Historisch Archief 1877-1940
Nö. 1S82
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
schooljongens kan behandelen en hen kan
laten gevoelen, dat 't openbaring van kracht
kan en moet zijn. Toch blijft 'tbe/waar:
Jezus brengt eene blijde boodschap en
Tolstoïmaakt van die boodschap een ei:ch
op 't gebied der moraal, een eisen voor elk
zich voordoend geval. Wat roepstem tot
vrijheid is, wordt hier lot eens nieuwe wet.
Daarmede wordt afgewezen de bewering,
dat de christelijke moraal zich op Tolsto
iat.sche wijze het zuiverst tracht te handhaven.
Vergeet men bovendien bij alle woorden
der Bergrede niet maar al te vaak, dat wij
zéhebben buiten hun verband, waarin ze
moeten worden geplaatst oin naar eisch
verstaan te worden ?
De andere fout is deze, dat 't wedersta
den booze niet" geen rekening houdt met
den stillen vennoot"., da zonde. Ik laat de
kwestie der toerekenbaarheid buiten be
schouwing. Men zij derterminist of
indeterminisr, de praktische voorschriften der
moraal loopen niet zoo ver uitefin. Maar
men vergete niet, dat wij leven in eene
?wordende wereldj ook op moreel gebied.
Tplstoï's raad volgenie, zouden wij zijn
overgeleverd aan de slechte instincten, be
geerten, machten. Inderdaad, weerloos over
geleverd. N:u kan een individueel geweten
soms de noodzakelijkheid daarvan inzien
en daardoor .worden geleid tot dat heroïsme,
dat in zelfopoffering en zelfverloochening
zich uit. Edoch,-Het; heroische daarin
verdwijot, als 't niet is ter wille aan eun hooger
en beter doel, Blz 213 van De kleine
Johannes", dl. III, lees ik: Hoe zou het
kwaad iets hebben voor goed 'i De
zwaarmoedigen zijn als uitverkorenen. Ze dragen
kostbaar leed. Maar alleen als ze weten dat
het om den Vader is. Dan heiligt het;
anders verplettert het." De laatste twee
zinnen zeggen wat ik bedoel. Het leed, dat
wij weerloos lijden, d. i. toelaten, heeft
alleen waarde ter wille van hooger. Wie,
als hij kan, het kwaad niet verbiedt, ge
biedt het''. (Seneca)
Van Eeden's dwaling treedt aan het licht
ook in het volgend zeggen:
Van de duizenden en millioenen die aan
dit actieve leven deel nemen, is er geen
enkele die niet stellig weet, dat het niet
alleen onmogelijk maar ook verkeerd en
onzedelijk zou zijn als hij den raad van den
stichter zijner godsdienst opvolgde en zijn
natuurlijk instinct tot zelf-handhavir.g en
eigenbaat verloochende. Ka toch berust de
overgroote meerde) beid in deze onlogische
en onzedelijke houiing, zonder daarom de
christelijke zedeleer te verwerpen, of te
erkennen dat hst plicht is onlo«isch en
irrationeel te handelen. Wat wonder dat
deze verdraaide ethica wonderlijke en droe
vige gevolgen heeft !'?
, De schuld draagt het valsche voorschrift."
Hier ligt de dwaling. Er is geen voorschrift.
Er is een voorbeeld : de evangeliën bren
gen geen leer maar een leven." Wie 't
Christendom tot eene nieuwe wit maken,
verdraaien de figuur van zijnen stichter
tot eene, die juist 't omgekeerde is van wat
hij wil zijn: bestrijder .van al het wettische
op het gebied der hoogste vrijheid, die van
het godsdienstig-zodelijk willen. Hij vervalt
in dezelfde fout, waarin zij vervielen en
nog steeds vervallen, die van dat Christen
dom een leerstelsel of eene organisatie
maakten of deze handhaven.
Van Kaden zelf ziet dit in, als hij een
weinig verder schrijft:
En de zoogenaamd christelijke deugden
zijn alleen waarlijk deugden, in zoover ze
onmiddellijk voortspruiten uit ware
geestesvrijheid."
Nog op bl. 336 vg. van De kleins
Johannes.", dl III, spreekt Marcus, afscheid
nemend :
Waar de simpele geboden niet zwaar
genoeg hebben gewogen, daar hebben de
breed-sprakipe redenen er geen grein aan
toe gedaan. Is het beste al niet voor twee
duizend jaren gezegd ? En de millioenen
hebben elkaar verscheurd en gemarteld om
de toevoegingen en de verdraaiingen en de
toelichtingen en de verklaringen. En het
eenvoudige geloof "dat zij allen wisten, dat
lobben ze niet gehouden. Om de kleerijes
hebben zij geplukhaard en het kindeke
hebben ze bij de varkens en de honden
gelaten".
Wederom dezelfde dwaling als zou het
Christendom uit eenige geboden" bestaan.
Dat hebben duizenden en millioenen ge
meend, meenen nog steeds millioenen. Dat
is de oorzaak geweest van alle toevoegingen
en verdraaiingen en toelich 'ingen en is er
nog steeds de oorzaak van. Want nog stee Is
spot de wereld der ervaring met el c systeem.
't zij dan saamge/at in n, 't zij iri meer
geboden. Van Eeden heeft verkeerd in deze
haast algemeene dwaling, is daarvan door
de praktijk genezen i aar hij meent, maar
verkeert er uog steeds in, waar hij nog
immer voortgaat 't Christendom, dat geest
is, te vereenzelvigen met Tolstoiïsme, dat
eene wet is. Law will constitute, as it were,
the skeleton of' social order, clothed u pon
by the flesh and blool of' Morality". 1)
Waar eene wet ook de taak der moraal
wil vervullen, maakt zij deze vloesch en
bloed mede tot geraamte: het beestje wordt
waarlijk al te mager, heeft hart noch
ruggemerg, mist zenuwen en spieren, is een wan
delende versteening en mist levensvatbaar
heid, gelijk gebleken is.
Onze beschaving over haar hoogte of
laagte oordeel ik niet is als een breede
stroom, die ons allen draagt voor eenen
tijd. Zijne bronnen verliezen zich in 't on
kenbaar land eener voorhistorische ou lhei>l.
Maar van alle zijden is die stroom gevoed
door zij-rivieren, wier oorsprong niet immer
is na te gaan, zich eveneens verliest in iet
«ndoorgronde. Edoch wij zien menigmaal,
de gedenkteekenen wijzen ons aan, waar,
wanneer en hoe die zij-rivieren hunne
wateren deden vloeien in den grooten
stroom. Die vermengden zich met de reeds
aanwezige; 't later toevloeiende water doet
dat ook en wat eiken dag wordt en in de
toekomst nog zal worden aangevoerd, soms
karig, soms in overstelpende massa, doet en
zal dit doen voortdurend. Nu mag men over
godsdienst en Christendom denken zooals
men wil, te ontkennen is niet, dat dit laatste
een der belangrijkste zij-stroomen heeft
gevormd, die uitmondden in den grooten
stroom, die alle splitsingen van dien stroom
heeft beïnvloed op verschillende wijze.
Ik wil het beeld niet verder uitwerken,
alleen maar den nadruk leggen op het
hoofdpunt der vergelijking: het
Christen
J) gidgwick, Methods of Ethics, p, 17.
dom is geen vlot, dat meedrijft, onveran
derlijk, zorgvuldig voor stranding behoed
door hen, wien 't vasten bodem onder de
voeten geeft, maar het is een integreerend
bestandccl van drn stroom van levend"
water z" f. Wij allen ondergaan den invloed
van dit bestanddeel, doorgrond of
ondoorgrond. Wie 't tot e.vn vlot maakt, drijft ten
slotte H» de wateren van het paganisme.
Maar dio invloed is niet die van een voor
schrift, een gebod of eene wet, van een
stelsel <>f leer of organisatie. Hij is en blijft
die van een leven. En van dit leven, dat
naar zinvolle beeldspraak, eeuwig leven is,
zingt 't engelenkoor uit Groethe's Faust:
Thatig ihn preisenden,
Liebe beweisenden,
15rülerlich speisenden,
Predigend reisenden,
Wonne verheiszenden,
Euch ist der Meister nah,
Euch ijt er da!
Enschede. P. B. WESTERDIJK.
Jac'ib Veel, 1789?1862). N.tar zijn brieven
en geschriften geschetst door L)r. M.
J HAMAKER. (Lallen, G jbroeJers Van
der Hoek 1907).
E«n aanlokkelike titel: Jacob Geel's rijke
en fijne geest verdient belingstelling in ruime
kring; een grondige stuc'ie van lij a persoon
en Kijn werk heeft al te lang op zich laten
wachten Veriypy's L"vn ran Potgieter, de
uitgave van Bakhuizen'** Brieven, het
G!dsa'tisel van rnfj. Hamiker over de brieven
van G;el, hebben in d-s laatjte jaren de aan
dacht opnieuw gevestigd op de belangrijke
jaren toen de ui ts werd opgericht". Dit
proefschrift i? een welkome aan vul, in f.
Een volledige biografie waarschuwt ons
de schrijfster moeten we niet, verwachten.
Zy i< zich bewu-t ^alf weik'' te lederen:
de waardering van Geel als kunstenaar, van
zijn verdienste als klassiek fi oioog, acht zij
een te zware taak : haar stu lie wil de voor
stelling in schets brengen, die zij zich van
. Geel's geest en karakter" gemaakt heeft
Dat een dergelijke splitsing van de kunste
naar en de mens op onoverkomelike m
>eielikheden stuit, blijkt al dartel.k uit de on
rijpheid van het eerste hoofd lu'%: fJtmeiisc/i
in den schrijver. Daar wordt beproef l wat dj
voorrede u tsloot: een karakteristiek te geven
van Geel's proza. Dat dit onmogelik is als men
de schri'iVer niet in zijn tijd plaatst, li;t
voor de hand. De voorafgiande levensloop
wordt bekei.d veronderstel l; was dan de
hernieuwd* kennismaking" met het pro a
niet evenzeer van het in^er.otnen standpunt
overbodig? Ook het tweede gedeelte: De
(leleerd'-, hangt enigszins in de lucht: de be
schouwing over de Leidse school en ha ir
opvatiiog van bet doel der o'.ogie past eerst
in een later verband.
Welbeschouwd is de zwakheid van bet
eerste hoofdstuk in hoofdtaak
eenonhaniigheii in de ko.upositie: het bo.sk begint met
het tweede hoofdstuk: Geel te L^iien. Daarin
had het eerste zich moeten oplossen AU
eigenlike Inle ding krijgen we nu e=n tr< tiende
schets van de provincie-stad Leiden o cstreeks
1822, toen Geel zijn weikkring als
oibliotheca i-4-filoloog aanvaardde De oude
akale.iiies'a'd was een vervallen grootheid, met een door
ellende gedegenereerde herolking. Tegen
over het arme volk stond de stuliewereld
van defiige professoren en uitgelaten
studinten, die de stille straten dikwijls met
K ven weer vulden. Op de mannen van studie
had de kwijnende stad geen gunstigen invloed ;
er ging niets om ? ge n groite plaatselijke
belanyen van bande: en nijverheid herinner
den ben voortdurend aan de waar Je van het
practische leven. Een frissche wind mocht
er wel eens waaien door die denkende en wel
sprekende hoofden, die, wat dompig-ver
waand, hun eig n stem en denkbeelden dik
wijls van bet ho jgste belang achtten. DU
politieke sfeer van Europa was woelig genoeg,
maar boven Nederland betrekkelijk rustig;
de geleerden konden kalm op bun M o l de
weerkaart bestudeeren." (blz. 45 40.j
Dat is de ware achtergrond om .i Geel's
kritiek, n Geel's zwakheid te laten uitkomen.
De heerschende liberale denkwijze" in die
professorenkringen die wel wat uitvoeriger
gekarakteriseeri had kunnen zijn de onver
draagzaamheid tegeuover'een rustverntoorder
als Bilderdijk, ban^t dairmee ten nauwste
famen. In die omgeving leren we het drietal
vrienden kennen : Hamaker, Geel en Buke,
die door rijke aanleg aaa de n vertrekkende
kracht van de omringende middelmatigheid
weerstand boden. De hartstochtelike Hamaker
met zijn veelzijdig streven, de gesloten Bake,
di-e hoewel ruim van geest zijn studie
kring opzet elik beperkte oin de behoeften
van geest en hart bij zijn ge'iefde klassieken
te be/redigen. zij worden in enkele mooie
blai'.ijden ge chetst Dan volgt een parallel
tussen de talentvolle leerlingen, die Geel
met gespannen belangstelling in hun ont
wikkeling volg ie: Cobet, die in zijn tekst
kritiek Oe triumf der eenzijdigheid" viert.
eu Bakhuizen van don Brink, die met zijn
krachtig veelzijdig ta'ent en zijn wijsgerige
geest de enge grenzen van de Leidse filologie
dojrbreekt. Ook in Geel's bemoeiingen voor
minder begaafde leerlingen blijkt dat zijn
eermcht meer de vaderlandse wet'.-aschap
dan zijn eigen persoon gel H.
Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk
schetsï, onder het opschrift Buiten de Biblio
theek (rael's verhou iing tot het jong ? .Neder
land van die dagen: de studenten Hasebrot'k
ea Beets, die zijn superioriteit diep voelen,
al is de laatste weldra door gekrenkte ijdel
heid veibilterd; de Gidskririg, die in de
scirijver van Onderzoek in Pkantasie
begrijpelikerwijze een bondgenoot zoekt; de Leidie
medeproiessoren, waaronder de staatsman
Taorbecke, wiens verdiensten buiten de ge
zichtskring van de Leid-e litteratoren vie:en.
Het derde hoofdstuk, getiteld Geel thuis,
is het breedst opgezet, en met innige gene
genheid voor het onderwerp geschreven. Men
voelt da', dit de kern van het geschrift is.
Geel schreef irouies, in een Aantcekeni ,g op
Htt P,oza: Het is etn scbooue deugd van
den Nederlander, dat hij in den geleerde een
beminnelijk mensch, innemend door luimen
omgang, wenscht te vinden." Mej. Himaker
heeft zich daardoor niet laten afschikken om
de beminnelike intimiteit van Geel's leven
bloot te leggen, in een reeks brieven aan de
Hamaker's en Kappeyne van de Coppello.
En wij zijn er haar dankbaar voor, dat zij,
put'ende uit een echat van oude
familiepapier-n, het beeld van de vaderlike viiecd,
van de fijnvoelende echtgenoot geschetst
heeft, te midden van een kring die zijn ge
negenheid verdiende en zijn tintelende geest
waardeerde.
Dit hooflstu'ïboeit van het begin tot het
eind. Wie Geel in zijn geschriften heeft be
wonderd, leert hier van hem als mens houden.
Voor ieier die Geel werkelik kennen wil, is
dus Dr. Hamaker's boek een onmisbare bij
drage.
Toch eindigen wij met een : dankbaar, maar
niet voldaan. Het komt OES voor, dat de
schrijfster haar krachten onderschat beeft.
Uit menige rake karakteristiek, menige fi,ne
opmerking, blijkt dat zij node haar krachten
gekonceutreerd heeft op dat gedeelte van
haar onderwerp, dat toch van noger
standpiut niet het mee?t belangrijke waj. Geel
onderscheidde zich als degehk classicus, als
humaan bibliothecaris, als bezielend leer
meester, als edel karakter. Ais zodanig zou
hij in de twintigste eeuw slechts in zeer be
perkte kring be"ken j zijn geble/en Maar Ge si
is ook een factor van gewicht in de ont
wikkeling van de negentien Je eeuwse letteren.
Voor de tijdgenoot was de
bibliothecarisiiioloog; voor fcet nageslacht is de auteur
criticus de hoofdzaak.
De lezer van Dr. Hamaker's boek loopt
gevaar, oiilanks haar waar-chuwing, dit U'.t
Let ooj; te verliezen. Do )rdat Geel's ver
houding tot Potgieter ea De G:ds te voren
uitgeschakeld was, en in een Gids artikel
behandeld, wordt dit punt in haar boek met
een beknoptheid besproken, (Me de evenredig
heid uiel de andere gedokumenteerde hoofd
stukken verstoort. En juist de vergelijking met
l'jtgieier levert een gezichtspunt dat van groot
belang is, als we Geel's plaats bepalen willen
in bet geeste.ik leven van de negentiende
eeuw. De Leidse hoogleraar scheen
devojrbestemde Gids voor het opkomende geslacht,
de leider van het nieuwe leven in de
letttrkunie: zijn scherp-kritiese geest, zijn drang
naar veelzijdigheid, zijn bezielei.de invloed,
zijn gevormde smaak maakten hem daarvoor
geschikt. Toch is niet hij, maar Potgieter,
in verbond met Bakhuizen van den Brink
die Gids geworden. PoUieter, de autodidakt,
de koopman, die zos-kend en tas.end de we
gen moest vinden, die voor de geleerde open
lagen.
M.y'. Hamaker stelt het voor, a'sof de ver
bittering van Beets de oorzaik was dat Geel
z ch uit de letterkundige beweging voorgoed
in de wetenschap terugtrok. Zou de eigenlike
oorzaik niet dieper liggen 'l Het kotut my
voor dat Geel naar zijn aanleg bed wat
dichter stond bij Bakhuizen van den Brink
en Po gieter, dan bij Bake en Cobet. Maar
hij ondji vond een diepgaande invloed van zijn
omgeving en zijn studie. Een
uuiversi:eitsvveleidje dat een bestaan op zich z.-lf leidt, los van
liet v olksluven, moet aan ongezonde
eenzijdightid gaan lijden. Is het niei lektnend dat zelfs
een man al< Geel de eenzijdigheid van Cohet
duldde, niet alleen, maar zelfs tot juichte?
Ziju geliefkoosde stelling: men moet de
nieus nemen zoals hij is", was de vrucht van
zijn Iev-enservaring in een van idealisme ver
stoken samenleving.
Er ii itts onuitstaanbaar egoi'sties in de
zelfgenoegzaamheid van die geleerde wereld,
die op het Lti.lse plebs, het vervloekte
gemeene vee", zooals Geel zegt (blz. 45), neer
zag gelijk de Grieken op hun slaven ; die
het heel natuurhk vond dat een gemeenschap,
waarvoor zij bitter weinig voelden, de beurs
wijd opende voor hun s'udiebelangen. Georek
aau ideali-me gebrek aan toekomstvertrouwen,
dat is het wat G-jel v au Pot.;ieter scheidt. Het
stemt weemoed'g als we zit n dat Geel na
1M38. in de volle lijpheil van zijn geest, zijn
talent begraaft, ju'.st toen de tijd gekomen
was om er mee te woekeren, toen er ver
langend naar zijn steun werd uitgekeken.
Dan va't het ons moeielik de mt'iis ie nemen
zoals hij is. en zoulen we graag Geel als
als ou Icre vriend en leider naast de
Gidsinaui.en zien. Gebrek aan toekorustvertjou«en
is het ook, wal Geel van Thorbtcke scheidt.
Enigszins uit de hoogte spot hij met de
stijliwakheid van de staatsman, terwijl ziju
vriend LUke in Tuorbecke niets meer ziet
dan temichüge. De betekenis van het jnar
1S4.S kou de Leidse kring ui t warm maken.
Maar op een zo gewichtig keerpunt in het
volksleven staat afwe/.ighti i van belangstel
ling niet kortzichtigheid gelijk.
Zu:ke eenzijdigheid wreekt zichzelf. Indo
brieven van Geel, vooral na de dood van zijn
dierbaarste vjieiden, voelen we onbevredi
gende leegheid. Angstvallig klampt bij zich
vast aan persoonlike genegenhti i. Waar d:e
heui schijnt te ontzinken, voelt hij een ver
latenheid, waarin zijn studie hem niet vermag
te troosttn. De sympathieke indruk van
Geel's geestrijke omgang met zijn enge vrien
denkring wordt telkens verdrongen door de
gedachte : hoeveel breder had een zo rijke
geest zich kunnen ontplooien als hij in een
betere tijd van opgewekter gemeenschaps
leven geboren was.
Assen. C. G. X. DE Voovs.
Alfï(M ling. Een JJii YJD LitHe."
IL
GuiteÜDg is in Een Krans", evenala in
zijn overige verzen, de sensitieve minnaar
van de natuur waarvan hij de schoonheid in
zijn verzen weergeeft; soms, maar zeer zel
den, in i'npressionistiese natekeniug; soms
die schoonheid in de verbeelding gepersoni
fieerd ; maar meest met begrip van de diepere
zin der klaarblijkelike verschijning, de diepere
wezeiiruid van het zinttiigeai gegeven. Want
de Natuur in onbewuiten proei heeft die
diepere wezenheid verhuld, waarvan zij zich
belust wordt in de bezonnenheid van den
Kunstenaar. lu de overige reeksen die deze
bundel bevat: De galerijen van mijn smart
en vreugde"; Asfodillcn"; Mijn droomeu",
is vooral het laatste. In de kortere vereen
het andere. Maar het is moeielik dit onder
scheid scherp te markeren, en in eenzelfde
gedic it ii vaaïzowel het een als het ander,
en bei Ie zijn in elkaar.
De eenvoudige na beeldirg van de natuur,
van de werkehkheid niet, maar van de schone
werklikheid de kunstenaar ziet zo anders
dan een niet-kunstiiunig mens, en belicht al
het waargenornene met de schone glans die
zijn opgetogen geest uitschijnen doet vind
ik bijv. in Dorptgezicht, maar toch ook wter
niet zonder dat van den dichter het aan
gedane gemoed kenbaar wordt uit de terug
gehouden, zacht-gehouden,beschrijvende stem.
De, in een gestalte, tot plastiese
vercchijniiig verbeeldde natuur, vinden we in de
gedichten: Zonsondergang; A'acht; Sneeuw en
tineeuw (blz. 7, 27, 3L eri OU; maar toch ook
weer niet zonder een zinnebeeldige zijde eraan
te onderkennen.
Uit Zünsonderganj wil ik een gedeelte hier
overnemen:
Hoog boven 'tzeeëvlak van grijzig marmer,
Zilver dooraderd als een tempel vloer,
Verrij-t een roze beeld van rustig licht.
Zicht-zyïge gewaden golven neer
En spreiden zich met purperzachte plooien
Rondom den stillen warmen horizon,
Lichtgroen vervliet het rood in 't ijle blauw,
B-jnd-welvend als een efien baldakijn
Heft zich de hemel uit de klare zee.
En droomend btaar ik: 'k meen een maagd
te zien
Die rozesluiers slingert om haar boezem,
Zo'jdat het blank door't lichte hulsel
zweemt.
Ze is onbestemd, diescbooneechüngedaante;
Haar gou ten lokken rusten op het hoofd
Pdt teedar blikt naar mij, die als een macht
Van vrede voel opstijgen in mijn zijl
En 't al vergeet: de wereld en mijzelf.
liet is duidelik, hier is meer dan impressie
en aandoening, meer dan fantasie. Hier is
een betrekking kenbaar gemaakt, tussen het
wezen der geziene schoonheid en het weien
van den dichter.
Deze gedichten op blz. 7; 27; 31 en 69
zijn symbolisties, en de overgang naar de
klaar bezonnene is niet scherp. Ik meen:
dé'M geven de plasties geheelde natuur als
symbool, maar dd meer klaar-bezonnene zijn
die waar de aanschouwing van de natuur tot
een bezinning leidt, tot een zelf-inkeer, zoals
zoveel van ferks sonnetten waarvan de twee
kwatrijnen, die de impressie van het schone
waarneembare be?atten, in de terzinen een
keer vinden die de verkering van deze im
pressie tot een iimerlikheid, de betrekking
ervan óp een ionerhkheid, be;at.
Meestal is die verkering in Guttelings
verzen niet scherp uitgesproken, waardoor
men ze by de symbolistiese zou kunnen rekenen.
Het enige eigenlik dat ik onderscheiden heb
is V\inltrdae), waar de betrekking van de
waarnening op het innerlike plaats heeft in
de tweededer terzinen. Ik laat het bier volgen:
Door rua'ite velden lijnt een zwarte baan»
V\ aar blij gewemel woelt vau vroolke
scharen,
Zwierende slieren, schaterende paren,
Die straks in volten van beweeg vergaan.
Geen wolken stijgen dreigend aan den klaren
Henel omhoog en 't leven lacht mij aan,
Schoonheid-oimtraald; bogen, gewei/en
staan
Van blauwen steen rondom, die 't zonlicht
baren.
Nu zinkt mijn zon. In koper-vollen gloed,
Vergroot en z we vende als om neer te storten,
Drenkt zij ,iu glau; mijn levenswteldu groot.
Scbyn-sluioarend goud omrustde wreield.
Doet
Mijn schoonheid zoo niet eindigen den
korten,
Maar levensvollen dag m schoonen dood?
Nietwaar, hier is de ze'.f-betrekking vaag,
maar toch sterker is hier het verband tuisen
impressie en iuneilikheid dan in
Zuusunderguntj.
Maar scherper nog zij a di'-) gedichten van
de tot EU besprokene onderscheideu, waar
juist de iEiierlikaeid het hoofdzakeJike is en
daarvan de veibeeidiu;; zich ia een
ratuurplastiek uit. B;jv : Maduitnu; Heengaan; Z >ny
en Verzet iblz. 3(1, (>3, (JU eu 07). Hier gestalt
de dichter uit eigen innerlike ontroering de
beelden. Hier is niet een waargenomen
schoonheid de opwekking geweest van wat
in innerlike onbewu-theid sluimerde, uier is
een innerlik leven tot een waar te nemen
schoonheid ontbloei!. Zwakker, hoewel niet
zwak, van omroerh.-g maar vaster van beeld:
A'arf(»m«; sterker van ontroering, maar
miud*r vast hoewel i. iet onvast uitgebeeld:
//retiyaim Maar \ olstrekte schoonheid, kracht
van ontroering en kracat van plastiek, de
zanderige, schoon-bewogeue,
ritinies-aand-ienhke verzeu £>«/;/ en Verzit. Het laatste doe
ik hier volgen :
Xooals een vogel in zijn kooi niet zingt,
Maar kwijnt,
Zooals het zonlicht mistomkringd
Met droeven luister schijnt,
Zoo zwij»'... maar 't hart dat zingen wil
Zou 't stil zijn klank versmoren ''.
Zou 't van ziju glans den blijden schijn
Verbergen waar 't fetst kan zijn
Van stralen die met onbedwougen goud
Den mi-it doorbortu?
Laat u.ij nu 'k zing: mijn hart is me overvol
En 'k w.l niet zwijgen:
Zwijgen is goed, maar twijgen vol
Van sap dat uit hun woiteh kwol
Doen blaadien overceigeii .. .
En kruiken vol van gistgeu wijn
Bersten de spon
Laat mij, ik w 11 thans dichter zijn
En 'k zweeg zoo 'k zwijgen kou!
Zijn dit geen verrukkelike verzen ? Is dit
niet waarachtig ge/.óngeu? Hier is een sterke
stroom van gevoel tot een vluchtige, lich
tende schoonheid gewerden. De beelding eeu
even aangever, een u twerken minder dan
een aanduilen, maar dat i-j ju st het
voortrell'elike hier, het geeft losheid, Bewogenheid.
Indien ooi', een d.chter zichzelf karakteriseert
dan Gutte'.iug hier in dit liedje.
Ik wil nog een eigenheid van Guftelings
dichterschap opmerken: de kracht van zijn
droom. De fijnheid zijner fantasie die hem
teêre, maar niettemin sterke, verbeeldingen
doet neer-cbrij feu. Kei verbeelding van wat?
Van natuur-aandoeniug? hartstocht? Hot zacht
mijmeren van den inziehzelf gelukkige, en
het scheppen van beelden uit de vreugde,
de innige vreugde, de stille vreugde over dit
geluk. Werk en Droomeu is ee;j tekenend
voorbeeld. Maar dit hele boekje ij rijk
aau die fantasie en zij is er niet de minste
bekoring vau.
Stemmingsverzen din nog, en beschrij
vingen van iunerlike waarnemingen en
uiterlike gestalten, waarmèi ik geloof alles
gezegd te hebben van de kortere verzen die,
evenwel, van dit boekje niet de enige schoon
heid zijn. De geestelike idee die ook in dezen
dichter leeft en in de kleur van klank hare
belicharniug zoekt, diiiigt zich in de reeksen
het sterkst naar voren, waar alle enkele
delen door deze idee verbindend overspan
nen zijn.
(Slot volgt.) MATKITS UYI.DKKT.
Friese Sist.
Klartkboarne. foarste samling fersen fen
JAX FES 'u GAK^TMAE Leiden, H. W
Taconie Ss. 1006.
Deze bundel kan de lente van een volks
dichter zijn, van zo'n dichter als het Neder
landse volk er in geen tijden gehad heeft in
veeltonigheid, veelklank en welluidende
kracht; maar bet is nog een ec'.ite Friese lente
met verrukkelik warme dagen afwisselend met
regenzonnetjes die de mensen naar warmte
doen hunkeren; dagen van warmte in de
luwte, kilheid er buiten; van glimmend
bronzen spreeuwen orgelend op daken en w
gschuilende kleumse massec. Aangenaam en
minder genoeglik, maar voor wie zien wil allea
uiting van zonnegloed die komt n zal, levens
volste bloei, met bossen vullend vogelengefiuit
en gesjilp, met volle loveipracht en zware
zomer-wolkeschaduwen en speling van licht
en donker. Dat alles waag ii uit deze bundel
te voorsptll -n.
En het is een volksdichter die hier aan
het woord is, omdat hij in al!es met z'n volk
meedenkt, (ook in het niet-spreken over de
liefde b. v.) het alleen maar dieper voelt en
keuriger weet urt te drukken. Nelerlandse
eenzijdigheid, Nederlandse af-cheidii g van de
dichter als hoger wezen, van bster maielei
dan de massa komt bij r.em niet voor; alleen
z'utaalisin 't begin wat vreemd, oh lerwets.
Daarover straks, /'n Oan in breid \66) en
Oan in breugeman" (120, ziju bij trou *en uit
gesproken of althans neergeschreven verzen
die volkomfn in dj volïstoon vallen, die
het leven opvatten, zoals dat nu eenmaal i?,
en zonder opsmuk zijn, zrnler dit er goden
of godinnen om uit klassieke hemels moesten
gehaald worden. Er heerst e^n pret'ige tco i
van humor in. Zo is ook 7,jjn beschrijving
van een dag in de booitij l (..In dei va 'e
bae.yinge" 125), die ik w eclt-r ver boven
plaa's. Dat is de reali'eit van het Friese
boerebedrijf met al z'n kleuren, al z'n
humor OIH voor de ogen gep:aats!. Het
illllllllllllllllllllllllllMKIIIIItlllHlIUUIIMIItllUUHIIlttlllll
KooptgeenZ^jde!
zonder eerst stalen-onzer gegarandeerd
soliede prachtig mo >ie iuu /eautés in
zwart.wit eu gt'ki. tr ivraaüd te hebben.
Specialiteit: Zijdes offen voor
Bruids-, Bal-, ezelbcnaps- en
Wandeltoiletten eu voor B,ouses,
Votriug enz \an OU ceu:s lot 9
gn'di-n j er Meter.
Wij verkoopen direct aan par
tiCUlieren en zanden de i/fKo.,rn
zijdensu il'en franco vracht en
rechten aan huis.
SCHWEIZcR & Go., Luzern K26
(Zwitserland!.
Zijdestofftin-Export. Kon. Hofl.
A H \ ii V \\ IucDtkuur°OIll van ^"( d ;rland.
Hui* 1ste li.mg: llÓ'Ol (l«S PiiJS BilS.
Mat. pr. 'l u:n. Pension. Omcib. F 1. licht enz
Tian»-, Orel- cnMuziekliandöl
* lialsltovcn,
ARNHEM. KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREERFN STEMMEN RÜILEX.
HEDERLAHDSGHE INDUSTRIE
TER VERVAARDIGING VAN
lEDER STUK DflT KRIMPT
WORDT TERUWENOMEM
FflBRIKANTEN V ALT D N ZONEN.
V' AMSTERDAM.
Geill. prijscouranten, attesten en lijst
onzer contractanten worden gaarne d jor
ons franco op aanvrage toegezonden.
BOUWT u NÜNSPEET
0(1.
VELUKfE.
Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.