De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 10 november pagina 5

10 november 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

l Na 1585 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zegevierde echter door den dood van Willem IV: Ooor zy'ne bewerking huwde de koningin in 1840 met prins Albert van Coburg. Be prins bracht ia den zomer van 1839 een bezoek aan-Eogeland. De koningin schreef echter aan koning Leo pol d, dat zjj te voren niet kon leggen, hoe hij haar zou bevallen. Ik mag als een vriend van hem houden, «n als een neef, en als een broeder, maar niet meer. En wanneer dat het geval zou zyn (wat niet waarschijnlijk is), dan moet daarin geen belofte-breuk «-orden gezien, want ik heb nimmer beloofd hem te zullen huwen." Doch indien hij haar beviel, dan nog zon zjj hem de eerste drie of vier jaren niet kunnen huwen, want niet alleen wilde 'zjj haar positie niet zoo spoedig veranderen, maar daar was ook no anxiety evinced in this country for Bnch an event". Maar de prins kwam en overwon haar da lelijk. Toen besloot zü, dat het huwelijk zoo spoedig mogelijk moest plaats heoben. Loving Albert as I do, I cannot wish it should be delayed. My feelingg are a httle changed, I must say, since last spring, whe.n l said I couldn't thipk of marryma; for three or four years; but seeing Albert bas changed all this". .'us schreef zij den koninjr. En hoe heeft zij den prins-gemaal, met wien zij bijna 22 jaar volmaakt gelukkig leefde, aangebeden! Zij kon hem niet genoeg loven. Drie- jaren na haar huwelijk schreef nj koning Leopold: Ik ben werkelijk zeer dankbaar, het volmaaktste wezen, dat er be«taat, of ooit bestond, als echtgenoot te be zitten en ik betwijfel, of iemand ooit een «nder zóó liefhad of respecteerde, als ik mijn dierbaren engel." Veertien jaren later schreef zij baar oom, naar aanleiding van Eet door den prins gemaal te Brussel bijgewoonde huwelijk van prinses Charlotte: Ik kon u geen beter bewijs VUB mija liefdtév-oor a allen geven, dan door mjjja dierbaarsten Atbert aan te sporen waat ik moedigde en spoor Ie hèaa ain te gaan, ofschoon u zich niet kunt voorstellen, e&mbien ?oela me coüte, of hoe ?compleet 'dl'enctée ik ben en my voel, wan neer hij weg is, en hoe ik de uren tel, tot hij terugkomt. Al 'de vele kinderen zij a niets voor mij, w*nnee.r hij weg is. Het schijnt, ?alsof met hem -bet gansche leven van huis ?en haard 'henen gaat." En aan lord John Rnssell, destijds benindroerder, schreef zij in 1851: Dékoningin moet zeggen, op gev-aar af van niet beseheiden genoeg te schij nen (en toch, waarom zou een vrouw immer bescheiden zijn over de deugden van haar echtgenoot?) dat lord John Russell nu zal toegeven, dat de piins buitengewone krach ten van geest en hart bezit. Zij is zoo trotsch zijne vrouw te zijn, dat zij niet kan nalaten, buide aan zijn edel karakter te brengen " Evenzeer roemde zij nu en dan hare kin deren Van de tweejarige prinses Victoria (haar eerste kind, later keizerin Frederik), sfchreef zy' in 1842 aan koning Leopold: Wij vonden (by terugkomst te Windsor) onze dear Httle Victoria zóó gegroeid en vooruit gegaan; zy spreekt zoo duidelijk en wordt zoo onaf aankelyk. Ik geloof werkelijk, dat weinig kinderen zóó flink als zy zijn." Toen koning Leopold haar met de geboorte der prinses had geluk gewenscht, schreef zij hem déze karakteristieke opmerking: My dunkt, dierbaarste oom, dat u werkelijk my niet'de Maman d'ttne nombr,u»e familie" wilt zien worden. Want ik geloof, dat u met mij zult inzien, hoe groot het ongemak eener talrijke familie voor ons allen zou zijn, en inzonder heid voor het . land, afgescheiden van de moeilijkheid en het ongemak voor myzelf. De mannen denken er nimmer aan, althans zeer zelden, hoe moeilijk het is voor ons, vrouwen, om dit dikwijls door te maken Maar <jods wil geschiede. En wanneer Hy beveelt, dat wy' een groot aantal kinderen zullen bjebben, dan moeten wy trachten, ze als nuttige «n voorbeeldige leden der maat schappij op , te brengen." Zooals men weet, kreeg zij er niet minder dan negen! Hoe innig drukte zg zich nu en dan over haar gelukkig familieleven uit. In 1844 had zy met den prins-gemaal de nieuwe Eoyal Exchange in de City geopend, stormachtig door het volk in de straten toegejuicht en door de couranten gehuldigd, waarover zij aan haar oom schreef: Zij (de bladen) zeggen, dat geen souverein meer bemind ig geweest en dat, ik ben stoutmoedig genoeg het te zeggen, door ons gelukkig huiselijk leven, hetwelk zulk een goed voorbeeld geeft." In het volgende jaar, was door haar, op advies UIT DE NATU U Ij Wolkenwiek, de Arend. I. Van morgen vroeg in Artis moest ik de roof vogels langs, en als fltijd stond ik f til, deze keer geheel onwillekeurig, voor den witkoppigen arend, den mooisten vogel van de heele galerij. We keken elkaar aan, ik met een vraag in 't oog, hy eveneens, onbeweeglijk, en voor de zooveelste maal probeerde ik hem te schetsen. Indien het dier ook nog maar eenige herinnering heeft van de ontzaglijke ruimte, die een vrije arend zijn gebied mag noemen, wat moet er dan een spanning schuilen in die machtige vlerken l Wat moet er dan een klemmende, benauwende, ver lammende laat liggen op de vleugel-spieren, die nooit eens beLoorfyk kunnen krimpen en rekken! Wat moet er dan een vermoeienis ontstaan door 't niet-gebruiken van 't oog, dat gewoon ia uit de wolken neer te zien op de aarde l Ik geloof niet, dat de arend iets weet van zyn jeugd, en nadenkt, of kniestin doffe wan hoop ; daarvoor wordt zoo'n dier te oud in Artis en kijkt het te flink uit de oogen en zit het te goed in de veeren. Er schijnen maar weinig dingen, te bestaan, die hij niet missen kan : eten en drinken met afwisseling in 't voedsel, een gezellin en een boomtak om op te zitten! Mogelijk, ook dat de onge bruikte kracht, als bij dat noodige maar krygt, zoo'n vogel niet zoo hindert, als een mengcb. onder dergelijke omstandigheden. Hij ky'kt mij aan en zijn oog fonkelt echt, nu volgt hy mijn handenpotlood en...misschien is 't uit nervositeit, misschien als een ant woord op myn lastig staren,... hij schiet opeens vooruit tegen de tralies en slaat met een ruk de vleugels uit, dat ze de volle breedte van de vollere bevamen; als ijzeren enterhaken omklemmen twee klauwen de dikke spijlen dat ze trillen. Door den onverwachten schok spring ik ach teruit I Er zit nog vuur en kracht in dien arendsgeest. Een zwakke, rauwe scherpe kreet schraapt uit zyn keel,de witte nekveeren rijzen op en staan af als een geplooide kraag. Zoo herinnert hy mij aan het mooiste hoofdstuk uit Long's Fowls of the air. van Sir Robert Peel, het sierlijke buitenver blijf Osborne op het eiland Wight gekocht, waarover zy zich aldus verheugd tegenover koning Leopold uitliet: Het klinkt zoo prettig en gezellig, een ver blyf van jezelf te bezitten, rustig en afgelegen, vrij van alle charmeerende gouvernementsdepartementen, die werkelijk een plaag voor je leven zyn." Dat buitenleven maakte haar zoo gelukkig. Het is zoo'n uitkomst, verwijderd te zyn van alle bitterbeid, die de mem c hen zichzelvtn in Londen bezorgen." Het leven in de wereldstad was haar een horror." In 1841 schreef Mr Anson, de particuliere secretaris van den prins-gemaal: Ik heb den laatsten tyd verschillende malen bühet diner naaet Hare Majesteit gezeten. En ik zou zeggen, dat Hare Majesteit zich minder en minder voor de politiek interesseert." De koningin bekende dat ook zelf aan haar oom. In 1852 schreef zij: Met zoo'n buitenge woon man als Louis Napoleon, kan men nimmer een oogenblik veilig zyn. Het maakt my erg melancholiek. Ik bemin vrede en rust. Ja, ik haat politiek en beroering en het grieft my te denken, dat een vonkje ons in een oorlog kan storten". Aan het slot van dien brief, lezen wy: Albert begint eiken dag meer van politiek en business te houden, en hy is zoo wonderlyk voor beide geschikt zulk een scherpzinnigheid en zulk een moed ! Ik begin evenwel met den dag minder van die beide zaken te houden. Wy vrouwen zijn niet geschapen voor regeeren, en wanneer wy goede vrouwen zijn, dan kunnen wij niet van die manrelijke bezigheden houden. Maar er zijn tyden, die o as tegen wil en dank dwingen, er belang in te stellen en ik doe dat, natuurlijk intensely." Een paar weker: later schreef zij : Al bert wordt werkelijk een verschrikkelijke man van zaken. Ik geloof, dat het de zacht heid van zijn karakter een bee'je vermindert en hij wordt daardoor zoo geheel in beslag genomen. Ik betreur dat alles, omdat ik geen behagen in die dingen kan vinden, hoezeer ik my ook voor de algemeen.e enropeesche politiek interesseer. Maar ik word iedtren dag meer overtuigd er'an. dat wij vrouwen, wanneer wij goede vrouwen zullen, feminine and amiable and domeetic, niet geschikt zijn om te regeeren. Het is tenminste contre gré, dat zij zichzelven drijven tot het werk, dat daarin opgesloten ligt. Maar dat kan niet verholpen worden. En het is eikeens plicht om te vervullen, waartoe men wordt ge roepen, in welke positie men ook zij." Heel anders waren echter hare gevoelens, toen zy aan de regeering kwam. Met hart en ziel stortte zij zich toen in de politiek ondanks, of liever: opgrond van haar jeugl. Zij wenscbte alles haarfijn te weten. De ministers mochten niets buiten haar om doen en zij las hun dienaangaande menigmaal de les. De koningin moet dat respect eischen, door een minister aan zijn souverein verschuldigd," schreef zij eens aan lord Palmerston, dien zy menigmaal op zyn plaats zette. Zij kon moeilijk kalm bly ven en beklaagde zich een maal over haar lutle selfcontrol." Het wachten op een brief maakte haar onge duldig, het ontvangen daarvan opgewonden. Beweging en vermoeienis waren haar bronnen van opgetogenheid. We rode and walked and danced, and I think I never wae better than in all this fatigue and exercise", schreef zij twee jaren na haar huwelijk. En haar hoog-gestemde natuur, blijkt uit deze opmer king, zes jaren later geuit: Groote gebeur tenissen maken mij rustig en kalm, terwijl beuzelarijen mij gejaagd maken en myn zenuwen prikkelen." Zij werd nimmer moede, hare ministers aan het gezegde te herinneren, dat honesty ia the best policy". Nu eens lezen wij de vermaning, dat. wat in zedelijk opzicht juist is, in politiek opzicht niet onverstandig zjjn kan." Dan weer drukte zij den minister van buitenlandsche zaken op het gemoed, om toch zyn streven boven verdenking" te houden, of met nadruk er op te wijzen, dat Engeland inderdaad gewicht hecat aan publieke rechtvaardigheid en moraliteit.'' Menigmaal oefende zij scherpe kritiek uit op hare ministers, wanneer er iets was gedaan, dat baars erachtens bedenkelijk was. It hurls me terribly," zeide zei daarvan, erbij voegende, dat voor alle particuliere en open bare handelingen het beginsel dient te gelden : Was du nicht willst, das dir geschieht, das thu' auch einem andern nicht " Zóó, met een hoog idee van rechtvaardigEn nu ik dat, na een paar jareu, weer eens heb overgelezen, voel ik het mooie er in weer sterk genoeg, om het chapiter voor u te kunnen vertalen of ten minste de hoofd zaken er uit vrij goed weer te geven. Een paar malen heb ik u al eens op een proefje van Long's talent onthaald. Toen ik deze rubriek in de Groene begon, heb ik 't plan opgesteld, minstens eens per jaar ook eens iets te geven van anderen, die beter en vaker dan ik in de gelegenheid zijn, groote vrije dieren in de natuur waar te nemen Verleden jaar is er niete van geko men; laat mij u nu in plaats van over den Artis-arend te fantaaeeren en na te praten, Long's verhaal geven van Gloudwing the Eagle. Opgeschrikt door luid geschreeuw sprong ik op uit mijn jachthut aan het kampvuur en liep naar den oever. Een blik op de groote watervlakte, waar heele scholen witvisch zwommen ... en er sloeg weer een bladzijde uit het levensboek voor mij open, n blad'.ijde van een lange en belang wekkende geschiedenis. Ismaguehs, de kleine vlugge visch arend was net opgestegen van de oppervlakte van 't meer, met een groote visch in zijn klauw, en hij deed zijn best gauw weg te komen naar bet nest, waar zijn jongen om eten krijgchen. Vlak bo 'en hem zwenkt en zweeft de groote witkop-arend, kalm en stil, als het noodlot en evenmin te ontkomen. Nu eens flapt er een reuzenvleugel vlak voor het gezicht van den kleinen visscherebaas, dan weer raakt de groote klauw van Witkop even den rug van den zwakkeren roofvogel, alsof hij zeggen wilde: Kleintje voel je dat? Als ik eventjes goed toegryp en mijn nagels samenklem is 't gedaan met jou en je visch krijg ik tocb. En wat moeten dan de jonkies beginnen, daar ginds in 't nest in den ouden spar? Wees verstandiger, laat vallen je visch, zon der knorren en ergernis, zonder tegenstrib belen, hè, en ga weer een anderen vangen. Tot nu toe had de groote zeearend het den kleinen vischarend maar een beetje lastig ge maakt, door om hem heen te vliegen; maar met zoo nu en dan een zachte vermaning dat hij den "ischarend geen kwaad wilde doen maar dat hij, de groote arend die visch, die hij toch zelf niet kon vangen, graag zou willen hebben. beid, met een warm en open hart, met een on be vooroordeelden geest en met et n helder doorzicht, waakte zy ook over de geestelijke en maatschappelijke belangen van hare onder danen. Onverdraagzaamheid was haar een gruwel: I blush for protestantism," schreef zij eens, naar aanleiding van een beroering tegen de roomsch katholieken. In 1856 werd door de hooge anglicaansche geestelijkheid aangedrongen, het geven van muziekuitvoe ringen in de publieke parken en de kerkparade met muziek op Zondag te verbieden. Toen de Koningin dat vernam, schreef zij Lord Hardinge, den betrokken Minister, in geen geval op dat voorstel in te gaan" en gerust te zeggen, dat Hare Majesteit daar sterk tegen was. Toen in 1850 een voorstel werd gedaan, iedere bestelling van brieven op Zondag te verbieden, wees zij op het groote ongemak daarvan voor private families en noemde die annoyance" een very false notion of obeying God} will". Toch was zy' innig vroom en zelfs niet vry van eenig bijgeloof Bijvoorbeeld : Eens zond zy Lord Melbourne die tijdens hare troonsbestijging aan de regeering was en die jaren lang met haar het meest bevriend was en niet geheel onschuldig was aan het spectakel in 1841 met hare kamerdamea, waaromtrent zy later haar ongelijk heiende (zij had zich verzet tegen Sir Robert Peel's verlangen, dat met verandering van de regeering ook de whigsche kamerdames voor torydames plaats zouden maken) een little charm". in de hoop, dat het Lem voor alle kwaad zou behoeden". Maar zij dacht steeds aan de belargen van hare ondeidanen, wien zij een beetje muziek en gemak op Zondag van harte gunde. Ook op haar verlangen werd de gods dienstvrijheid haren Indische onderdanen nadrukkelijk gewaarborgd, en zij verklaarde het te kannen billijken, dat een Indische Prins zich na de onderdrukking van den militairen opstand van 50 jaren geleden, aarzelde, om zich tegen zijne landgenooten te keeren en de vreemde overheerpchers (destijds de Engelsch- Indische compagnie) te huldigen. Haar nobel karakter blijkt ook uit dit briefje, in 1849 aan den markies van Lans downe geschreven: De koningin neemt de gelegenheid te baat, om nogmaals haar wensch uit te drukken, dat de keltieche taal in het vervolg op de scholen van de (Schotsche) hooglanden worde onderwezen, omdat het werkelijk een groote fout is, dat het volfc aanhoudend een taal spreekt, die het vaak niet lezen en in het algemeen niet bchrijven kan. Zeer ingenomen met hare goede hoog landers zijnde, stelt de koning veel belang in alk s, wat naar haar oordeel kan leiden tot handhaving van hun eenvoudig karakter, hetwelk zij in deze dagen als een groote deugd beschouwt. De koningin denkt gelij kelyk, dat Welsch evenals Engelsch op de scholen in Wales dient te worden onder wezen.1' Hoe trotsch was zij op bare soldaten en matrozen. I feel BO much for t hem and our so fond of nay dear eoldiers so prond of t hem." Hoeveel smart berokkende haar het groote v'erlies van menschenlevens in den Krimoorlog. Het is een publiek geheim, dat zij kort voor haar dood ook den oorlog in Zuid-Afrika diep heeft betreurd. Kortom, alles wat nadeel, droefheid en lijden veroor zaakte, zocht zij tegen te gaan of te ver helpen ; alles wat geluk, vreugde en welvaart kon bevorderen, vond bij haar ijverige ver dediging, Zóó staat koningin Victoria voor ons in deze brieven, die eindigen met een roerende smartkreet o er den dood van haar beminden gemaal: Mijn levensgeluk is geëindigd," schreef zij 20 December 1861 aan koning Leopold. De wereld bestaat voor mij niet meer. Wanneer ik moet blijven voortleven (en ik zal niets doen om mijn toestand te verergeren), dan zal het voortaan zijn voor mijn vaderlooze kinderen en voor mijn ongelukkig land, dat in hem alles ver loor, en door enkel datgene te doen, wat ik voel dat hij zou wenschen, wa', hij is dicht bij mij, zijn geest zal mij leiden en inspireeren. Maar o! in den bloeitijd van het leven (van hem) te zijn afgesneden, ons rein, gelukkig, rustig huiselijk laven, dat alleen mij in staat stelde, mijn zeer onge wenschte positie te dulden, op 42-jarisren leeftijd te en afgebroken, terwijl ik met instinctieve zekerheid bad gehoopt, dat God ons nimmer zou scheiden en ons te samen oud zou laten worden (ofschoon hij steels iinimiiiiiiiiMiiiiiliiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiMminiiiiiiiniiHiiiiiiimiimiiiiiii Maar op eens kwam er verandering. Ue koning toonde zijn humeur, hij werd boos. Met een zwaren wiekslag, dat de slagpenrjen trilden en kreunden, zwenkte hij om en warrelde als een stormwind om den vischarend heen, sneed hem toen den pas af, verhief zich in een oogwenk een meter of tien boven hem en maakte een gebaar, met vleugelbewe ging en met klauwengekrom, of hij op hem neder wilde schieten; de vleugels stonden n oogenblik stil, schuin omhoog, de gele oogen fonkelden wild en woest, de hiel boog, de klauw kromde dieper door, en Simmo de Indiaan, die bij mij was komen staan, mompelde: Visscheruian is gek, Wolkenwiek slaat hem dood in een minuut." Maar de vischarend wist heel goed hoe ver hij kon gaan. Met een kreet vol woede liet hij zijn visch vallen, of liever hij smeet hem met kracht in de diepte, of hij hem uit wrok in 't water wou doen vallen, vóór de groote dief hem kon grijpen. Onmiddellijk draaide de vischarend bij en boog zijn kop. Meer dan eens had ik hem zijn vleugels zien dicht slaan en neerstorten en had ik geijsd bij zoo'n snelheid. Maar nu was 't nog wat anders; de visch viel nog sneller, dan hij zich zelf kon doen vallen; daarom sloeg hij bliksemsnel zijn vleugels half open en klepte ze dicht met een kracht, die hem een groote vaart gaf, zoo dat hij neerflitste als een pijl; nog even boven 't water greep hij de visch en in een groote wielboog sleepte hij weer omhoog; steeg toen plotseling tot bij de wolken en zwenkte weg snel naar zijn eigen jongen, in 't nest ver over de bergen. over de kortheid van het leven sprak) het i» te vertchrikkelij/c, te wreed J" London, 2 Nov. J. K. VAN DER VEER. Brieven van koningin Victoria van Enge land. Brieven van een Franschman, Mejuffrouw Mvropolsky. Hervorming in Buckingham Palace. Een klein half jaar geleden, heb ik in mijn wekelijksche rubriek de uitgave aangekondigd van brieven van koningin Victoria, waarvan men de verschijning in 't verstreken voorjaar tegemoet zag. Doch, het is najaar geworden vóórdat de drie dikke de.elen, bevattende koningin Victoria's briefwisseling tusschen de jaren 1837 en 186: in 't licht verschenen. De rangschikking der epistels was aan de heeren dr. A. C. Benson en Vi-count Esher toevertrouwd, en aan Engeland's koning in eigen persoon, die met blauw potlood door haalde wat niet voor publiciteit geschikt was. De heer John Murray, uitgever der brieven, berekende den prijs op een guinje per deel. De drie deelen kosten ? 37.80, een bedrag, dat niet onder 't bereik van iederen boekenvriend valt. Harold Spender heeft in de Daily Chronwle een verslag van deze merkwaardige correspon dentie gegeven. Aan het karakter beeld dat hij van de Souvereine ontwerpt, ontleenen wy de volgende bizonderbeden : Koningin Victoria was eene volkomen onderlegde vrouw. Zoowel in de kunst van regeeren als geregeerd te worden. Zij was etreng opgevoed van haar prille jeugd af; grootgebracht in de tuchtschool van gezag, verstond zij in alle omstandigheden, waar onder zij haar taak meer dan een halve eeuw moest vervullen, de zeldzame kunst van be velen en de nóg moeilijkere van gehoorzamen. Daarbij had zij in haar vrouwelijke gevoelens zooveel innigheiden moederlijkheid, dat niets haar die sentimenten kon ontrooven. Ondanks haar zelfstandige taak, was zij n chte vrouw gebleven ; dat zij behoefte had aan steun en aanhankelijkheid, bewijst de groote mee gaandheid die zij betoonde aan de mannen van beteekenis, die haar omringden : Lord Melbourne, eerste minister, later haar echt genoot de ( oburger prins Albert, en eindelijk Lord Disraeli. De heer Spender maakt geen geheim van koningin Victoria's typisch vrouwelijke eigenschap, zich uitende in over dreven sympathieën en antipathieën, een eigenaardigheid zich natuurlijk sterk open barend in haar brieven. Vrouwen laten zich over 't al gemeen gddn in haar brieven; zij geven daarin zichzelf. De mannelijke omzichtigheid en dorheid op 't punt van brie venschrijverij is in strijd met haar meestal gepassionneerd wezenDoor die onthulling heeft de kritikus Spen der onwillekeurig of opzettelijk de legende vernietigd aangaande het amazoneschap van Engeland's gemoedelijke, een beetje verlegen Vorstin. Haar echtgenoot hing zy aan met een onverwelkbare liefde, zooals slechts aan weinig vrouwen gegeven is. Haar bleef de extase der eerste liefde, nadat zij reeds lang de dagen van eweet tenderness voorbij was. De brieven der koningin geven het beeld van eene zelfstandige, zér beminnelijke, door haar weduwschap gebroken vrouw. Haar briefwisseling met ha ir oom, Leopold I van Belgiëen haren zwager, Ernst II van SaxenCoburg vloeit over van lof over haar echt genoot, en, wanneer oom en zwager A!bert's geboortedag gedenken en beschenken, dan is zij kinderlijk verheugd. De veelomvattende correspondentie typeert haar, als eene geluk kige echtgenoote, een vrouw, die behoefte heeft, zich over haar geluk uit te spreken. * -X* Nog meer brieven. Van een man l Van den Franschen schrijver J. Barbey d' Aurévilly. Geen Lettres a une Inconnu". Zoo als de prachtbrieven van Prosper Mérimée getiteld zijn, maar aan eene bekende, aan Louise Read. De Sociétédu Mercure de France geeft de brieven uit, tusschen 1880 en 18«7 door J. Barbey d'Aurévilly aan deze dame geschreven. Ook deze correspondentie in mineur gezet, zal uitsluitend een genot zijn pour les times tendres. Tout est a lire et tont serait a citer, car on trouve dans cette correspondance J. Bar bey d'Aurévilly tout ectier, avec son allure impérative, son mépris des banalités et l'inflnie tendresse qu'il cachait dans son coeur." * * * Eenige weken te voren had ik al met mijn arend op de Madawaska-rivier kennis ge maakt. Wij werkten ons tegen den stroom op, de wildernU in, toen we een luid ge schreeuw hoorden, gevolgd door de losbranSchets van den Witk >parend van ding van een geweer, een eind voor ons uit. Net draaiden we, om een beboschten voorsprong van den oever heen. Daar stond een man met een geweer, ook een jongen tot zijn middel in 't water; blijkbaar beproefde die de rivier over te steken ; aan de overzijde een zwart schaap, dat blatend rondsprong. Hij neemt 't lammetje mee, hij neemt 't lammetje mee," schreide de jongen. De rich ting van zijn uitgestoken hand volgend, zag Een jonge, beeldschoone rechtsgeleerde mejuffrouw Miropolsky, van Poolsche afkomst, is dezer dagen voor de Par ij se hèbalie beeedigd. De advocate Miropolsky heeft kenbaar gemaakt, dat zy uitsluitend als pleitbezorgster voor de armen van Parijs wil optreden. Onder de ailerbekoorlijkste foto van het PoolscLe dametje staat: Welke jury kan hieraan weerstaan ?" En, waarlijk de jonge jury-leden zullen uiterst vast in hun tchoenen moeten staan, om niet aan 't wankelen te raken, wanneer eene Miropolsky de belangen van haar cliënt voordraagt. Alleen vrouwelijke jury-leden zouden tegen haar zijn opgewassen. De zeld zame schoonheid van het doddige, Poolsche advokaatje, gaat vrees ik, de draagkracht van het sterke geslacht, te boven l * * * Buckingham Palace, het verblijf waar de koning en de koningin van Engeland in den regel van begin November tot na Kersttijd toeven, heelt zooveel veiandenngen ouder gaan, verbeteringen en verfraaiing dat koningin Victoria er zich nu heelemaal niet meer thuis zou voelen. Zy gebruikte Buck ingham Palace hoogstens als een soort door gangshuis, waar zij ongaarne enkele dagen logeerde. De hits in het paleis zou zij zeker niet gebruiken, want, daarvan badzy een afschuw, en de talrijke badkamers zou zy allicht als overdreven weelde beschouwen. De vertrek ken van den koning, evenals die van koningin Alexandra loopen in elkaar; wanneer de communicatie-deuren geopend en de portières teizyde gescnoven zyn, heeft men een inkijk an e.n serie keurig gemeubelde kamers. De predouuueerende kleur in de appartementen van den koning, is olijfkleurig groen. De zitkamer vanden yprst oevat kostoareX Vllle eeuwsche meubelen. Zyn werkkamer is mo dern en koel <aakrijk ingericht. Een gr ooi e schrijftafel met U aks en rechts diepe laden staat pootig midden, in 't vertrek. De appartementen der gracieuse, smaak volle Alexandra dragen een Fransen karakter. Haar slaapvertrek is behangen met vieux rose zijde en wit gebloemde tiatijnen drape rieën. Boven het zeer breede en lage bed, prijkt de keizerlijke kroon. Het behangsel, de gordijnen en draperieën van haar zitkamer, zijn /an i voor- kleurige zijde met goud. Meu bels en karpet style Louis XVI. De geheel nieuwe badkamer der koningin, speciaal volgens haar aanwijzingen ingericht, is voor zien van een bad van Grieksch marmer. Het Engelsche vorstenpaar bewijst door de hervorming van Buckingham Palace, dat zy met hun tijd meegaan. Weelde is het wacht woord onzer dagen. De eenvoud en zuiaigheid, kenschetsend de eerste jaten van koningin Victoria's regeering, zijn geworden een gemoe delijk fabeltje, waarover de modeine mensch meewarig glimlacht. CAPRICE, West-Inditche uananencultuur, door ons Gouvernement gesteund, heeft in alle groote landen haar intrede gedaan en komt ook nu tot ons. Bij dit lokkend bericht, vernemen wy nog, dat men van bananen een heerlijke spijze kan bereiden, licht en voedzaam; een gerecht door medici aanbevolen; een waar buiten kansje voor vegetariërs. Beverwijk ! Systeem Weck ! Namen om van te watertanden. Beverwijk is 't land van lek kere, malsche groenten en van geurige aard beien. Groenten en pruchten ingemaakt volgens het smakelijk Weck- systeem, behou den kleur en geur als waren zij versch bereid. Steeds meer en meer wordt aangedrongen op 't gebruik, niet by mondjesmaat, doch op 't overvloedig gebruik van groenten en vruchten, en, dit kostelijk en gezond voedsel kunnen wij naar hartelust vinden in het verzendhuis Avis, Dekker en Rensen te Beverwijk. ledere vrouw die haar belang begrijpt, moet ter wille van haar gezin, zich eens een uurtje verdiepen in de prijscourant van bo vengenoemd verzendhuis. Allicht zal zij op haar toilet iets bezui nigen, om daar haar bestellingen te doen, en te ervaren dat de omslachtige en dure inmakerij in eigen huis, tot het verleden behoort. Karit en klaar thuis, bespaart tijd en moeite, en de kosten zullen, tenzij men eigen moestuin bezit, niet hooger zijn. ik m'n oude witkop, een pracacige vogel, die langzaam opsteeg dwars over de lichting naar de boomtoppen op de helling. Haast machinaal achteruit reikend, pakte ik het geweer beet, dat mijn kameraad mij in de hand legde, en sprong uit de kano ; want met een geweer moet je vasten grond onder de voeten heoben. 't Waa een ver schot, maar niet moeilijk. De arend had zijn vrachtje en bewoog zich langzaam en regelmatig. Eén seconde na den paf zagen we hem even wankelen ea schommelen in de lucht, toen kwamen er twee witte stuurpennen neer zweven; de vogel keerde even en we zagen een smalle bres in zijn witte staart. Dat was bet merkteeken, waaraan ik mijn oude vriend Wol kenwiek voortaan steeds zou herkennen. De eerstvolgende ontmoeiing hadden wij een tachtig mijlen stroomopwaarts van de plaats, waar ik op hem geschoten bad; maar misschien geen tien mijlen in rechte lijn over de bergen. Want de livierenen meren die wij te bevaren en te bevisschen hadden, sloegen vaak lussen; zoo soms dat je voor de tweede maal haast cp de zelfde plaats kwam roeien; en die heele heerlijke wildernis was bet jachtgebied van mijn oude witkop-arend. Waar wij kwamen, daar was bij ook. Hij zocht de oevers af naar gestrande zalm en forel, of hij planeerde hoog bij de wolken; van daar kon hij twee of drie meren tegelijk overzien, en op elk van die meren was een eerlijke vischarend op jacht om zijn kostje te verdienen. Nu had ik den directeur van een museum in een onbewaakt oogenblik beloofd hem in den zomer een witkop-arend te bezorgen en daarom begon ik vlijtig jacht te maken op den grooten vogel. Maar dat bracht mij niets op, alleen leerde ik heel wat van de gewoonten en manieren van den vogel kennen. Hij tcbeen v» el oogen en ooren op zijn rug, in zijn poolen, zijn staart te hebben. Of ik als een slang door de boscnjes kroop, of ik als ten eend ineeuaedoket in mijn kano over 't water dreef, hij hoorde of «ag mij altoos, vóór ik hem binnen schot had. (:Vaar 't Engelsch ran W. Long.J E. HEIMAKS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl