De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 10 november pagina 1

10 november 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A°. 1907. VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. O:n_cLer redactie -venn. IMIr. ZEI. IF. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, btf vooruitbetaling, ...... mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Zondag 10 November Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 AnnonCL's uit Duitschlauil, Oostenrijk en Zwitserland \vortleu uitsluitend aangenomen door de firma Kl'DOLF MOSSK te Keulen en door alle filialen de::er firma. De prijs per regel is 40 Pfeanig, INHOUD: VAN VERRE ES VAN NABIJ: Bureau cratie, door Ambtenaar. Grondwetsher ziening, door d. K. Gemeentebelangen, door L. Simons. SOCIALE AANGELE GENHEDEN: Het goed recht van Unitas", door X.X.X. FEUILLETON: De won derbare avonturen van den prins van Cynthi en van z\jn vriend Satnrnuj, door Charles van Lerberghe. - KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. VOOK DAMES: Victoria de Goede", door J. K. v. d. Veer. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Isadora Duncan, door Hein Boeken. Blind en doofstom tegelijk", door H. J. Lenderink, met af b., beoordeeld door Willem P. J. M. v. d. Heuvel. Japansche kunst, met af b. door R. Ten toonstelling van teekeningen in Arti, door W. Steenhoff. David Oyens (Brussel), door Plasschaert. Feministische Bataven, II, door dr. H. E. van Gelder. INANCIEELËEN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Waarom ook in Holland niet?, II, (slot), door dr. H. E. Gieve. INGEZONDEN. - DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTEN TIËN. Bureaucratie. De meeste menschen weten niet wat dit voor 'n beest is. Als ze hot hooren noemen, denken ze aan iets geks: aan staaltjes (zooals men ze nu en dan ia de bladen lee'st) van langdradigheid, papier- en tijdvermorsing, aan iets, wat over veel schijven loopt, aan een omslag, waarin het eigenlijke ding zoek raakt staaltjes, irritant voor wie er mee in aanraking komt, lachwekkend voor wie ze hoort of leest. Maar dit is toch maar de grappige kant van de zaak. Wie er niet meer van weet, heeft den draak fezien op een plaatje, waar hij een luchtig beest lijkt. Maar hij heeft niet zijn klauwen gevoeld en is niet bezwadderd door zijn giftigen adem. De bureaucratie is stelsel van gezag. Als nu het gezag gediend wordt ter wille van een groote idee, of voortspruit uit een, nog levende, traditie, of geba seerd is op de moreele of intellectueele eigenschappen van zijn drager, dan heeft het steun in zichzelf, maar als het eerste en tweede ontbreekt, terwijl men toch ook maar niet willekeurig beschikken kan over een quantum moreel en intel lectueel hoogstaande menschen, dan moet het gezag hoog gehouden" worden. Het gezag hoog houden"; dat is dan ook het groote woord en de eerste stelregel bij alle ambtenarij. Dit gaat volgens een eigenaardige en beproefde methode, de hiërarchische iveg genaamd. Ieder ambtenaar nl. staat onder een chef, die voor een groot deel zijn ambtenaarslot in handen heeft, die voor hem de vertegenwoordiger is van het hoogste gezag, waarmee hij bijna nooit direkt in aanraking komt, die gehoord wordt over zijn promotie, die hem op vele wijzen donderen" kan, als hij kwaad wil. Deze chef staat op zijn beurt óók onder een chef; die heeft een nog hoogere boven zich. Het zit in elkaar als die Indische doosjes, waar weer kleinere doosjes in zitten. Het komt op uit het duister en verliest zich in het duister, want de hoogste chef van een tak van dienst staat onder zijn minister en de minister onder de Kamer en het kamerlid is afhankelijk van zijn kiezers. Dit wil zeggen, dat er, toevallige omstandigheden daargelaten, geen persoonlijkheid achter zit, geen superieure leiding of geestelijke macht. Vandaar papier, papier en nog eens papier: voorschriften, wetten, regle menteering van allea en nog wat. (Want waar de geest niet is, daar is natuur lijk de letter). JS"u heeft zooals reeds gezegd werd ieder ambtenaar alleen te maken met zijn. onmiddellijken chef. Hij mag bij een hoogere zich over een onrechtvaardigheid van zij n chef beklagen, maar die krijgt eerst zijn beklag in handen, zendt het met zijn uitlegging van de zaak verder, heeft de gelegenheid er zich ook nog, buiten den ander om, mee bezig te houden. De mindere tegen over zijn meerdere moet openbaar zijn, de meerdere tegenover zijn mindere kan op verschillende wqzen in het donker werken. Krijgt hij, ondanks al deze punten, die hij vóór heeft, en ondanks de natuurlijke neiging van zijn supe rieuren om hem, als mede-drager van het gezag, hun gezag, te handhaven, onge lijk, weest er zeker van, dat hij het dan ook dubbel en dwars en nog eens héft! dan is de hem toegediende berisping geheim", want het gezag moet hoog gehouden worden. Wat echter aan loon of straf den ondergeschikte toekomt, gaat door zijn handen. Zoo. is het stelsel, en, gegeven de om standigheden, moet het wel zoo zijn. In de meeste gevallen loopt het heel ge moedelijk. Een ambtenaar wordt al gauw een bizonder soort mensch zie hem maar eens, als hij oud is, als de ambtenaarsplooi zich gezet heeft , hij wordt door het stelsel opgevoed; het is een dressuur. Maar, als het niet goed gaat, dan gaat het erg slecht ook. Als het gevaarlijke bureaucratische beest goed loskomt, dan komt er heel wat te kijk: men heeft dat gezien in de Dreyfusaffaire. Maar wie telt de kleine, in den naasten kring alleen bekend geworden affaire-tjes, heel wat minder ernstig een verplaatsing, een achteruitzetting, een langdurig kwellen o! heel wat minder romantisch.... Maar toch soms van een stille tragiek, het slachtoffer vervullend met een somberen wrevel, die misschien over een heel leven een schaduw werpt, een akelig en blijvend gevoel van onmacht veroorzaakt. Bijna alle ambtenaren kennen wel van die gevallen. Als zoo'n chef het zijn niet altijd geschikte menschen voor het baantje een dienstklopper, een eer zuchtige is, dan kan hij het leven van zijn ambtenaren aardig vergiftigen, dan drukt hij op wie onmiddellijk onder hem staan, en die moeten op hun beurt weer drukken op wie onder hen staan, en dan wordt de heele geestelijke atmosfeer verpest. Of als zoo'n chef ik pak maar een voorbeeld uit de ervaring een domkop is, voor zijn werk afhankelijk van zijn eerst-ondergeschikte, dan zal hij daarvoor iemand willen hebben, zoet en mak genoeg om van de positie geen mis bruik te maken, en dan worden er soms rare intriges aangewend om zoo iemand te krijgen of te houden of een minder gewenschte te verwijderen. Dikwijls ook zal zoo'n man, oin zijn eigen onbehol penheid en onwetendheid te bemautelen, en desondanks zijn ondergeschikten er onder" te houden, een bizonder lastig potentaat zijn; hij zoekt het dan in het kleine en verdient zijn tractement met anderen te hinderen en hun het leven onaangenaam te maken. Of als zoo'n chef een wat groot gevoel van eigen belang rijkheid heeft ach, in den dienst, in zijn bevoorrechte positie, zijn altijd stokken te vinden om den hond te slaan, die niet mooi genoeg opzit en pootjes geeft. Er zijn takken van dienst, waar alles nog al erg gereglementeerd is; daar zijn altijd kleinigheden te vinden, die aanleiding kunnen zijn tot donderen" en er zijn voorbeelden, dat een goed ambtenaar genegerd" wordt door een chef, die wat bekwaamheid aangaat, in zijn schaduw niet staan kan. En zoo zou ik kunnen voortgaan en veel ambtenaren zullen dit meesmuilend lezen en er namen bij noemen. Deze dingen komen overal voor, zegt iemand. Nergens in die mate als in de ambtenarij, want dat ia de speciale grond voor dit soort van gewas. Het stelsel brengt het voort en maakt den bloei er van mogelijk. Het is het stelsel van den hi rarchischen weg" en het is het stelsel van het geheim". Men kan de geheime conduitestaten afschaffen, ach, het eonige gevolg ervan is, dat de vroeger geheime conduitestaten openbaar worden; maar direct komen er andere geheime mededeelingen naast. Het stelsel brengt het geheim mee, het kan er niet buiten, Treurig kan het lot zijn van den man van geest en vuur, den man met wat sterk gevoel van onafhankelijkheid, die, als ondergeschikte, in dit stelsel is verzeild geraakt, die niet zoo gemakkelijk aan het gareel went, die min of meer een vreemde eend in de bijt is. Eigenlijk komt het er niet op aan, waarin dit vreemde zit: de een of andere karakteronaangenaamheid, als wellicht de aller eerste oorsprong van de Dreyfusaffaire was, of een uitmiddelpuntigheid van edeler aard een vreemde vogel komt maar slecht te pas in deze volière. En het leven kan voor zoo iemand heel lastig worden en wel erg somber, zoodat hij zich dikwijls afvraagt of de armoe niet beter zou zijn.... Er zijn echter twee lichtpunten. Het eerste is dit: dat de macht der persoonlijkheid een enkelen keer sterker kan blijken dan stelsel en sleur. Een mooi voorbeeld daarvan zien we bij een tak van dienst, waarbij het laisser aller, de heerschappij van kleine potentaatjes, elk in zijn eigen ressort, de lapmiddeltjcs, welke zoo eigenaardig bij het stel sel hooren, allengs, bij de uitbreiding van dien dienst, een verwarring had den geschapen van zulk een omvang, dat een langdurige studie noodig was om van de ingewikkelde en dwaze toe standen, die hier heerschten er wordt gesproken van Posterijen en Telegrafie op de hoogte te komen. Daar kwam nu een man aan het roer van wil en karak ter en groote werkkracht. En nu is het eigenaardig hoe deze man, die wat doen wou en kon, tegen het stelsel moest optornen, waarin hij ging leven, de hiërar chie in menig opzicht een trap moest geven, en vanzelf aansluiting ging zoe ken bij het corps zelf. Met welk ge volg? Men lette maar eens op den toon in de vakpers en in de vereenigingen, op den geest in dit corps, nu en vroeger. En het tweede is dit: in dit groote ambtenaarscorps, hier, zoowel als in andere takken van dienst, begint lang zamerhand een nieuw geslacht op te komen en beginnen nieuwe ideeën zich baan te breken. Nog heul wat zal moeten veranderen, maar als nu daarbij komt de invloed van een krachtige persoon lijkheid, dan kan er wel wat goeds ge beuren. Want het is de tijd, waarin zulke menschen werken kunnen, en de tijd zelf werkt met hen mee. AMHTKXAAR. Grondwetsherziening. Toen dit ministerie optrad, bij een meerderheid links in de Tweede Kamer van niet meer dan 2 stemmen, en een sterke meerderheid rechts in de Eerste Kamer, ware het eisch geweest zich als een kabinet ad hoe aan te bieden, uit sluitend om door Grondwetsherziening een parlementaire regeering mogelijk te maken. Men weet, het heeft dat niet gewild. Wel verre van dezen eenigen logischen weg in te slaan, ten einde het constitutioneele tot zijn recht te brengen, greep het naar de portefeuilles, om, als ware er geen wolkje aan de lucht, voor een heel poosje zich door het zonnetje te laten beschijnen, en vast rekenende op besten dig mooi weer, beloofde het aan hef, <>md van de cierjaar een Grondwetsherziening! Het behoefde niet lang te duren, of daar bleek dan feitelijk, dat een regeeren met een, naar de meerderheid, ter linkerzijde staande Tweede Kamer, en een, naarde meerderheid, ter rechterzijde staande Eerste Kamer,niet zonder ongelukken kon volvoerd worden. Bij zuivere partij-stem ming viel Staal's voorstel omtrent het blijvend gedeelte, in de Eerste Kamer. Het ministerie beschouwde dit als de verwerping van een deel van het regeeringsprogram en bood zijn ontslag aan. Zoo ooit dan was toch zeker nu het oogenblik aangebroken, om, met het oog op de gebleken onmogelijkheid van met zulk een Eerste en Tweede Kamer ernstig werk te verrichten, allereerst Grondwets herziening te eischen. Maar neen, het kabinet liet ten slotte eenvoudig Staal in den steek, en nam de portefeuilles weer op, alsof er niets gebeurd ware. Vervolgens kwam de verkiezing; voor de Provinciale Staten. De uitslag was voor de llegeering verpletterend. De onderstelling, dat bij een nieuwe parlements-verkiezing de regeeringsmeerderheid aanzienlijk sterker zou worden, zag zij volkomen te niet gedaan. Het chao tisch meerderheidje zou, indien men het aan Kamer-ontbinding waagde, zonder twijfel in een minderheid verkeeren. Nu scheen dan toch wel het eind van dit kabinet gekomen. Wat kon het anders doen dan heengaan, of door een oproep van de kiezers om een nieuwe Tweede Kamer samen te stellen, nogmaals te doen uit maken of het eenig recht had de Regee ring te blijven voeren. En zich te hand haven zonder recht, staat het in deze niet gelijk met zijn hoogsten plicht met voeten te treden? Maar ook thans spotte het met constitutioneelen zin. Het zou zich niet van de portefeuile laten slaan, zoo min als hongerige kraaien in den winter, die aas zien of ruiken, zijn te verjagen. En als ware het noodig hun nog een aanleiding te geven, om na het reeds zoolang krachteloos en karakterloos han gen aan den zetel, zich terug te trekken, stemde de Tweede Kamer het ontwerp tot stichting van een fonds ter spoediger afwerking van de stelling-Amsterdam af. Nu werd er, zoo luidde de opmerking van het Centrum, dan toch werkelijk een deel van hot regeeringsprogram verworpen, en, aldus vroeg het blad, waar het ministerie om zulk een reden bij de Staalgeschiedenis zijn ontslag meende te moeten aanbieden, wat zal dan thans het gevolg zijn ? Aanstonds was de Standaard er bij, om het ministerie, dat het gaarne nog iets ziet aanblijven, wijl een aanvaarding van het bewind den kerkelijken zeer onge legen zou komen, aan te moedigen vooral toch om dit gevalletje niet heen te gaan. De Kamer wil de stelling Amsterdam wel behouden, alleen maar iets langzamer afwerken, zoo heette het, en waarom zoudt ge dit als een principieele quaestie aangaande uw program opvatten? Alsof een ministerie, overtuigd van de nood zakelijkheid om niet over eerst tien, maar reeds over vijf jaar gereed te zijn, met een z. i. alleronmisbaarst deel der landverdediging, dat verschil van jaren wel een bijzaak mocht achten! De Limburger Koerier, die alsmede het aanblijven van v. Rappard een tactisch politiek fortuintje" oordeelt, schreef: En wat het Kabinet betreft, wel, dat heeft zoo volslagen de wapens gestrekt voor de oppositie, als men maar denken kan. Door zijn besluit: Geen crisis, zegt het aan de rechterzijde: Mijne heeren, doet met ons, wat ge wilt! We zullen alles dulden, alles verdragen ..." Doch ook zulk een positie is dit minis terie goed. Het denkt aan geen heen gaan ... integendeel, het gevoelt zich nu eerst recht frisch. Want hoeveel vernederends het ook wedervaren moge hebben in zijn kort bestaan, en van hoeveel zwakheid het blijk moge hebben gegeven, het zal dat alles doen vergeten nu het komt met... Grondwetsherziening. Ziedaar dan de krachtdaad, waardoor liet bewijs geleverd zal worden hoe het ontembaar bloed dit negental door de aderen bruist, zoodat zij eerst afscheid zullen nemen na het Nederlandsche volk tot een hooger politiek standpunt te hebben opgevoerd; na nieuw leven te hebben gewekt. Edoch, met dit middel tot wederge boorte, wij stelden het reeds in 't licht, verschijnt ons kabinet veel te laat. Toen het de portefeuilles overnam, en later bij het terugkrabbelen, na de ontslag-aan vraag van Staal kon het nog in de meening verkeeren,dat deTweede-Kamermeerderheid van twee stemmen of van n stem... bij Kamerontbinding aan merkelijk krachtiger zou worden. De mogelijkheid scheen niet buitengesloten, dat het kiezersvolk een meer linksche Eerste en Tweede Kamer zou wenschen, en bij een grondwetsherziening onder de averechtsche verhouding der beide deelen van het wetgevend lichaam, had dus het ministerie zich kunnen sterken met de gedachte, dat het handelde in den geest van het grootste aantal stemgerechtigden. Thans echter na den uitslag der verkiezing voor de Pro v. Staten, heeft juist de politieke toestand zich geheel ten nadeele van het kabinet gewijzigd, zoodat het in schijn als meerderheids-ministerie, maar inderdaad als minderheidsministerie zich wel allerminst langer kan aangewezen achten, tot het aan bieden van een grondwetsherziening. Nu is de positie ontstaan hierboven door de Limburger Koerier geteekend o. a. met de woorden: Het figuur, dat de Regeering met dit besluit (geen crisis) maakt, hebbe ze zelve zich te verantwoorden." Door zijn besluit: Geen crisis zegt het aan de rechter zijde: Mijne heeren doet met ons wat ge wilt! we zullen alles dulden, alles ver dragen. ..." Waarop dan dit katholieke blad lait volgen: Vooral met het oog op de grondwetsherzieningsplannen kan de rechterzijde tegen zulk een staat van zaken geen bedenking hebben." Nietwaar, zoo is het gevoelen niet alleen van de Limit. Koerier, maar van de geheele rechterzijde, waarvoor het Liinburgsche blad als enfant terrible spreekt. Natuurlijk: ean groote kerkelijke meerderheid in de Eerste Kamer; een kerkelijke meerderheid in het land; een kabinet on veerkrachtig als een vadoek, we treden thans niet in een beschouwing van het ontwerp-grondwets-herziening zelf een kabinet zóó weinig rekening houdende met zijn eigen positie en met den politieken toestand, dat het, als ware het van alle nadenken ontbloot, aan een meerderheid in Eerste en Tweede Kamer van drie vierde, bestaande uit kerkelijken en conservatieven, een blanco-artikel 80 durft voorstellen dit alles belooft der rechterzijde niets anders dan winst. O, deze manhaftigheid van nu nog als grondwetherzieners te willen optreden, om zich een houding te geven, naar het, helaas, aloude recept der liberale partij, volgens hetwelk men het tot het uiterste toe met zekere kunstjes moet probeeren, als de slag reeds lang verloren is! Hoe vesl nationalen tijd zal dit werk vorderen, om ten slotte, indien het nog tot eenig gevolg leidt, niets meer te geven dan een clericale grondswetsherziening, te aanvaarden als een liberale overwinning, op de wijze van Pyrrhus behaald! En de natuurlijke weg was zoo een voudig. i Toen de verkiezing voor de Provinciale Staten, en daardoor ook voor de Eerste Kamer in kerkelijken geest was uitge vallen, had de Regeering reeds de Tweede Kamer kunnen ontbinden, en naar den uitslag daar van haar gedrag bepalen. Ware ook dan de meerderheid der Tweede Kamer "ïaar kerkelijke zijde verplaatst, zij had met behoud van eere, voorzoover die bestond, het roer aan de tegenpartij kunnen overgeven, en deze zou dat hebben moeten aanvaarden. ! Zoo zou de toestand zuiver zijn geweest, en zeer in't belang der linkergroepen zelf: Wat toch baat het op een moment van kerkelijken voorspoed, onder een kabinet, waarvan niet de geringste suggestie uitgaat, zich over te geven aan een Grondwetsherzieningsgescharrel,dat nooit iets meer kan brengen, dan wat de kerke lijken willen toestaan, en wat dus onder een kerkelijke Regeering evengoed te bereiken zou zijn? Het is o.i. niet alleen kraehtsverspilling, maar benadeeling van eigen zaak. Neen, wat de coalitie der minderheden noodig heeft, zij zou dat juist verkregen hebben door het terugtreden van dit ministerie voor de kerkelijke meerder heid, namelijk nog minstens vier jaren van oefening en sterking onder clericaal bewind. Het is ten duidelijkste gebleken, ondanks alle voorstellingen en voorspel lingen van het tegendeel, dat het kerke lijk leger nog geenszins geslonken is ten gevolge van de van 1901?1905 door het Kuyper-ministerie begane fouten; en zulk een slinken der tegenpartij ten gevolge van bedreven misslagen alleen, geeft der linkerzijde uitzicht op een meer roos kleurige toekomst dan de tijd, dien zij nu beleeft. Dwing de kerkelijken dus hun arbeid te toonen, in plaats van u zelf, ten hunnen voordeele, te verzwakken in oneervol, ja schadelijk werk. Maar welk een onbezonnenheid terwijl dat leger der kerkelijken goed als gaaf is gebleven, en leiders daar staan vervuld van strijd, een proef te willen nemen of zij zich ook een contractje in de handen zouden laten stoppen, dat hun den voor sprong benam. Toch is dit de allerjongste ministerieele wijsheid, tenzij men zou mogen aannemen, dat de heeren zelf het ook wel een dwaasheid vonden ??maar zich er niet van durfden afmaken, uit hoofde van het ter kwader ure gesloten blanco-verbond. D. K. nu, zoo zijn den Gemeentebelangen. Vaatgewerkt I. Menschengeheugenis," dat zich wel eens vergist als 't verklaart nooit zulke strenge winters" of' zoo warme zomers" gekend te hebben, menschengeheugenis vergist zich niet als het zegt, nooit zulke langdurige Raadszittingen ter behandeling van de be grooting gekend te hebben. Voegt het dan daarbij, nooit zulke oppervlakkige begrootingsdebatten te hebben beleefd, dan heeft het nog eens meer dan volkomen gelijk. Uiterlijke omstandigheden allereerst heb ben daartoe zeker meegewerkt: De begroeting is dit jaar eenige weken later in handen gekomen van den Kaad dan anders, en ze is vergezeld gegaan van een serie voordrachten die, bestemd om uit gevoerd te worden in 1908, door B. en "W. aan de begrooting werden vastgekoppeld. Jaar in jaar uit worden de stukken, die den Raad in Augustus plegen te bereiken: Jaarverslag, Rekening en Begrooting, om vangrijker, zonder dat echter de inrichting er op verbetert, of het overzicht krijgen van den toestand als geheel gemakkelijker wordt. Wie beginnen wil met zich in al de bijzonderheden te verdiepen en dan, door vergelijking met vroegere jaren, zich een beeld te vormen van 't geheel, moet beginnen met in Augustus en September zich zoo wat heelemaal over te geven aan niets dan Gemeentezaken. Komen dan nog bizondere voordrachten er bij, dan ontstaat een ware ophooping. En wie als Raadslid eenig gevoel van verantwoordelijkheid heeft voor zijn straks uit te brengen goed- of afkeuring, kan zich. van dit werk niet afmaken - zonder meer". Dit meer" zou dan kunnen bestaan in het overleg met medeleden. Uitteraard heeft men in een college van 41 leden speciali teiten, als gevolg van aanleg en studie, levensberoep buiten den Raad, maar ook

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl