Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907.
VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O:n_cLer redactie -venn. IMIr. ZEI. IF. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, btf vooruitbetaling, ...... mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Zondag 10 November
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
AnnonCL's uit Duitschlauil, Oostenrijk en Zwitserland \vortleu uitsluitend aangenomen door de firma
Kl'DOLF MOSSK te Keulen en door alle filialen de::er firma. De prijs per regel is 40 Pfeanig,
INHOUD:
VAN VERRE ES VAN NABIJ: Bureau
cratie, door Ambtenaar. Grondwetsher
ziening, door d. K. Gemeentebelangen,
door L. Simons. SOCIALE AANGELE
GENHEDEN: Het goed recht van Unitas",
door X.X.X. FEUILLETON: De won
derbare avonturen van den prins van Cynthi
en van z\jn vriend Satnrnuj, door Charles
van Lerberghe. - KUNST EN LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. VOOK DAMES: Victoria de
Goede", door J. K. v. d. Veer. ALLERLEI,
door Caprice. UIT DE NATUUR, door
E. Heimans. Isadora Duncan, door Hein
Boeken. Blind en doofstom tegelijk",
door H. J. Lenderink, met af b., beoordeeld
door Willem P. J. M. v. d. Heuvel.
Japansche kunst, met af b. door R. Ten
toonstelling van teekeningen in Arti, door
W. Steenhoff. David Oyens (Brussel), door
Plasschaert. Feministische Bataven, II, door
dr. H. E. van Gelder. INANCIEELËEN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en V. d. S. Waarom ook in
Holland niet?, II, (slot), door dr. H. E.
Gieve. INGEZONDEN. -
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTEN
TIËN.
Bureaucratie.
De meeste menschen weten niet wat
dit voor 'n beest is. Als ze hot hooren
noemen, denken ze aan iets geks: aan
staaltjes (zooals men ze nu en dan ia
de bladen lee'st) van langdradigheid,
papier- en tijdvermorsing, aan iets, wat
over veel schijven loopt, aan een omslag,
waarin het eigenlijke ding zoek raakt
staaltjes, irritant voor wie er mee in
aanraking komt, lachwekkend voor wie
ze hoort of leest. Maar dit is toch maar
de grappige kant van de zaak. Wie er
niet meer van weet, heeft den draak
fezien op een plaatje, waar hij een
luchtig beest lijkt. Maar hij heeft niet
zijn klauwen gevoeld en is niet
bezwadderd door zijn giftigen adem.
De bureaucratie is stelsel van gezag.
Als nu het gezag gediend wordt ter
wille van een groote idee, of voortspruit
uit een, nog levende, traditie, of geba
seerd is op de moreele of intellectueele
eigenschappen van zijn drager, dan heeft
het steun in zichzelf, maar als het eerste
en tweede ontbreekt, terwijl men toch
ook maar niet willekeurig beschikken
kan over een quantum moreel en intel
lectueel hoogstaande menschen, dan moet
het gezag hoog gehouden" worden. Het
gezag hoog houden"; dat is dan ook het
groote woord en de eerste stelregel bij
alle ambtenarij.
Dit gaat volgens een eigenaardige en
beproefde methode, de hiërarchische iveg
genaamd. Ieder ambtenaar nl. staat
onder een chef, die voor een groot deel
zijn ambtenaarslot in handen heeft, die
voor hem de vertegenwoordiger is van
het hoogste gezag, waarmee hij bijna
nooit direkt in aanraking komt, die
gehoord wordt over zijn promotie, die
hem op vele wijzen donderen" kan, als
hij kwaad wil. Deze chef staat op zijn
beurt óók onder een chef; die heeft een
nog hoogere boven zich. Het zit in elkaar
als die Indische doosjes, waar weer kleinere
doosjes in zitten. Het komt op uit het
duister en verliest zich in het duister,
want de hoogste chef van een tak van
dienst staat onder zijn minister en de
minister onder de Kamer en het kamerlid
is afhankelijk van zijn kiezers. Dit wil
zeggen, dat er, toevallige omstandigheden
daargelaten, geen persoonlijkheid achter
zit, geen superieure leiding of geestelijke
macht. Vandaar papier, papier en nog
eens papier: voorschriften, wetten, regle
menteering van allea en nog wat. (Want
waar de geest niet is, daar is natuur
lijk de letter). JS"u heeft zooals reeds
gezegd werd ieder ambtenaar alleen
te maken met zijn. onmiddellijken chef.
Hij mag bij een hoogere zich over een
onrechtvaardigheid van zij n chef beklagen,
maar die krijgt eerst zijn beklag in handen,
zendt het met zijn uitlegging van de
zaak verder, heeft de gelegenheid er
zich ook nog, buiten den ander om,
mee bezig te houden. De mindere tegen
over zijn meerdere moet openbaar zijn,
de meerdere tegenover zijn mindere kan
op verschillende wqzen in het donker
werken. Krijgt hij, ondanks al deze
punten, die hij vóór heeft, en ondanks
de natuurlijke neiging van zijn supe
rieuren om hem, als mede-drager van het
gezag, hun gezag, te handhaven, onge
lijk, weest er zeker van, dat hij het
dan ook dubbel en dwars en nog eens
héft! dan is de hem toegediende
berisping geheim", want het gezag moet
hoog gehouden worden. Wat echter aan
loon of straf den ondergeschikte toekomt,
gaat door zijn handen.
Zoo. is het stelsel, en, gegeven de om
standigheden, moet het wel zoo zijn. In
de meeste gevallen loopt het heel ge
moedelijk. Een ambtenaar wordt al gauw
een bizonder soort mensch zie hem
maar eens, als hij oud is, als de
ambtenaarsplooi zich gezet heeft , hij wordt
door het stelsel opgevoed; het is een
dressuur. Maar, als het niet goed gaat,
dan gaat het erg slecht ook. Als het
gevaarlijke bureaucratische beest goed
loskomt, dan komt er heel wat te kijk:
men heeft dat gezien in de
Dreyfusaffaire. Maar wie telt de kleine, in den
naasten kring alleen bekend geworden
affaire-tjes, heel wat minder ernstig
een verplaatsing, een achteruitzetting, een
langdurig kwellen o! heel wat minder
romantisch.... Maar toch soms van een
stille tragiek, het slachtoffer vervullend
met een somberen wrevel, die misschien
over een heel leven een schaduw werpt,
een akelig en blijvend gevoel van onmacht
veroorzaakt.
Bijna alle ambtenaren kennen wel van
die gevallen. Als zoo'n chef het zijn
niet altijd geschikte menschen voor het
baantje een dienstklopper, een eer
zuchtige is, dan kan hij het leven van
zijn ambtenaren aardig vergiftigen, dan
drukt hij op wie onmiddellijk onder hem
staan, en die moeten op hun beurt weer
drukken op wie onder hen staan, en dan
wordt de heele geestelijke atmosfeer
verpest. Of als zoo'n chef ik pak maar
een voorbeeld uit de ervaring een
domkop is, voor zijn werk afhankelijk
van zijn eerst-ondergeschikte, dan zal
hij daarvoor iemand willen hebben, zoet en
mak genoeg om van de positie geen mis
bruik te maken, en dan worden er soms
rare intriges aangewend om zoo iemand te
krijgen of te houden of een minder
gewenschte te verwijderen. Dikwijls ook
zal zoo'n man, oin zijn eigen onbehol
penheid en onwetendheid te bemautelen,
en desondanks zijn ondergeschikten er
onder" te houden, een bizonder lastig
potentaat zijn; hij zoekt het dan in het
kleine en verdient zijn tractement met
anderen te hinderen en hun het leven
onaangenaam te maken. Of als zoo'n chef
een wat groot gevoel van eigen belang
rijkheid heeft ach, in den dienst, in zijn
bevoorrechte positie, zijn altijd stokken
te vinden om den hond te slaan, die
niet mooi genoeg opzit en pootjes geeft.
Er zijn takken van dienst, waar alles nog
al erg gereglementeerd is; daar zijn altijd
kleinigheden te vinden, die aanleiding
kunnen zijn tot donderen" en er zijn
voorbeelden, dat een goed ambtenaar
genegerd" wordt door een chef, die wat
bekwaamheid aangaat, in zijn schaduw
niet staan kan. En zoo zou ik kunnen
voortgaan en veel ambtenaren zullen dit
meesmuilend lezen en er namen bij
noemen.
Deze dingen komen overal voor, zegt
iemand. Nergens in die mate als in de
ambtenarij, want dat ia de speciale grond
voor dit soort van gewas. Het stelsel
brengt het voort en maakt den bloei er
van mogelijk.
Het is het stelsel van den hi
rarchischen weg" en het is het stelsel van
het geheim". Men kan de geheime
conduitestaten afschaffen, ach, het eonige
gevolg ervan is, dat de vroeger geheime
conduitestaten openbaar worden; maar
direct komen er andere geheime
mededeelingen naast. Het stelsel brengt het
geheim mee, het kan er niet buiten,
Treurig kan het lot zijn van den man
van geest en vuur, den man met wat
sterk gevoel van onafhankelijkheid, die,
als ondergeschikte, in dit stelsel is verzeild
geraakt, die niet zoo gemakkelijk aan
het gareel went, die min of meer een
vreemde eend in de bijt is. Eigenlijk
komt het er niet op aan, waarin dit
vreemde zit: de een of andere
karakteronaangenaamheid, als wellicht de aller
eerste oorsprong van de Dreyfusaffaire
was, of een uitmiddelpuntigheid van
edeler aard een vreemde vogel komt
maar slecht te pas in deze volière. En
het leven kan voor zoo iemand heel lastig
worden en wel erg somber, zoodat hij
zich dikwijls afvraagt of de armoe niet
beter zou zijn....
Er zijn echter twee lichtpunten.
Het eerste is dit: dat de macht der
persoonlijkheid een enkelen keer sterker
kan blijken dan stelsel en sleur. Een
mooi voorbeeld daarvan zien we bij een
tak van dienst, waarbij het laisser aller,
de heerschappij van kleine potentaatjes,
elk in zijn eigen ressort, de
lapmiddeltjcs, welke zoo eigenaardig bij het stel
sel hooren, allengs, bij de uitbreiding
van dien dienst, een verwarring had
den geschapen van zulk een omvang,
dat een langdurige studie noodig was
om van de ingewikkelde en dwaze toe
standen, die hier heerschten er wordt
gesproken van Posterijen en Telegrafie
op de hoogte te komen. Daar kwam nu
een man aan het roer van wil en karak
ter en groote werkkracht. En nu is het
eigenaardig hoe deze man, die wat doen
wou en kon, tegen het stelsel moest
optornen, waarin hij ging leven, de hiërar
chie in menig opzicht een trap moest
geven, en vanzelf aansluiting ging zoe
ken bij het corps zelf. Met welk ge
volg? Men lette maar eens op den
toon in de vakpers en in de
vereenigingen, op den geest in dit corps, nu en
vroeger.
En het tweede is dit: in dit groote
ambtenaarscorps, hier, zoowel als in
andere takken van dienst, begint lang
zamerhand een nieuw geslacht op te
komen en beginnen nieuwe ideeën zich
baan te breken. Nog heul wat zal moeten
veranderen, maar als nu daarbij komt
de invloed van een krachtige persoon
lijkheid, dan kan er wel wat goeds ge
beuren. Want het is de tijd, waarin zulke
menschen werken kunnen, en de tijd
zelf werkt met hen mee.
AMHTKXAAR.
Grondwetsherziening.
Toen dit ministerie optrad, bij een
meerderheid links in de Tweede Kamer
van niet meer dan 2 stemmen, en een
sterke meerderheid rechts in de Eerste
Kamer, ware het eisch geweest zich als
een kabinet ad hoe aan te bieden, uit
sluitend om door Grondwetsherziening
een parlementaire regeering mogelijk te
maken.
Men weet, het heeft dat niet gewild.
Wel verre van dezen eenigen logischen
weg in te slaan, ten einde het
constitutioneele tot zijn recht te brengen, greep
het naar de portefeuilles, om, als ware er
geen wolkje aan de lucht, voor een heel
poosje zich door het zonnetje te laten
beschijnen, en vast rekenende op besten
dig mooi weer, beloofde het aan hef, <>md
van de cierjaar een Grondwetsherziening!
Het behoefde niet lang te duren, of daar
bleek dan feitelijk, dat een regeeren met
een, naar de meerderheid, ter linkerzijde
staande Tweede Kamer, en een, naarde
meerderheid, ter rechterzijde staande
Eerste Kamer,niet zonder ongelukken kon
volvoerd worden. Bij zuivere partij-stem
ming viel Staal's voorstel omtrent het
blijvend gedeelte, in de Eerste Kamer.
Het ministerie beschouwde dit als de
verwerping van een deel van het
regeeringsprogram en bood zijn ontslag
aan. Zoo ooit dan was toch zeker nu het
oogenblik aangebroken, om, met het oog
op de gebleken onmogelijkheid van met
zulk een Eerste en Tweede Kamer ernstig
werk te verrichten, allereerst Grondwets
herziening te eischen. Maar neen, het
kabinet liet ten slotte eenvoudig Staal in
den steek, en nam de portefeuilles weer
op, alsof er niets gebeurd ware.
Vervolgens kwam de verkiezing; voor
de Provinciale Staten. De uitslag was
voor de llegeering verpletterend. De
onderstelling, dat bij een nieuwe
parlements-verkiezing de
regeeringsmeerderheid aanzienlijk sterker zou worden, zag
zij volkomen te niet gedaan. Het chao
tisch meerderheidje zou, indien men het
aan Kamer-ontbinding waagde, zonder
twijfel in een minderheid verkeeren.
Nu scheen dan toch wel het eind van
dit kabinet gekomen. Wat kon het anders
doen dan heengaan, of door een oproep van
de kiezers om een nieuwe Tweede Kamer
samen te stellen, nogmaals te doen uit
maken of het eenig recht had de Regee
ring te blijven voeren. En zich te hand
haven zonder recht, staat het in deze niet
gelijk met zijn hoogsten plicht met voeten
te treden? Maar ook thans spotte het
met constitutioneelen zin. Het zou zich
niet van de portefeuile laten slaan, zoo
min als hongerige kraaien in den winter,
die aas zien of ruiken, zijn te verjagen.
En als ware het noodig hun nog een
aanleiding te geven, om na het reeds
zoolang krachteloos en karakterloos han
gen aan den zetel, zich terug te trekken,
stemde de Tweede Kamer het ontwerp
tot stichting van een fonds ter spoediger
afwerking van de stelling-Amsterdam
af. Nu werd er, zoo luidde de opmerking
van het Centrum, dan toch werkelijk
een deel van hot regeeringsprogram
verworpen, en, aldus vroeg het blad,
waar het ministerie om zulk een reden
bij de Staalgeschiedenis zijn ontslag
meende te moeten aanbieden, wat zal
dan thans het gevolg zijn ?
Aanstonds was de Standaard er bij,
om het ministerie, dat het gaarne nog
iets ziet aanblijven, wijl een aanvaarding
van het bewind den kerkelijken zeer onge
legen zou komen, aan te moedigen vooral
toch om dit gevalletje niet heen te gaan.
De Kamer wil de stelling Amsterdam wel
behouden, alleen maar iets langzamer
afwerken, zoo heette het, en waarom
zoudt ge dit als een principieele quaestie
aangaande uw program opvatten? Alsof
een ministerie, overtuigd van de nood
zakelijkheid om niet over eerst tien,
maar reeds over vijf jaar gereed te zijn,
met een z. i. alleronmisbaarst deel der
landverdediging, dat verschil van jaren
wel een bijzaak mocht achten!
De Limburger Koerier, die alsmede het
aanblijven van v. Rappard een tactisch
politiek fortuintje" oordeelt, schreef: En
wat het Kabinet betreft, wel, dat heeft
zoo volslagen de wapens gestrekt voor
de oppositie, als men maar denken kan.
Door zijn besluit: Geen crisis, zegt
het aan de rechterzijde: Mijne heeren,
doet met ons, wat ge wilt! We zullen
alles dulden, alles verdragen ..."
Doch ook zulk een positie is dit minis
terie goed. Het denkt aan geen heen
gaan ... integendeel, het gevoelt zich
nu eerst recht frisch. Want hoeveel
vernederends het ook wedervaren moge
hebben in zijn kort bestaan, en van
hoeveel zwakheid het blijk moge hebben
gegeven, het zal dat alles doen vergeten nu
het komt met... Grondwetsherziening.
Ziedaar dan de krachtdaad, waardoor
liet bewijs geleverd zal worden hoe het
ontembaar bloed dit negental door de
aderen bruist, zoodat zij eerst afscheid
zullen nemen na het Nederlandsche volk
tot een hooger politiek standpunt te hebben
opgevoerd; na nieuw leven te hebben
gewekt.
Edoch, met dit middel tot wederge
boorte, wij stelden het reeds in 't licht,
verschijnt ons kabinet veel te laat. Toen
het de portefeuilles overnam, en later bij
het terugkrabbelen, na de ontslag-aan
vraag van Staal kon het nog in de
meening verkeeren,dat
deTweede-Kamermeerderheid van twee stemmen of van
n stem... bij Kamerontbinding aan
merkelijk krachtiger zou worden. De
mogelijkheid scheen niet buitengesloten,
dat het kiezersvolk een meer linksche
Eerste en Tweede Kamer zou wenschen,
en bij een grondwetsherziening onder de
averechtsche verhouding der beide deelen
van het wetgevend lichaam, had dus het
ministerie zich kunnen sterken met de
gedachte, dat het handelde in den geest
van het grootste aantal stemgerechtigden.
Thans echter na den uitslag der verkiezing
voor de Pro v. Staten, heeft juist de
politieke toestand zich geheel ten
nadeele van het kabinet gewijzigd, zoodat
het in schijn als
meerderheids-ministerie, maar inderdaad als
minderheidsministerie zich wel allerminst langer
kan aangewezen achten, tot het aan
bieden van een grondwetsherziening.
Nu is de positie ontstaan hierboven
door de Limburger Koerier geteekend
o. a. met de woorden: Het figuur,
dat de Regeering met dit besluit (geen
crisis) maakt, hebbe ze zelve zich
te verantwoorden." Door zijn besluit:
Geen crisis zegt het aan de rechter
zijde: Mijne heeren doet met ons wat
ge wilt! we zullen alles dulden, alles ver
dragen. ..." Waarop dan dit katholieke
blad lait volgen: Vooral met het oog
op de grondwetsherzieningsplannen kan
de rechterzijde tegen zulk een staat van
zaken geen bedenking hebben."
Nietwaar, zoo is het gevoelen niet
alleen van de Limit. Koerier, maar van
de geheele rechterzijde, waarvoor het
Liinburgsche blad als enfant terrible
spreekt. Natuurlijk: ean groote kerkelijke
meerderheid in de Eerste Kamer; een
kerkelijke meerderheid in het land; een
kabinet on veerkrachtig als een vadoek,
we treden thans niet in een beschouwing
van het ontwerp-grondwets-herziening
zelf een kabinet zóó weinig rekening
houdende met zijn eigen positie en met
den politieken toestand, dat het, als ware
het van alle nadenken ontbloot, aan een
meerderheid in Eerste en Tweede Kamer
van drie vierde, bestaande uit kerkelijken
en conservatieven, een blanco-artikel 80
durft voorstellen dit alles belooft der
rechterzijde niets anders dan winst.
O, deze manhaftigheid van nu nog als
grondwetherzieners te willen optreden,
om zich een houding te geven, naar het,
helaas, aloude recept der liberale partij,
volgens hetwelk men het tot het uiterste
toe met zekere kunstjes moet probeeren,
als de slag reeds lang verloren is! Hoe
vesl nationalen tijd zal dit werk vorderen,
om ten slotte, indien het nog tot eenig
gevolg leidt, niets meer te geven dan
een clericale grondswetsherziening, te
aanvaarden als een liberale overwinning,
op de wijze van Pyrrhus behaald!
En de natuurlijke weg was zoo een
voudig. i
Toen de verkiezing voor de Provinciale
Staten, en daardoor ook voor de Eerste
Kamer in kerkelijken geest was uitge
vallen, had de Regeering reeds de Tweede
Kamer kunnen ontbinden, en naar den
uitslag daar van haar gedrag bepalen.
Ware ook dan de meerderheid der Tweede
Kamer "ïaar kerkelijke zijde verplaatst,
zij had met behoud van eere, voorzoover
die bestond, het roer aan de tegenpartij
kunnen overgeven, en deze zou dat
hebben moeten aanvaarden. !
Zoo zou de toestand zuiver zijn geweest,
en zeer in't belang der linkergroepen zelf:
Wat toch baat het op een moment van
kerkelijken voorspoed, onder een kabinet,
waarvan niet de geringste suggestie
uitgaat, zich over te geven aan een
Grondwetsherzieningsgescharrel,dat nooit
iets meer kan brengen, dan wat de kerke
lijken willen toestaan, en wat dus onder
een kerkelijke Regeering evengoed te
bereiken zou zijn? Het is o.i. niet alleen
kraehtsverspilling, maar benadeeling van
eigen zaak.
Neen, wat de coalitie der minderheden
noodig heeft, zij zou dat juist verkregen
hebben door het terugtreden van dit
ministerie voor de kerkelijke meerder
heid, namelijk nog minstens vier jaren
van oefening en sterking onder clericaal
bewind. Het is ten duidelijkste gebleken,
ondanks alle voorstellingen en voorspel
lingen van het tegendeel, dat het kerke
lijk leger nog geenszins geslonken is ten
gevolge van de van 1901?1905 door het
Kuyper-ministerie begane fouten; en zulk
een slinken der tegenpartij ten gevolge
van bedreven misslagen alleen, geeft der
linkerzijde uitzicht op een meer roos
kleurige toekomst dan de tijd, dien zij nu
beleeft. Dwing de kerkelijken dus hun
arbeid te toonen, in plaats van u zelf,
ten hunnen voordeele, te verzwakken in
oneervol, ja schadelijk werk.
Maar welk een onbezonnenheid
terwijl dat leger der kerkelijken
goed als gaaf is gebleven, en
leiders daar staan vervuld van
strijd, een proef te willen nemen of zij
zich ook een contractje in de handen
zouden laten stoppen, dat hun den voor
sprong benam. Toch is dit de allerjongste
ministerieele wijsheid, tenzij men zou
mogen aannemen, dat de heeren zelf het
ook wel een dwaasheid vonden ??maar
zich er niet van durfden afmaken, uit
hoofde van het ter kwader ure gesloten
blanco-verbond. D. K.
nu,
zoo
zijn
den
Gemeentebelangen.
Vaatgewerkt I.
Menschengeheugenis," dat zich wel eens
vergist als 't verklaart nooit zulke strenge
winters" of' zoo warme zomers" gekend te
hebben, menschengeheugenis vergist zich
niet als het zegt, nooit zulke langdurige
Raadszittingen ter behandeling van de be
grooting gekend te hebben. Voegt het dan
daarbij, nooit zulke oppervlakkige
begrootingsdebatten te hebben beleefd, dan heeft
het nog eens meer dan volkomen gelijk.
Uiterlijke omstandigheden allereerst heb
ben daartoe zeker meegewerkt:
De begroeting is dit jaar eenige weken
later in handen gekomen van den Kaad
dan anders, en ze is vergezeld gegaan van
een serie voordrachten die, bestemd om uit
gevoerd te worden in 1908, door B. en "W.
aan de begrooting werden vastgekoppeld.
Jaar in jaar uit worden de stukken, die
den Raad in Augustus plegen te bereiken:
Jaarverslag, Rekening en Begrooting, om
vangrijker, zonder dat echter de inrichting
er op verbetert, of het overzicht krijgen
van den toestand als geheel gemakkelijker
wordt. Wie beginnen wil met zich in al
de bijzonderheden te verdiepen en dan,
door vergelijking met vroegere jaren, zich
een beeld te vormen van 't geheel, moet
beginnen met in Augustus en September
zich zoo wat heelemaal over te geven aan
niets dan Gemeentezaken. Komen dan nog
bizondere voordrachten er bij, dan ontstaat
een ware ophooping. En wie als Raadslid
eenig gevoel van verantwoordelijkheid heeft
voor zijn straks uit te brengen goed- of
afkeuring, kan zich. van dit werk niet
afmaken - zonder meer".
Dit meer" zou dan kunnen bestaan in
het overleg met medeleden. Uitteraard heeft
men in een college van 41 leden speciali
teiten, als gevolg van aanleg en studie,
levensberoep buiten den Raad, maar ook