthetiek en Kunstgeschiedenis, als de eerste
in ons land. Dit is eene voor onzen lijd
beteekenende gebeurtenis. Wel werd aan de
Arnstetdamsche (gemeente) hoogeschool reeds
lange jaren iu die vakken gedoceerd?door
een iuiteMgewoon hoogleeraar echter. \Ve
mogen dus aannemen, d.it het leervak Kunst
geschiedenis eindelijk ook in ons land onmis
baar wordt geacht om den rij der faculteiteti
aan een Hijks-Universiteit te volmaken. Dit
verschijnsel op zie'a zelf verdient reeds op
merking.
Het nieuwe hooileeiaarschap werd opge
dragen aan dr. Vogelsang en het mag verwacht
worden, dat deze zijn cotle^iinten met de in
stelling van dit nog wat vreemde studievak
ingenomen zal doen zijn.
Allereerst moet wel hier de weetgierigheid
worden geprikkeld, om «-at wending te bren
gen in de door velen g-.deelde meeniug, dat
ontwikkeling van schoonheidsbegrip en kunst
kennis slechts een ornament is by het
aanksveeken van ernstiger" wetenschappen.
A ogelsang met zijn beweeglijken gees! en
beschikkend overeen benijdenswaardig talent
om zijn gedachleu in altijd rappe rangschik
king, aan zijn gehoor over te dragen
inaantrekkelijktri voordracht-vorm, maakt niet den
iixlruk van een strak kunstgeleerde, al heb
ben veelzijdige s'udie's zy'n weten ruime
ervaringen aangebracht.
Als de gebruikelijke inaugurale rede het
middel is voor den nieuwbenoemden pro
fessor om zich te komen voorstellen, dan
was er dezen keer een betere grond voor
deze formaliteit, wegens de vage inzichten, en
misvattingen zelfs, over inhoud, strekkingen
behar deling der vakken Aesthetiek en Kunst
geschiedenis. De redenaar trachtte daarin
tegenover zijn kring dan ook allereerst tot
recht verstand te komen om vervolgens met
aanduiding der onderscheidenheid in wezen
van Kunstgeschiedenis en Ae-ithetiek, dei weg
vlak te maken voor zijn
onderrichtmgsmethodi, zooals die naar zijn in ;icht viucht kan
afdragen. Niet zoozeer vruchtdragecd in hit
resultaat van verworven speciale vakweten
schap, maar gericht op algemeene verrijking
van intellectueele ervaring. Want zooais Kunst
geschiedenis en Aesthetiek ia afzonderlijken
zin, verschillend van bestreving zijn, kunnen
( noeten) zij toch in laatste einddoel naar het
gemeenschappelijke punt uitloopen van dieper
kunstin/.icht en dit weer op zich zelf zal ter
meerdere spanning strekken aan het speuren
vin dt-n mensehelijken geest.
Tot toelichting citeeren we uit zijn rede: De
Aesthetiek is geen beschouwingswijze van de
beeldende kursten, maar van de kunsten ia
het algemeen, die zij alle te bezien heeft in
het liciit der Redd. Maar wie zich, zooals ik,
zal moeten vertellen. Dat is langzamerhand
een echte, groo'e liefde geworden voor dan
aru en Goebeu "
Wat?" vraagt zij nu eindelijk, je zuster?''
Hij heeft gelureude d^ manoeuvres im
mers weer bij hen gelogeerd bovendien
heelt zij hem bij ons dikwijls ontmoet, en
in Kassei zijn zij ook tegelijkertijd geweest.
En bij haar is het tot Heide geworden
wat trouwens heel goed te begrijp n is"
Hij staat nu naast haar bed, het beetje licht
op de tafel verduisterend, een sombere
schaduw. En dat is hoe langer hoe erger
geworden zij i-i er ziek van zij is toch
al niet sterk, zóó erg, dat, toen ik verleden
Zondag o o Wolfsanger was,,moeder mij in
het geheim heef D genomen, en mij heeft
gevraag l, of ik het is natuurlijk wel iets
heel btirengewoons of ik niet een? zou
kunnen onderz>eken, hoe het bij hem gesteld
was, of desnoods ronduit met hem ero7er
spreken."
Haar handen klemmen zich krampachtig
in elkaar en voor haar gegoten oogen dansen
de vreemdste vonken, Wat zal zij nu te
hooren krijgen w^il?
Hij begint weer heen ea weer te loopen
door de kamer. Ik wou er jou liever niet
over spreken, maar hem had ik vanmorgen
gevraagd, of hij vanavond wilde blijven
orndat ik hem wat te zeggen hal."
Dood! Dool om mij! Haar lichaam
trut stuipachtig eu hair lippen bloeden onder
haar tanden, om toch geen kreet door te
laten.
En nu dat ontzettende ongeluk! -- Hij was
zoo nobel en fijngevoelig,?Lij zou het wel
begrepen hebben, en hetniet kwa'y'k genoden
hebben, misschien voelde hij ook wel iets voor
haar tegen mij was hij althans in den
laatsten tijd nog hartelijker dan gewoonlijk.
Ik weet waarachtig niet, hoe ik het op
Woïfsanger moet vertellen als dat maar
geen tweede ongeluk vrordt. .."
In haar hoofd vliegt het heen en weer ?
nu, op dit oogenblik moet ik het hem zeegen ?
nu, dadelijk ! Neen morgen tno-gen
vroeg zeker, morgen vroeg heel vroeg.
Morgen ochtend zal er wel iemand van de
justi ie komen, en dan rijd ik diarna naar
Wolfsarjger. Ik zou graag willen, dat je
meeg'ng. alleen breng ik liet er ztker
niet goed af."
Morgen moet ik het hem zeggen, denkt
zij; ja, vóórdat hij naar Wolfsanger gaat.
Maar de kin leren Frits zal ik hem moeten
af-taan en mijn Marietje! Groote God, mijn
kinderen ? Ik kan niet dat kan toch
niet ? En alt ik het hem vertelde, dan zou
ik ze aan hem moeten afstaan? en van hem
weggaan ? neen o neen dat kan toch
niet, dat kan toch niet.. .
..Kiara. trek het je niet dl te erg aan l
[\iatu-zal ik wat thee voor je laten komen?
Klara ach ... zij ia in slaap gevallen ..."