Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T L R D A M M E ft WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1584
symmetrie en proportie vormen, die schoon
heid was.
Men ziet dat hier het hoogst mogelijke
bereikt werd. Maar de schoonheid bereiken
«ij niet.
Men ziet het in Venetiëoverigens zoo
goed, dat de Reaaissance-kerk eigenlijk geen
kerk meer is. Het zijn proeven of modellen
Tan tempel-architectuur door
allerbekwaamgte bouwmeesters (ook Ssamozzi behoort
tot d d beste der volwassen Renaissance);
maar hoe zouden zij met de ideo of de
geestesrichting, welke in tegenstelling tot de
antieke is, harmoniëeren, nu zij zelf de
navolging van die antieke idee'zijn. Het ii
immers zoo klaar als een klontje. Het ligt
TOOI- de hand, het-ligt voor de kleine hand
yan een kiader-verstand; zóó-begrijpelijk
is het.
Indien gij Thomas a. Kempis of
Ruysbroeck leest, indien gij de middeneeuwsche
miniaturen in de Getijde-Boeken en Mis
salen en de boekbanden beschouwt, en de
schilderijen der Italiaansche en Vlaamsche
Primitieve schilders.en gij hoort naar de
oude liturgische muziek, dan ziet immers
een elk dadelijk, dat het de Góthische kerken
MJn, ook dan de Romaansche en
Byzantijnsohe, maar niet de Renaissance-kerken,
die hiermede overeenkomen! Het goddelijk
gestamel van een Ruysbroeck is volstrekt
tegenovergesteld aan de professorale vol
maaktheid van eea Palladio. Wat
beteekenen die geloovigen' en die armen",
geknield of samengekrompen op de
lichtkleurige vloeren van Palladio's van fel wit
licht vervulde kolossale witte
tempelgebou?wen, zij zijn er een vlek, wat
morsigheid. Een treffende overeenstemming daaren
tegen is er tussohen het wezen van de
Góthische kathedraal en dat der stille
dweepers en der menschen, die veel hebben
geleden. Zij zien om zich heen wat zij voelen
in zich ze'lf en het licht van de hoop en
den eindelijken vrede heeft slechts 'binnen
<e schijnen in hun gemoed van uit het ge
bouw dat hen omhuift. Daarom ook zijn
de kathedralen de vertegenwoordigers der
christelijke levensbeschouwing.
De fout wordt aanstonds duidelijk indien
men zien er slechts rekenschap van geeft, dat
de nieuwe, de wedergeborens bouwkunst
«Heen aan haar doel kon beantwoorden,
indien zij een ook van nieuwe, van weder
geboren" denkbeelden vervulde
menschheid had te herbergen. Maar dit was immers
niet zoo! Een gekruiste Christus als ideaal
blijft het tegenovergestelde van een Apollo.
En de lieden, wier gedachtenleven, in na
volging van dat der wijsgeeren en kun
stenaars, tot de Renaissance behoorde, de
humanisten, de individualisten, wel, die
gingen immers niet naar de kerken !
L. VAN DEYSSEL.
Het Mannheimsche school
systeem.
Naar aanleiding van het verslag van d«
Plaatselijke Schoolcommissie te Amsterdam
'Is er dezen zomer vrij wat geschreven
«ok in dit blad over de onvoldoende
resultaten van het lager onderwijs.
IntusBchen is het verschijnsel niet plaatselijk,
noch uitsluitend nationaal. Het is ook elders
? geconstateeri en in Mannheim bijv. be
proeft men reeds sinds eenige jaren door
een gewijzigd schoolsysteem tot betere
resultaten" ie komen.
Wat dat voor een stelsel is, zal ik hier
in 't kort mededeelen. De vraag, of het ook
IIHIIimilllMIHlII
DOOK
J. H. PENNING.
Klein-gebogen achter haar tafeltje, op het
terras, zat ze te werken. Schuin-op tegen
haar opgetrokken knieën hield ze net kussen,
vaar het kantpatroon op zat gespeld ... En
onafgebroken wi'rp ze de klosjes door elkaar,
dat het gewar van draadjes, langzaam, knoopje
Toor knoopje, kwam in te trekken tot een
tterrig kantvakje. Telkens bukte zy erover,
stak het op mtt een speld, knipte, vlug
draaiend haar schaar tusschen de draadjes
door, de vastgehechte draad af. En dan gooide
*« weer, met een knetterend geratel, de klos
jes dooreen, tot er, tusschen de opgestoken
«pelden, weer ineens een klein-wit kantstuije
op het kussen zat.
\Vyd voor haar, onder de trappen van het
lerra', lagen de ruime gazons van het Kurpark,
ver omsloten door 't donkere bosch.
Middenin was de muziekkiosk, 'n armelijk,
ilein kooitje, peuterig uitstekend boven wat
struikgewas... SchiiL, telkens met vinnige
rukjes, kriebelde het getoeter van de kapel
door de lucht, snierpte aan naar het Kurhaus,
waar roezig/druk, op het terras, de gasten
laten thee te drinken.
Er liepen nog wat menechen rond, hier
en daar zag je er een gaan, klein-zwart op
het gladde groen der gazons... dan waren
i« ineens weg, tusschen de zware
takkenBtrengeling van bet bosch.
Stil stonden, op het wijde veld, de witte
.hotelgebouwen, als onbeloond, achter htt
badhuis, ver van het terras af, teyen den
boschrand, kringelde wat rook op naar de
don-witte lucht.
Rondom, in het koel-donkere bosch, voeHe
je de iust, 'n zwijgende onbewogenheid, die
in het open park als met '11 stuwing was
uitgebreid naar de hooge lucht.
Ea 't meuschengeroes op het terras, de
flauwe scaetteringetjes van de muziek, beten
er als ir>r stoorden ze, telkens heel even,
heel laag.
Alleen aan haar tafeltje, een beetje afge
zonderd van de gasten, werkte ze stil door.
Als er niemand bij haar stond te kijken en
ze niet hoefde te praten, dan zat ze, al wer
kend, mee te ceuriön met de ver-klinkende
muziek ... zacht op en neer wiegde ze haar
hoofd mee met het langzame thema van 'n
wals, of 'n gentimenteel-sleepend wijf je... ze
kende ze allemaal, van telkens hooren.
Zoo zat ze eiken middag, vijf lange uren,
van dat ze kwam, a'.s achter de glazendeuren,
in de hoo^e, witte eetzaal, het diner nog
aan dea gang was, tot ze, 's avonds, als de
muziek ophield, haar doozen weer inpakte
en klein-verlegen tusschen de rondwandelende
bij ons toepassing verdient, blijft echter in
dit artikel onbesproken.
Op bepaalde tijden, n- of tweemaal
'sjaars, nemen <mw scholen nieuwe leer
lingen op, meestal vijf en een half of zes
jaar oud. Omstreeks 40 kinderen uit een
bepaalde buurt, van ouders die ongeveer tot
denzelfden atand behooren, worden dan tot
ne klasse samengevoegd en gaan hetzelfde
onderwijs genieten. De klassificatie wordt
dus uitsluitend beheerscht door het toeval
en knap, middelmatig en dom
moeten voort in hetzelfde tempo. Het onder
wijs richt zich naar de groote middengroep,
het houdt de vluggen tepen en sleept de
tragen van geest mee, tot ze desondanks
zoover ten achter zijn gekomen, dat ze
onmogelijk naar een volgende klasse kunnen
overgaan.
Men voelt dat dit niet in den haak is:
de grondslag der klasse-indeelin;; deugt niet,
en veel meer rationeel lijkt het de kindeien
te groeperen naar hun geschikt
heid tot leeren. Dit nu wil het Mann
heimsche stelsel en dadelijk blijkt dus reeds,
dat het heel iets anders i-!, dan wat rrn'U
ook in andere steden ke.it: apart onderwijs
voor achterlijke, spraakgebrekkige of in
andere opzichten abnormale kinderen. Het
Mannheimsche stelsel omvat alle leerlingen
en vormt ze tot klassen zoo, dat ieder voor
zich het onderwijs ontvangt, wasrvan hij
het meest kan profiteeren.
Zonder overdrijving kan men Dr. Sickinger
den vader van dit stelsel noemen. Nadat in
1899 vooral op zijn aandrang een uitgebreid
onderzoek was ingesteld, in hoeverre kin
deren van denzelfden leeftijd geschikt waren
om zekere leerstof op te nemen, werd de
nieuwe klasse-indeeling in 1900 ingevoerd.
Men onderscheidt C soorten van lager
onderwijs, elk met een eigen leerplan.
Systeem of type A is bestemd voor de
normale kinderen, omvattende 70 <\ 80 pCt.
van het totaal. Het telt 8 klasse, en men
begint met alle kinderen een plaatsje te
geven in de laagste van deze klasse. Er
is dus voor allen een zelfde beginpunt.
Schier van den eersten dag af openbairt
zich echter verschil en weldra weet me;i,
welke kinderen den gewonen gang van liet
onderwijs niet kunnen volgen. Voor hen
is systeem B, tellende zes klasse. Deze
leerlingen behooren nog niet tot de achter
lijken. Feitelijk zijn ze in geen enkel op
zicht rdefect"; alleen eischen ze meer
individueel^ zorg, dan in gewone klasse
aan elk afzonderlijk besteed kan worden.
Systeem B heeft dan ook kleiner klassen
dan systeem A, hoogstens 35.
De onderwijzeres van deze kinderen worden
hooger gesalarieerd dan die van de normale
leerlingen. Bovendien genieten ze bij hun
onderwijs veel meer vrijheid.
Systeem C, de Hilfschule, telt 4 klassen
en is bestemd voor de zwakzinnigen. Twintig
leerlingen per klas is hier het maximum
en men kiest voor onderwijzers de beste
van het corps.
Een vierde soort vormen de
ABschlussklassen. Zij zijn bestemd voor die kinderen,
welke niet verder kunnen komen dan de
5e of 6e klasse en die dus zouden missen
wat in de hoogere klassen speciaal met het
oog op het verder leven wordt onderwezen.
Onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis
wordt alleen occasioneel gegeven en hoofd
zaak is de opvoeding: het aankweekeri van
goede gewoonten en het wekken van hoogere
gevoelens. Dagelijks worden de nagels ge
nspecteerd; de kinderen gaan geregeld
naar het bad en er worde ter dege op gelet,
dat tanden en hoofdhaar goed verzorgd zijn.
gasten, wegliep naar het achteraan gelegen
badhuis.
Eiken zomer kwamen ze, vader en d'r broer,
als musicie van de kurkapt l, en zij, een langen
dag in den rammelenden trein, van hun dorpje
in Bohemen, naar t et kleine badplaatpje.
Ea Jan bieren ze vier maanden, ze woonden
bij elkaar in 'n zolderkamertje ran htt
hadhuis; ia 't kleine, schuin oploopende hokje
hadden ze in 't midden een laken gespan
nen, aan de eenen kant sliep zij,
aan de anderen de mannen.
In den hoek had ze een petroleumtoeatel,
waar ze keffie op maakte, voor's avonds. Ea
als ze dan met z'n drietjes voor het raam
zaten te eten, dan zagen ze, ver beneden,
over het wijde veld naar het Kurhaus, de
mooi-gekleede menschen aan komen wandelen
voor het souper.
Zoo had ze hem ook voor het eerst gezien,
gearmd met z'n moeder stappend naar het
Kurhaup.
Ze wist 't alles nog zoo precies, of 't pas
was gebeurd, en 't was DU al haast een maand
geleden. ,,Kijk,:' had vader gezegd, daar gaan
de nieuwe gasten." En toen ze door 't open
raam zich voorover boog, zag ze hem ineen?,
lang naast z'n moeder, die klein-gearmd naast
hem ging.
Ze liepen, langzaam, met kleine stapjes,
over het geasp^ alteerde pad naar het
Kurhaus. En ze wist niet waarom, maar
ze was ze maar blijven nakijken, hoe ze
al verder weg kleiner werden tusschen de
glad-groene gazons*. Toen hielden ze ineers
stil, ze stonden te praten, en plotseling
had hij zich omgedraaid, en op het Badhuis
gewezen.
Een enkel oogenblHje voelde ze hem kijken
naar het hooge raam, waar zij nog steeds
uithing, e?en maar, a!s 'n afdwa ing van z'n
blik was 't, toen dook ze met een schrik
weg, zat ineens weer aan 'afel, bij haar vader
en broer, die traag, zonder praten, hun brood
aten.
Maar ze beefde over heel haar lijf, 'u klop
ping bonsde in haar keel, ze had niets kunnen
eten, zat maar opgewonden te kijken naar
waar hij nu weer doorliep met z'n moejer,
stapje voor stapje, naar het breede witte
Kurhaus.
Dat was het begin geweest.
Ea zoo was 't gebleven. Telkens als ze hem
zag, als hij bij haar kwam als ze zat te
werken en over haar gebogen, stond toe te
zien, voelde ze weer die beklemming, die
bevende ontroeiing dat haar vingers mis
grepen en ze te'kens weer haar klosjes terug
moest gooien Ze wibt zelf niet waarom, ze
kon neb. maar niet bejrijpen, wat toch dat
wondere, haar plots omklemmend ontroeren
was. En eiken dag als ze ging zitten, uam
ze zich voor, niet op hem te letten, kalm
door te werken, hem oven-knikkend te groeten
als hij aankwam, net als ze de andere gasteu
dead.
Maar al gauw zat ze weer onbewust to
wachten, .betrapte ze er zich op dat ze naar
Geen dag gaat voorbij of er wordt iets van
hygiëne behandeld en daarbij komt zoowel
het leven in huis als het eigen lichaam ter
sprake.
Dit zijn de vier hoofdvormen, waarin
thans het onderwijs in Mannheim gesplitst
is. Het succes van deze manier van werken
blijkt hieruit, dat de kinderen elk jaar naar
een hoogere klasse overgaan, terwijl de ge
wone klassen vlugger kunnen opschieten.
De specialiseering is echter nog verder
doorgevoerd dan tot deze vier hoofdvormen.
Aparte zorg wordt gewijd aan de s t a m
elaars en de stotteraars. Twee onder
wijzers zijn daarmee belast. In verschil
lende deelen der stad heeft ieier van hen
in eon der scholen een afzonderlijk lokaal.
Gewapend met spiegels en andere instru
menten doen ze daar dagelijks hun werk.
De kinderen worden bij elkaar gevoegd in
groepjes van 8 of 10, doch vooraf hot ft de
onderwijzer hen n voor n over de eerste
moeilijkheden heen geholpen. Dan pas gaan
ze kleine klassen vormen, en slechts zij
ontvangen te zamen onderwijs, die lijden
aan hetzelfde gebrek.
De stotteraars bijv. komen bij elkaar, en
het is pijnlijk te zien, welke krampachtige
pogingen ze in het l>3gin moeten aan wenden
OIB eenige woorden te zeggen. Na enkele
weken is echter alles verouderd en na om
streeks drie maanden zijn ze met twee lessen
per week zoo ver gebracht, dat ze, als
re'gel, vloeiend lezen en vlu* spreken.
Ook al zijn ze schijnbaar geheel genezen,
moeten ze toch een tweede cursus volgen.
Het onderwijs van de beide specialiteiten
is bizonder consciëntieus. De siamelaars
moeten dikwijls door een tandarts geholpen
w-orden, daar hun spraakgebrek meermalen
voortkomt uit een verkeerde plaatsing der
tanden.
Er zijn echter nog aiidero bizondere
cursiHsen'tc Mannheim, die voor de kinderen
met meer dan gewone geestesgaven. Jn de
zoogenaamde Vorbereitungsklassen
ontvanoen zo uitgebreider onderwijs dan de
normale kinderen. Er wordt vrij wat meer
gedaan aan taal en lettoikunde ; met Fransch
wordt een begin gemaakt, kortom het
geheele onderwijs is er op ingericht om hen
later aan een middelbare school te vervolgen.
Onwillekeurig; zal men denken, dat de
nieuwe klasse-indeeling z.>er kostbaar is
geweest. Het is echter een feit, dat ze af
gescheiden van sommige uitgaven, die bij
de inrichting noodig waren, goodkooper
is, dan do vroegere. Nieuwe scholen waren
niet noodig: het aantal leerlingen werd
immers niet grooter, ze werden alleen anders
ingedeeld.
De lesrooster voor de Mannheimsche
scholen is niet overladen, minder overladen
bijv. dan die van Engelsche scholen. Dat
komt niet, omdat men in Baden een kleiner
getal vakken onderwijst, doch het vindt
zijn oor/aak hierin, dat men enkele vakken
niet in de lagere klassen begint. Een voor
beeld: 't handwerkonderwijs iangt pas aan
als de meisjes 10 jaar zijn. Ze zijn echter
verplicht do Ie?sen in dit vak en in koken
en huishouden Ifrwijs te volgen tot haar
15e of lüejaar. Zonder ernstige reden wordt
peen jongen of meisje vrijgesteld van het
horh;ilinss?, bettr pezegii, van htt
ruortijtizct onderwijs. Een jaar is verplicht, doch
een groot aantal kinderen ntemt 2 jaar deel
aan dit onderricht
Ten opzichte van den lesrooster genieten
de onderwijzers van de speciale cursussen
een groote vrijheid. Elke afwijking, die in
in 't belang hunner leerlingen achten, is
hun geoorloofd.
hem rond keek als ze de eerste gasten van
tafel zag komen.
Eu'n rillirjg van blijheid en toch bangheil
schokte er in haar op, als ze hem dan ineens
zag aankomen. Dati keek ze niet meer op,
koortsigsnel gooide ze haar klosjes, ratelend
heen en weer.... en stap voor stap, voelde
ze hem naderen, lot ze, plotseling, als met'n
aanraking brekend haar bang wachten, z'n
stem over haar hoorde.
'D Was gewoonte geworden dat hij bij haar
stond te praten ; sinoezelend fluisterden de
andere gasten erover, met knippende glim
lachjes.
Nu zat ze weer als andere dagen. Voor
haar lag het wijde park, als opengewaaid
tusschen de zware bosschen, 't helle groen
van de gazons kleurde scherp in het licht.
en de rechte asphaltpaden lagen er wil
tusschen, ver-keg.
Ze had hem i_og niet gezien, vanmiddag,
hij was zeker uit, met z'u familie En 't viel
haar op dat ze zoo rustig zich nu voelde,
zoo heelemaal vrij van dat gespannen wachten,
als ze wist dat hij komen zou.
Maar ze voelde t ch een leegte nu hij er
niet was, ze miste z'n stem, ze had nu niet
't bange weten dat hij over haar gebogen
stond, oplettend kijkend naar 't vlugge be
weeg van haar vingers; 't was haar of ze
nu alles zoo anders aar;ketk, met een matte
onverschilligheid... ijverig snel werkte ze,
vast joegen haar handen de klo-jes dooreen,
in 'n onafgebroken, als knetterend geratel.
Ver vooruit, in 't nauwe kioskje, speelde
de kapel... als ze opkeek, zag ze haar vader,
'n klein-zwart poppetje, hoog'n cylinderhoed
er op, rukkend strijkend over z'n viool ; en
d'r broer storsd over hem, steunend gebogen
tegeii z'n bas. Maar ineens, met 'n snerpend
accoorj hield de muziek op, ze zag ze in
het ten je opstaan, telkens een het trapje
afkomen. Achter elkaar liepen ze, de instru
menten tegen zich aan, kleine mannetjes,
allen met een hoogen hoed, belachelijk op
hun hoofd ... 't laatst kwam haar broer, z'n
bas zwaar op z'n rug.
Toen ging ze ook opruimen, vouwde de
kanten netjes bijeen in haar doos, schoofde
tafeltjes, waaraan ze gewerkt had, weer recht
tegen el «aar. Kn met een bedeesd kniije
naar de om haar zittende gasten, liep ze weg
naar het Badhuis.
De and ren waren er al, zaten hun pijp
rookend, -oor het raam, te wachten.
En toen ze ketlie had gezet en ze met hun
dritën weer zaten te eten, klingelde van het
Kuihaus, open-helder in de wijde stilte, de bel
voor het souper. Kn de gas en kwamen aan
geschoven, als ineens, uit de gebouwm en het
doiïk're bosch. over de rechie, gladde pudon.
's Avonds was ze alleen. Vader en haar
broer moesten spelen op het bal, in het
Kurhaus. Kn uit Let pirtaalraam lag ze te
kijken in de donktre Dacht, n-ier haar, door
't open (Vu-gat, vk-1 'n witte lichtplek naar
buiten, \ lar 't gras, even zichtbaar uit de
Voor de Hilf klassen en voor enkele andere
is een sehoolwandeling per week verplicht.
Wat voor de opvoeding of het onderwijs
noodig is, verschaft de school. Elf van de
19 gemeentescholen hebben groote badka
mers, waar 30 tot 40 en meer kinderen
tegelijk een stortoad kunnen nemen.
Een schoolarts geeft al zijn tijd en werk
kracht aan de school Hij staat in verbinding
met onderwijzers en ouders. Het volgende
jaar komt er eeu tweede bij.
In den aanhef van dit artikel zei ik, dat
ik onbesproken zou laten de vraag, of het
Mannheimsche stelsel ook hier toepassing
verdient. Ik wil me daaraan houden en zal
alleen nog enkele sprekende cijfers mede
deelen, die ik ontleen aan een rede van
den heer S c h o o k.
In 1905 had 63 pCt. van de leerlingen,
die de openbare lagere scholen te Amster
dam verlieten, alle klassen doorloopen. Min
der dan 60 pCt. van deze kinderen, d. i.
dus nog geen 40 pCt. van het totaal, ver
wierf het getuigschrift voor loffelijk ontslag.
In de eerste klasse blijden zitten 10 pCt.
van de leerlingen ; in de der ie klasse reeds
12 pCt. Op een na de hoogste klasse telt
op de scholen der Ie klasse 18 pCt. en op
die der 2e klasse zelfs 23 pCt. achterblijvers.
Op 1000 schoolgeldbetalende kinderen
telde de heer S c h o o k 85 achterblijvers,
op 1000 bezoekers der eetzalen 115.
Dat zijn, men zal het mij toegeven, geen
bemoe iigende cijfers. Voor wie het nog niet
wist, wijzen ze er dui lelijk op, dat er iets
ontbreekt aan ons schoolsysteem.
Wie neemt htt initiatief om te komen
tot een zoodanige fchoolorganisatip, dat
.zooveel mogelijk ieder kind het onderwijs
zal ontvangen, dat het best met zijn aard
overeenstemt 'i
Oetober 'UT.
T.
3»MMMttUllltltlfllllHtlimillltlUlllllllMIIIIIIUIIMIMH*IUIIIIII
Langs den stroom, door VK TOR DE MEYERF.
Uitgave van W. L. en J. Brusse, Rot
terdam.
Victor de Meyere, de Vlaameche dichter,
die menigmaal in zijn kronieken voor
XoordNederlaud de tolk was van de gevoelens
zijner Vlaamsche kunstbroeders, heeft thans
een bundel schetsen de wereld ingezonden
onder dm eenvoudiger! titel Langs den
stroom", in welke landelijke vertellingen het
Vlaamsche land en zijne bewoners, hun ty
pische levenswijze, sprake en humor weer
voor onze oogeu leeft en tintelt.
De liefde voor hun land, voor hun streek
vooral die is den Vlamingen aangeboren en
als ze daarvaa spreken, daarvan zingen, daar
over keuvelen kunnen of... enthousiast
dóór-ilaau d;in zijn ze in hun element, dan
is bij h<n alles in stijl1'; de woorlen, de
eigenaardige zinsbouw, de vreemde bekoring
van sommige onbegrijpelijke uitdrukkingen,
het 1-eutige, gemoedelijke dialect, het grieze
lige, gore, geheimzinnige van den inhoud,
dat alles maakt, dat wij met belaugstelling
hun literatuur volgen, hun proza lezen, het
verbaal" somtijds vergetend om de roman
tische charme hunner ruige kunst ; dat ook
maakt dat we een herinnering behouden aan
cl;kke zwartheid, vreerndgrcen in opkleurde.
En als 'n vormloo;e donkerheid ecarmde
't bisch op tegen de giauwe lucht... telkens
kwam 'n ruisching aanzwellen over het wijde
veld, dat ze veruit voor zich voelde.
Maar in een tintelt n ie rijzing van lichte
ramen stond het Kurhaus... als vleugjes,
waaiden soms een paar klank*u aan in de
zwijgende parkrust, van de muziek binnen.
btil-gebogen lag ze maar te turen in het
roerlooze donk<r, zacht gingen haar gedachten,
heen en weer, als in 'n schommeling... aan
huis en aan hun dorpje, ver weg, in Bohe
men ... en dat ze hem nu niet gezien had,
vaidfag.. .
En 'n verlangen kwam opgezweefd in haar
denken, 'n wazig verlangen, ze wist niet
waarnaar; alleen voelde ze 't even als iets
droefs, 'n ijle ontroering in de wondere stilte.
Toen hal hij Sneers, als een schaduw, naast
haar gestaan. En in 'n krampige schrik was
ze overeind gesprongen, zag hem ineens met
wijd open oogt n in z'n gezichr, dat
rustiglaehend haar aankeek.
Verlegen zei ze 'm goeden avond, ging
weer leunen in de vensterbar k. Maar hij kwam
naast haar staan en ze hoorde z'n stem maar
vlak bij zich, of ze nu niet 's rnet hem mee
ging, een klein eindje loopen, door 't park?
Ze zei nee, bang toe te geven aan de ver
leiding, die sleepte in z'n woorden; toen
leunde L ff zacht z'n arm om haar, kwam nog
dichter bij haar, al n>aar vragend of ze hem
nu dat kleine genoegen niet wou doen. . . En
ze begreep zelf niet, hoe ze hem dat liet
doen, ze wou 'm terugstooten, zich losmaken
uit die teer haar omtastenden greep. Maar
ze kon niet, ze voelde haar verlangen nu
opslaan tot een hevig willen om met 'in
mee te gaan, ze wou het neerdrukken, nee
zeggen, maar 't joeg irr haar op, 'u onweer
staanbare drang om naast 'rn te ga»ii, om
hem alleen, zonder rnenschen, naast zich ie
hebbeu en zich te laten oinstreelen door z'n
zachte stem.
Toen, of 't heel gewoon was, ging ze met
hem mee, de trap at', naar buiten.
Ze liep vlak naast htrn, los hield hij z'n
arm door de hare. En ze durfde ijieta zeg
gen, ;:e zou niet geweten hebben wat. . .
telkens voelde ze, heel even, heel zacht, de
diuk van z'n arm. en dan hoorde ze z'n stem,
of ze naar 't bosch zouden gaan, naar et n
bankje, dat hij wist. Ze gaf geen antwoord,
liep bang, als in 'n droom voort, en ze was
blij, dat ze heelemaal weg was in het dikke
donker.
Ze kwamen in het bosch ... de hooge wijd
heid van de nacht zakte toen ineers neer
to; een zwarte welving, vol van donker
lakkengewar, nitast hen, over hen, ze kou 't
niet zit-n haast . . . maar ze voelde de dichtheid
om zichjdof dompten huu stappen op het zand
pad, dat ze wist dat ouder haar voeten was.
Soms kraakte er ircjns kort-scherp een takje
of er sidderde een hagjdigje weg in de
ritseler.de blaren.
Eu t:- liep maar gtil naast hem mee, hctl
hun werk als de herdenking aan een schoone,
intieme reis, met tot achtergrond onzer ge
dachten $öms het stille gothieke Brugge,
eèms ook het woelige, weidscbe Antwerpen
met zijn rumoerige dokken en het volle leven
van groote koopmanstad.
Langs den stroom" de Meyere voert
ons door het vlakke land der dijken en pol
ders, het lage, eindelooze !and met die
geheimzinEig-teedere avonden over het stille
water,met altijd,dichtbij geveten.denbreeden,
effen stroom, waar ginds, heel ver zoodac
alleen in stille uren het geheier der oude
klokken, het langgerekte gttluit der
stoomschepen de eenzaamheid breekt Antwerpen
ligt met de reuzen-schepen en zijn wereld-,
verkeer; alleen vak-bij klinkt soms even het
geklep der dorpsklokken, der kleine, liefelijke
dorpen met hun -vreedzame namen:
Meeldert, Leest, Ruysbrotck, waarin nog een klank
ligt van heel oude melodie.
Het is weer het land het gebenedijde!
van Gezelle, den landtlijken pastoor, van
Strtuve's, den landelijken kunstenaar, maar
wij zien dat land bij de Meyere gewoner,
alledaag;cher, ook zonder het mystiek po
tische van eenvoudige vrome zielen; de
Meyere be-chouwt aandachtig het land en
het volk, beluistert hun taal en hun
liedekens als een vreemdeling, die, bekoord door
het simpele van dingen en rner.schen, eeu
wijle uitrust aan den weg en geheel verdiept
raakt in de aanschouwing van zóó ?eel onge
kend schoon; het schoone plotseling zóó te
zien, is hem een openbaring gewee;t; het heeft
hem sterk aangegrepen en hij wordt niet
inoele te vertellen van zijn heerlijke onver
wachte vondst. En telken? gait by terug
naar die gewi ri^, alledaagsche mer sche* vaa
langs den ttroorn, de schippers, zoetelaara
en werf-werkers, praat met hen en wordt
hun vriend, luistert uren lang naar hun
leutig gesnap en geniet mét hen hij be
wust, zij onbewust van de vreemde geluiden
en vreemde kit uren van dat schoone, wijde
land.
Ik luisterde.. .
En ik hoorde ze vertellen in simpele,
barbaarsche beelden, als oude wijden, over de
gebeurtenissen van den dag, over het schip
dat strandde en o /er den schipper, die zijn
laatste reis ondernam, de reis die wij alle
maal eens zullen maken en waarvan niemand
wederkeert. Ik hoorde ze spreken over die
groote reis als over een goede boert, als over
het laatste levensavontuur, dat hun niet een
maal eendelijk schiJLt, maar hun altijd meer
en meer aantrekt, altijd meer en meer, naar
mate zij ouder worden."
De .Vleijere vat hun gedach'en, het kit in
ge.eef hucner bedompte.onwillige zielen,?ziet
Over het land, de nevels, dij kwijnen de
wolken-luchten, die openbreken voor de stra
len van een gouden zon rnaar Streuvels
daarentegen is de aitiest van het land zelve,
van den grond, van rnens^ii en dier in hun
ruige verschijningen ; voor hem bestaat geen
heerlijker droom, geen goud^ner illusie, gesn
hoogere schoonheid, geen begeerlijker kunst,
geen liefelijker gedachte dan het leven, zoo
vlak rond zijn voeten ea onder zijn oogen,
altijd en overal. Maar de Meijere kent andere
schoonheden, kent de schoonheid der stad,
kent de kunst van vroegere eeuwen en andere
geslachten. De Meijere heeft zich ingeleefd'
in het bestaan en het denken van dat volk,
maar bij is er niet uit voortgekomen, niet in
opgegrosid ; hij heeft het moeten beluisteren,
moeten bestudeeren, hij heeft het gezocht; hij
heeft het gegeven zijn groote lit-fde en zija,
eerlijke bewondering toen zijn kunstenaarsoog
hem de schoonheid had geopenbaard ; maar
Stijn Streuvels was al n met dat valk en dat
land vóór de artiest in hem zich de
schooneven voelde ze 'n vleugje van schaamte dat
ze uu zoo maar ID het donker wandelde met
een vreemden jongen,... maar 't wuifde weer
weg, 't was alles zoo onwerkelijk, haast 'n
onbewustheid; ze zag haar beenen niet gaan,
ze voelde ze telkens weer op den grond,
lederen stap. Hij praatte al maar zacht tegen
haar, ze liet zich omklinken door z'n etem,
en een vreemde ontroering kwam in haar
rijzen, 'n verlangen dat hoog-ijl oprankte en
als bleef hangen in ademloos, zwevend
wachten.
En tastend in het donker vonden ze 't
bankje. Toen kwam hij naist baar zitten, en
schoof heel langzaam, heel zacht z'n arm
achter baar. Ze liet 't stil toe, ze wist niet,
wat er nu ging groeien uit haar verlangen,
waarop ze zoo be«end wachtte ...
En ze zat te luisteren, hoe hij *>]ak bij haar,
haar maar steeds zei, hoe blij hij was dat ze
met hem mee was gegaan en hoe lang hij
hierop nu al gewacht had.
Toen, met een plotsen i uk, drukte hij haar
tegen zich aan, zoende haar ineens fel op
haar mond. En dat schokte baar als met eea
slag op, woest rukkend schoof ze achteruit,
maar vlak bij ZE g ze ineecs z'n gezicht, z'n
begeerende oogen die al maar meer naar baar
toe schenen te komen.
En haar stil-wachtend ve-langen scheurde
plots open, 't werd een angst, een dolle vrees
voor dien vreemden man, waar ze zoo alleen
mee in het donkere bosch was, en die haar
zoenen wou.
Toen vloog ze overeind, hij wilde ze
naloopen, maar in haar stomme angst
sloegze naar waar ze z'n oogen zag blinken, ze
voelde haar hand neerkomen op z'n warm.
gezicht, hoorde hem roeper.. .. Maar ze was
al weggerend, wild vloog ze door het donker,
telkens viel ze over de lage takken, of ze
bonsde tegen een boom.... maar hijgend
jot=g ze door, tot ze, ineens als een verade
ming, zich voel ie op het open parkveld.
Ia n ren rammelde ze de trappen van het
Badhuis op; tot ze tindeüjk, angs:-billend
in haar kamertje was. Buiten, vlak bij door
't open raam, was de donkere nacht, zacht
drensde de muziek van uit het verre, lichte
Kurhaus.
En in de wiegende nachtttilte van het
karnerije, nu ze .veiiig zich voelde achter de
goed dichte deur, gulpte ine«ns de smart over
het gebeurde in haar op. Ze kon zich nu niet
meer denken waarom ze met hem mee was
gegaan, hoe ze in zoo'n tevend verlangen naast
hem had geloopen .... 't was alles ineens zoo
ver van haar ; alleelf dat ne was vlak bij, 'n
fe Ie werkelijkheid. En in de stilte van de
nacht, voelde zij zich nu zoo alleen, zoo heel ver
verlaten, zonder Lulp, dat ze zich voorover
liet valb-n op haar bed en maar snikte,
snikte, van drotf verlangen naar huis....
Luiten was do wijde stilte; soms, als een
wuiving, vleugelen 'n paar tonen aan uit het
lichte Kurhaus.
J