De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 november pagina 5

17 november 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1586 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. LIBERTY 8PEOIALITIE8 NOBTAINABUE EL8EWHERI INEXPENSIVE BLOUSES AND DRESSING GOWNS LIBERTY BLOUSES IN DELAINE pi. 6.08 IN FLORAL FLANNEL Ft. 7.75 IN CANTON 8ILK Fl. IO.75 IN TYRIAN SILK Fl. I3.8O IN PRINTEO TYRIAN SILK Fl. I4.BO IN LIBERTY VELVETEEN Fl. 14.5O DRESSING GOWNS IN LIBERTY FLANNEL WITH SILK R EMBR01DERED BANDS Fl. 19.75 ILLU8TRATION3 AND PATTERNBOOK8 ON REQUE8T. lul ET7 4. f* f\ KALVER8TRAAT lïl C l £ <K \J \J AMSTERDAM 80LE REPRE8ENTATIVE8 IN HOLLAND terg, de Witte Wieven uit Overijsel, de Meerminnen nit Holland, alle zoo geheel anders dan de sagen uit de verschillende landen van Duitschland; daar gevoelen we de schaduwen, de donkerten van het bergland, de vreemde, grillige vormen, de grijze nevelen, die 4e wouden vol mysterie maken. En'dan de Zwitser BC h e, vol van het herdersleven. Bieooder ifijn is hieruit De oorsprong van den Eanz des Vaches". Daar is een hooge, klare klank in, de vrede van de hooge bergen, waarin stilte en eenzaamheid de herder zyn kudde hoedt. Bet Wonderhert" en het Zwaard van ?God" geven ons sagen van de Hunnen. 'Tegenover eene sage van Hongaarschen oorqprong Beczko, van een woest tiran staat plotseling een vrooly'ke, luchtige vertelling Tot n* welzijn". Ja, Nellie heeft wel voor af wisseling gezorgd. Naast belangrijke sagen, belangrijk, omdat we er zoo geheel het type van het volk in ge voelen, staan weer andere, die vermaken om hun vroolyken inhoud of boeien door hun ry'ke fantasie. Een typisch verhaal, typisch om zyn oorsprong is de Russische «age De Schat", waar een pope, hebzuchtig en elim in voorkomt. Allerlei vragen en vermoedens wekken deze vertellingen, zoo naast elkander geplaatst, op. En ik geloof zeker, ?dat waar a» door kinderen met ouderen geleien worden, wezenlijk gelezen, ze aanleiding zullen worden tot een dieper en rijker ingaan in dezen levenden, syken schat. Haar .dat ia de vraag, hoe zullen onze kinderen ze lezen. In baar inleiding waarBchawt^fellie er tegen dat kinderen niet hun Groote Sagenboek zullen lezen Iotdat zeer len -ife el bitter weinig ftan hebben, $ 'liet' een '?verhaaltjes" teaen en gaM «l bet .eigenaardige, het intieme van deze verzameling af. Ik «tel «ar mij," zegt Nellie verder, voor groot en klein het meeste genot van voor, wanneer maa bijv. n avond in de week bepaalt tot bet lezen van de sagen uit n of een paar landen of gewesten; meer niet." Ja, dat was ook voor mij het bijzonder aantrekkelgke van deze uitgaaf, dat ik het dadelijk voelde al« een boek voor het gezin, een familie-boek, waar allen van mee genie ten. In de lectuur van onze jeugd is zoo bitter weinig, gezin s-Ie ven. Het boek is geen band; eik zit met z'n boek in een hoekske, liefst nog 't meisje met een meisjes-, de jongen met een jongensboek] Nu zou ik nooit de intimiteit van het alleen-voor-zich lezen willen missen, ook niet voor de jeugd, maar er moet iets anders naast gekend worden, juist om die intimiteit wezenlijke waarde te geven. Want de meeste kinderen (en groote menschen) lezen slecht, zyn zich eigenlijk niet bewust wat ze lezen. Het lezen is voor de meeste kinderen niet meer dan ty'dverdry'f geworden en de groote AlllllimiJIIHIIIIMtlllllllllllHJIIIIIIIIIIIIIIIIJHIIIIIIJJJflUHIIIIIIIIIIHIIIIIII UIT DB NATUUR. '?,$7Wolkenwiek, de Arend. H. Toen ik. geen kans meer zag hem met het geweer te lyf te komen, ging ik probeeren hem in een val te lokken. Ik nam twee flinke f or el l en, lei die op een ondiepe plek, dicht bij den oe?er neer, en zette er een stevige ijzeren slagval tusschen. Myn kamp lag een kwartier stroom-af, op een vooruitstekende steilrots; vandaar kon ik de ondiepte met de val goed onderscheiden. Myn jachtmakker, die nog feller op de vangst was dan ik, za; den ouden witkop 't eerst by de zandbank; ik klauterde omhoog en zag mijn zeearend bij de val, flapperend met de wieken op 't water. We sprongen in een kano, in gloeiende haast ging het de rivier op, en we juichten op gewonden, dat wij den wilden ouden knaap eindelijk vast hadden. Nu draaiden we om de laatste vooruitspringend rotspartij heen, die ons nog van de ondiepten scheidde, nog een paar riemslagen en daar stond hy', de groote zeearend, geen dertig pas van ons af, te ruk ken en te trekken aan een van de twee groote visschen; het water spatte in 't rond. Ik zal niet licht zijn gebaar en zijn uit drukking vergeten, toen hij ons om den hoek zag glijden, zyn lijf hoog en recht, zyn vleugels half open, zyn kop vooruit, de oogleden neergetrokken en de vurige oogen vol woestheid en ongetemde kracht. Zoo bleef hu staan, een machtig prachtig schepsel, tot wij vlak by hem waren, toen steeg hy' op met de overge bleven visch in zyn poot. Hy zat volstrekt niet in de val, hy was er netjes omheen gedraaid. Het flapperend plassen dat wy gezien hadden en waaruit wij opmaakten dat de arend met een poot in de klem zat, beteekende alleen, dat hu een visch losrukte van de staak, waaraan ik hem had gebonden. Of anders het uitelk&ar-rnkken van zyn visch met de klauwen, de yleugelïdeden automatisch maar een beetje mee. Na dit avontuur kwam hij nooit weer by toevoer van slappe jeugdlectuur maakt 't mogelijk altijd maar weer opnieuw nieuwe voorraad te verslinden. Het boek maakt hun geest en fantasie niet actief. Maar dit boek enkel als verhaaltjes kan precies denzelfden weg opgaan. Door het samen met onze kindren lezen wordt het wezenly'k actief voor de verbeelding. Zooals oorspronkelijk de sagen en sproken verteld werden, zoo geeft het hardop elkaar voor lezen al eene eigenaardige levendigheid en vertrouwlijkheid. Wat een genot b.v. om eene vertelling als Hymphamp-houvast voor te lezen entehooren. Dat is geen humor om alleen te genie ten, daar moet mee gelachen en mee gezien worden ; die gamsche dwaze stoet in het ver haal voorkomend, zien we aan ons oog voorbij gaan, we wijzen er elkaar op en het samen er over lachen en praten, roept scherper en duidelijker de beelden op. Het is zulk een groote schat als een boek samen gelezen wordt. Leest 't kind er alleen voor zich in, zoo wordt zijn lezen rijker en voller en zijn aandacht er toe scherper, bewuster door de gedachte: wat zullen de andren dit mooi of dit leuk vinden," Die kleine intieme uurtjes van het met elkander iets scboons genieten, zullen kostbare schatten in de herinnering van onze kinderen worden. En wat hebben we nu voor ons! Nellie be looft zes deelen, twee zijn er al uit en de anderen zullen wel geregeld volgen. Dat belooft- wat voor de goede, lange winter avonden. In aansluiting met het bovenstaande wil ik er nog even op wijzen dat een nieuwe uitgaaf verscheen van Gustave Aimard's Indiaaneche Verhalen" en May Uit de diepten van het Zilvermeer". Aimard ver schijnt in 54 afleveringen. Nog altijd wordt dus de fantasie van onze jeugd bedorven door de gruwelijke verbeelding van deze door en door verkeerde schrijvers. Zullen nu met Sint Nicolaas opnieuw deze boeken en soortgelijke aan onze jongens gegeven worden ? Zooveel ouders gaan op 't bandje af, als er maar een aangrijpende titelplaat op staat. Nellie's boeken zien er sober uit, maar welk een prachtige dingen verschenen ndet in haar Volks-Kinderbibliotheek. Telkens als ik er in blader, verwonder ik er mij opnieuw over, hoe h«t mooglijk is, voor zoo weinig geld zooveel moois te ontvangen. En nog blyder verwonder ik mij erover, dat die zuivere, echte schoonheid voor onze jeugd bedoeld ia. Nellie heeft werkjes in haar bibliotheek die geen kind mag missen. Mis schien is 't met 't oog op Sint Nicolaas waar zooveel slechts uit onwetendheid van het goede wordt gekocht, van nut eenige titels hier te geven. De prijzen zijn niet hooger dan 50 et. per deel. Beowulf, het oradste Germaansche Helden gedicht, Oud-Hindoew>h Keurjuweel, fragmenten uit Ramajana -en Mahabharata, Kalevala: het heldenepos der Finnen, Frithjof en Ingeborg; Uit het Groene Erin, alle, boekjes wier inhoud, zooals de titels aangeven uit het sagen- en legendengebied zijn. TR. KHÜYT-BOGERZEIL. 1) Zoo juist komen deel 3 en 4 in myn bezit. der zonde. Amersfoort^ P. M. Wink der zonde" is een pittig boek em eeümoreel boek. Schrikt wellicht de titel wat af, de inhoud is buitengewoon boeiend. Gysithe Lemche beschrijft er in het leven van twee jonge vrouwen : Inga en Alvilda, beiden onschuldige offers der zonde. Inga had geen moeder meer en haar vrij lichtzinnige vader, die in de volkomen on wetendheid der vrouw, haar reinheid" en het' behoud der menschheid zag, voedde Inga persoonlijk in alle onnoozelheid op, nadat hy' verscheidene huishoudsters, die tegelijk het kind onderricht moesten geven" had ontslagen, omdat zij het al te zeer op zyn vrijheid gemunt hadden! Alvilda is de dochter van een (vry hartelooze) moeder, die het kiescher" vindt over alles op 't huwelijk betrekking hebbende te zwijgen. De schr. had niet eens hare hoofdpersonen in zulke ongunstige omstandigheden behoe ven te plaatsen. Ook liefdevolle en overigens verstandige ouders, begaan in de sleur dezelfde fouten als de vader van Inga en de moeder van Alvilda begingen. Men heeft de werken van de ondiepte terug. Want er was een nieuwe ondervinding gekomen, die iets veranderde in zijn leven; en een vreemde schaduw, een angsti ge herinnering volgde hem voortaan overal en Teekening van Copeland. altijd. Hy, die zich koning gevoeld had van alles wat hij kon overzien, als hy op zijn oude verweerde pynstronk zat boven op de steile rotspunt, hy, die tot nu toe altijd de jager was geweest, hq voelde thans, wat 't beteekent en zeggen wil: gejaagd te worden. En de Anna Fischer Duckelmann maar te lezen, om te weten hoeveel wanhoop er wordt uitgeschreid tusschen de muren van de kamer eener doktores door jongere en oudere vrouwen over vervlogen illusies en geleden smarten, meestal .gevolg der zorgeloosheid van de ouders en totale onwetendheid der kinderen". Ook het werk van dr. F. Schonenberger en W. Siegert is n waarschuwing aan ouders: neem voorzorgen, vraag inlichtingen, wie de persoon is aan wien ge uw kind toevertrouwt en verzwijg niet voor uw vol wassen of bijna volwassen kinderen hetgeen zy' moeten weten, zy' behooren dat te ver nemen, niet door vreemden, maar door u l Dr. Antonio Marro zegt in zijn psychologie der puberteit (volgens de verslagen van het Psychiatrisch congres, door dr. J. H. Gunning, zie o. a. no. 22 van Het Kind") dat bij de vrouw het bewustzijn van hare roeping als moeder zich openbaart in zedigheid of ingetogenheid: Die roeping toch veroorlooft der vrouw niet aan kinderen het leven te schenken voor zij in de middelen van hun bestaan heeft voorzien. Zy is daardoor verplicht hare aan bidders op de proef te stellen en daaruit de keuze te doen, die het best het natuurlyk doel van het huwelijk zal verzekeren. Een scherpe prikkel is deze" eigenschap voor den jongeling om al zijn krachten in te spannen, ten einde by de geliefde de voorkeur boven zijn mededingers te verwerven. Men kan dus zeggen, dat indien de be minnelijkheid der vrouw dient om de instand houding der soort te begunstigen, hare zedigheid dient om die te verzekeren. De zoo groot mogelijke ingetogenheid der vrouw en het bevorderen van toestanden, die deze begunstigen, zijn een teeken van den grootsten vooruitgang in de evolutie der menschheid het krachtigste voorbehoedmiddel tegen ontaarding; hare ontstentenis is het zekerste teeken van verbastering en van teruggang der vrouw tot lagere atavistische toestanden." Vergelijken we hierbij de tegenwoordige werkelijkheid, dan komen we tot een allerdroevigste uitkomst. Hy" is gewoonlijk, als hij tot een huwely'k komt, al zoo wereld- en levenswijs, dat er van den door dr. Marro bedoelden natuur jongeling" niet veel meer aan hem te be kennen valt, terwijl het meisje-zonder-geld er letterlijk op afgericht is een man te vin den, die in haar onderhoud kan voorzien, zy huwt dua vaak allén om het broodje. Het is duidelijk, dat er in zulke gevallen geen al te groote kieskeurigheid aan den dag wordt gelegd, wanneer de voorwaarden maar voorhanden zijn. En het meisje-met-geld is er niet altijd beter aan toe. Hoe deugdelijker de vrouw voor arbeiden en tot eenvoud wordt opgevoed, hoe ingeto gener en zediger zy in waarheid zal termen zijn. Waar de mogelijkheid bestaat, het meisje een opleiding te geven, is het een verzuim der ouders, daaraan niet te voldoen l (Of zij hun kind wel of gees-fortuia kunnen nalaten bly'ft in menig opzicht hetzelfde. Er bestaat overigenj jzeen verderflyker systeem" dan het *aQ.te-zi-ei]i,ot de aood zóó dringt,dat Jansje of JuwrtjpÖiioeiaar in vredes naam ! in betrekking ntëHSLJEfc-;4ls huishoud ster, is zeï^l wBt^9Ü*-«pê|nat dat best by een heli-alleen, d*$r höefejfi niets voor te kennen of te doen d^n^gv advertenties schrijven. * "L'/ i '^" ' 't Bijna zekere .gevolgTè, dat ze 't meneer" zóó lastig gaat maken, dat de idee der vrou welijke zedigheid en ingetogenheid bij baar tot een spotternij wórdt! Maar wat wil men? Zij kan immers meestal weinig; bezit gewoonlijk niets dan een moeilijk humeur. Door het thuis teveel verbeuzelen van tijd en kracht is ze niet zelden vadsig en veeleischend, als ze by andeien komt, geworden, haar kloekheid is niet ontwikkeld en de cige kans blijft: meneer met of tegen zijn wil in de wacht te sleepen, is het dan een wonder als zy die eenige kans tracht te benutten? Eigenlijk zijn dan ook niet deze al te wél willende dames, doch de ouders en vooral de ? moeders, die haar dochters niet beter opvoedden de hoofdschuldigen, want kdn in het algemeen de achting van den man voor de vrouw groot zijn, waar hij al te vaak moe ders in laakbare onnoozelheid; of in e?en onverschrokken als botten ijver hare netten ziet uitwerpen, om een man voor haar dochters te vangen, ziek of half suf, doet niets, als hij haar kind maar onderhoud angst daarvoor lag in zij a oogen en ver zachtte hun wilden gloed, toen ik er opnieuw in keek, een paar weken later, bij zijn eigen nest op de bergen. Simmo, onze Indiaansche helper, gids en kok, kwam ook mee praten over de jacht, maar hij deed het zonder geestdrift en blijk baar zonder veel hoop op slagen. Hij had op dien zelfden arend al eerder jacht ge maakt, een heelen zomer lang; een sportsman die met hem had gejaagd, had hem twintig dollars voor de huid van den zee arend beloofd. Maar onze witkop droeg zijn velletje nog zelf en Simmo voorspelde hem een lang leven en een natuurlijken dood. 't Geeft niet of je die vogel besluipt. Hij ziet alles en wat hij niet'ziet, dat hoort hy. Hij kan 't gevaar voelen. Daarom bouwt hy zijn nest zoover weg, niemand weet waar, boven de wolken." Hierbij zwaaide mijn goede Simmo, zijn armen rond, zoodat de heele omtrek, en de hemel er by, binnen den kring van zijn aanduiding kwam te liggen Wolkenwiek is niet te schieten of te vangen I" En juist daarom wilde ik het beproeven. In 't eerst had ik jacht op hem gemaakt, zooals een wilde, zonder andere reden dan de jacht-hartstocht, de lust in den natuurlijken strijd van mensch tegen dier; later om zijn huid te kunnen verkoopen aan het museum; ook al om de lammetjes van de fokkers te beschermen tegen overval, en om de bosschen en rivieren te bevrijden van een wreeden tyran. Langzamerhand evenwel,was dat veranderd, het doel was niet meer, Wolkenwiek te dooden; ik zocht hem al minder en minder op om zijn leven en zyn huid, en meer en meer om hem zelf, en om alles of althans iets van zyn levenswijs te weten te komen. Gewoonlijk sloeg ik hem gade uit myn kamp aan de groote plas, als bij rustig kwam aanzeilen over Cariboupunt. Als hu eten had gebracht aan zyn jongen en zichzelf had zat geschranst.dan was hij in een goede stemming, en hij liet den vischarend kalmpjes voortgaan met zyn viechvangst. Soms zag ik hem optornen tegen een bries verschaffen kan," zy haar kind bezorgd mag zien?" Kan van den anderen kant een jonge vrouw nog vertrouwen in haar ouders en liefde of achting voor haar man voelen, wanneer zy na haar huwelijk ontdekt, dat zij tot een jammerlijk slachtoffer is gemaakt van de zonde van anderen? Wat helpt alle zedigheid en ingetogenheid der fijn voelende jonge vrouw tegen de lichtzinnigheid en gewetenloosheid van man nen als Gandil en Föns in Offers der Zonde". Offers der zonde ig een krachtig pleidooi voor een degelijker opvoeding, welke meer op karakter sterkte en reinheid gericht is, dan op vooruitkomen maar in de wereld," bij jongens en meisjes. G. L. heeft een ernstige, maar tevens humoristische natuur en dat geeft baar mooi boek een dubbele waarde. (De Hollandsche bewerking had nog wel wat zorgvuldiger kunnen zyn). Voor jonge meisjes is dit boek niet, maar wie als ouder het gelezen heeft, zal zijn verantwoordelijkheidsgevoel tegen over zyn kinderen en alle jongeren, zér sterk voelen, en nog lang van dit geestige, merkwaardige boek genieten. DAISY E. A. JUNIUS. iiiiiiiiimiiiHiiiiiiMimiiiiiimiiHiiiiMilMiiiitmiiiiiiiiiiiiiiMnmmiiiHi Einde der Vredesconferentie. E n Natuur geleerde uit de XI Vde Eeuw. Adam'» straf. Modes. Montesquieu, in zyn Esprit des Lois, gewagend over volkenrecht, zegt, dat het natuurlijker wijs op dit beginsel is gegrond: dat de ver schillende volkeren elkander in vredestijd zooveel goeds, als mogelijk is, moeten bewijzen, en, in oorlogstijd, het kwaad tot de geringste hoeveelheid moeten terugbrengen. Heeft over 't algemeen de Ilde vredesconferentie, het wereldcongres der beschaafde volkeren, iets anders gedaan, dan deze bepaling uit de Esprit des Lois, door meer moderne omschryringen bevestigen? En toch, toch verlangen vrienden van den vrede, en niet 't minst vrouwen, mér en btter. William Stead, de vurige vredesapostel, redacteur van den temporairen Courrier de la Conférence de la Paix, beeft voor velen, in zijn Laatste Woord tot de lezers van de Courrier dat meerdere, ry'kere en diepere uitgedrukt. De beroemde, volijverige journalist heeft in dit afscheidswoord een bizonderen toon aangeslagen, een toon ontdaan van zijn bekend, strijdlustig sarcasme, thans wysgeerig-godsdienstig klinkend. Stead zegt o,a: Dat het geen twijfel lijdt, dat de vooruitgang der menschheid, op algemeenen vrede zal uitloopen. De tegenwoordige gewapende neutraliteit is slechts een rustpunt. Het geweld, door menechelijke overmacht uitgeoefend, kan niet worden voorbijgezien. De soldaat zal worden vervangen door den politiedienaar en door stil-te-houden by het scheidsgerecht, geraakt de menschheid ein delijk tot het Wereldrecht. Laat ons anderen doen weervaren wat wij zouden wenschen dat zy ons deden. Stellen wy ons in anderer plaats. Die maximen zijn even goed de plicht der volkeren als der personen, zoowel in hun eigen belang als in dat van 't gemeenebest. De eerste plicht der menschen, is de liefde aan-te-kweeken, die ons door God werd ge schonken; aan-te-kweeken bij alle schepselen, die onze broeders zyn." Ik eindig met een boodschap uit de Oneindigheid, die tot my' kwam, tot mg, on waardig wezen, toen ik te Holloway gevangen zat, in 1855. Twee-en-twintigjaren verliepen, jaren vol stormen en beproevingen, jaren, zwddr van verzoeking, en, gedurende dat beloop der dingen, te midden van vreezeen beving, te midden van gevaren, en naderende schipbreuk stonden dier Boodschap woorden voor mijn oog als een Lichtbaak in woeligen, donkeren Oceaan. Zooals zij mij hulpe hebben geboden, breng ik ze tot u, in de hoop, dat zij ook voor u een onuitputtelijke bron mogen zijn van be moediging en bezieling. Die Boodschap bestond uit slechts drie woorden : Wees een Christen l" Vooral tot U, die met lachend geplooiden mond Reeds bergen getorst hebt van Lijden En zonder bazuinklank iederen stond Zeegbaftig vermocht te strijden. . . Zooals Carmen Sylva zegt, moge deze drie woorden doordringen. Mogen wij Trouwen, de smeekstem om Vrede, doen aanzwellen tot bazuinklank. Zal niet het, liefdevol be hartigen van andrer belangen, ten slotte lei en met wijd uitgespreide vleugels staan" op de wind als een vlieger, maar gestadig stij gend in een wijden spiraal; dat ging zonder een spoor van inspanning, alsof de wind hem opnam en meevoerde; dan staarde ik hem na, tot het voor myn oogen dwarrelde. 't Werd mij een behoefte hem te zien, zoo sterk, zoo vrij, zoo zeker van zichzelf, hem te volgen bij dat zwenken en wendt n, dat op en afvliegen, alles zonder drukte of haast of zichtbare inspanning, Nu eens glinsteren zijn kop en zijn staart als zilver in den zonneschijn, dan weer hangt hij bewegingloos als een gitzwart kruisje tegen den blauwen Juniheme.1, een kruisje dat je zoo zou opnemen en aan een dame geven om 't als broche op 't kleed Teekening van Copeland. te steken. Daar verdwijnt het zwarte kruisje in 't peilloos gewelf, het is opgelost in 't blauw; mét dat ik de oogen wil afwenden, dompelt hy' weer neer in 't gezichtsveld boven mij; met faamgevouwen wieken stort hy neer, op mij toe, lynrecht, als een steen, sneller, al sneller, grooter aldoor grooter; met een schrikkelijk windgesuis schiet hy voorbij in de diepte onder mij; ik zelf spring op van benauwdheid en haal diep adem, alsof ik zelf in de diepte was gevallen. Net voordat hij met de kop omlaag te pletter valt opdesteenen van de rivierbedding buigt hy om, duikt hoog en gly'dt voort over 't water; dan stijgt in een boog op naar de toppen van de boomen, kiest den hoogst en voor zetel en kijkt aandachtig toe naar wat de raaf doet, wat voor prooi die zoekt en hoe hy die bemachtigt. Dat is 't, waarvoor Wolkenwiek even drie den tot Bertha van Suttner's wapenkreet?: Die Waflen nieder !v * * * Het Boek der Natuur, de eerste in 't Duitsch geschreven natuurlijke historie, door Conrad von Meyerberg, omstreeks 1370, geeft eenige stellingen op antbropolog.scn gebied, die in ouze dagen niet meer verdedigd zullen wor- i den, doch, die wy om hun eigenaardigheid,; vermelden. Byv. over het grys worden. , Het gry'zen der hairen, zegt onze natunrhistoricus ontstaat door kilte van de hersenen, wanneer de natuurlijke warmte tot zulk een; lagen graad is gedaald, dat zij niet meer in staat is, de hersentouJe te keeren, zooals in den ouderdom of tengevolge van verdriet. Dit kilte-expériment klopt met de hyper-, moderne theorie van het bestryden van het gry'ze haar met heete ijzers l Ook het hoofdhaar speelt volgens Meyer berg parten aan 's menschen inborst. De XIVde Eeuwsche natuurhistorikns beweert: dat sluik en zacht hoofdhair een onhebbelijk karakter openbaart; krulhaar wijst op dap perheid. Volgens latere opvatting is krulhaar meer het kenmerk vnn wuftheid : Gekrulde hairen, gekrulde zinnen." Over 't oog, de spiegel der ziel, laat onze geleerde, zie a aldus uit: Kleine'oogen zyn het kenmerk van boozen aanleg, en veel verstand Groote oogen van minder boosheid en minder verstand. Aangaande de kleur der oogen: groene oogen zijn boos en steelach. De kaïakteristiek van mond, ooren en handen, luidt: Veelvraten en dapperen hebben een grooten mond. Groote ooren wy'zen op domheid en hoogen ouderdom. Teer- en fijngevormde handen duiden op verstand en helder oordeel. Korte handen op on verstand. Het erfdeel van gekken en dwazen, zijn lange, smalle handen. Of etn-en-ander strookt met de gelaatkunde van Lavater, mogen geleerden van dit gehalte, uitmaken. ? * * In een der laatste Heimgarten- afleveringen, schrijft Peter Rosegger: Met een godsdienst onderwijzer sprak ik over de kinderlijke bybelopvatting van schoolkinderen. In de Bijbel-les vroeg hij aan een jongen: Hoe heeft Adam ia het Paradys gezondigi? Antwoord. Adam heeft in het Paradijs gezondig , omdat hij een appel at, dien God hem gezegd had niet te eten. Vraag Wie heeft Adam tot die zonde verleid. Antwoord. Eva. Nadere terechtwijzing. Eigenlijk Eva niet, kind, maar de slang." En hoe heeft God Adam gestraft? Antwoord. God heeft Adam gestraft... gestraft... de jongen bleef steken. Maar een achtjarig meisje steekt haar vingertje op: Metster! ik weet 't!" Onderwijzer. Nu, zeg jij 't dan maar. Welke straf heeft de rechtvaardige God aan den ongehoorzamen Adam voltrokken ? Hij moest met Eva trouwen, antwoordde het meisje. * * # Voor diner en soiree-japonnen zal de modieuse sleep, lang, smal, en puntig zy'p. Slangachtig sleepje, lusjes, souple, licht; ge heel verschillend van de statige, zware, ronde of vierkante sleep. De baltoiletten van jor ge vrouwen zullen flonkeren, stralen en schitteren van goud, zilver, gitten en paarlen borduursel. Jonge meisjes daarentegen zullen zóó sober en be scheiden ten dans gaan, dat zij heugenis wekken aan een doek van de schilderes Vig eLebrun. Wit of zacht-roze mousseline de soie, met decolletéa la Vierge; geen ander sieraad, dan de verrukkelijke schoonheid van haar onverwelkte jeugd. CAPWCE. lAèvre en galantine Benoodigdheden : l haas, 375 gr. varken s vleesch, 500 gr. spek, l kalfspoot, l varkensnet, l d. L. Cognac, truffels, zout, peper, notemustaat. Bereiding: Neem al het vleeech van den haas en maal het fijn met het varkenspleesch en het spek; voeg zout, noternuskaat, truffels en cognac toe. Boer alles flink dooreen en rol de massa in een in lauw water uitgespoeld varkensnet, daarna in een doek, die aan beide einden stevig wordt dichtgebonden. Plaats in een pan het zwoord dat van het spek overbleef, de beenderen van den haas, de kalfspoot met verschillende kruiden en water; kook daarna de galantine twee uur. Maak van het overige vocht vleeschgelei en gameer daarmee de galantine. duizend meter naar beneden kwam vallen: hij is nieuwsgierig, weet graag alles. 's Morgens in de vroegte kwam hij gewoon lijk de rivier opvliegen of hij al een lange dagreis achter den rug had, met iets van ver vandaan komen en ver weg gaan in zyn vleugelslag. Wanneer ik op stille dagen aan de forellenkreek zat, hoorde ik menigmaal het zachte zijdeachtige ritselen van zijn vlerken, als hy langzaam voorbij vloog. In den namiddag hing hy' geregeld boven den hoogsten bergtop in 't noorden, op een ontzaglijke hoogte; niemand is in staat de uitgebreidheid van zijn gezichtsveld te bepa len, ik kon alleen maar schatten, 's Avonds schoot hu dwars 't meer over naar't westen, op onvermoeide veeren naar de ondergaande zon toe, altijd sterk, edel in zyn kracht en eenzaamheid, een zinnebeeld van de groote eenzame prachtige wildernis Eens op een dag dat ik hem geduldig gadesloeg in zijn doen en laten, schoot de gedachte my' te binnen dat bosch en rivier onvolmaakt zouden zyn zonder den ouden zeearend. Die gedachte kwam telkens weer op en die gedachte heeft Wolkenwiek gered voor de wildernis by de laatste gelegenheid dat ik jacht op hem maakte. Dat was korten tijd nadat wy 't groote meer bereikten. Na veel zoeken en uitkijken vond ik een groot blok hout dicht bij de plek waar de rivier uit 't meer stroomt en waar Wol kenwiek vaak op post zat. Een groote draaistroom wielde er vlak langs, net op den rand van een zandbank. Daar zat hy vaak op den uitkijk, loerend op een visch, die op de bank zou worden geworpen door 't wilda water. Ook heerschte er toen juist een ziekte onder de visschen, zij sukkelden uit het diepe water naar den oever, om te rusten op 't zand van de bank; waar ze een prooi werden van de otters, de vischarenden, de beren en van den ouden witkop, den zeearend. E. HEIMANS. Naar W. Long's Cloudwing the Eagle. Met toestemming van den auteur. De H., Amsterdam. Over die kwestie van wreede dieren binnenkort nogwel een woordje

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl