De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 10 november pagina 7

10 november 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1585 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D K R L A N D. grondlegger van het onderwas der doofstomme-blinden, en het heeft zelfs zeer lang geduurd voordat Duitschland zich aan den invloed der Fransche school kan onttrekken. Hier te lande dateert het onderwijs van ongeveer 1690, en J. C. Amman (1669?1724) was de eerste, die er zich in dien tijd mede bezig hield. Het spreekt overigens haast van zelf, dat de heer Lenderink in zijn werk speciaal het licht heeft laten vallen op ons land. Vooreerst in het hoofdstuk over de doofstpmme-blinden in Neder land (pag. 158 .v.) Daarin behandelt hij het geval van een byna-blinde en doof stomme leerlinge in de inrichting van doofstommen te Rotterdam. Merkwaardig genoeg heeft hij, trots al zijn nasporingen in ons land, slechts twégevallen, waarbij tegelijkertijd verlies van gehoor en gezicht optrad, kunnen waarnemen. Wel zijn er soms sterke afwijkingen te constateeren, doch absoluut gemis van deze beide zintuigen, zooals hy die in andere landen veelvuldig aantrof, schijnt in ons land niet voor te komen. In de hoofdstukken, aan het doofstommenwezen in Nederland gewijd, zijn volledige beschrijvingen omtrent de Instituten te Groningen, St. Michels Gestel, Rotterdam, Amsterdam (Doofstommen-vereeniging Door liefdesaamgebracht") en over Effatha" te Dordrecht, opgenomen. Zeer wetenswaard is ook hetgeen de schrijver zegt over de noodzakelijkheid van speciaal onderwijs aan doofstommen", zijn mededeelinuen over het leeren spre ken der doofstommen en zijn goedgedocumenteerd overzicht van de ont wikkeling van het doofstommen-onderwijs hier te lande. Om te eindigen : ik heb respect voor de werkzaamheid van den schrijver en voor zijn talent om al deze interessante gegevens in een frisch boek frisch van inhoud en van vorm samen te vatten. Ook buiten den kring der vak mannen verdient het belangstelling. Het is een boek, dat tot nadenken stemt. WILLEM P. J. M. v. D. HEUVEL. «imiiimmiiiiiiiiiimmmiliiilimiilmiliiiiiiMiiiimilliiiii ,,,,,,, iiiiiiiinmiiililtl iiiinni der collectie van wijlen Jan Cock Blomhoff, oud-gouverneur van Decima, en van W. Bobt ie Yokohama bij R. W. P. de Vries te Amsterdam, den 12en November. Uit het begin der zeventiende eeuw dagteekenen reeds de relaties tusschen Nederland «n Japan en later, toen het geen andere mogendheid toegestaan was handel te drijven met de bewoners van deze zoo merkwaardige «iianden-groep, hadden de Hollanders hunne factory op Decima, en waren Spanjaarden en Portugeezen, die, al» zendelingen er heen ge trokken, reeds va ten voet meenden te hebben, verjaagd. Geen wonder, dat uit die jaren lange betrekking, een zektre band ontstond, die ten onzent tot meerdere belangstelling in de zeden en gewoonten, in de kunstuitingen van dit ryk begaafde volk leidden. Door de verschillende gouverneurs der factory werd dan pok naast hnnne ambtelijke bezigheden, hetzij tot eigen genoegen, hetzij in opdracht, ?datgene verzameld en bijeengebracht, wat de Hollanders een denkbeeld zou kannen geven van het leven en het bedrijf der bewoners van dat ongekende land. En deze schatten belangrijk uit Ethnografigch oogpunt, zij zyn bet dikwqls niet minder, wanneer w g ze als kunstuitingen bezien, want kunstgevoel ia hier zoo geheel n met den volksaard, dat alles wat zj) doen, wat zij maken van een zucht naar schoonheid getuigt. De manier zelfs, waarop zy' iets verpakken, wijst op smaak, op «<«i zacht er iets sierlyks van te maken. , Van O vermeer Fiscber schrijft hier terloops dan ook over in zijn bijdrage tot de kennis van het Japansche Rijk en zegt o.a.: Een paar boek papier, een tiental eieren, een paar waaiers, een bord met visch of der gelijke, dat slechts eenige stuivers waarde heeft, wordt niettemin in keurige doosjes ?en met gekleurde koordjes op een sierlijk blad of zindelijk toonbord aangeboden." Zoo draagt schier alles wat uit Japan komt een cachet van Voornaamheid, van zorg en goeden smaak ; en dit gevoel voor het uiterlijk gehoon vinden wij niet alleen terug in hun Kitagawa Ontamaro. Portret van een courtisane. iiiiliMttiimntiiiiHiiiiiiHiiiiMiMiiMmmiimiiiiiiiiiiiiiiiiimimiimiiiiiii Tentoonstelling van teek mm in Arti. Het najaar is er weer, dus gaven de leden der Maatschappij" opnieuw 'n paar honderd proeven van hun brave werkzaamheid. Deze tentoonstelling is nog eens een doodgewone, evenals de laatste, de voorlaatste, gelijkend aan zoovele voorafgaande, waarvan er geen eene heugelijk blijft. De tijd dat'n Arti-tentoon stelling een sensationneele verschijning was, die de gemoederen der bezoekers in opstand deed komen door ergernis of verrukking, die de beoordeelaars tegen elkaar in 't harnas joeg, liggen al haast 'n paar tienta'len jaren achter ons. 't Is nu van alle kanten een tamme eensgezindhtid; de werken, die daar hangen, zijn alle van verdienstelijke suhilders anders nouden ze niet aangenomen zijn. Maar Arti, Pulchri e. a. zijn kunstgenootschappen, die zullen blijven bestaan zoolang een uitgebreide en zich steeds uitbreidende klasse (zie bijv. eitalogus Vierjaarlyksche") mengchen zich maatschappelijk kan blijven handhaven door het maken van schilderijen; het houden van geregelde tentoonstellingen is daartoe zeer dienstig. Bijna allen kunnen ook wel wat (dat de kunst er niet mee gebaat is, doet er niet toe) en 't is dan wel eens moeilijk recht te zien in al dit betoon van verdienstelijkheden, erbjj te onderkennen de listen van den truc en het embonpoint van de routine. Jammer iutusschen is het dat zjj, die vermogen het aanzien vau zoo'n officieele tentoonstelling wat te releveeren, steeds meer achter de schermen blijven. De eereplaatsen in de eerezaal worden werk, maar in al hun doen en laten, in hunne kleeding, in hunne beweging, in hunne feesten, in hunne ceremoniën. Dit juist treft den vreemdeling in' het bijzonder, en het behoeft ons niet te verwonderen, dat de Nederlanders, in den tyd toen Japan nog voor vreemde naties gesloten was, meermalen de kunstenaars ginds aanzochten tot het maken van teekeningeu, die een beeld gaven van dit wondere leven van gratie en be valligheid. Van den grootmeester Hokusai leien wy dan ook, dat hij voor den Hollandschen zeekapiiein Isbert Hemmel in 1790 een tweetal zeer groote makimono's maakte, waarop in afzonderlijke tafereelen het, leven van den Japanner vanat zijn geboorte tot den dood was afgebeeld. Dat een dergelijk levensbeeld van groot belang is voor de kennis der zeden en gewoonten spreekt van zelf, beter toch dan menige beschrijving doet het in al de accessoires, de fijne schakeeringen der Ja pansche etiquette kennen. Zoo is de makimono uit Cock Blomhoff s collectie die a. s. Dinsdag, in veiling zal komen om deze reden al merkwaardig en belangrijk. En al i) nier geen Hokusaïaan het werk geweest, een kunstenaar Toyosouki heeft in een zea en dertig tafereelen de meest markante gebeur tenissen uit het leven van den Japanner weergegeven, op een wijze die ons een duidelijken blik.geeft op deze aaneenschake ling van ceremoniën. Katsou-Shika Hokou-ga Jonge dame met parasol. Dat Cook Blombofl, de vroegere pa/:huismeester der factory, door Doeff tot opper hoofd bij voorraad benoemd, later diens opvolger als Gouverneur op Decima, zich voor het Japansche leven interesseerde, blijkt o. m. uit een zeer zeld.arne makimono even eens door Toyosouki waarjp in velschillende groepen de gereedschappen der ambachten zijn afgebee'd. Wij zien hier de werktuigen van den paj on ^fabrikant, van den metselaar, van den goudsmid, van den schilder, van den wever, enz. enz., kortom voor de meest verscheiden ambachten en beroeper. Ook de zeer uitgebreide collectie teekeningen van de flora en fauna van Japan geeft ons een denkbeeld van de belangstel ling, die deze gouverneur had voor het land waar hy' als Nederlander slechts een zeer klein gedeelte ter beschikking had; want de wetten tegenover vreemdelingen waren streng, zoo zelfs dat de vrouw van den gouverneur, zijn kind en zijn dienstmeisje, niet Japansea grondgebied mochten betreden, zy'rde dit alleen en uitsluitend toegestaan Shounkou-saïBalkonscène. aan hen. die er krachtens hun ambt moesten zijn. Het familieportret, mede in deze collectie aanwezig, is dan ook hoewel van Japin?che hand, blijkbaar te Batavia ge maakt en zoowel als historisch document, dan om de eigenaardige wijze waarop onze Europee-che kleederdracht dier dagen is weergegeven in hooge mate interessant. Xiet alleen uit historisch oogpunt echter is de verzameling Cock Blomhoff belangrijk, al draagt zij in vele opzichten herinneringen aan den man, wien een Raffles vergeefs 15000 do.lar aanooodt. indien hij ook de Engelscben toegang tot Japan kon verschaffen, welke daad van nationaliteit hy met Engelsche gevangenschap moest boeten, maar ook aan kunstschatten is zy lijk. Zij vertegenwoordigt prentkunst uit de tyden der grootmeesters ; houtdrukken van Outamaro, van Yeisen, Yeizan, van Hokusaï, van Gakouteï, Toyokonni, Kouni-sada ea. Deze wonderen van techniek, van compo sitie en kleur, men begint ze thans meeren meer te waardeeren. Waar zy reeds langen tijd de kunstenaars dezer eeuw inspireerden door hunne eenvoud van lijn, hunne harmo nie van tinten, wy' behoeven slechts even aan Whistler te denken, daar komt ook het publiek langzamerhand onder de bekoring ervan. Slechts langzamerhand, want het is waar, wij staan er vreemd voor en onze opvatting van de uitbeelding der dingen; zy' is eene andere dan die der Japansche kunstenaars; zij vergeten by de groote lijnen van het geheel niet de minste finesses der detailleering, en hunne kleur is zuiver en positief tegen elkaar gezet zondej atmosferische graduatie, alleen in schoone harmonie van lint. En wanneer men de herinneripgen aan Maris, Mauve, Israële, aan Corot, Daubigny, of wie ook van de grootste Europeesche picturalisten weet ter zijde te stellen, om slechts dit op te merken, dan zal de ^prachtige een voud, die Outamaro in een proflei betracht en de volmaakte harmonie van roodbruin met blauwachtig groen met geel en zwart niet meer voor den beschouwer verloren gaan; maar hem doen gevoelen, dat hij hier staat tegenover een kunst niet minder machtig en groot sch dan die der kunstenaars wier werk als het schoonste in schilderkunst, wordt aangemerkt. * * * Als om het overzicht der Japansche prent kunst 1e volmaken sluit zich een verzameling van den heer W. Holst te Yokohama waardig aan bij dien van Cock Blomhoff. Was het bij den laatsten slechts de kunst uit de midden- de bloeiperiode van de Japansche houtsnede, de eerste bracht behalve deze, ook byeende kunst, die hieraan direct vooraf ging, de voorname drukken van een Harounobu, van Korioueaï, van Kionaga, Shountchöen Massanobou. Maar naast deze vergat hy niet de groote portretten door Outamaro, de caricaturen van Hokueaïte bemachtingen, en met de als druk zoo gesoigneerde sourimono's (nieuwjaarswenchen) zijn collectie te ver rijken En deze toevallige samenvoeging maakt dat deze veilingcatalogus naast een histori sche afdeeling, die zeker niet van nationaal belang ontbloot is, en waarvan verscheidene nummers ongetwijfeld een plaats in een onzer musea zullen vinden, een belangrijke groep bevat, die een uitstekend beeld geeft van wat de Japaneche kunst in houtsnede gegeven heeft. De meest verschillende kunstenaars zijn er vertegenwoordigd en daarbij met lang niet bet minste van hun werk. Daarbij is de collectie niet zoo omvangrijk, dat zy een rustig beschouwen onmogelijk maakt, juist biedt zy daardoor gelegenheid de kunst der verschillende meesters met elkaar te verge lijken, en zoodoende de kwaliteiten in ieders werk op te merken en te waardetren. Want dit is zeker, slechts door zien en veel zien is bet mogelijk, zich in te denken in de zoo bijzondere uitdrukkingswijze van den Japanschen kunstenaar; maar dan ook, zullen deze platen, die aanvankelijk wellicht bekoorden door mooie kleurnuanceering, meerdere beteekenis voor u krijgen, zy zullen tot u spreken, en u dit wondere land tn volk doen kennen, zooals hunne grootste geesten het zagen en op het papier in beeld hebben vastgelegd. R. Fragment van Makimono door Toyosouki, waarop het leven van den Japanner van de geboorte tot den dood is afgebeeld. Op dit fragment het eerste bezoek van de jonge vrouw bij de familie van den echtgenoot. steeds ruimer. Nu hangen daar twee teekeningen van Bauer en gelukkig eens niet van zijn minste. Vooral in Caïro, is de herinnering aan de Oostersche streken met hun bevolking weer krachtig vaardig geworden tot illusionnaire verbeelding. Met de gracieuse lijnspeling van zijn lenige teekening en luchtige kleurindicatie's, is dit zoo wat de meest luisterrijke teekening der tentoonstelling. Van Dysselhoff is er een aquarium met sleuren. Zijn werk geeft aanleiding tot op merkingen ; het is tegenovergesteld in aard aan dat van Bauer; waar deze vaak in 't onbestemde blijft, is Dysselhoff te definitief. Hy mist het fantaseerend vermogen van Bauer. Hij is een zeer kundig teeke aar, die bovenal hecht aan uiterste verduidelijking van den vorm, aan de ongebrokenheid van een vasten contour. In zijn werk is niets te veronderstellen gegeven. Met deze eigen schappen en door jarenlange studieuse waar neming, is hij zijn onderwerp meer meester dan een. Hy kent de gedaanten van visschen tot in de bijzonderheden, weet hoe zij zie i wenden en bewegen kunnen in het water, zijn teeke ning geeft daarvan scherpzinnige ainduiling. Maar een aquarium is op zyn werken niet een wonderlijke wereld, die eerder een spheer is dan een werkelijkheid, en gevormd uit doorzichtigheid, met spiegellicht weerkaat send in zich zelf en paarlemoeren schaduwen, doorschoten van flikkerlichten, als de voren in het water van de schielijke zwenkin gen der visschen, die geheimzinig versehynen of verdwijnen. Een aquarium is een tooverpaleis in de dierenwereld, Dysselhoff geeft er alleen van wat met mogelijkheid voor het oog waarneembaar is. Van Witsen's jongste schilderij, dat ik verleden in dit blad met ingenomenheid kortelijk besprak, is er nu in Arti een repliek in aquarel. Ze heeft echter niet de rustige klaarheid van de schilderij, is wat troebeler van kleuraard. Toch staan we hier voor een der attractie's van deze tentoonstelling. Van de twee aquarellen door Tholen ingezonden, beide gezichten in industrieëele werkplaatsen, is de papierfabriek het verst doorgevoerde werk. Tholen blijkt zich voor dit ongewone geval bijzonder geïnteresseerd te hebben, om de kleur vooral, die geheel in bet grauwe is. Dit motief is met gezette kracht naar zijn gansenen inhoud uitgewerkt, met een be kwaamheid echter, die van wat te gelijkmatige beweging is; ook bij een algeheelen toonaard in grauw is er het leven der verhouding hier zijn de kleurwaarden onderling te eentoonig. Het is knap, door rocht werk, dit lijkt me de meest gepaste lofspraak hierbij. De plaatsing van het werk van Van Oort tusschen dat van Van Hoytema, is zeer dienstig om te doen uitkomen, waarin de ee ste hopeloos minderwaardig is aan den laatste. Er i-t gelijke gezindheid in de uitbeeldingswyze van een zelfde onderwerp, maar bij de vogels van Van Oort, met welk een gewetensvolle zorgelijkheid ook uitgevoerd, mist de teekening ten eenemale het synthetiseerend vermogen, aan Hoytema's wer ken eigen. Monnickendam geeft in een aquarel op groote schaal een bewijs van zijn behendig heid en bedenkelijke onvervaardheid als in zijn schilderijen. Een talrijk gezelschap menschen weer is er in een zaal bijeen, en om het nog moeielyker te maken, bij kunstlicht. Naar alle kanten vullen zij de zaal, ver schillende aangezichten, verscheidene hou dingen; en naar rechts en links, met altijd rake likken, heeft hij al die typen kwiekweg gekarakteriseerd. Een acrobaten-toer in schilderkunst. Het overmoedige werk van Jan 81 uyt erg lijkt me toch van meer beteekenisvollen inhoud. Er is echter te veel betoon van handigheid, die het persoonlijke in zijn on-holland-che schilderijen en teekeningen nog niet recht kan doen onderkennen. Moulijn is in zijn Bosch gezicht het tegen overgestelde van de vorigen. Zijn werk wordt als een op toonlooze stem voorgelezen be langwekkend brok litteratuur. Een bosch is wel mooi, (hoe mooi 1) de stilte is er poëtisch, (wie vertelt dat 1) maar de ver beelding er van door Moulijn is saai. De teekening Boschgrond van Haverkamp is dan toch phtiger met zijn minutieuse uitvoerigheid. Haverkamp, als hij zit-h met een vel papier voor een of ander buitengeval neerzet, vastbesloten geen onderdeel der onderdeelen aan zijn waarneming te laten ontglippen, wil geen plekje opzijn studieblad onbfteelcend, vergeet dan echter te veel dat ie Ier détail beteekenend moet wezen voor het geheel. Intusschen is hy een der weinigen, die van zich zelf in hun werk overtuigd willen zyn, strevend met rechtwillende inYeisho. Portret van een courtisane. spanning. Tot die weinigen behoort ook Cohen Gosschalk, wiens teekening echter niet uit het kry't" is geraakt. Het beste gedeelte in zijn studiekop is de mond en kinpartij. Zijn litho er van was, meen ik toch gaver. In Kcheveningen vond Arntzenius een dank baar geval om te verwerken tot een levendig kleurigen en in ordenantie bewegelijken aquarel. Het resultaat, zoo men geen te hooge eisenen stelt, is genietbaar. Eigen aardig in de compositie is de tegenstelling van het witte schuim der in de verte don kerend blauwe zee tegen het geel der badstoelen. Deze teizenstelliug van de zee tegen het bonte wereldgewoel aan het strand door uitdrukking van de kleur, zou haast een fijnen humoristischen trek in den geest van dit werk doen vermoeden. Het werk van juffr. Ansicgh, als nu weer het Herderinnetje, is als een kostelijk joujou tusschen de ordinaire gewichtigheid van zooveel schilderijen op een tentoonstelling. Ik heb al meer gesegd dat er in haar teedercoulante factuur, meer deugdelijkheid is dan in de breedvoeriger techniek van mevr. van Duyl-Schwartze. Het précieuse in Vlaanderen's teekeningen is nog te benepen, van Eueter's portretten in litho, krijgen er sommigen te veel het stompe van voorbeeldige teekenoefeningen. Zijn aquarel, wel wat mat, heeft fijne kwaliteit en. Het had moeten hangen naast het werk van Krabbé, om te doen uitkomen hoe bot en banaal dit - naast Kueter's kinderflguurtje is. Wijngaerdt's teekeningen zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl