Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1581
Oud-Amsterdam,
door A. W. WEISSMAN.
VIII. De Nieuwe Zjjds Kapel.
Wie nu door de Kal verstraat of langs
het Rokin gaat ziet de Nieuwe Zijds
'Kapel in vervallen toestand en buiten
februik. Misschien wordt zij weldra
afgeroken en door gebouwen voor wereld
lijke doeleinden vervangen.
En zoo zal de toestand weder worden
zooals zij vóór 1345 was, toen ook aan
de oostzijde der Kalverstaat slechts
burgerhuizen stonden. In een dier huizen
vond 15 Maart 1345 het Mirakel plaats,
ter herinnering waaraan de Kapel ge
bouwd werd.
Het oudste verhaal van de stichting
.der Kapel wordt gevonden in het Mirakel
boekje van 1568: Vuerige herten ende
devote personen hebben 't Huys daer
't miraëckel gesciet is, doen afbreken,
ende een schoon C»pel daer doen
tim»meren, ende in de plaets daer die haert
stont, waer 't heilige Sacrament int vier
miraculoselick is behouden, een schoon
Tabernakel ofte heyligh
Sacramentshuys doen maeken ende heerlyeken
versiert".
Een jaartal wordt hier niet genoemd.
In een oorkonde van 1383, die een
wonderbaarlijke genezing door het mira
culeus Sacrament boekstaaft, is van de
.Nieuwe Zijds Kapel nog geen sprake.
En of de Sacramentskapel, die in een
oorkonde van 1380 vermeld wordt, een
aanbouw van de Oude Kerk, dan wel
de stichting in de Kal verstraat geweest
honderdtal aanzienlijke vrouwen gedaan
werd.
De beuken der kerk zijn door gepro
fileerde pijlers met sierlijke kapiteelen
der nevenvertrekken van de Nieuwe
Kerk bewaard.
Het is waarschijnlijk, dat het koor van
de kerk was afgesloten, gelijk dit in de
De Nieuwe Zijds Kapel in 1530.
van elkander gescheiden. Deze pijlers
komen in hoofdzaak overeen met die der
Nieuwe Kerk en wij mogen dus aan
nemen, dat zij tot de 2e helft der 15e
middeneeuwen steeds geschiedde. Van
deze afsluiting, misschien een hek -van
gegoten koper of besneden eikenhout,
bleef echter niets bewaard. Wel ziet men
Maximiliaan's kleindochter bevat, die, in
1506 geboren, als minstens zesjarig meisje
is voorgesteld, moet het glas omstreeks
1512 gemaakt zijn, hetgeen met den stijl
wel overeenkomt.
In het begin der 16e eeuw werd de
Nieuwe Zijds Kapel ook van een sierlijk
orgel voorzien, dat in den noordelijken
zijbeuk een plaats kreeg en daar tot 1871
gebleven is. Toen is het verkocht en het
prijkt nu in de R.-K. kerk te Jutphaas.
Het is in Laat-Gothischen stijl bewerkt
en behoort onder de fraaiste voortbreng
selen van houtsnijkunst, die ons landbezit.
Bij den beeldenstorm in 1566 bleef de
Heilige Stede gespaard. Maar in 1578,
toen Amsterdam de Staatsche zijde koos,
moest de Nieuwe Zijds Kapel door de
Katholieken worden ontruimd.
Het duurde tot 1590 eer de kerk voor
den Hervormden eeredienst was ingericht.
In de 17e eeuw werd het tegenwoordig
kerkmeubilair gemaakt, dat van de kunst
vaardigheid der houtsnijders in dien tijd
getuigt. Vooral het binnenportaal aan de
zijde van het Rokin is een keurig stuk
werk. Dit portaal staat voor den ingang
aan de oostzijde, die in 1621 is gemaakt.
Van eenigszins lateren datum moet de
aardige aanbouw aan de noordzijde, naar
de Wijde Kapelsteeg toe, zijn, die in
gebakken en gehouwen steen werd uit
gevoerd.
De kaart van Balthazar Floriszoon, in
1625 uitgegeven, bewijst, dat het ombou
wen van de kerk met huizen, waarmede
in 1531 was begonnen, toen reeds aan
drie zijden de Nieuwe Zijds Kapel aan
het oog had onttrokken.
Waarschijnlijk werden de zoogenaamde
rechten het Kerkbestuur den eigendom
betwisten, welk rechtsgeding nog niet
schijnt afgeloopen.
Misschien ware de beste oplossing,
wanneer de Hervormden, die aan dit
bedehuis niet hechten, het aan de Katho
lieken verkochten, die ongetwijfeld de
middelen zullen weten te vinden, om den
reuzen" hun oude kracht te hergeven.
En dan kan Vondel's woord weer waar
heid worden :
Men eere weer de Heiligheit der Stede,
Bewierook' 't hooge aliaer,
Men spann' tapyt, schakeere zangh met
snaer.'
Velen zou het aanstoot geven, indien
op deze gewijde plek een koffiehuis, een
warenhuis of een verzekeringsgebouw
zou verrijzen.
Wel mocht LeonardusMarius schrijven,
dat de Nieuwe Zijds Kapel Amsterdam's
eer en opkomste" geweest is. Dat dan
De Burgerij, uit Gysbrechts erf gesproten
En noit veraert van haren ouden struick"
toone, dat haar het voortbestaan
deiHeilige Stede niet onverschillig is.
De Kerkmeesters der Nieuwe Zijds
Kapel hebben reedi vroeg een weg van
Sloten naar het heiligdom laten aan
leggen, waarvan een deel nog altijd zijn
ouden naam van Heilige Weg draagt.
Maximiliaan van Oostenrijk heeft in
1484, zijn kleinzoon Karel V in 1531
de Heilige Stede bezocht. Vondel heeft
er de bezieling tot zijn Eeuwgetij",
een zijner fraaiste gedichten, gevonden.
Een gebouw, waaraan zulke
herinneDe Nieuwe Zijds Kapel van binnen omstreeks 1700.
De Nieuwe Zijds Kapel in 1063.
is, valt niet te beslissen.
De oudste afbeelding der Nieuwe Zijds
Kapel, welke vóór de Hervorming de
Heilige Stede placht genoemd te worden,
vinden wij op de schilderij van Cornelis
Anthonisz, welke Amsterdam in vogel
vlucht voorstelt en het jaartal 1536 draagt.
Het gebouw vertoont zich hier als uit
drie beuken van gelijke hoogte bestaande.
De middenste dezer beuken eindigt aan
de oostzijde in een koornis, welke den
halven tienhoek als plattegrond heeft. De
zijbeuken zijn door rechte muren afge
sloten.
Merkwaardig is het, dat in 1536 het
water van het Rokin tot zeer dicht bij
deze koornis kwam. Ook dient de aan
dacht gevestigd op het transept aan de
westzijde, dus naar de Kalverstraat toe.
Het noordelijk gedeelte van dit transept,
dat aan de Wijde Kapelsteeg uitkwam,
bevond zich ter plaatse waar het huis
had gestaan, in hetwelk het wonder ge
schiedde. Dit deel der kerk heette al van
ouds De Heilige Hoek". Tot 1624 bleef
daar de haardstede in wezen, die door
het wonder was geheiligd en ghemaekt
was van roode steenen, met boven een
cleyn schoorsteentje".
Omstreeks 1555 is de Nieuwe Zijds
Kapel vergroot, door haar koornis at' te
breken, en een nieuw koor te maken,
dat een trans heeft ter breedte van de
zijbeuken. In 1559 werd de kade langs
het Rokin aangelegd, die noodig was
voor de omgangen, die om de Nieuwe
Zijds Kapel plichten te worden gehouden.
Zoo kreeg dus de Heilige Stede den
plattegrond, dien zij nog tegenwoordig
bezit, en die niet goed van buiten te zien
is, omdat het kerkgebouw door huizen
omgeven is. Met deze ombouwing werd
reeds vóór de Hervorming begonnen.
De heer Sterck heeft in zijn belangrijk
werk Uit de geschiedenis der Heilige
Stede te Amsterdam" medegedeeld, hoe
de Burgemeesteren in 1531 een huis, ter
plaatse van den boekhandel van
Scheltema en Holkema, lieten bouwen, ondanks
het verzet, dat daartegen door een drie
eeuw behooren. Houten gewelven zijn als
afdekking gebruikt.
Vóór de Hervorming was de kerk rijk
versierd. De westelijke gevel, in de Kal
verstraat, had drie topgevels, die met de
drie beuken overeenkwamen. Boven in
den middelsten las men: Signa et
Mirabilia fecit in te Deus excelsus",
hetwelk beduidt: Teekenen en Won
deren heeft de Allerhoogste in u gedaan."
Wie de kerk binnentrad aanschouwde
eerst het hoogaltaar, dat in de koornis
geplaatst en aan het H. Sacrament gewijd
de zuidzijde der kerk tegen den muur
nog de zevenendertig koorbanken, nu aan
geplaatst, doch vóór de Hervorming
ongetwijfeld aan beide zijden van het
koor opgesteld.
Vermoedelijk heeft het geheele mid
dendeel der kerk, tjt het transept toe,
als koor gediend, en vulden de geloovigen
het transept, de zijbeuken en den koor
trans.
De vensters der kerk waren, naar de
gewoonte der 15e en 16e eeuw, niet
gebrandschilderd glas gevuld. Van een
kastjes" aan de zijde der Kalverstraat
in het midden der 17e eeuw aangebracht,
toen de westelijke ingang van een portiek
is voorzien en de drie gevels aan dien
kant met het torentje hun tegenwoordige
weinig fraaie gedaante kregen. Misschien
werd het torentje reeds in 1621 onder
handen genomen, daar de door Hendrik
van Meurs gegoten klok dit jaartal ver
toont.
Toen in 1(135 het derde eeuwfeest van
het Mirakel gevierd werd, zong Vondel
van de Heilige Stede:
Benedendeel van het glas in de Nieuwe Zijds Kapel, omstreeks 1512 door
Keizer Maximiliaan geschonken.
was. Zes andere altaren, aan O. L. Vrouw,
het H. Kruis, St. Rochus, St. Laurens,
St. Gangolf en St. Hieronymus gewijd,
hadden waarschijnlijk hun plaats tegen
de pijlers.
Om het hoofdaltaar prijkten schilde
ringen op doek, die omstreeks 1518 door
den vermaarden Jacob Corneliszoon van
Oostzanen vervaardigd waren, en de ge
schiedenis van het mirakel voorstelden,
Wat er van deze schilderingen in 1845
voor den dag kwam, wordt nu in een
dezer glazen was in de 18e eeuw het
benedendeel nog over. 3Ien zag er de
schenkers op afgebeeld, terwijl het boven
deel, toen reeds verdwenen, een tafereel
uit de gewijde geschiedenis moet hebben
voorgesteld.
Keizer Maximiliaan had in 1484, toen
hij nog slechts aartshertog van Oostenrijk
was, de Heilige Stede bezocht, en als
herinnering het glas aan de kerk vereerd.
Daar de afbeelding van het benedendeel,
die door Wageuaar gegeven wordt,
Haer pijlers, die om gunst noch afgunst buigen,
Noch weifelen, zij dragen 't Godsgebouw
Als Reuzen, sterck en trouw".
In 1898 begonnen enkele van deze
reuzen" teekenen van verval te
vertoonen. De gebreken werden voor onher
stelbaar verklaard, en het Kerkbestuur
besloot tot slooping over te gaan, daar,
naar de dagbladen wisten te melden,
voor het terrein een millioen was geboden.
Doch toen ging het Gemeentebestuur in
ringen verbonden zijn, mag niet gesloopt
worden.
De cliché's voor deze afbeeldingen zijn wel
willend verstrekt door den heer J. F. M. Sterck
schrijver van: Uit de Geschiedenis der
Heilige Stede te Amsterdam".
W. Roelofs I. Pülchri. Den Haas,
Dit is een van de tentoonstellingen, eindelijk,
waarvoor Pulchri een aangewezen zaal bezit,
en de beste relaties. Er is iets natuurlijks
in dat een kunstgenootschap na den dood de
kunstenaars eert. Het is natuurlijker dan
dat een kunstkooper dat doet, die gewoonlijk
vol winstbejag leeft, en vol winstbejag alleen.
Het is natuurlijk eveneens omdat het zoo
doende helpen kan in de juiste waardeering
van het werk, die ten slotte toch ontstaat,
maar die, hoe eerder ze bevestigd is,
gemakmakkelijker een geheel van zulke waar
deeringen doet overzien. Er dunken mij voor
deze waardeering tweeerlei tentoonstelling
noodig: een na den dood en een als de
schilder ongeveer veertig, tusschen de veertig
en vijftig, is. Terwijl zij die na den dood
gegeven wordt, de volle waardeering doet
ontstaan, is die welke gehouden wordt tusschen
40 en 50 jaar, gedeeltelijk nog een voorloopige,
toch gedeeltelijk een noodige. Het is niet
te ontkennen dat een tentoonstelling van
Breitner zijn nut gehad heeft en dat eene
van Bauer zijn nut had, dat eene tentoon
stelling van Verster niet zonder rede bleek,
noch eene van werk door Suze Robertsen,
dat een van Tholen zijn baat gaf.
Omstreeks den bovenbeschreven leeftijd
zijn de invloeden gewoonlijk overwonnen en
is de eigen aard fleurig voor den dag getre
den. Daarenboven zijn dan alle werken door
den schilder op hun echtheid te controleeren,
een werk niet zonder belang in daze
falsificeerende periode. Zulke exposities hebben
daarenboven het nut dat ze wie zich te veel
terughoudt, duidelijk eens kunnen maken
voor anderen; een complete serie etsen van
Barbara van Houten, teaaam met schil
derwerk door haar, kon over de tot uitin
gen een gegrond oordeel mogelijk maken.
Dit zijn eenige van de vele tentoon
stellingen tijdens het leven te houden. Van
de tweede soort, na het sterven, en met
het ingaan in de glorie soms, zijn noodig :
Bosboom, Weissenbruch, Gabriël, en van een
aantal kleinere talenten, wier werkelijke
ver