Historisch Archief 1877-1940
l
1582
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjSL
Liverpool is 'n groote stad, en... 'n vuile
stad. Alleen de wijken, waar de deftige
winkels staan tn die, waar de deftige
rnengchen wonen, en ook de parken, waar veel
boomen en bloemen z|jn, maken een uitzon
dering; overal elders ziet alles er even vies,
goor, roeterig en somber uit. Hoe dat zoo
komt? Ten rste door het klimaat; ten
tweede door de vele fabrieken; ten derde
door de smokerige, vette Engelsche steen
kool ; ten vierde door de menschen zelf. De
volksklasse van het lompen-proletariaat
spreek ik hier niet staat in zindelijkheid
op lichaam, kleeren en woning verre achter
bij die van menig ander . land in Europa.
Engelschen, die veel gereisd hebben op het
vaste land, beamen dit. Blauwe of wit linnen
kielen, boezeroenen of werkjassen dragen de
werklui hier weinig of niet. Ze gaan meestal
gekleed in een bombazijnen pak, dat in vele
gevallen zoo stijf is van vnil en smeer, dat,
al zat geen man er in, het toch rechtop zon
blijven staan en misschien wegloopen ook,
als men 't dftarbüeen handje hielp.
De vrouwen uit de volksklasse hebben
geen eigen kleeding, verreweg de meeste
dragen de afleggertjes harer meergegoede
zusters, btf opkoopers gekocht: verfomfaaide
gegarneerde blouses, afgetrapte flodderige
rokken met strooken, groote hoeden met
verlepte bloemen of geplukhaarde veeren;
't verwarde haar is glansloos door stof en
vuil; in 't moede gezicht gaapt de tandelooze
mond. Anderen hullen zich in een grooten
wollen doek, die over het hoofd en om het
lichaam geslagen, vaak dient als steunsel bij
't dragen van een kind en veel ongerechtig
heden verbergt. Als ik in Holland in een
tram kom te zitten naast een vrouwtje uit
het volk", met een friech katoenen jakje aan,
een bont geruit schort over een korten,
zwarten rok en een helder wit mutsje op,
dan blijf ik met genoegen zitten waar ik zit.
Maakt echter in Liverpool zoo'n flodder
madam of om-doekte vrouw aanstalten naast
me te gaan zitten, dan schuif ik met genoegen
een eindje op, als ik kan, of houd in elk geval
een oogje in 't zeil.
En de kinderen? Ja, de kinderen!... In
gure winterdagen, als wind en regen door
de straten zweepen, of 't zonnetje zwakjes
schijnt, dan zie je niet enkelen, maar vele
kinderen: meisjes en jongens, dreumessen
van twee en oude menschjes van 10 en 12,
blootshoofds, op bloote voeten, in lompen
gebuid, bont en blauw van ellende en kou
door weer en wind en modder stappen.
En 's zomers als de zon op het asphalt brandt
en de wind wolken van stof en vuil doet
opwarrelen, dan zie je ze, als waren ze aan
zee, pootjes wagschen" in de bassins om de
fonteinen voor 't een of ander groot gebou w.
Hnn moeders schijnen allen heel slecht de
naald te kunnen hanteeren, ten minste:
gelapte broeken of kielen, verstelde jurkjes
hebben déarme kleinen niet aan, wel lompen
en vodden, door touwtjes of spelden bijeen
gehouden.
O, Ik weet 't wel, ze kunnen 't vaak niet
helpen, de vaders en moeders, dat ze zyn
wat ze zijn.
Slachtoffers zijn ze in de meeste gevallen
van de economische wanverhoudingen, van
de zelfzucht en de eigenbaat van de grooten
en machtigen der aarde! Ze verdierlijken
in de krotten van de sloppen en stegen
onzer groote steden, gaan zedelijk en licha
melijk ten onder in de bier- en
jeneverpaleizen, die pestholen der maatschappij,
In zijn laatste rapport, eenige weken ge
leden verschenen, heeft de inspecteur van
den gemeentelijken gezondheidsdienst ver
klaard, dat de vuilheid, de verdierlijking en
de dronkenschap, die in de achterbuurten
UIT DB NATUUR
Herfst.
Er zijn bepaalde dagen, waarop in de natuur
bijna geregeld elk jaar een kentering valt
op te merken. Zoo heb ik jaren achtereen
meenen waar te nemen dat op een dag
tusschen den 15den en den 18den October,
na een mooien nazomer en voorherfst, zoo
goed als plotseling zich de volle herfst-ver
schijnselen vertoonen. 't Is den 12den nu ik dit
schrijf, help eens toekijken of het in dit jaar
ook uitkomt.
't IB soms, of 't met den zomer geen einde
wil nemen, de zwaluwen vliegen hoog in de
lucht de muggen na, precies als in Augustus,
libellen schieten voort over de slooten ; de
paardebloemen en madeliefjes bloeien lustig
en volop, er komen vaak lentebloemen bij,
Maart-viooltjes en primula's. De vogels, vooral
de spreeuwen en merels, doen zoo echt
voorjaarsachtig, ze fluiten en stoeien en la
waaien als kinderen, die uit school komen.
In de weiden spelen duizenden kieviten
soldaatje en de meezen vullen alle tuinen en
parken met fijne hooge geluidjes. De vliegen
en bijen en hommels en wespen zoemen op
de rijk bloeiende klimop-kogels en smullen
van den honing, 't Is warm lekker weer, geen
mensch denkt nog aan winterjas of over
schoenen of aan kachels-zetten; de bladeren
aan de meeste boomen zijn nog groen en waar
ze bruinen en gelen, daar blijven ze toch
rustig op de twijgen zitten. Wie niet dagelijks
op kantoor of school of in de huiskamer zijn
scheurkalender voor oogen heeft, vergeet
heelemaal den tijd, tot hij op een morgen na
't ontbijt de deur uitkomt en tot zijn ver
bazing bemerkt dat het vinnig koud is, zoo
'n geniepige dampkou, die je de vingers doet
tintelen en waarbij er zoo nu en dan iets
scherpsin je gezicht slaatje zou zeggenstukjes
Ijs, als 't niet zoo nat was. Gauw even terug
om een overjas en handschoenen; maar de jas
moet eerst geschuierd worden en de winter
handschoenen liggen nog in 'c vloeipapier met
kamfer, Je zou er te laat door op 't werk komen.
De zon staat dan aan den hemel als een
geverfde roomkaaa achter een neteldoeksch
gordijn. Wie niet beter weet denkt even dat
't de maan is; maar die illumineerde immers
gister tegen zeisen, in zijn Turksche gedaante,
zoo prachtig den zomeravond-hemel, vol met
veer- en schapenwolkjes. En loopt ge op weg
naar 't kantoor of school niet den kortsten
weg, maar als gewoonlijk, wanneer er vijf
minuutjes over zijn, door 't park, dan treft
u dadelijk het veranderd uiterlijk, als een
blad dat omgekeerd is."
De boomen zijn in n nacht oud geworden;
weg is 't groen, dat door bruin en geel zoo
van Liverpool heerschen, erger zijn dan in
eenige andere christelijke stad ter wereld.
Het gevolg van deze verklaring is geweest,
dat in de plaatselijke bladen een stroom van
ingezonden stukken verschenen,- geschreven
door sociologen, philantropen,
drankbestrijders, enz., die allen van hun standpunt
beantwoordden de vraag: Is dronkenschap
het gevolg van armoede en slechte econo
mische verhoudingen, of is armoede het
gevolg van dronkenschap". Uit een van deze
ingezonden stukken, geschreven door een
gediplomeerde stedelijke vroedvrouw, die
werkte onder de armeten der armen, wensch
ik een en ander over te nemen. Zij zegt o. a.
dat een vroedvrouw beter dan een dokter
uit ondervinding weet, in welk een verre
gaan den toestand van vervuiling in donkerst
Liverpool de viouweu verkeeren, die op het
punt staan moeder te worden. In de meeste
gevallen toch zijn bij een bevalling in de
achterbuurten alleen de vroedvrouw en een
leerlinge tegenwoordig.De dokter woi dt alleen
geroepen in abnormale gevallen en als hij
komt, zijn de patiënt en de kamer reeds door
de vroedvrouw gereinigd.
Dat de kindersterfte in de achterbuurten
zóó ontzettend hoog is, is o. a. te wijten aan
de armoede en de slechte behuizing der
ouders en aan de slechte voeding, die het
pasgeboren kind wordt verstrekt, maar zeker
niet het minst aan de verregaande vuilheid
op woning en kleeren, die den slopbewoners
eigen is. In negen van de tien gevallen toch
hebben de moeders, die daar een kind ter
wereld brengen zij geven dit de vroedvrouw
zonder blikken of blozen toe zich het
lichaam niet gewasschen sedert den dag,
waarop de vroedvrouw dit bij hun vorige
bevalling voor hen deed.
Niets is zóó treurig en in zijn gevolgen
zoo noodlottig als het terwereldbrengen van
kinderen te midden van ?uilheid,
verdierlijking en misdaad.
Hoe wordt deze meest kritieke en
terzelfdertijd meest heilige periode in het leven
eener vrouw beschouwd door de verslenste
moeders der sloppen en stegen? Door de
meeste wordt de bevalling met vrees en angst
verbeid, niet om de pijn, die zo de moeder
brengt, maar omdat er weer een mondje
meer te voeden en een lijfje meer te kleeden
zal zijn. Andere, de luie, ongewasche,
ongekamde, aan den drank verslaafde moeders
beschouwen de geboorte als een last, of zien
er de hand van het noodlot" in en onder
werpen er zich aan als aan een ware ramp,
wat zij dan ook inderdaad is.
Weer andere blijven er totaal on verschil! iig
onder, een onverschilligheid, eenigszins ge
temperd door de gedachte, dat zij in de oogen
harer zusters ten minste ergens goed voor
zijn". Büde armsten der armen is een be
valling een gewoon geval, waarvoor geen
speciale toebereidselen, zelfs niet de meest
eenvoudige, gemaakt worden, 't Komt herhaal
de malen voor, dat tot binnen enkele minuten
voor de geboorte nog geen enkel toebereideel,
van welken aard ook, gemaakt is om het kind
te ontvangen. Hoe kan er sprake van zijn,
dat de vroedvrouw patiënt en jonggeborene
behoedt voor infectie, als het water om moe
der en kind te wasschen gekookt wordt in een
oud, vuil vleeschblikje, en de wasehkom be
staat uit een vuil puddingschaaltje, geleend
van een vuile buurvrouw?
Misschien noodlottiger nog in haar gevol
gen dan al 't andere, is de dronkenschap onder
de vrouwen in Engeland, een kwaad dat onder
haar zeker even erg versprei d is als onder de
mannen. Reeds vroeg in den morgen komen vijf
of zes vrouwen samen in de kraamkamer om
met de patiënte te drinken, en het arme pas
geboren wichtje gaat uit de handen van de
eene dronken vrouw over in die van de
heerlyk uitkwam. Wat nog hangt aan tak en
twijgen, is slap en dun en bruin gevroren.
Meer dan de helft ligt op den grond, een
plekkerig, vloerkleed, nat en dun; uw bak
trapt gaten in 't platanenblad; aan de zolen
kleven ze vast en ge fleurt ze mede, de
lindeblaren der gisteren nog goudglansden in
't zonnelicht. Kijk ze nu eens aan die roode
eschdoorns en wilde wingerd. Wat is er over
van de schitterpracht, die uit Amerika was
overgekomen om te getuigen van den kleuren
gloed aan 't Eriemeer ? Bruine vodden zijn 't,
die verfomfaaid neerhangen tegen een muur
vol natte spinnewebben.
Tot de paddestoelen toe, die in de vorige
week het mos van park en bosch bespren
kelden met spatjes verf van alle kleuren
dooreen, als knicker bock er druk op zwarte
boerinnenjakjes: de paddestoelen, die echte
herfstkinderen zijn op eens verdwenen, ver
gaan tot vieze rotte proppen en kwabben.
Geen spreeuw of merel laat zich meer
hooren, ze zitten ineengedoken in een hoek
tusschen een tak en den stam. Alleen de
meezen zijn in de weer, zij piepen en trilleren
nog zwakjes; maar druk en bedrijvig zijn zij
zoo mogelijk nog meer dan gisteren; zij kiezen
de wijste partij, ze werken zich warm en zat.
Gekras van bon'e kraaien maakt de stilte
des te opmerkelijker, kievit en zwaluw zijn
verdwenen.
't Is somber, nattig, kil en verdrietig weer.
Dat duurt zoo drie of vier dagen, dan komt
er een enkele dag van flinke scherpe koude
met mist en eindelijk nog een dagje van
zonnige vorst of 't zoo maar in eena winter
zou worden.
De straten in de stad zijn vermakelijk vol
van zwarte schoorsteenvegers en zwarte emids
die komen vegen of kachels zetten; de brand
stoffen stijgen enorm, alle winkels stallen
bont en andere winterkleeren uit, n komt
er zelfs al met schaatsen voor den dag. Wat
lachen de boeren, als ze zoo iets soms zienl
Want negen van de tien keer (de tiende
keer komt er in 't geheel geen vorst in Oc
tober) is de vorst voor halt October een loos
alarm, alleen verre voorloopers van de eigen
lijke winter, die bij ons zelden voor 3 Dec.,
gewoonlijk eerst tusschen Kerstmis en Nieuw
jaar komt.
Ook het plotselinge vervallen van 't
natuurschoon blijkt maar een tijdelijke daling. Twee
dagen na de eerste vorst van October is alles
weer opgefleurd; de kievitten komen terug,
de spreeuwen, merels, studeeren hun
zomerliedjes in; maar de zwaluwen blijven weg,
die zijn in de eerste s chrik te ver wei; gevlo
gen om te kunnen bemerken hoe kortstondig
büons 't October-vriezen is.
Ook de bladeren blijven natuurlijk van de
boomen, en 't vallen gaat geregeld voort.
andere. Als 't kindje schreit, niet slapen wil
of ziek ia, dan krijgt het bier of jenever te
drinken, 't Is voorwaar geen wonder, dat de
sterfte onder de zuigelingen zóó ontzettend
groot is. We mogen 't eerder een wonder
noemen dat onder zulke afschuwelijke om
standigheden nog n zuigeling in leven blijft.
Verder deelt de ecbrijfster eenige treurige
gevallen mee, die ze pas in haar praktijk
ondervonden had. Zij beschrijft o. a. de om
standigheden, waaronder een hoogst moeilijke
bevalling plaats had op een Zaterdagavond
in een om de dronkenschap der bewoners
beruchte buurt. Op Zaterdagavond, als de
mannen 's middags hun wt ekloon ontvangen
hebben, dan is het alsof alle duivelen der hel
zijn losgebroken in de met kroegen bezaaide
achterbuurten der stad. Die kroegen, bont
geschilderd en verguld van binnen en van
buiten, zy'n de plaatsen, waar vele van de
rijkste uit stad en land een enorme winst
maken als aandeelhouders van dergelijke in
richtingen of van de brouwerijen, die daar
het bier leveren. Zoodra dan ook een zwakke
poging wordt gedaan om door een gemeen
telijke verordening het aantal kroegen te
beperken, gaat er een kreet van schrik op
uit de kringen van herbergiers-brouwers en
aandeelhouders en als n man staan ze op,
om hun zondige belangen te verdedigen.
Vlak boven de kamer, waarin de vrouw,
waarvan hier boven sprake is, lag, en waarin
ze met baar man en kinderen woonde, bevond
zich een andere, waar verscheidene menschen
aan het drinken waren. Voortdurend hoorde
men ze tieren en vloeken, het huisraad werd
aan stukken gesmeten en het gesiamp der
vechtenden deed de zoldering dreunen.
Op straat, vlak onder het raam wisselde de
eene vechtpartij af met de andere, rauwe
kreten en ver wenschingen klonken boven
alles uit; potten, pannen, koppen en schotels
vlogen door de lucht en raakten soms het
raam der kamer. Stelt u voor, moeders, wat
dat helsch lawaai beteekende voorde vrouw,
die van pijn ineenkromp en voor 't arme
kind, dat geboren werd in zoo'n poel van
ellende, dronkenschap, ondeugd en misdaad!
M. E. EDWARDS-NOEST.
onze kleinen en ton moeders.
M. de R,! Mevrouw Hempenius-Spruyt
zegt met verlangen (mijn) antwoord in (uw)
blad tegemoet (e zien." En ik geef dat gaarne.
Maar mevr. H. weet heel goed, dat zij bezig
is enfoncer une porte ou verte... Zij weet
heel goed, dat, als ik van een goeie (ik onder
streepte dit in het Handelsblad ook) fr
belinrichting spreek, ik waarlik, niet aan een
fröbelschool denk met een rooster, die afge
werkt moet worden, met schoolbankjes,
waarin ze moeten blijv«n zitten", enz. Dat
is voor mij geen goele frdbelVBrfiehting.
En of ik bij het schrijden -ran dat stukje
in het Handelsblad ook -niet aan de Kin
derkamer" in de Jacob Obrecttstraat heb
gedacht? Natuurlik heb ik dat en mevr. H.
wét, dat dit het geval is "en had dus ook
dit niet behoeven te,vragen. ;
Maar zou mevr. H. de kinderkamer", of'
zou mevr. Bruch-De Vos, de leidster van
deze inrichting, die dan niet tot de goeie
fröbelinrichtingen gerekend wensen te zien?
Ik dacht, dat mevr. Bruch de overtuiging
had, dat zij in haar inrichtingjuisf in Frobels
geest handelde, in tegenstelling met een echte
fröbelseftooZ, (Fröbel moge ons deze samen
stelling vergeven!) waarin dit niet het geval is.
Of?mag, omdat Fröbel zo slecht gekend
en gevolgd wordt, zelfs zijn naam niet meer
genoemd worden, als men v jor de kleinen
Maar 't is nu geen vieze kleef boel meer. Op
zonnige Octobermiddagen is de boschbodem
piachtig met koper brons bevloerd, daaruit
steken hier en daar schitterend groene
beltjts op, de heuveltjes van het lichtmos,
schilders wanhoop. Nog valt er een enkel
bleekgeel eikeblad op 't groene mos of op de
koperbruine beukenlaag en werkt de
grondkleur dieper uit.
't Is cm in verrukking er op te blijven
staren, die bodemklenr van't loof bosch, eind
October, bij middagzonneschijn vooral. Maar
ook 's morgens tegen negen is het heerlijk
mooi in 't bosch, aan den zuidzoom 't mooist.
Dan omsluiert een ijle nevel de braamstruik
en de lijsterbes; het gehavend loof, half rood
en groen schemert zwak door het tulen
hulsel heen; het eikenhakhout met zijn gele
droge blaren ligt half bedolven in een rossig
nevelbad; de wilgen van 't weiland en de
peppels om de blokken boerenhuizen staan
stil te zweven zonder voeten boven 't witte
land, hun stammen zwart, hun kale takken
donkervaal op grijzen grond geteekend.
Het loopt tegen tienen. Hoog boven de
nevels kleurt de lucht bleekblauw en breede
rechte stralen van goudstof schieten er neer,
schuiven fnel en diep in 't wittig hulsel tot
vlak op de aarde; de grauwe boomstam kleurt
bleekpaars, de eikenstruiken kleuren mat en
mooi, de braam gaat fleuren met zijn oude
half vergane blad. De zon breekt door.
En of 't nog zomer was, en zwoele lucht
op eens door onweer was verdreven zoo klinkt
van alle zijden het hooge vogellied; ze zijn
niet weg nog, de spreeuwen en de merels;
er zijn t r nu veel bijgekomen de eerste vorst
heeft ze weg gedreven uit het noorden en
oosten naar ons toe. Massa's vinken, keepen,
meezen, sijajes, veel meer vogels en meer soor
ten dan wy 's zomers zien, veranderen de kale
heester t wij gen in tingelende, zilveren staafjes.
Wat er aan 't October-bosch in den
zonnigen vochtig lauwen morgentijd ontbreekt
om ons den waren zomer voor te tooveren, dat
is het gezoem van de insecten. Spinnen zijn
er zat, groote en kleine, maar die ritselen
op zijn best een beetje over 't droge dorre
blad. Eerst tegen den middag komen er wat
groote zweefvliegen zich zonnen tegen de hel
beschenen beukenstam; een enkele atalanta
of groote vos of bonte pauwoog zoekt een
eenzame late kamperfoeliebloem. Tegen
tweeën, als de zon 't volhoudt, en vóór de
middagnevel optrekt, komen er wat
honingbijen inderdaad een zomerliedje zingen. En
is 't een buitengewoon mooie zomersene
Octobermiddag, dan ziet ge tusschen n en
twee uur een verbazend groote hommel of
een bijzonder groote wesp langzaam rond
vliegen. Ze zuigen wat honing uit een late
distelkop, op een nog later zonnebloem, die
vraagt, wat zij behoeven f Welnu, ik deed niets
meer en ook niets minder.
Met dank, M. de E.,
KL DE VRIES SZN.
Van een Open brief, naar het Handelsblad
gezonden, was, noch is mij tot heden iets
bekend
imiiiMMiMMHiiimiMMimiiiiHiiiHMimimmiiiMtmiMlimiiiiiimliiiiii
De Vrouw en haar Huis. Stijl in kleeding.
Marie Bashkirtseff. Spreken. ? Sic
transit gloria Reginae.
Het October-nummer van het geïllustreerd
maandschrift: De Vrouw en haar Huis bevat
twee artikelen, die men gaarne iedere vrouw
ter lezing, ter overdenking en ter navolging
in handen zou willen leggen. Ik doel op de
causeries: Stijl in kleeding" van E. W. P.
de Vries Jr, en Spreken" van jonkvrouw
Sophie Wichers.
In ,3tijl in kleeding" geeft de heer De
Vries meermalen het woord aan dejeugdige,
Eussische schilderes Marie Bashkirtseff, de
ongelukkige teringlijderes, die den Susten
Oktober van het jaar 1884 overleed,
diepweemoedig nagestaard door den jongen
schilder Bastien Lepage, door dezelfde moor
dende sluipkwaal als de kunstenares, die hij
zoo liefhad, ten doode geteekend. Leunend
op den arm van zijn broeder, hijgend, hoes
tend liet hij zich dagelijks aan het ziekbed
van Marie Bashkirtseff voeren.
Marie Basbkirtseffhad een groote voorliefde
voor losse, soupele, eleepende gewaden, ver
vaardigd van ijle, witte, wollen stof. Voor
het Grieksche costuum en het Grieksche
kapsel, had de Eussin eene hartstochtelijke
vereering. De kleindochter van generaal Paul
Grégorievitch Bashkirtseff, die er prat op
ging, dat oud-Tartaren-bloed door haar
aderen bruiste, kwam op zestienjarigen leef
tijd in Eome, waar zy schilderlessen nam.
Het dwalen door musea en de laaiende be
wondering van het jonge meisje, voor beel
dende kunst, gaven ruimschoots voedsel aan
de aangeboren neiging der jonge artiste om
het losse, klassieke kleed, met zijn gevoelige
en grillige plooien, te verkiezen boven het
moderne kleed der moderne vrouw, wier arm
lijf gekneld wordt in 't foltertuig" corset.
In Parijs gekomen, waar haar buitengewoon
schilderstalent spoedig de aandacht trok,
genoot Marie Bashkirtseff de groote voldoe
ning, dat, in de ateliers van Laferrière, Worth"
en Doucet modellen vervaardigd werden door
hdiir geteekend. Zij schrijft in haar dagboek:
Les facons les plus courues chez Doucet
Sont de mon invention."
De heer De Vries getuigt van haar, wier
naam een oneindigheid van smartelijke her
inneringen doet opdoemen: Zij zocht naar
iets individueels in hare kleeding, en hoewel
men haar daarom gaarne foor excentriek
aanzag, ging zij haar weg, meer en meer haar
doel bereikende, sterk in de overtuiging, dat
niet alleen meerdere schoonheid in kleeding
mogelijk was, maar, dat zij ook ten slotte
komen zou tot datgene, wat in volmaakte
harmonie was met haar zelf."
Arme, arme Marie Bashkirtseff I Zoo gaarne
was ze mooi; het was haar een behoefte te
behagen. Zij wilde leven, liefhebben, be
roemd worden! Vurig bad zij God lederen
dag, haar toch dertig jaar te laten worden ...
mér verlangde zij niet, o! slechts dertig j aar!
Dit was haar dagelijksche bede, toen zij tot
de heillooze overtuiging was gekomen welke
kwaal haar leven bedreigde. Toen zij nog
piep jong was, bad zij om: een hertog tot
echtgenoot, een mooie stem en de gezond
heid van haar moeder".
Zij was geloovig, en toch
Ruasifch-bijgeloovig. Zij probeerde haar toekomst te lezen
in de scherven van een gebroken spiegeltje;
bezocht waarzegsters, hechte grootebeteekenis
aan haar droomen. Eens in haar
schildersde vorst overleefd heeft, of op een lager
bloeiend reigersbekje.
Dat zijn vreemde dieren die reuzenhommels
atelier, terwijl haar model even rustte, dom
melde zy zelf in, uitgestrekt op baar divan;
plots schokte zy overeind, zij had een visie
van haar doodsbed waarom heen brandende
kaarsen flikkerden ...
Het klinkt als een fabeltje, dat Marie
Bashkirtseff op 17 jarigen leeftijd, Aristoteles,
Plato, Dante en Shakespeare gelezen had!!
Zij had een prachtige stem, die op 2 noten
na een register van drie oktaven omvatte,
een stem, waarop zij oneindig trotecher was
dan op haar klein tenger figuurtje, mat-bleek
teint, schitterend rossig haar en beeldige
handjes. Haar illusie, concert zangeres worden
stuitte af, op haar zwakke longen.'
Marie Bashkirtseff's kort leven, rijk aan
indrukken, werd bestookt door een schrij
nende doodsangst, die haar nimm<-r losliet.
Arm wezentje l Anatole France, de treffelijke
Fransche letterkundige, zegt van haar: On
songe en lisant son Journal, qu'elle a du
mourir inapaisée et que son ombre erre
encore quelque part chargée de lourds désirs".
* *
*
Freule Wichers schrijft: Als we over 't
algemeen onze mooie Nederlandsche taal
hooren spreken, dan blijft er helaas niet veel
van dat mooie" over en niet alleen onder
de onontwikkelden wordt zoo heel veel ge
zondigd tegen de eenvoudigste regels van
een zuivere uitspraak, ook by de
beschaafderen en ontwikkelden is het een bizonderheid
en bepaald iets heel opvallends ale wij onze
taal zuiver hooren spreken."
En, jonkvrouw Wichers, onze bekende d
clamatrice, en leerare s in zuiver en hygiënisch
spreken, is gerechtigd in dezen een oordeel
te vellen. Zij moedigt alle moeders aan, nauw
keurig acht te geven, op de. wijze, hoe baar
kleintjes, staande nog in hun baby-schoentjes,
geluidjes, klanken en ten slotte woordjes doen
hooren. De kleintjes moeten door hun ouders,
speciaal door hun moeder leeren" spreken.
Moge een aantal, jonge, ambitieuse moe
dertjes de wenken van freule Wichers ter
harte nemen.
De schraperige g en r waartegen de schrijf
ster van spreken" zoozeer gekant is, klinkt
werkelijk leely'k; voor mijn ooren, een onzui
vere a, e en o, het verkorten en inslikken der
lettergrepen aan vél Hollanders eigen, haast
nog bedenkelijker.
De heerlijke, klankrijke, Nederlandsche taal
kdn klinken als muziek, mits zij, of hij, die
haar bezigt, zich de moeite getrooste helder
en klaar te articuleeren, en de a, e en o van
vreemde smetten vry late.
* **
Den 24sten dezer wordt in België's hoofd
stad, by Le Roy Frèrea, eenpublieke verkoop
gehouden van niet alledaagsch allooi,
Juweelen,briljanten,paarlen,kanten,waaiers,
veeren, kunstbloemen, lijf- en linnengoed
komen onder den hamer. Catalogus en ver
koopbiljetten vermelden wel niet den naam
der eigenaars, doch iedereen weet, van wie
al deze kostbaarheden afkomstig zijn.
Zelfs de diadeem van 116 groote briljanten
is veil geworden. De opbrengst van deze
vorstelijke parure, in 1878 door de Brusselaars
aan hun Vorstin geschonken, ter gelegenheid
van haar zilveren bruiloft, is bestemd om de
schulden van eene der Belgische prinsessen
aan te zuiveren.
Bij opbod en afslag zullen verkocht worden
de preciosa en al het persoonlijk eigendom
eener vrouw, eenmaal in hoogheid gezeten.
Voor koning Leopold's stille, bescheiden,
vrome dochter, prinses Clémentine, geheel
zich wijdend aan liefdadigheid en goede wer
ken, zou men wenschen, dat de schulden harer
spilzieke zuster op andere wijze waren ver
effend, dan door publieken verkoop van de
bezittingen harer moeder. CAPRICE.
Een Wespennestje.
en wespen; de eenig overleven len, de moeder
van een groote familie; eenzaam zijn ze,
maar niet alleen, ze dienen als transport
middel of als voedster (dat is nog niet
uitgemaakt) van een groot aantal witte
of gele mijten. Zoo gauw 't echt winter
wordt, zullen ze zich weer diep in den grond
wringen en graven, en daar inslapen en ver
stijven voor den langen winterslaap. In April
ziet ge ze weer, dan gaat de koningin of
moederhommel, evenals de koningin- of
moederwesp heel alleen met ontzaglijke moei
ten en bezwaren een kolonie stichten, voor
voedsel, voor huis en huis
raad zorgen, de hommel
vestigt zich in den grond,
in 't mos of een hollen
boom. De moeder-wesp
eveneens, maar deze heeft
't nog drukker dan de hom
mel, zij moet haar huis of
althans de eerste verdieping
en fundamenten zelf bou
wen, nog meer, ze moet de
metselspecie eerst zelf ma
ken, boombast en
houtmolm en dorre bladeren
kauwen en vermalen tot
het een deeg wordt, t» ai
en stevig, dat verhardt tot
een soort dik pakpapier.
Zoo'n October-April-wesp
is een wonder, een raadsel;
ze vervoert honderden mij
ten, #e torscht een heel
nageslacht aan bevruchte
eieren in zich, ze is de
draagster van 't instinct, de
levende traditie en de reser
ve van de soort. Doodt ge
in 't najaar of voorjaar zoo'n
groote trage moederwesp,
dan vernietigt ge een geheel
nest dat 's zomers uw peren
of pruimen belagen kan;
maar dan doodt ge ook iets
in de natuur dat ontzaglijk
mooi en wonderlijk is. Ik
doe 't nooit, maar ik bezit
ook geen enkelen peren- of
pruimenboom. E. HEIMANS.
Mr. S. G. N. Uw beestje
was a! niet frisch genoeg
meer om op te zetten. Als
U of een ander weer een
dier op te zetten hebt, zendt
het dan niet eerst aan mij n
adres, maar direct aan P. L.
Steenhuizen, Praeparateur
van Artis, Alexanderkade 8.
Dat kan allicht een paar uur
schelen en dat is veel op een vochtig warmen
herfstdag, waarop uw zending onderweg was.
Mevr. C. S.?H. Amersfoort. Uw vraag
over 't wespennestje is door 't bijgaand
plaatje zeker wel naar uw zin beantwoord.
G. W. B., Breda. Over die
langpootspinnen later wel eens.
J. A. L., Putten. Over koekoek en sperwer
binnenkort. De anderen per brief, als ik er
antwoord op weet