De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 3 november pagina 2

3 november 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T L R D A M M E ft WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1584 symmetrie en proportie vormen, die schoon heid was. Men ziet dat hier het hoogst mogelijke bereikt werd. Maar de schoonheid bereiken «ij niet. Men ziet het in Venetiëoverigens zoo goed, dat de Reaaissance-kerk eigenlijk geen kerk meer is. Het zijn proeven of modellen Tan tempel-architectuur door allerbekwaamgte bouwmeesters (ook Ssamozzi behoort tot d d beste der volwassen Renaissance); maar hoe zouden zij met de ideo of de geestesrichting, welke in tegenstelling tot de antieke is, harmoniëeren, nu zij zelf de navolging van die antieke idee'zijn. Het ii immers zoo klaar als een klontje. Het ligt TOOI- de hand, het-ligt voor de kleine hand yan een kiader-verstand; zóó-begrijpelijk is het. Indien gij Thomas a. Kempis of Ruysbroeck leest, indien gij de middeneeuwsche miniaturen in de Getijde-Boeken en Mis salen en de boekbanden beschouwt, en de schilderijen der Italiaansche en Vlaamsche Primitieve schilders.en gij hoort naar de oude liturgische muziek, dan ziet immers een elk dadelijk, dat het de Góthische kerken MJn, ook dan de Romaansche en Byzantijnsohe, maar niet de Renaissance-kerken, die hiermede overeenkomen! Het goddelijk gestamel van een Ruysbroeck is volstrekt tegenovergesteld aan de professorale vol maaktheid van eea Palladio. Wat beteekenen die geloovigen' en die armen", geknield of samengekrompen op de lichtkleurige vloeren van Palladio's van fel wit licht vervulde kolossale witte tempelgebou?wen, zij zijn er een vlek, wat morsigheid. Een treffende overeenstemming daaren tegen is er tussohen het wezen van de Góthische kathedraal en dat der stille dweepers en der menschen, die veel hebben geleden. Zij zien om zich heen wat zij voelen in zich ze'lf en het licht van de hoop en den eindelijken vrede heeft slechts 'binnen <e schijnen in hun gemoed van uit het ge bouw dat hen omhuift. Daarom ook zijn de kathedralen de vertegenwoordigers der christelijke levensbeschouwing. De fout wordt aanstonds duidelijk indien men zien er slechts rekenschap van geeft, dat de nieuwe, de wedergeborens bouwkunst «Heen aan haar doel kon beantwoorden, indien zij een ook van nieuwe, van weder geboren" denkbeelden vervulde menschheid had te herbergen. Maar dit was immers niet zoo! Een gekruiste Christus als ideaal blijft het tegenovergestelde van een Apollo. En de lieden, wier gedachtenleven, in na volging van dat der wijsgeeren en kun stenaars, tot de Renaissance behoorde, de humanisten, de individualisten, wel, die gingen immers niet naar de kerken ! L. VAN DEYSSEL. Het Mannheimsche school systeem. Naar aanleiding van het verslag van d« Plaatselijke Schoolcommissie te Amsterdam 'Is er dezen zomer vrij wat geschreven «ok in dit blad over de onvoldoende resultaten van het lager onderwijs. IntusBchen is het verschijnsel niet plaatselijk, noch uitsluitend nationaal. Het is ook elders ? geconstateeri en in Mannheim bijv. be proeft men reeds sinds eenige jaren door een gewijzigd schoolsysteem tot betere resultaten" ie komen. Wat dat voor een stelsel is, zal ik hier in 't kort mededeelen. De vraag, of het ook IIHIIimilllMIHlII DOOK J. H. PENNING. Klein-gebogen achter haar tafeltje, op het terras, zat ze te werken. Schuin-op tegen haar opgetrokken knieën hield ze net kussen, vaar het kantpatroon op zat gespeld ... En onafgebroken wi'rp ze de klosjes door elkaar, dat het gewar van draadjes, langzaam, knoopje Toor knoopje, kwam in te trekken tot een tterrig kantvakje. Telkens bukte zy erover, stak het op mtt een speld, knipte, vlug draaiend haar schaar tusschen de draadjes door, de vastgehechte draad af. En dan gooide *« weer, met een knetterend geratel, de klos jes dooreen, tot er, tusschen de opgestoken «pelden, weer ineens een klein-wit kantstuije op het kussen zat. \Vyd voor haar, onder de trappen van het lerra', lagen de ruime gazons van het Kurpark, ver omsloten door 't donkere bosch. Middenin was de muziekkiosk, 'n armelijk, ilein kooitje, peuterig uitstekend boven wat struikgewas... SchiiL, telkens met vinnige rukjes, kriebelde het getoeter van de kapel door de lucht, snierpte aan naar het Kurhaus, waar roezig/druk, op het terras, de gasten laten thee te drinken. Er liepen nog wat menechen rond, hier en daar zag je er een gaan, klein-zwart op het gladde groen der gazons... dan waren i« ineens weg, tusschen de zware takkenBtrengeling van bet bosch. Stil stonden, op het wijde veld, de witte .hotelgebouwen, als onbeloond, achter htt badhuis, ver van het terras af, teyen den boschrand, kringelde wat rook op naar de don-witte lucht. Rondom, in het koel-donkere bosch, voeHe je de iust, 'n zwijgende onbewogenheid, die in het open park als met '11 stuwing was uitgebreid naar de hooge lucht. Ea 't meuschengeroes op het terras, de flauwe scaetteringetjes van de muziek, beten er als ir>r stoorden ze, telkens heel even, heel laag. Alleen aan haar tafeltje, een beetje afge zonderd van de gasten, werkte ze stil door. Als er niemand bij haar stond te kijken en ze niet hoefde te praten, dan zat ze, al wer kend, mee te ceuriön met de ver-klinkende muziek ... zacht op en neer wiegde ze haar hoofd mee met het langzame thema van 'n wals, of 'n gentimenteel-sleepend wijf je... ze kende ze allemaal, van telkens hooren. Zoo zat ze eiken middag, vijf lange uren, van dat ze kwam, a'.s achter de glazendeuren, in de hoo^e, witte eetzaal, het diner nog aan dea gang was, tot ze, 's avonds, als de muziek ophield, haar doozen weer inpakte en klein-verlegen tusschen de rondwandelende bij ons toepassing verdient, blijft echter in dit artikel onbesproken. Op bepaalde tijden, n- of tweemaal 'sjaars, nemen <mw scholen nieuwe leer lingen op, meestal vijf en een half of zes jaar oud. Omstreeks 40 kinderen uit een bepaalde buurt, van ouders die ongeveer tot denzelfden atand behooren, worden dan tot ne klasse samengevoegd en gaan hetzelfde onderwijs genieten. De klassificatie wordt dus uitsluitend beheerscht door het toeval en knap, middelmatig en dom moeten voort in hetzelfde tempo. Het onder wijs richt zich naar de groote middengroep, het houdt de vluggen tepen en sleept de tragen van geest mee, tot ze desondanks zoover ten achter zijn gekomen, dat ze onmogelijk naar een volgende klasse kunnen overgaan. Men voelt dat dit niet in den haak is: de grondslag der klasse-indeelin;; deugt niet, en veel meer rationeel lijkt het de kindeien te groeperen naar hun geschikt heid tot leeren. Dit nu wil het Mann heimsche stelsel en dadelijk blijkt dus reeds, dat het heel iets anders i-!, dan wat rrn'U ook in andere steden ke.it: apart onderwijs voor achterlijke, spraakgebrekkige of in andere opzichten abnormale kinderen. Het Mannheimsche stelsel omvat alle leerlingen en vormt ze tot klassen zoo, dat ieder voor zich het onderwijs ontvangt, wasrvan hij het meest kan profiteeren. Zonder overdrijving kan men Dr. Sickinger den vader van dit stelsel noemen. Nadat in 1899 vooral op zijn aandrang een uitgebreid onderzoek was ingesteld, in hoeverre kin deren van denzelfden leeftijd geschikt waren om zekere leerstof op te nemen, werd de nieuwe klasse-indeeling in 1900 ingevoerd. Men onderscheidt C soorten van lager onderwijs, elk met een eigen leerplan. Systeem of type A is bestemd voor de normale kinderen, omvattende 70 <\ 80 pCt. van het totaal. Het telt 8 klasse, en men begint met alle kinderen een plaatsje te geven in de laagste van deze klasse. Er is dus voor allen een zelfde beginpunt. Schier van den eersten dag af openbairt zich echter verschil en weldra weet me;i, welke kinderen den gewonen gang van liet onderwijs niet kunnen volgen. Voor hen is systeem B, tellende zes klasse. Deze leerlingen behooren nog niet tot de achter lijken. Feitelijk zijn ze in geen enkel op zicht rdefect"; alleen eischen ze meer individueel^ zorg, dan in gewone klasse aan elk afzonderlijk besteed kan worden. Systeem B heeft dan ook kleiner klassen dan systeem A, hoogstens 35. De onderwijzeres van deze kinderen worden hooger gesalarieerd dan die van de normale leerlingen. Bovendien genieten ze bij hun onderwijs veel meer vrijheid. Systeem C, de Hilfschule, telt 4 klassen en is bestemd voor de zwakzinnigen. Twintig leerlingen per klas is hier het maximum en men kiest voor onderwijzers de beste van het corps. Een vierde soort vormen de ABschlussklassen. Zij zijn bestemd voor die kinderen, welke niet verder kunnen komen dan de 5e of 6e klasse en die dus zouden missen wat in de hoogere klassen speciaal met het oog op het verder leven wordt onderwezen. Onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis wordt alleen occasioneel gegeven en hoofd zaak is de opvoeding: het aankweekeri van goede gewoonten en het wekken van hoogere gevoelens. Dagelijks worden de nagels ge nspecteerd; de kinderen gaan geregeld naar het bad en er worde ter dege op gelet, dat tanden en hoofdhaar goed verzorgd zijn. gasten, wegliep naar het achteraan gelegen badhuis. Eiken zomer kwamen ze, vader en d'r broer, als musicie van de kurkapt l, en zij, een langen dag in den rammelenden trein, van hun dorpje in Bohemen, naar t et kleine badplaatpje. Ea Jan bieren ze vier maanden, ze woonden bij elkaar in 'n zolderkamertje ran htt hadhuis; ia 't kleine, schuin oploopende hokje hadden ze in 't midden een laken gespan nen, aan de eenen kant sliep zij, aan de anderen de mannen. In den hoek had ze een petroleumtoeatel, waar ze keffie op maakte, voor's avonds. Ea als ze dan met z'n drietjes voor het raam zaten te eten, dan zagen ze, ver beneden, over het wijde veld naar het Kurhaus, de mooi-gekleede menschen aan komen wandelen voor het souper. Zoo had ze hem ook voor het eerst gezien, gearmd met z'n moeder stappend naar het Kurhaup. Ze wist 't alles nog zoo precies, of 't pas was gebeurd, en 't was DU al haast een maand geleden. ,,Kijk,:' had vader gezegd, daar gaan de nieuwe gasten." En toen ze door 't open raam zich voorover boog, zag ze hem ineen?, lang naast z'n moeder, die klein-gearmd naast hem ging. Ze liepen, langzaam, met kleine stapjes, over het geasp^ alteerde pad naar het Kurhaus. En ze wist niet waarom, maar ze was ze maar blijven nakijken, hoe ze al verder weg kleiner werden tusschen de glad-groene gazons*. Toen hielden ze ineers stil, ze stonden te praten, en plotseling had hij zich omgedraaid, en op het Badhuis gewezen. Een enkel oogenblHje voelde ze hem kijken naar het hooge raam, waar zij nog steeds uithing, e?en maar, a!s 'n afdwa ing van z'n blik was 't, toen dook ze met een schrik weg, zat ineens weer aan 'afel, bij haar vader en broer, die traag, zonder praten, hun brood aten. Maar ze beefde over heel haar lijf, 'u klop ping bonsde in haar keel, ze had niets kunnen eten, zat maar opgewonden te kijken naar waar hij nu weer doorliep met z'n moejer, stapje voor stapje, naar het breede witte Kurhaus. Dat was het begin geweest. Ea zoo was 't gebleven. Telkens als ze hem zag, als hij bij haar kwam als ze zat te werken en over haar gebogen, stond toe te zien, voelde ze weer die beklemming, die bevende ontroeiing dat haar vingers mis grepen en ze te'kens weer haar klosjes terug moest gooien Ze wibt zelf niet waarom, ze kon neb. maar niet bejrijpen, wat toch dat wondere, haar plots omklemmend ontroeren was. En eiken dag als ze ging zitten, uam ze zich voor, niet op hem te letten, kalm door te werken, hem oven-knikkend te groeten als hij aankwam, net als ze de andere gasteu dead. Maar al gauw zat ze weer onbewust to wachten, .betrapte ze er zich op dat ze naar Geen dag gaat voorbij of er wordt iets van hygiëne behandeld en daarbij komt zoowel het leven in huis als het eigen lichaam ter sprake. Dit zijn de vier hoofdvormen, waarin thans het onderwijs in Mannheim gesplitst is. Het succes van deze manier van werken blijkt hieruit, dat de kinderen elk jaar naar een hoogere klasse overgaan, terwijl de ge wone klassen vlugger kunnen opschieten. De specialiseering is echter nog verder doorgevoerd dan tot deze vier hoofdvormen. Aparte zorg wordt gewijd aan de s t a m elaars en de stotteraars. Twee onder wijzers zijn daarmee belast. In verschil lende deelen der stad heeft ieier van hen in eon der scholen een afzonderlijk lokaal. Gewapend met spiegels en andere instru menten doen ze daar dagelijks hun werk. De kinderen worden bij elkaar gevoegd in groepjes van 8 of 10, doch vooraf hot ft de onderwijzer hen n voor n over de eerste moeilijkheden heen geholpen. Dan pas gaan ze kleine klassen vormen, en slechts zij ontvangen te zamen onderwijs, die lijden aan hetzelfde gebrek. De stotteraars bijv. komen bij elkaar, en het is pijnlijk te zien, welke krampachtige pogingen ze in het l>3gin moeten aan wenden OIB eenige woorden te zeggen. Na enkele weken is echter alles verouderd en na om streeks drie maanden zijn ze met twee lessen per week zoo ver gebracht, dat ze, als re'gel, vloeiend lezen en vlu* spreken. Ook al zijn ze schijnbaar geheel genezen, moeten ze toch een tweede cursus volgen. Het onderwijs van de beide specialiteiten is bizonder consciëntieus. De siamelaars moeten dikwijls door een tandarts geholpen w-orden, daar hun spraakgebrek meermalen voortkomt uit een verkeerde plaatsing der tanden. Er zijn echter nog aiidero bizondere cursiHsen'tc Mannheim, die voor de kinderen met meer dan gewone geestesgaven. Jn de zoogenaamde Vorbereitungsklassen ontvanoen zo uitgebreider onderwijs dan de normale kinderen. Er wordt vrij wat meer gedaan aan taal en lettoikunde ; met Fransch wordt een begin gemaakt, kortom het geheele onderwijs is er op ingericht om hen later aan een middelbare school te vervolgen. Onwillekeurig; zal men denken, dat de nieuwe klasse-indeeling z.>er kostbaar is geweest. Het is echter een feit, dat ze af gescheiden van sommige uitgaven, die bij de inrichting noodig waren, goodkooper is, dan do vroegere. Nieuwe scholen waren niet noodig: het aantal leerlingen werd immers niet grooter, ze werden alleen anders ingedeeld. De lesrooster voor de Mannheimsche scholen is niet overladen, minder overladen bijv. dan die van Engelsche scholen. Dat komt niet, omdat men in Baden een kleiner getal vakken onderwijst, doch het vindt zijn oor/aak hierin, dat men enkele vakken niet in de lagere klassen begint. Een voor beeld: 't handwerkonderwijs iangt pas aan als de meisjes 10 jaar zijn. Ze zijn echter verplicht do Ie?sen in dit vak en in koken en huishouden Ifrwijs te volgen tot haar 15e of lüejaar. Zonder ernstige reden wordt peen jongen of meisje vrijgesteld van het horh;ilinss?, bettr pezegii, van htt ruortijtizct onderwijs. Een jaar is verplicht, doch een groot aantal kinderen ntemt 2 jaar deel aan dit onderricht Ten opzichte van den lesrooster genieten de onderwijzers van de speciale cursussen een groote vrijheid. Elke afwijking, die in in 't belang hunner leerlingen achten, is hun geoorloofd. hem rond keek als ze de eerste gasten van tafel zag komen. Eu'n rillirjg van blijheid en toch bangheil schokte er in haar op, als ze hem dan ineens zag aankomen. Dati keek ze niet meer op, koortsigsnel gooide ze haar klosjes, ratelend heen en weer.... en stap voor stap, voelde ze hem naderen, lot ze, plotseling, als met'n aanraking brekend haar bang wachten, z'n stem over haar hoorde. 'D Was gewoonte geworden dat hij bij haar stond te praten ; sinoezelend fluisterden de andere gasten erover, met knippende glim lachjes. Nu zat ze weer als andere dagen. Voor haar lag het wijde park, als opengewaaid tusschen de zware bosschen, 't helle groen van de gazons kleurde scherp in het licht. en de rechte asphaltpaden lagen er wil tusschen, ver-keg. Ze had hem i_og niet gezien, vanmiddag, hij was zeker uit, met z'u familie En 't viel haar op dat ze zoo rustig zich nu voelde, zoo heelemaal vrij van dat gespannen wachten, als ze wist dat hij komen zou. Maar ze voelde t ch een leegte nu hij er niet was, ze miste z'n stem, ze had nu niet 't bange weten dat hij over haar gebogen stond, oplettend kijkend naar 't vlugge be weeg van haar vingers; 't was haar of ze nu alles zoo anders aar;ketk, met een matte onverschilligheid... ijverig snel werkte ze, vast joegen haar handen de klo-jes dooreen, in 'n onafgebroken, als knetterend geratel. Ver vooruit, in 't nauwe kioskje, speelde de kapel... als ze opkeek, zag ze haar vader, 'n klein-zwart poppetje, hoog'n cylinderhoed er op, rukkend strijkend over z'n viool ; en d'r broer storsd over hem, steunend gebogen tegeii z'n bas. Maar ineens, met 'n snerpend accoorj hield de muziek op, ze zag ze in het ten je opstaan, telkens een het trapje afkomen. Achter elkaar liepen ze, de instru menten tegen zich aan, kleine mannetjes, allen met een hoogen hoed, belachelijk op hun hoofd ... 't laatst kwam haar broer, z'n bas zwaar op z'n rug. Toen ging ze ook opruimen, vouwde de kanten netjes bijeen in haar doos, schoofde tafeltjes, waaraan ze gewerkt had, weer recht tegen el «aar. Kn met een bedeesd kniije naar de om haar zittende gasten, liep ze weg naar het Badhuis. De and ren waren er al, zaten hun pijp rookend, -oor het raam, te wachten. En toen ze ketlie had gezet en ze met hun dritën weer zaten te eten, klingelde van het Kuihaus, open-helder in de wijde stilte, de bel voor het souper. Kn de gas en kwamen aan geschoven, als ineens, uit de gebouwm en het doiïk're bosch. over de rechie, gladde pudon. 's Avonds was ze alleen. Vader en haar broer moesten spelen op het bal, in het Kurhaus. Kn uit Let pirtaalraam lag ze te kijken in de donktre Dacht, n-ier haar, door 't open (Vu-gat, vk-1 'n witte lichtplek naar buiten, \ lar 't gras, even zichtbaar uit de Voor de Hilf klassen en voor enkele andere is een sehoolwandeling per week verplicht. Wat voor de opvoeding of het onderwijs noodig is, verschaft de school. Elf van de 19 gemeentescholen hebben groote badka mers, waar 30 tot 40 en meer kinderen tegelijk een stortoad kunnen nemen. Een schoolarts geeft al zijn tijd en werk kracht aan de school Hij staat in verbinding met onderwijzers en ouders. Het volgende jaar komt er eeu tweede bij. In den aanhef van dit artikel zei ik, dat ik onbesproken zou laten de vraag, of het Mannheimsche stelsel ook hier toepassing verdient. Ik wil me daaraan houden en zal alleen nog enkele sprekende cijfers mede deelen, die ik ontleen aan een rede van den heer S c h o o k. In 1905 had 63 pCt. van de leerlingen, die de openbare lagere scholen te Amster dam verlieten, alle klassen doorloopen. Min der dan 60 pCt. van deze kinderen, d. i. dus nog geen 40 pCt. van het totaal, ver wierf het getuigschrift voor loffelijk ontslag. In de eerste klasse blijden zitten 10 pCt. van de leerlingen ; in de der ie klasse reeds 12 pCt. Op een na de hoogste klasse telt op de scholen der Ie klasse 18 pCt. en op die der 2e klasse zelfs 23 pCt. achterblijvers. Op 1000 schoolgeldbetalende kinderen telde de heer S c h o o k 85 achterblijvers, op 1000 bezoekers der eetzalen 115. Dat zijn, men zal het mij toegeven, geen bemoe iigende cijfers. Voor wie het nog niet wist, wijzen ze er dui lelijk op, dat er iets ontbreekt aan ons schoolsysteem. Wie neemt htt initiatief om te komen tot een zoodanige fchoolorganisatip, dat .zooveel mogelijk ieder kind het onderwijs zal ontvangen, dat het best met zijn aard overeenstemt 'i Oetober 'UT. T. 3»MMMttUllltltlfllllHtlimillltlUlllllllMIIIIIIUIIMIMH*IUIIIIII Langs den stroom, door VK TOR DE MEYERF. Uitgave van W. L. en J. Brusse, Rot terdam. Victor de Meyere, de Vlaameche dichter, die menigmaal in zijn kronieken voor XoordNederlaud de tolk was van de gevoelens zijner Vlaamsche kunstbroeders, heeft thans een bundel schetsen de wereld ingezonden onder dm eenvoudiger! titel Langs den stroom", in welke landelijke vertellingen het Vlaamsche land en zijne bewoners, hun ty pische levenswijze, sprake en humor weer voor onze oogeu leeft en tintelt. De liefde voor hun land, voor hun streek vooral die is den Vlamingen aangeboren en als ze daarvaa spreken, daarvan zingen, daar over keuvelen kunnen of... enthousiast dóór-ilaau d;in zijn ze in hun element, dan is bij h<n alles in stijl1'; de woorlen, de eigenaardige zinsbouw, de vreemde bekoring van sommige onbegrijpelijke uitdrukkingen, het 1-eutige, gemoedelijke dialect, het grieze lige, gore, geheimzinnige van den inhoud, dat alles maakt, dat wij met belaugstelling hun literatuur volgen, hun proza lezen, het verbaal" somtijds vergetend om de roman tische charme hunner ruige kunst ; dat ook maakt dat we een herinnering behouden aan cl;kke zwartheid, vreerndgrcen in opkleurde. En als 'n vormloo;e donkerheid ecarmde 't bisch op tegen de giauwe lucht... telkens kwam 'n ruisching aanzwellen over het wijde veld, dat ze veruit voor zich voelde. Maar in een tintelt n ie rijzing van lichte ramen stond het Kurhaus... als vleugjes, waaiden soms een paar klank*u aan in de zwijgende parkrust, van de muziek binnen. btil-gebogen lag ze maar te turen in het roerlooze donk<r, zacht gingen haar gedachten, heen en weer, als in 'n schommeling... aan huis en aan hun dorpje, ver weg, in Bohe men ... en dat ze hem nu niet gezien had, vaidfag.. . En 'n verlangen kwam opgezweefd in haar denken, 'n wazig verlangen, ze wist niet waarnaar; alleen voelde ze 't even als iets droefs, 'n ijle ontroering in de wondere stilte. Toen hal hij Sneers, als een schaduw, naast haar gestaan. En in 'n krampige schrik was ze overeind gesprongen, zag hem ineens met wijd open oogt n in z'n gezichr, dat rustiglaehend haar aankeek. Verlegen zei ze 'm goeden avond, ging weer leunen in de vensterbar k. Maar hij kwam naast haar staan en ze hoorde z'n stem maar vlak bij zich, of ze nu niet 's rnet hem mee ging, een klein eindje loopen, door 't park? Ze zei nee, bang toe te geven aan de ver leiding, die sleepte in z'n woorden; toen leunde L ff zacht z'n arm om haar, kwam nog dichter bij haar, al n>aar vragend of ze hem nu dat kleine genoegen niet wou doen. . . En ze begreep zelf niet, hoe ze hem dat liet doen, ze wou 'm terugstooten, zich losmaken uit die teer haar omtastenden greep. Maar ze kon niet, ze voelde haar verlangen nu opslaan tot een hevig willen om met 'in mee te gaan, ze wou het neerdrukken, nee zeggen, maar 't joeg irr haar op, 'u onweer staanbare drang om naast 'rn te ga»ii, om hem alleen, zonder rnenschen, naast zich ie hebbeu en zich te laten oinstreelen door z'n zachte stem. Toen, of 't heel gewoon was, ging ze met hem mee, de trap at', naar buiten. Ze liep vlak naast htrn, los hield hij z'n arm door de hare. En ze durfde ijieta zeg gen, ;:e zou niet geweten hebben wat. . . telkens voelde ze, heel even, heel zacht, de diuk van z'n arm. en dan hoorde ze z'n stem, of ze naar 't bosch zouden gaan, naar et n bankje, dat hij wist. Ze gaf geen antwoord, liep bang, als in 'n droom voort, en ze was blij, dat ze heelemaal weg was in het dikke donker. Ze kwamen in het bosch ... de hooge wijd heid van de nacht zakte toen ineers neer to; een zwarte welving, vol van donker lakkengewar, nitast hen, over hen, ze kou 't niet zit-n haast . . . maar ze voelde de dichtheid om zichjdof dompten huu stappen op het zand pad, dat ze wist dat ouder haar voeten was. Soms kraakte er ircjns kort-scherp een takje of er sidderde een hagjdigje weg in de ritseler.de blaren. Eu t:- liep maar gtil naast hem mee, hctl hun werk als de herdenking aan een schoone, intieme reis, met tot achtergrond onzer ge dachten $öms het stille gothieke Brugge, eèms ook het woelige, weidscbe Antwerpen met zijn rumoerige dokken en het volle leven van groote koopmanstad. Langs den stroom" de Meyere voert ons door het vlakke land der dijken en pol ders, het lage, eindelooze !and met die geheimzinEig-teedere avonden over het stille water,met altijd,dichtbij geveten.denbreeden, effen stroom, waar ginds, heel ver zoodac alleen in stille uren het geheier der oude klokken, het langgerekte gttluit der stoomschepen de eenzaamheid breekt Antwerpen ligt met de reuzen-schepen en zijn wereld-, verkeer; alleen vak-bij klinkt soms even het geklep der dorpsklokken, der kleine, liefelijke dorpen met hun -vreedzame namen: Meeldert, Leest, Ruysbrotck, waarin nog een klank ligt van heel oude melodie. Het is weer het land het gebenedijde! van Gezelle, den landtlijken pastoor, van Strtuve's, den landelijken kunstenaar, maar wij zien dat land bij de Meyere gewoner, alledaag;cher, ook zonder het mystiek po tische van eenvoudige vrome zielen; de Meyere be-chouwt aandachtig het land en het volk, beluistert hun taal en hun liedekens als een vreemdeling, die, bekoord door het simpele van dingen en rner.schen, eeu wijle uitrust aan den weg en geheel verdiept raakt in de aanschouwing van zóó ?eel onge kend schoon; het schoone plotseling zóó te zien, is hem een openbaring gewee;t; het heeft hem sterk aangegrepen en hij wordt niet inoele te vertellen van zijn heerlijke onver wachte vondst. En telken? gait by terug naar die gewi ri^, alledaagsche mer sche* vaa langs den ttroorn, de schippers, zoetelaara en werf-werkers, praat met hen en wordt hun vriend, luistert uren lang naar hun leutig gesnap en geniet mét hen hij be wust, zij onbewust van de vreemde geluiden en vreemde kit uren van dat schoone, wijde land. Ik luisterde.. . En ik hoorde ze vertellen in simpele, barbaarsche beelden, als oude wijden, over de gebeurtenissen van den dag, over het schip dat strandde en o /er den schipper, die zijn laatste reis ondernam, de reis die wij alle maal eens zullen maken en waarvan niemand wederkeert. Ik hoorde ze spreken over die groote reis als over een goede boert, als over het laatste levensavontuur, dat hun niet een maal eendelijk schiJLt, maar hun altijd meer en meer aantrekt, altijd meer en meer, naar mate zij ouder worden." De .Vleijere vat hun gedach'en, het kit in ge.eef hucner bedompte.onwillige zielen,?ziet Over het land, de nevels, dij kwijnen de wolken-luchten, die openbreken voor de stra len van een gouden zon rnaar Streuvels daarentegen is de aitiest van het land zelve, van den grond, van rnens^ii en dier in hun ruige verschijningen ; voor hem bestaat geen heerlijker droom, geen goud^ner illusie, gesn hoogere schoonheid, geen begeerlijker kunst, geen liefelijker gedachte dan het leven, zoo vlak rond zijn voeten ea onder zijn oogen, altijd en overal. Maar de Meijere kent andere schoonheden, kent de schoonheid der stad, kent de kunst van vroegere eeuwen en andere geslachten. De Meijere heeft zich ingeleefd' in het bestaan en het denken van dat volk, maar bij is er niet uit voortgekomen, niet in opgegrosid ; hij heeft het moeten beluisteren, moeten bestudeeren, hij heeft het gezocht; hij heeft het gegeven zijn groote lit-fde en zija, eerlijke bewondering toen zijn kunstenaarsoog hem de schoonheid had geopenbaard ; maar Stijn Streuvels was al n met dat valk en dat land vóór de artiest in hem zich de schooneven voelde ze 'n vleugje van schaamte dat ze uu zoo maar ID het donker wandelde met een vreemden jongen,... maar 't wuifde weer weg, 't was alles zoo onwerkelijk, haast 'n onbewustheid; ze zag haar beenen niet gaan, ze voelde ze telkens weer op den grond, lederen stap. Hij praatte al maar zacht tegen haar, ze liet zich omklinken door z'n etem, en een vreemde ontroering kwam in haar rijzen, 'n verlangen dat hoog-ijl oprankte en als bleef hangen in ademloos, zwevend wachten. En tastend in het donker vonden ze 't bankje. Toen kwam hij naist baar zitten, en schoof heel langzaam, heel zacht z'n arm achter baar. Ze liet 't stil toe, ze wist niet, wat er nu ging groeien uit haar verlangen, waarop ze zoo be«end wachtte ... En ze zat te luisteren, hoe hij *>]ak bij haar, haar maar steeds zei, hoe blij hij was dat ze met hem mee was gegaan en hoe lang hij hierop nu al gewacht had. Toen, met een plotsen i uk, drukte hij haar tegen zich aan, zoende haar ineens fel op haar mond. En dat schokte baar als met eea slag op, woest rukkend schoof ze achteruit, maar vlak bij ZE g ze ineecs z'n gezicht, z'n begeerende oogen die al maar meer naar baar toe schenen te komen. En haar stil-wachtend ve-langen scheurde plots open, 't werd een angst, een dolle vrees voor dien vreemden man, waar ze zoo alleen mee in het donkere bosch was, en die haar zoenen wou. Toen vloog ze overeind, hij wilde ze naloopen, maar in haar stomme angst sloegze naar waar ze z'n oogen zag blinken, ze voelde haar hand neerkomen op z'n warm. gezicht, hoorde hem roeper.. .. Maar ze was al weggerend, wild vloog ze door het donker, telkens viel ze over de lage takken, of ze bonsde tegen een boom.... maar hijgend jot=g ze door, tot ze, ineens als een verade ming, zich voel ie op het open parkveld. Ia n ren rammelde ze de trappen van het Badhuis op; tot ze tindeüjk, angs:-billend in haar kamertje was. Buiten, vlak bij door 't open raam, was de donkere nacht, zacht drensde de muziek van uit het verre, lichte Kurhaus. En in de wiegende nachtttilte van het karnerije, nu ze .veiiig zich voelde achter de goed dichte deur, gulpte ine«ns de smart over het gebeurde in haar op. Ze kon zich nu niet meer denken waarom ze met hem mee was gegaan, hoe ze in zoo'n tevend verlangen naast hem had geloopen .... 't was alles ineens zoo ver van haar ; alleelf dat ne was vlak bij, 'n fe Ie werkelijkheid. En in de stilte van de nacht, voelde zij zich nu zoo alleen, zoo heel ver verlaten, zonder Lulp, dat ze zich voorover liet valb-n op haar bed en maar snikte, snikte, van drotf verlangen naar huis.... Luiten was do wijde stilte; soms, als een wuiving, vleugelen 'n paar tonen aan uit het lichte Kurhaus. J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl