De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 6 oktober pagina 2

6 oktober 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M i T K R J) A M M E R W E E K B L A D VOOR N E D E R L A N D. 1580 in ile Hoofistai ..Salorné" II. Men "moge over Salomédenken zooals men *wil, over de wijze waarop Ricbard Strauss den tekst in muziek heeft gebracht, kan maar a roep zijn, n l voortreffelijk. 'Wat S;rauss heeft gedaan met :ijn thema tisch ma'er-iaal, verdient het pra°dicaat mees terlijk. Er zullen niet veel momenten in de ( partituur voorkomen, waarbij de com ponist g^en motieven heeft aangewend en toch verkrijgt men den indruk alsof de gang ' der gedachten onophoudelijk doorstroomt in onuitputtelijke pbantasie. Maar daarin uit ' 'juist het geheim der bewerking; Strauss ?^weet zijne motieven zoo te varieeren, door ? 'harmoniek, rhythmiek en instrumentatie, dat de oplettende toehoorder nheid van ge dachte besp;u:t, maar tevens verscheiden1 'ïeid in da wijze waarop zij zich uit. ? ? Bijzonder gelukkig was S:rau-<3 in de vind ng zijner beide Salonéthema's. In het ?inotief waarmede het werk begint, zoowel ???'«Is in dat hetwelk optreedt wanneer Salom i ten tooaeele verschijnt, heeft de componist ? het grillige, bizarre in het karakter van zijn ? 'hoo-fiüguur bijzonder goei geschilderd. Trou' :IW6ES reeis vroeger heeft Striuss bewezen, ?';«ën buitengewoon expressief vermogen te ' fcezitten in het schetsen van het capricieuse ? «ener vrouwennatuur. '?''?'? Voorts is van groote beteekenls heteigen?':'}ijke Jochanaiin motief, hetwelk optreedt als Jocbanaüu u,t de ''isterne" tevoorschijn 1 'komt. Daarin wordt een diepte, een ziele? grootheid weergegeven, die men ten volle :aan den persoon van Johannes den Dooper wil zien toegekend. Het andere Jochanaansnotief, door enkelen Verkündigungsthema" genoemd, is van meer eenvoudigen aard; in ; IBIU -.ikale beteekenis staat het achter bij het jtndere motief. Straues zal het wel zóó ge? 'frezen hebben,oaadat het zeerdikwijlsoptreedt ? '«n dan gsnakkelijk herkenbaar is. Vreemd is het dat Strauss noch Herodes, ?-'noc'i Herodias een eigen sprekend mo ief Meeft g'zeven. Misschien om de opmerk zaamheid zooveel te meer te kunnen coneentreeren op de beide hoofdfiguren ? Die in heele tonen, razend snel dalende scala kan «en toch nauwelijks doen gelden als motief ^ïan Herodes? Het eerste gedeelte van het werk heeftop mij een zeer poëtischen indruk gemaakt. De woorden: Wie sehón ist die Prinzessin Salomé, heule Nacht' en Wie gut ist's in den ' Mond zu sehen. Er ist wie eine Silberblume, - -iflhl und keusch wie die Sehönheit einer ? Jungfrau, die rein geblieben ist" deze woorden geven de heele situatie weer en deze is door Strauss geschilderd met al die keurige, fijne tonen die hij uit zijn orchest weet te tooveren. Ook het optreden van Jochanaan en het ? Liebeswerben" van Salomézijn door Strauss op onnavolgbare wijze geschilderd. Een zeer byzondere vermelding verdient -de heerlijke episode van Jochanaao, in As tlür Er ist in einem Nachen auf dem See fan GaUlai." Dat is muiiek van edele vinding; rol en warm, ongekunsteld en rein zooals »y' uit het gemoed van haren schepper is fe voorschijn gebracht. Het tweede deel van het werk kan men OP DE JACHT, Naar liet Daitsch, van Willi S c hu f e r. Terwijl Frits in alle gemoedsrust besig is a in den grooten jacht wagen, is het nieuwe kamermeisje al een maal of zes over het voor plein komen trippelen, waar zij toch niets te maken heeft." Frits ineesmuilt in zich jelf dat doen die meisjes allemaal ! Hij brengt kalm zijn zaakjes in orde; om n uur moet er gedejeuneerd worden bij het dennenboschje, hij zal dus nog maar eens natte doeken op de mand met moezelwijn leggen : de eetwaren komen eerst om twaalf sur uit di keuken alles in ijs. Het kamermeisje kan zich niet bedwin gen, nu komt zy werkelijk vlak bij hem in de buurt. En hij antwoordt nonchalant, over zin schouler heen: ja wel, 't zal wel een warme dag worden,?ja-a, het wordt een groote stoet, er komen veel ollicieren uit de stad. Ei als ik me niet vergis komen daar al eenige van de gasten a in, en mag jij wel zorger, dat je op je post komt, jurh'e." Hij lacht, als zij haastig wegloopt; zoo zijn ze allemaal precies zoo In de oogen van het nieuwe kaoiermeisje is de aankomst en de ontvangst der gasten bepaald plechtig, maar bij het ontbijt in de mooie oude eetzaal begint het al vroolijk en luidruchtig toe te g lan. Ook dames zijn er by zeer chic" in liun korte loden rokjes en met linnen slobkousen over de dubbelzoolige lijglaarsjes. Dadelijk al bij het vertrek van den jacht«toet heeft de majoor een van zijn grappen gedebiteerd : hoe kleiner het voetje, des te korter derok. Natuurlijk hebben de jonge, heeren ijverig over de grap gelachen, en de kleine dikke Schweinsberg heeft de onvolmaakte geestigheid aangevuld en voltooid: hoe kleiner het voetje, hoe ronder het beentje, des te korter het rokje. En nu gaat het onder het groepje heeren van mond tot mond: hos des te, voetje r kje. De dames stappen flink mee over de stoppel velden; zij hanteeren hun lichte geweren met de grootste zekerheid. Alleen de vrouw des huizes heefc geen gelukkigen dag. Maar mevrouw, u bent anders toch altrd de koningin van de jacht!" Ja ik weet niet... 't komt misschien door dat rookzwakke k-uit, waaraan ik niet . gewend ben, dat stoot erg, vind ik." Het .gezelschap raakt verstrooid naar alle windstreken. Ginds by den berenheuvel wordt ket diubst geschoten daar zijn altijd de meeste patrijzen, elk jaar weer opnieuw. Maar toch komen allen vrijwel op den af gesproken tijd bij hot dennenboschje bijeen. Onder de beschut-ing van de hooge oude denneboomen, met het uitzicht over de geheele wijde, zonnue vlakte is een prachtig kamp geïmproviseerd. Frits verstaat uitste kend do kunst, zoo iets in orde te maken, gevoegelijk doen beginnen met het optreden van Herodes en zijn gevolg. Van daar af weet Strauss te boeien, menig maal in hooge mate zelfs; echter een meeslependen indruk heb ik daarvan niet kunnen krijgen. Het kwam mij voor dat daar herhaaldelijk het verstand, het intellect domineerde en de inspiratie op den achter grond getreden was. Mooie momenten, dik wijls verrassend van wending en verbluffend van kleur, maar fragmentarisch in conceptie. Zelfs bij de slotscène, als aloaiéhaar lusten aan het bloedige hoofd van J >chanaan bot viert, het culminatiepunt van Wilde's drama, zelfs dair vond ik Sirauss beschrijvend, illu streerend, steeds belangrijk ; maar niet hoorde ik dien gierenden gtrootu van klanken dien ik daar verwacht ha! en die, ondanks het griezelijge, onsympathieke van het onder werp, iedereen voor een wijle had moe:en meesleuren. Wél ten soort apotheose, een verheerlijking, eene ,, \USPO mung' zoo men ?wil, maar kwalijk aangebracht, \\ijl door niets gerechtvaardigd Ook de beroemde dans der ,,sieben Schleier" is beneden mijn veiwachtin^ gebleven. Ik had mij daarin ook meer gloed, meer ooiter=che pracht van kim en en tinten voorgesteld. Het leek mij thans erg tam. De vertolkster van Salomé, voerde zelf den dans uit, in afwijking van o.a. meïr. Witticb, de eerste Salométe Dresden. Hoeveel er nu ook te zeggen valt voor eenheid in de Oarstellung" zooals de Du'.tschers zeggen, het is niet te loochenen dat de .phys eke inspanning voor de zangeres te groot wordt en zij f te veel op is om de laatste groote scène nog met de noodigf steiubeheersching te zingen óf den dans zoo nuk en passieloos uitvoert, dat de wofi'den van Herodes Ah, herrlich, wundervo:!!" klinken als een paskwil. Onze Silonié-vertolkster scheen van de t wee kwaden het laa'ste geko :en te hebben. Mis schien dat daardoor deze scène ciet geheel tot haar recht kwam. Doch ook de mu?,iek an und für sich" schijnt mij niet het exotische te bevatten.dat voor een dergelijke scène op haar plaats mag geacht worden. Ik wil echter niet verzwijgen, dat de melodie in cis kl. 3, of liever de melodie die in CH kl. 3 begint (dat is bij Strauss juister uitge drukt) in hooge mate interesseert. Dan komt er in Saloménog een stuk voor dat ik niet goed begrijp. Ik meen bet quintet der Joden. Blijkbaar heeft de componist hier willen schilderen, het drukke gedoe, waar jaede vermoedelijk het Joodsclie ras z'ch ten tijde van Saloméreeds placht te uiten. Maar moest daardoor een eacophonie ontstaan? Realistisch is dit wel. Maar ik meen zoolang de kunst van componeeren nog de kunst van toonzetten in zich omvat, moét ten componist zich bedienen van een gangbaar muzikale seiry'fwijze en geen tonen op e'kaar s'apelen die met elkaar in geenerlei harmoni clien samenhang te brengen zijn; e^n eindeloo/.e reeks dus van niet opgeloste dissonanten! Dat men een Durcheinander' ook wel op mmikale wijze kan samenstellen oewijst de Pi gelsceue" uit Wagner's Meister.'inger''. Wagner's Meistersinger ! ... Hoe moest ik nu juist dat werk en dien componist noemen. Wagner eischt voor zijn orchestbezetUng, behalve de strijkinstrumenten, twee groote fluiten (n n kleine, twee hoboëo, twee clarinetten. twee fagotten, vier hoorns, drie trompetten, drie basuinen en óón bas-tuba, n paar pauken, triangel, bekkens, groote trom, klokkenspel, harp en luit. Strauss schrijf; vjjr, behalve de strijkinstrumetten, drie groote fluiten en n kle.ne, twee hoboën, alt-hobo en bas-hobo (een niew door Heckel uitgevon len instrument), vijf clarinetten en bas-clarinet, drie fogotten en vouwstoelen, jachtstoelen, kussens uil den wagen en uitgespreide dekens als zitgelegen heid zoo echt geïmproviseerd zie' heter uit. De koude keuken is natu irlijk uitsteken l de Moezelwijn en het bier z:jn onberispelijk. Het is een allervroolijkst maal, en Ailbeck haalt natuurlijk weer een dwaasheid uit. Hij heeft een aardappelveld geplunderd, daarna een vuurtje gemaakt van dorre iakken en er toen zy'n buit ingegooid, 't Is meer dan gek, zooals hij de gloeiende aardappelen van de eene hand in de andere gooit en ze dan op zijn weitasch rondpresenteert ; bij de Bessenbrucks gaat het altijd zoo doJgezeüig toe. Eindelijk i= het dejeuner afgeloopen. Op de SCUzenborner hoogte was het knapj->s warm, en na zoo'n uitgebreid maal kost het moeite weer te beginnen. Maar fatsoemhalve moet er nog een paar uurtjes gejaagl word;ii ? dat kan niet anders. Aan ho' eind van een ling sm il knollenveld komen zij als toevallig bij elkaar; (joeben heeft er al lang zija best voor gedaan, maar 't ging niet zou Ier dat het in 't oog viel. Zij loopen langzaam heen en weer langs den rand; de honden etuan, een groote vl icht patrijzen vliegt op. en hij mist oeide tchoten. Terwijl hij nieuwe patronen in de beide loopen schuift, zegt hij op gcdempten toorj; Heeft je man je niets gezegd?' Zij woult bleek. Neen." Hij vroeg mij op heel ernstigfn toon of ik van a?ond niet met de andoren mee terug wou rijden hij hij had iets met mij te bepraten/' God zou hij dan 'och....?" Dan valt er niets anders te doen d.ia ja te zeggen." 'Zij is op het punt een kreet te slaken, maar zij zegt alleen me: half verstikte stem: En ik? en de kindertn?" Die lieve kleine Frits en die lieve Marietje." Het slaat voor hem. (ilotselïng, nieu w, alsof het tegenover de kind-ren de grootste zonde was geweest, tegenover d^ kindereu, die zooveel van hem heb'vri gehouden ! Z'j loopen een paar schreden verder. Dan blijft hij met een ruk staan. En is er geen uitweg ? ' Een uitweg ? Waar? Waarheen? Dat het zoo moest afloopen, heb ik al dien tijd gevoeld ik ben honderd maal op het punt geweest het hem zelf te zeggen, maar dat zou het ongeluk niet minder yroot hebben gemaakt." N7 een." Tegenover dien man tegenover den man, die hem, na zijn familie, het naast heeft gestaan ... Ja, ja l' hij knarst met de tanden. Niet te vergeven! Niet door hem te vergeven en niet door jou!" Och, o?er mij hoefje niet te denken l Maar de kinderen! En hij ! God, en dan al die menschen!'' Ja, al die menschen, die genieten zullen van het nieuwe geva1. Dan mag ik het dus niet tot een vraag laten komen, tot geen gesprek tussehen hem contra fagot, zes hoorns, vier trompetten, vier bazuinen, tuba, vier pauken, kleine pauke, tamtam, bekkens, kleine en groote trommel, tamboerijn, triangel, castagnetten, klokkenspel, twee harpen, celesta, harmonium en orgel. Ik kan niet beoorieelen of al deze instru menten aanwezig waien bij onze Salom opvoering; ik wil dit echter aannemen, anders toch zou men ons het werk hebben doan hooren, anders als de componist, het zich heefc gedacht Maar dan vraag ik in gemoede of de instrumentatie van de Mesitersmger" verbleekt bij die van Strausi' Saioaié? Zeker, S:rau-s is een groot mïfs'.er der instrurnenteerkunst en de uitkomsten van zijn weergaloos talent verio: cheuen zich in Saloméniet. Maar woidt toch het aanwenden van een zóó groot aantal inttru nemen niet op de spits gedreven? Thans eecige woorden over h«t drama Is heb nog geen enkele beoordeeling over Saloaaégelezen, waarin niet ht-t woord pervers" schering en inslag vor:nde. Xu dat woord dus in verband met de stol tamelijk wel een gemeenplaats is geworden, wil ik trachten het niet aan te wen len De beteekenis van het woord kan men echter gevoegelijk op liet gehtele diami in toepassing brengen. Ontegenzeggelijk is Oscar Wilde een gioot kunstenaar. Zijn taal (ik heb hier op het oog de Duitsche bewer king van Hedwig Lachmann, die door S rauss gebruikt werd) is rij k aan schoone dichter ijke uitdrukkingen en vol phantasie. Maar geen oogenbl k iaat mij het denkbeeld loi dat da auteur zich verlu.-tigd heeft in het beschrij-eu van handelingen, waarvoor het woord dierlijk nog te zwak is. Met etn afgrijselijk welbehagen, voortsprui tende uit een natuur, niet onge.ijk aau die van Salomé,heeft Wille zijn drama sje>chreven. Al de. oppof-itie die er diu tegen Siloiii gekomen is eu nog komen zal, r;c He z;ch dus iu de eerste plaats tegen den aateur van het dra-ua. Strauss is eigenlijk slechts zijn mediplich'ige. Voor mij heeft het den schijn alcof de componist zich geprikkeld aeeft gevoeld om al de moeilijkheden aan het behandelen vau een dergelijke stof eigen, te overwinnen. Zijne compositorische virtuosen-natuur voelde zich daartoe aangetrokken, hè' doel telde hij niet meer, hij had slechts het oo» gevestigd op den uilslag. Het zou te tejammeren zijn als Salomo niet een eenling beef. Wanneer onze muzi kale kunst zich op het terrein van deze décadence ging voortbewegen, dan. zou lift er treurig u tzien met de toekomst onzer mu/.ie.k. Vóór alles moeten wij het geloof aan het ideale in de kunst hoog houden! Dat Salomé, door al wat er over geschreven is, geilend heeft als sujet voor de reclame, ligt buiten de fchuld van den crnponist. Nietteruiri het doel is bereikt. I^derterj wil Saloau' zien. Gold het Guntram" of Fenersnot', het publiek biet l' thuis; maar nu het betreft esn werk dat zóó besproken is, dat zooveel walgine heeft verwekt en dat aan den anderen kant zoo hemelhoog geprezen is, nu stroomt het sansatielustige publiek i aar den schouwburg. Ik wil hopen dat de meerderheid er zich van afkeert vau fen stof, die het schoonheid-'gevoel beleediat en ons met afgrijzen vervult. Te onzaliger ure heef; een onzer grootse cotnpor.isten, zoo n et de aller grootste, zich er aau vergrej en. Zijn rijke gaven zijn aan een onwaardig onderwerp verspild. Hoezeer men ook het talent bewondert van den componist, deze overweging bt houdt toe1! de overhand. Eén lichtpunt is er in het werk, n.l. dat een wellusteling als Herodes het ten slotte ook te machtig wordt. Man töte ilieses Weib" met deze woorden wordt het drama besloten. Zora's ik met een erkel woon! reeds in het vorige nummer panstipte, kon de uitvoe ring onlanks de vele lekoi tkounngen, ons wel een beeld geven van het werk. Bij een der^e'ijk muziek drauia echter mo-ten eigenlijk n\'e vertolkers van den torsten rang zijn. I-.'n dat was alleen Urlus als llerodes. Zijn s e;u klonk frisjh en krachtig, klaar en duidelijk, zoodat men ieder woord kon verslaan. De declamatie van ?^tiau's ligt onzen zanger bijzonder gunftii. !?'.<? was thans geen pprake van e-'ii onrustig^n of Hakkerenden toon, het natuurlijk gevolg van het gemis aan gedragen pisspges ma.ir alles klonk vol en warm en me: auto riteit voorgedragen. Mevrouw Leonore S.'iigern uit L"ip7,ig heeft wel een mooie stem en haar iiauur, l.aar wezen eigent zich ook wel voor de S d >mé-vertolking ; doch zij beschikt niet in d:e ina'e over de hooge tonen dat dez^ steeds foisch en machtig k inken boven de golven van het orchett uit. Meuiamalen kon rnpn de v )orzichtigheid bespeuren, waarmede zij werden aangezet, maar d.ui was de indruk reeds bedorven. De uitspraak liet aan duidelijkheid onge veer alles te «enschen over en het Oostersche u-iiHierameii'. bleek zoo weinig aanwezig te zijn dat de toehoorder, liet groote verheeld'iigskracht begaafd, /i c h slechts het mach teloos nf-erftorteii aau de voe .et van Il.-jrodes kon verklaren. De hè-r Gtorges Beeg uit Breslau bracht slechts mede een goeden kop, «aaruit het ascetische vi ? Jochanaiii ten duidelijkste sprak, zijn steun was echter weinig bekoorlijk en miste overtuiging. Ook bij hem liet de uitspraak te wenschen over. Feu veel beteren induik in die rol maakte een paar dagen U er de heer Sch tzendorf uit Dii-sel'iorf. Toen kon men ter dege het vers :hil cous'.ateeren en bemerken welk een kracht er van die partij kan uitgaan, wanneer zij met de noodige dictie wordt vertolkt. Mtvrouw Marion Weed verto kte de min der op den voorgrond tredende partij van Herodias 0,0 voldoende wijze. De rol van Narraboth werd door den heer Rud. van Schalk uit Utrecht op zeer bevre digende wijze gezongen. Zjn stem is mooi va i klank ; zij moet echter n ig meer voor den dag komen. Het spelen van de :en jongen zanger liet echter zeer te wen-chen over; da ^rvoor is echter de retiie meer verantw >ord -lijk te stfl.en dan de heer v. Schalk. De kleiiu-re partijen van de page, de vijf Joden, de Nazareners, eriz. hadden voor een eerstoraugs uitvoering beter bö'.et moeten zijn Thans lieten zij vele wetschen onbe vredigd. rie: L'trechtsche orchest heef' werkelijk eenn bewonderen* vaardigen ij ?er aan den dag geleed. Z -ker, het sirijk orchest had veel sterker bezet moeien zijn, maar de geheele partituur \\erd vertolkt op een wijze die een prachtig getuigenis allegt van de in telligentie der U.reclitsche musici. De kapelmeester Hudolph Tissor uit Bres'au moet daar stellig zeer mede ingenomen geweest >:ijn. Zijn directie kenmerkt zich eu mij." Als een bliksemstraal is die gedachte hein te binnen gvscho'.en. Wat? Wat bedoel je?" Ja ik weet het ik ken hem. Jou zal hij verder niets vragen." G'oote (roi! wat moet d.\t beteekenen?" Wat je wiit " Neen, neen.' zij snikt mgt droge oogen. Mj heeft het ook htel wat gekost, het hem niet te schrijven. Maar de zaak zou toch precies hetzelfde geweest zijn en dus" ? liij spreekt heftiger, dus wiens schuld was het... de mijne..." i;(), ook de mijne ook de mijne..." Neen. Uitgemaakt, 't Is goed zoo Ik hoop, dat je... och wat valt er nu tijcnlijk nog te ze iaën" hij zietden overste d A'ars over het veld heen op hen toe stampan; hij be(Iwinut zich, en f;aat. op luider toon voort: IK lo >p nog even dien kant op, daar is dia heeli'. vlucht neergestreken. ' Neen, neen... je m oogt niet... 't zal ulijn dood zijn.. .'' Hij heeft den riem van zijn geweer r eds om den schouder gehangen; hij weckt den ho:id en loopt door. Dade'ijk daarna hoort hij achter z:ch den ozerste roepen: Waar gaat G jehen heen?" en haar antwoord: Hij wil die vlucht patrijzen nog eens op zoeken, die hij straks heeft gemist," en daarop weer de stem van den ouden man : die vindt hij toch niet meer, die zijn er al lang van door, we kunnrn gerust naar huis gaan." Met zware schreden loopt hij o /er het veld, in de richting vau een hooistapel, die, zich afieekenend tegen de ondergaande zon, reus achtige afmetingen aanneemt. F/r begint een lichte wind op te steken, een rilling loopt hem over den i u i; hij is di in middag warm geweest, te waim. Hij kijkt om. Haar gestalte kan hij nog herkennen, ??du'.dolijï, heel klein geworden in de verte. Wat hetft hij haar lief, wat heeft hij haar liefgehad, die lie ?e teedere ziel als een zuster, Frr hem, den iijngevoeligen man, m de kinderen O . . ." hij balt zijn vuisten, stijf, stijf in een, moet het <hn tussoheu e?n man en een vrouw op den duur altijd zon ymn altijd KOO? Vervloekt. Hoe is hel toch gekomen ? Hoe heeft het toch kunnen gebeuren? En dan gaat het verder natuurlijk altijd het zelfde en die. man zal zijn kogel i.iet doen missen. Dat zou ook volkomen bil lijk zijn, maar?- a! die beminnelijke menschen, d:e er zich mee zullen bemoeien; voor hen is 't weer eens een buitenkansje. Maar hoe !'-,'< t hij het? Hoe /<(<hij het weten ? Kigeulij'j is het onmogelijk, alle orns'anduheden iu aanmerking genomen onmogelijk eu toch ! en toch ! ..." Hij neemt zijn geweer in de hand, De riem is te sterk en te goed, die zou onmogelijk gebroken kunnen zijn. Maar de tong van de ge-<p, die de beide deeleii van den riem verbitdt ... de tong een beetje ve.rbuigen en de drukkers een beetje los maken, zoo zou 't wel kunnen. . . . ':lij neemt zijn jachtmes ter hand ; ji dat gaat prachtig; de tong van de gesp h van week ijzer en laat zich heel gemakkelijk verbuigen, zij ?,al eruit vallen, de gesp zal opengaan, de liom loslaten het geweer za' aan den voorkant naar bene len vallen hrt sc'.iot zal aftwan beide scholen mis schien 'IV r w ij l hij zoo rekent heeft hij, bijna werktuiglijk, het schroefje tus chen de drukkers een bee'je omgedraaid. . . . Hij weidt zich om; hij is geheel alleen. Zijn oogen zoeken naar haar huis, maar het is te veraf en de naderende avond doezelt alles weg ia een blauwen nevel. Hij loopt over de krakende stoppels verder, op den hooi mij l toe. 'Voorzichtig laat hij het tongetje uit de gesp op den grond vallen; --ja, zoo moet het wel gevonden worden, erijn:ets aan te zien, geen enkel kratje van het mes. De riem hangt los het geweer houdt hij in de linkerhand, de kolf naar beneden zni/ meet, het natuurlijk gevallen zijn. Met den breeden haak van zijn jaclitstok zoekt hij naar de trek kei s, de monding van de bi-i ie loopen on Ier de kin het is hem, alsof hij een bekend geluid hoorr, alsof een geweerloop langs eea knoop wrijft hoe vreemd was dat een schot? Zonderling, dat hij nu juist moet denken : goed, dat moeder niet meer leeft. . . . De herder had hem gevonden, toen hij met zin kudd-< mar huis kwam. en was a iemloos het buricht koinm vertellen, jui-t toen ieder een bezig was, zich voor het eten te verkleeden. De overste was dadelijk op het eerste het besfe paard gesprongen en was met den baron wegaedrajf'J ; toen zij naast het rijtuig, dat hen was gevolg], bij h .-t huis terug kwamen, was dn verongelukte dood. Da oud-i oliicier had, met tranen in de oogen, gevloekt en g-jam ene rd: dat de jachtbenoodigdheden van (Ie beste qualiteit en in onberispelijke!! toestand behoorden te zijn, zoo'n lichtzinnig heid het belangrijkste, de riem, niet in orde! en ook de trekkers veel te los aangescliroefd ! maar de jongelui doan dat bij de patrijzen jaclit allemaal zóó je kunt le^en ze zeggen, wat je wilt! Scil was hut gezelschap uiteengegaan. De heer des huhes had d:n sleutel van de benedenzaal, waar de doods was neergelegd, uit het slot genomen; met lang'.ame, zware schreden ging hij de trap op eu de slaap kamer binnen zij sliep nog niet. Een kleine lamp verlichtte het vertrek slechts flauw, eu hij liep heen en weer over het tapijt, tot aan zijn studeerkamer, en dan weer te;ug. Tos.-u hoorde zij hem zachtjes «p: eken zij wist niet wat; achter het zijden gordijn lag zij, zwaar en dof, en wachtto op den slag, die haar moest tretlen [laar wordt haar oor getroffen door een woord, dat haar doet opsciirikken, wat was dat? wat heeft zij daar gehoord? zij richt zien half op en luistert. ..Die arine l-'riedt-l," gaat hij verder. Hat y.ui een svauhupig verdriet zij u, daar op \\Y-lfsauger." Zij b"grijpt het niet; zij weet niet, wat hij bedoelt, en zij luistert scherper. Ik weet werkelijk niet, hoe ik het haar meer door routine en een bezadigd beheertchen der parütie, dan door meeslependen hartstocht. Van de regie had meer werk gemaakt moeten zijn, vooral in aanmerking genomen dat er zooveel onervaren factoren aan de opvoering deelnamen; maar ook een weinig meer weelde bij de hofhouding van den Tetrarch ware niet misplaatst geweest. Nu wacht ons nog een opvoering bij de Italiaaneche Opera. Wanneer dan de beroemde diva Gemma Belliccioni de tidrol vervult, kunnen wij vooraf reeds verzekerd zijn van. een prachtige uitbeelding. ANT. AVERKAMP. Aestfoetiek en Knnstpscniete m de UciïeMteit. Aan de Universiteit te Utrecht is thans een afzonderlijke leerstoel opgericht voor Aesthetiek en Kunstgeschiedenis, als de eerste in ons land. Dit is eene voor onzen lijd beteekenende gebeurtenis. Wel werd aan de Arnstetdamsche (gemeente) hoogeschool reeds lange jaren iu die vakken gedoceerd?door een iuiteMgewoon hoogleeraar echter. \Ve mogen dus aannemen, d.it het leervak Kunst geschiedenis eindelijk ook in ons land onmis baar wordt geacht om den rij der faculteiteti aan een Hijks-Universiteit te volmaken. Dit verschijnsel op zie'a zelf verdient reeds op merking. Het nieuwe hooileeiaarschap werd opge dragen aan dr. Vogelsang en het mag verwacht worden, dat deze zijn cotle^iinten met de in stelling van dit nog wat vreemde studievak ingenomen zal doen zijn. Allereerst moet wel hier de weetgierigheid worden geprikkeld, om «-at wending te bren gen in de door velen g-.deelde meeniug, dat ontwikkeling van schoonheidsbegrip en kunst kennis slechts een ornament is by het aanksveeken van ernstiger" wetenschappen. A ogelsang met zijn beweeglijken gees! en beschikkend overeen benijdenswaardig talent om zijn gedachleu in altijd rappe rangschik king, aan zijn gehoor over te dragen inaantrekkelijktri voordracht-vorm, maakt niet den iixlruk van een strak kunstgeleerde, al heb ben veelzijdige s'udie's zy'n weten ruime ervaringen aangebracht. Als de gebruikelijke inaugurale rede het middel is voor den nieuwbenoemden pro fessor om zich te komen voorstellen, dan was er dezen keer een betere grond voor deze formaliteit, wegens de vage inzichten, en misvattingen zelfs, over inhoud, strekkingen behar deling der vakken Aesthetiek en Kunst geschiedenis. De redenaar trachtte daarin tegenover zijn kring dan ook allereerst tot recht verstand te komen om vervolgens met aanduiding der onderscheidenheid in wezen van Kunstgeschiedenis en Ae-ithetiek, dei weg vlak te maken voor zijn onderrichtmgsmethodi, zooals die naar zijn in ;icht viucht kan afdragen. Niet zoozeer vruchtdragecd in hit resultaat van verworven speciale vakweten schap, maar gericht op algemeene verrijking van intellectueele ervaring. Want zooais Kunst geschiedenis en Aesthetiek ia afzonderlijken zin, verschillend van bestreving zijn, kunnen ( noeten) zij toch in laatste einddoel naar het gemeenschappelijke punt uitloopen van dieper kunstin/.icht en dit weer op zich zelf zal ter meerdere spanning strekken aan het speuren vin dt-n mensehelijken geest. Tot toelichting citeeren we uit zijn rede: De Aesthetiek is geen beschouwingswijze van de beeldende kursten, maar van de kunsten ia het algemeen, die zij alle te bezien heeft in het liciit der Redd. Maar wie zich, zooals ik, zal moeten vertellen. Dat is langzamerhand een echte, groo'e liefde geworden voor dan aru en Goebeu " Wat?" vraagt zij nu eindelijk, je zuster?'' Hij heeft gelureude d^ manoeuvres im mers weer bij hen gelogeerd bovendien heelt zij hem bij ons dikwijls ontmoet, en in Kassei zijn zij ook tegelijkertijd geweest. En bij haar is het tot Heide geworden wat trouwens heel goed te begrijp n is" Hij staat nu naast haar bed, het beetje licht op de tafel verduisterend, een sombere schaduw. En dat is hoe langer hoe erger geworden zij i-i er ziek van zij is toch al niet sterk, zóó erg, dat, toen ik verleden Zondag o o Wolfsanger was,,moeder mij in het geheim heef D genomen, en mij heeft gevraag l, of ik het is natuurlijk wel iets heel btirengewoons of ik niet een? zou kunnen onderz>eken, hoe het bij hem gesteld was, of desnoods ronduit met hem ero7er spreken." Haar handen klemmen zich krampachtig in elkaar en voor haar gegoten oogen dansen de vreemdste vonken, Wat zal zij nu te hooren krijgen w^il? Hij begint weer heen ea weer te loopen door de kamer. Ik wou er jou liever niet over spreken, maar hem had ik vanmorgen gevraagd, of hij vanavond wilde blijven orndat ik hem wat te zeggen hal." Dood! Dool om mij! Haar lichaam trut stuipachtig eu hair lippen bloeden onder haar tanden, om toch geen kreet door te laten. En nu dat ontzettende ongeluk! -- Hij was zoo nobel en fijngevoelig,?Lij zou het wel begrepen hebben, en hetniet kwa'y'k genoden hebben, misschien voelde hij ook wel iets voor haar tegen mij was hij althans in den laatsten tijd nog hartelijker dan gewoonlijk. Ik weet waarachtig niet, hoe ik het op Woïfsanger moet vertellen als dat maar geen tweede ongeluk vrordt. .." In haar hoofd vliegt het heen en weer ? nu, op dit oogenblik moet ik het hem zeegen ? nu, dadelijk ! Neen morgen tno-gen vroeg zeker, morgen vroeg heel vroeg. Morgen ochtend zal er wel iemand van de justi ie komen, en dan rijd ik diarna naar Wolfsarjger. Ik zou graag willen, dat je meeg'ng. alleen breng ik liet er ztker niet goed af." Morgen moet ik het hem zeggen, denkt zij; ja, vóórdat hij naar Wolfsanger gaat. Maar de kin leren Frits zal ik hem moeten af-taan en mijn Marietje! Groote God, mijn kinderen ? Ik kan niet dat kan toch niet ? En alt ik het hem vertelde, dan zou ik ze aan hem moeten afstaan? en van hem weggaan ? neen o neen dat kan toch niet, dat kan toch niet.. . ..Kiara. trek het je niet dl te erg aan l [\iatu-zal ik wat thee voor je laten komen? Klara ach ... zij ia in slaap gevallen ..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl