De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 november pagina 1

17 november 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV5861 DE "AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oxid-eir :r©d.a.oti<3 -vsun. IMIr. ZE3I. IF. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden - .-.-... , f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, ...... mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kioskenverkrijgbaar 0.12'/2 Zondag 17 November Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel a 0.40 Annonces uit Duitschlsnd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. Be prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VERKE ES VAN NABIJ: Op «en koopje. Beisbrieven van L. van Deyssel. Gemeentebelangen, door L. Simons. FEUILLETON: Moderne vrouwen, door C. PchHmmer-ArntgeniBS. KUNST EN LET TEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. ??Een*.nieuw tooneelspel, door Frans Hnllemin. VOOR DAMES: Een poot Sagen boek, door Tr. Kruyt-Hogerzeil. Offera der Zonde, door Daiey E. A. Jnnins. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATU U E, door E. Heimans. Louis Jaeqnes Veltman, f, met portret en af b., door J. H. R. Zilcken, Coesaar en Altorf, aaet »fb., door W. Steenhoff. Hein«, Th'öny, Gnllbranson et., door Plassehaert. Iemand die boven zyn stand leeft, door A. T, V. FINANCIEELE EN O ECONO MISCHE KRONIEK, door Alex.J. Hendrix ea V. d. S. INGEZONDEN. - Brieven »»n Oom Jodccus, I. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES. Op een koopje. De redevoeringen van onze Hoogmogenden wekken weinig geestdrift. Wanneer niet een ingeboren eerbied voor Wetgevers Solon's kroost ons weerhield, vestigden wij met het oog op de geringe aantrekkingskracht van hunne .oefeningen" de aandacht dezer heeren op een advertentie, die ons toevallig in Maden viel 1). Er zijn middelen, die vogels mooi doen zingen, er zijn er, die den eapillairen kunstenaar het haar onder «te handen" doen aanwassen. Waarom apu er niet iets zijn voor eloquentieunatenaars der Tweede Kamer? ? In afwachting dat het recept hem eens bereikt, vraagt de heer Boogaardt, dat men wake tegen de binnendringing in Indië(de heer Boogaardt denkt hier in 'tvbiwmder aan de militairen) van on zedelijke lectuur." Gij hoeft van Indiëeen gering beetje te weten, er maar eens, heusch, op door tocht geweest zijn, om bij zoo'n uitlating de handen op uw knieën te slaan van verbazing, of ze te vouwen. Te vouwen over zooveel engelachtige naïveteit! Er bevindt zich daar een heel leger ?oldaten geen soldaten", maar kolo nialen" wij beleedigen niemand als wij -zeggen, dat het voor negentiende menschea zijn zonder andere toekomst dan de dag van mqrgen, dat leeft gedurig op vijandig terrein, zonder wettige eêga bij zteh, in een Oostersch land, órerprikkeld door klimaat, door levens?wjja, door omgeving en die mannen wilt ge helpen redden door hun een paar onnette prentjes te onthouden en censuur te plegen op hun feuilletons ? De oorlogsgod van Julius Caesar, Jan Pietersz. Coen en generaal van eutz Jacht, dat zijn vereelte wangen er van pijn doen ? Neen, dan weet de Driestar in de Standaard het beter. Op een zachte wijze wordt het ons daar te verstaan gegeven, dat wij een zekere hoeveelheid onmenschelijkheid als noodzakelijk" hoewel dan met droefheid in 't hart hebben te aanvaarden. Dit is anders wel iets Treesehjkfl", net als het vreeselijke" uit de Deputatenvergadering. Maar ook noodzakelijk"'! Het is integendeel volstrekt niet noodzakelijk"! Het is niet noodzakelijk, dat ons leger komt tot daden, die in Europa ondenkbaar waren." Ons leger kan geroepen zijn," zegt de Standaard tot daden, die in Europa ondenkbaar waren." Het kan er nooit toe geroepen" worden, wanneer maar do regeering, en in laatste instantie de Wetgever, de middelen voteeren, noodzakelijk voor het doel. En dat is toch wel het minste van wat men behoort te doen. Wij gaan ons duidelijker uitdrukken. "Wij zeggen, dat wie het leven van zijn 1) PIKTEÜSEN'S PRIMA DUIÏSCII Z.AXOZAAU Uitsluitend in pakjes vsn ? 0.10 en ? 0.18; tien pakjes franco ? l ZANG- EN KEACIITVOEDKR (Universeel). Speciaal zangzaad voor Merels, Lijsters en Twcede-Kamerledtn. dienaren eraan waagt, wie iets anders, dat ons heilig moet zijn, de barmhartig heid voor onzen naaste, er aan waagt om een klein beetje goedkooper zijn doel te bereiken, schuldig is en weerzin moet wekken. Men hoeft naar geen ordonnantiën te bladeren om dit in te zien. De heeren van de meerderheid (van alle meerderheden) in déStaten Generaal zien dit in. De reeds klassieke Kniertje, .die haar kinderen verloor, omdat een hebzuchtig reeder hen uitzond op een onzeewaardig schip, heeft hun meegevoel opgewekt. De reeder, wij zijn er zeker van, hun "afkeer. Waarom sturen zij dan 's lands kinderen uit op vijandelijk grondgebied om daar de oorlogsstormen tegemoet te gaan in nog slechter con ditie? Brieven van mannen van 't vak liggen vóór ons, die o! anoniem ge schrijf" heeft de Minister in de Kamer gezegd ons het recht geven zoo te spreken. Met handjesvol manschappen worden oproerige stammen aangevallen. Herin nert men zich nog de overvallen in Juli van dit jaar op Celebes ? De geschiedenis is vergeten, als zoovele andere. Daar trokken afdeelinkjes rond van 15, ten slotte van 5 man, kregen last stamhoofden in den nacht op te lichten, dit in een streek, waar attroupementen van 600 gewapende inboorlingen mogelijk zijn. Oostersche toestanden", zegt de Stan daard, gedoogen helaas niet, ridderlijk op te treden gelijk in een Europeeschen oorlog. Men staat met enkele duizenden tegenover millioenen". Het is niet waar. 's Lands kinderen, neem maar luit. Kies, die er vermoord is, zendt men uit met patrouilles van 15 man tegen honderd tallen. Met duizenden tegenover mil lioenen" ... het klinkt wat groot! De heele expeditie" uit venia verbo telde l kapitein, 2 luitenants en pi. m. 70 man. Wij weten het. 't Is reeda gezegd in de Tweede Kamer. De heer van Deventer heeft er, met den heer van Kol, goed gesproken, maar hij verzwakte daarna de kracht van zijn betoog door te zeggen : zelfs verdubbelen van onze oorlogsmacht zou niet helpen.... Zeker, met verdub belen zouden wij nog niet kunnen be reiken, dat wij alle onderworpen stammen konden beveiligen tegen de niet onder worpene. Maar wij zouden tenminste kunnen ontgaan de chronische uitmoor dingen van onze mannen door samengeloopen vijanden on kunnen -ontgaan de noodzakelijke" onmenschelijkheden, van het neerschieten van gevangenen, en dergelijk fraais. Een van beiden: óf niet optreden zooals bijna altijd had behooron te ge beuren óf optreden als een werkelijk beschaafde natie." Maar dat kost geld. En wij Hollanders houden van ouds ervan iets te doen op een koopje. ReisbrieveD van L. van Deyssel, Vier Dagen te Venetië. Vierde Dag. De Renaissance-kerken zijn proeven of modellen van tempel-architectuur; maar ook zijn vele er van (hoewel te Veneti niet het meest die door Palladio) blijken der levens- en kunst-opvatting eener menschheid, die iets groots had verloren, en daar voor niet iets gelijkwaardigs in de plaat» had gekregen. ? Velen dier kerken bevatten praalgraven van zulke afmetingen en zoo talrijk, dat de eigenlijke kerk met haar beteekenis en doel er door verdwijnt. Die praalgraven zijn zoo hoog als de zijgevels der kerk zelf, die zij aan de binnenzijde geheel bedekken. Men komt de kerk binnen. Wat ziet men daar? Men ziet er gebeeld houwde bisschoppen in vol ornaat levens groot liggen, op katafalken, tusschen zuilen, onder friezen, omgeven van Ie vensgroot e allegorische figuren, vrouwen met urnen in sleepende gewaden, zwevende jonge engelen; men ziet er doges, te voet, te paard, ja, levensgroote doges op levensgroote paarden, dikke, mollige, en te gelijk krachtige en overwinnings- en vertrappens reeê', paarden, met sierlijke zware krachtige dikke staarten en golvende" manen, zij zijn loopend afge beeld, en hebbon n voorpoot en n achter poot in de hoogte en de doge zit er op, in zijn harnas, met zijn lans... Dat ziet men daar. Overigens ziet men ergens, veel lager dan die pralende helden en als een kleine bijkomstigheid ... het altaar, dat is de plaats, waar... God" resideert! Wat drukt een der gelijke inrichting eigenlijk uit? Zij drukt uit, dat de kerk en de gods-idee voor den menschheidsgeest niets meer was de kerk werd een graf- kapel voor den Bisschop en den Doge. De Bisschop ging er liggen, meestal op zijn zijde, met de hand onder het hoofd, maar de Doge, die reed er, god-dorie, binnen, en bleef er staan op zijn paard, als op een marktplein, iets wat hij in de eetzaal van zijn paleis zeker niet zou hebben gedaan! En dit hier is de hoofdzaak op onverheven wijze. Is op zichzelf de gedachte van den stouten pronk-ruiter hoog opgesteld in het stille geheimzinnige gebedenhuis van den christelijken ritus iets zeer zonderlings, het deed er niet toe indien werkelijk de antieke verheffing herleefd ware. Dat zij, wat mij aangaat zeiden: wij gelooven niet meer aan die christelijke gedachten- en gevoelswereld, wij kennen die niet meer; wij zijn er alleen, wij, de menschen, de edelste, de schoonste, de roemrijkste der menschen, u-ij zijn de goden! Maar dit konden zij niet zeggen, omdat die antieke goddelijkheid niet was herleefd. Dat was geen heroïsmus, dat was geen schoonheid, dat was geen vergodde lijking der volle, bloeiende, levende na tuur", want... de natuur was er wél, maar de goddelijkheid bleef juist achterwege. Zoo'n groote, hoog staande,gebeeldhouwde ruiter in de kerk van Santi Giovanni e P a o l o zegt niet anders dan: Goi is er niet meer, nu ben ik er nog, ik, dat is een dapper aanvoerder van soldaten in dienst eener voor niets beduchte koopstadsmacht op een krachtig wei-gevoed paard, met groote technische bekwaamheid en uitstekende uitdrukking der neiging, die mij vervult en van de goede eigenschappen van mijn paard, door Pietro Lombardi in beeld gebracht! Toch wel, het zegt nog wel iets anders, het zegt natuurlijk geheel het onderscheid in stijl tusschen dit ongoddelijk ruiter-beeld en de ongoddelijke ruiter-beelden door individueel anders aan gelegde leden van de zelfde beeldhouwersschool of beeldhouwersgroep en door leden van beeldhouwers-scholen uit andere tijden gemaakt; maar in het algemeen, als mede sprekend in den hoogen redetwist der enkele groote levensbeschouwingen, zegt het anders niet dan dit. Van de dertig kerken, die ik behalve den San Marco gezien heb, vind ik Santa Maria dei Miracoli en S. (f i o r g i o dei O r e c i, het mooist. Beide zijn zonder zijbeuken. De zoo-genaamde laat-Gothische kerken van Venetiëzijn, op enkele deelen na, een gevel hier, een zoldering daar, leelijk. Men ziet b.v. zoo eene zoogenaamde Gothische kerk met een soort ton-ronde pijlers van rooden baksteen en daarboven een ruimte vol hel wit licht. Veelal vertoonen deze kerken ook den overgang van Gqf liek op Renais sance" hetgeen «iet anders beteekent dan een onmogelijke samenvoeging van leelijke deelen van verschillenden stijl, waardoor zelfs alle begrip van bouwkunstig schoon verloren gaat, zoo dat boven deze de witte, heldere kerken van Palladio dan zeker nog te verkiezen zijn. Santa Maria dei Miracoli is een keurig stukje. Een kleine kerk, van buiten en van binnen nagenoeg geheel marmer, en dus niet vuil ook, want stukadoor- en pleisterwerk is minder gemakkelijk schoon te houden dan marmer. JSTu moet ik u ook rond-uit zeggen, dat wel deugdelijk de toe staan van zindelijkheid tot de schoonheid behoort. Iets leelijks wordt niet mooi door zeer zindelijk gehouden te zijn; maar de schoonheid komt eerst tot haar recht door pok schoon te zijn gehouden; vandaar de intieme verwantschap tusschen de beide beteekenissen in ons Nederlandsen van het woord schoon". Aangezien aanslag, vlekken, verweerdheid, vuilheid in n woord, de kleur van een gebouw verandert en de kleur behoort bij het bouwkunstig schoon waarom ook zooals wij bij de bespreking van den San Marco inzagen de zelfde vormen in edele, edel-kleurige, grondstoften meer schoonheid bevatten dan indien zij er uit onedele bestaan zoo is een ge bouw eerst schoon (evenals een vrouwenaangezicht) wanneer het er ook zindelijk uitziet. Ik beweer niet, dat het er bepaald rersch moet uitzien, in tegendeel! ik beweer ook niet, dat de natuurlijke kleur b.v. van sommige dakpannen en baksteenen niet zóó leelijk kan zijn, dat zij er door wat aanzetsel van stof enz. niet op ver beteren zou, maar alleen dat een oorspron kelijk mooi van kleur zijnd gebouw alleen door schoon" te zijn in de eene beteekenis van het woord, schoon" blijft in de andere. De kerk van Santa Maria dei Mi racoli is een gebouw uit het eerste tijd perk der Renaissance, t usschen 1480 en 1490 door Pietro Lombardi gebouwd, tusschen 1880 en 1890 gerestaureerd. Het is vooreerst voortreffeliji gerestaureerd, hetgeen een zeldzaamheid is. Vervolgens heeft het niets van Renaissance", daar de bouwmeester historisch, archaïstisch is te werk gegaan en blijkbaar het model eener zeer vroege, oud-christelijke basiliek heeft gevolgd. Het is zeer eenvoudig en zeer edel van vorm en kleur. Zonder zijbeuken, zooals ik zeide, zonder pilaren dus, eene onverdeelde ruimte. Het koor, boven de crypta, waar de dienst plaats heeft, is ongewoon veel hooger ge plaatst dan het schip", waar de menigte verwijlt. Do mooie marmeren muren worden samengebracht en gedekt door eene mooye houten dakronding. In San G i o r g i o dei G r e c i, een zestiende-eeuwsche kerk voor de Grieken, was ook veel moois. Het hout-beeldhouw werk der choor-stoelen niet zoo bizonder; maar alle groote vormen van het gebouw goed en allo voorwerpen van den dienst mooi, ook de byzantijnsche schilderingen en het inlegwerk. Ik kwam er terwijl in het choor twee mannen aan een beurtzang ?waren en, daar overigens de kerk ledig was, dacht ik niet anders of zij repeteerden hun gezang voor den dienst. Ik trad dus, te midden der fraaiste dienst-voorwerpen, tusschen hen heen, en, verderop een verguld bronzen deur open ziende, ging ik ook daar door. Ik moet erkennen dat ik, naar ik mij vlei onmerkbaar mij een weinig vreemd te moede gevoelde, te meer daar de kerk niet dan na vruchtelooze pogingen en na een gang door zeer enge stegen en onder veel te drogen hangende onweelderige intime kleedingstukken, was te bereiken geweest (zooals de plaatselijke gesteldheid van Venetiënu eenmaal soms medebrengt), toen ik plotseling te midden van zonder linge personen, in zonderlinge gewaden, stond, die zonderling gebaarden. Een hunner beduidde mij niet verder te gaan; maar ik iras reeds te ver gegaan. Het type dezer personen deed blijken, dat zij in ras meer van de Hollanders verschilden dan de Ita lianen doen ; en ik was er, rond-uit gezegd, niet volkomen zeker van, dat hun ritus niet voorschreef een mogelijken indringer in het Heilige der Heiligen koel- weg te offeren. Toen begreep ik, dat het Grieksche priesters waren en dat, evenals in de kathedraal van Petersburg, de dienst hier geschiedt in een gewijde ruimte, welke geheel van de overige kerk is afgescheiden, zoodat de ceremoniën voor de geloovigen nagenoeg onzichtbaar geschieden. Ik stond nu echter tusschen hen in aan de heilige tafel, terwijl een ruige monnik, met, naar mij voorkwam, wild- snelle, buigingen, die tafel kuste, en een jeugdige, schoone, maar vreemd, onheil spellend schoone, priester mij hoogmoedig aanzag. Ik wierp de omstandigheid toen echter maar in het luchtige, beteekende met een handgebaar mijn waardeering voor het gegevene en verliet groetend het ge zelschap. Ik woon hier in het huis, waar in Sep tember en October 1786 Goethe heeft ge woond, en een myner heerlijkste ontmoetin gen, is die geweest met Canova, den 18e 19e eeuwschen beeldhouwer. Ik vind hoe langer hoe meer, dat er weinig verschil is tusschen de ontmoetingen met de levende menschen, die de kunnstenaars zelf zijn, en de ontmoe tingen met de figuren, welke zij hebben ge maakt ; weinig verschil ook in den aard der aanraking met de dingen uit het verleden en met die uit het heden. Ik herinner mij op dit oogenblik geen enkel beeldhouwwerk der Renaissance, ik bedoel uit de laatste helft der 15e, uit de 16e en uit de 17e eeuw, dat ik zou prefereeren boven het werk van Canova. Op de bovenste verdieping van het M u s e o Civico is een klein Canovaarchief je, R a e c o 1 1 a Canoviana, en gips- afgietsels naar zijn werken. Toen ik die gips-afgietsels gezien had, uren heb ik er naar staan te kijken ben ik ook al die archief-dingetjes gaan bezien, n voor n : gereedschap, waar hij mee ge werkt heeft, opdrachten van portretten van hem aan vrienden in zijn handschrift en met zijn handteekening, medailles, die hij heeft behaald, kleine schetsen zonder eigen lijke kunstwaarde van hem in terra cotta, alles, alles moest ik lang zien. Ziet daar een man naar mijn hart; ziet daar naar mijne meening het antieke" waarlijk genaderd (evenals Goethe trouwens in den zelfden tijd maar in geheel anderen trant heeft gedaan). Let wel, dat het gips-afgietsels waren. Ik wist niet wat ik zag. Eerst een bedroefd meisje of jonge vrouw, dit en alles in zoogenaamd classieken stijl". De sleepende vouwenval om de onderhelft van het lichaam wat te kort, wat te zwaar, maaj- overigens: god, wat een adel, wat een edele uitdruk king van gevoel, niet in het gelaat, maar in de geheele gestalte. Toch is een dergelijke sentiment-uitdrukking in stilstand eene edele uitdrukking eener schoone droefheid, zóó doorvoeld en zielvol, dat zij als een adem rondom het gelieelo werk omgeeft, even-min als de prachtige uitdrukking van sentiment in beweging-houding, waarin óók Canova een meestor is, nog van het schoonste antieke verwijderd. Het is antiek of classiek van school, van attribuut, van begrip, en dit vereen igd met een kunste naars-ziel vol heet en hevig levende edele en diepe sentimenten. Maar ten eerste is de begrippen- en sentimentenwereld bij de antieken (zooals men die ook te Parijs, te Londen, te Berlijn kan zien) vollediger; ten tweede zijn de zooeven aangeduide edele en diepe scntitimenten bij de antieken dermate n (dus niet samen in den zelfden kunstenaar aangetroffen wordende maar als n in wezen in hem bestaande), dermate n met het begrip en den stijl, dat zij niet als een adem het werk schijnen te omgeven, maar dat zij de materie, de vormen zelf van het kunstwerk ook in den indruk, dien zij geven, onafscheidelijk zelf zijn, zelf uitmaken. Bij Canova is niet alleen de stijl (nl. de school, het begrip, de modeleering) clasaiek; en bij Canova zijn niet alleen de sentimenten voortreffelijk levend; neen, de sentimenten zijn daarbij óók wel deugdelijk classiek te noemen; maar het is de wijze, waarop stijl en sentimenten zijn samengebracht, zoo dat zij het heerlijke kunstwerk vormen, die niet classiek, of liever niet antiek, is. Dit een en ander dacht ik bij het zien van dat meisje. (Wordt vervolgd.) L. VAX Gemeentebelangen. Vastgcwerkt 11. Een begrooting bekijken om haar financieele beteekenis, schijnt, als de lioogc politiek aan het woord is, wat heel nuchter. Toch lijkt het niet geheel bezyden alle wenschelijkheid. Dat men er nooit al te veel over praat, ligt intusschen ook wel daaraan, dat het niet zoo heel gemakkelijk is, om, bij de bestaande inrichting onzer begrooting, zich er een heel duidelijk beeld van te vormen. En dat Begrootingen en Rekeningen twee dingen z\jn, die nogal heel aardig uiteen kunnen loopen. Over die inrichting is door mij al zoo dikwijls geschreven en gesproken, dat het voor velen den schijn is gaan krijgen, alsof het begin en het eind van mijn streven in Gemeentezaken m de administratieve inrich ting ligt. Maar ik kan het niet helpen: als we over cijfers gaan redeneeren, en den stand van onze Gemeente-financiëa beschou wen, heb ik toch liefst cijfers die een juist beeld geven, en geen, die een onzuiver beeld laten zien! Bij net indienen van elke begrooting krijgen we van B, en W. een soort van overzicht van de stijging onzer uitgaven want dalen doen nu wel eens voor onderdeelen, maar als geheel natuurlijk niet. En dat overzicht gaat meest gepaard met een waarschuwing aan den Raad, on» op te passen en niet nog meer uit te geven. Zulk een advies, of wenk te geven, al» het dit oorbaar acht, is natuurlijk het goed recht, zoo niet de plicht, van ons Dagelijkse!» Bestuur. Mits het ons niet noodeloos de» schrik op het lijf jaagt, niet verkeerd den indruk geeft alsof we er al te royaal op los leefden, en daarmee de vrees vooraan staande belastingverhooging niet te vroeg opwekt! Dit jaar nu klonk de waarschuwing al zeer ernstig. Onze uitgaven zullen in 1908 boven 1907 stijgen met ?927,500, en zoo hoog is 't accres nog zelden geweestt Dat klinkt inderdaad onrustbarend genoegt Maar nu is er, daarlatend de verschillen tusschen Begrooting en Rekening, eenmaal een belangrijk verschil tusschen Bruto-uitgaven en Netto-uitgaven. Onze Begrooting en Rekening bevatten een groot aantal uitgaven waartegen directe ' inkomsten staan. Allereerst het bedrag van renten en aflossingen, waarin onze bedrij ven en ondernemingen een belangrijk be drag terug betalen. Dan zijn er heffingen en andere terugbetalingen. En nu is het duidelijk, dat eerst als we die alle er af rekenen, we tot een inzicht komen van 't geen ons gemeentelijk huishouden ons wer kelijk kost. Als we een millioen aan de Gasfabriek leenen, zorgt die zelf voor haar eigen renten en aflossingen, en al komt er dan ?.60,000 meer op de uitgaven, dan be>hoeft daarvoor geen dubbeltje meer belas tingen te worden opgebracht. Kort geleden nu is door ons Bureau van Statistiek een overzicht gepubliceerd van de ontvangsten en uitgaven in de jaren 1900 1905, waar we een zeer interessante bevesti ging van deze stelling in vinden. Wantnahet overzicht samengesteld volgens de methode van onze Begrootingen en Rekeningen, volgt er een, waarbij alles naar de nettomethode is uitgewerkt. En een vergelijking van deze gegevens onderling toont nu heel leerrijke verschillen, omtrent de schijnbare en de werkelijke stijging onzer uitgaven: Werkelijke Schijnbare stijging bij styging vol- berekening gene de reke-naar de netto Vefningsegfers. methode. schil. ?1,334,176 f 917,491 f 416,685' 1901 '1900 19021901 19031902 19041903 1905/1904 Totaal 1905/1900 728,655 ;; 1,016,325 630,099 663,198 159,592 790,006 302,753 731,556 569,063 226,319 327,946 68,3584,482,951 ?2,901,398 ?1,580,553 Men ziet, dat loopt nogal aardig uiteen. Meer dan anderhalf millioen gulden in 5 jaar;. gemiddeld p. stijging ?320.000! En als we even de stijging der renten en aflossingen apart riemen, zal aanstonds blijken, hoe belangrijk juist hier de verschillen zijn: 1901/1909 ? 591,805 + ? 225,660 ? 366,7451902/1901 320,839 144,797 465,630 19031902 470,742 + 402,265 68,477 1904,1903 106,447 240,244 ,, 346.C91 1905/1904 271,018 -f 306,221 35;203 Dus alleen over 1905 ?35.000 meer dan bet schijnbare bedrag, gevolg waarschijnlijk daarvan dat toevallig voor de bedrijven nog weinig gelden uit de laatste leening geboekt was, en hun terugbetalingen dus nog-op buitengewoon, en niet op ge-woon warentegen-geboekt. * Dit lijstje zal dus wel nogeens heel duide lijk gemaakt hebbeu dat, als we over stijging' van uitgaven praten gaan, we aan de optel som van onze Begrooting en Rekening weinig hebben, en een raming voor 1908 boven 1901 van ?927,500, w. i. o. m. alleen ?390,000 voor Rente en Aflossingen (vooral ?256,000 voor meer aflossingen) voorkomt, ons nog weinig zegt. De raming der stijging voor de gewone uitgaven buiten deze rubriek was, voor 1905 boven 1904 ? 288,000 1906 1905 534,000 1907 1906 612,000 1908 1907 537,000 zooiat we, zelfs afgezien van 'tgeen daar van weer terugvloeit, kunnen zeggen dat -we voor 1908 lieel zuinig geraamd nebben. En niét in de bus geblazen! En dit mogen we vooral daarom nog wel eens doen uitkomen, omdat de meeningverbreid schijnt, alsof de Invoering van ons nieuwe Werkliedenreglement ons zooveel zal gaan kosten. Volgens de opgaven in de Memorie v. Beantwoording op de Begroo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl