De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 november pagina 7

17 november 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1586 Dfc AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. L. J. Veltman. dit besluit ook viel, daar ik mij, ondanks de jaren, nog in de kracht gevoel ooi de taak te vervullen, die mij werd opgelegd, en om mede te strijden in het eervolle perk der kunst. Maar evenals de strijder, die de wapens moet afleggen, als de schepter van den tijd het gebiedt, en het verder aan de jongere strijders moet overlaten, om te overwinnen en lauweren te plukken, is het mij alsof beschermers, vrienden en toeschouwers mij toeroepen: 't s genoeg! Leg de wapens neder; gij streedt naar uw kracht en moed: gij hebt uw plicht gedaan; de zegepalm is u! Bijna 50 jaren! Als ik hier rondom mij zie, komen de laatste regelen van Calderon's treurspel: Het leven een droom! mij voor den geest, want zij spreken zóó duidelijk tot mij en passen zóó juist op dit voor mij treffend en beslissend uur! Ik ban zeggen met Sigismundus, prins van Polen: Nu weet en zie ik, dat het schoonst geluk van't leven Gelijk wordt aan een droom, die ons voorbij komt zweven, Waarvan niets overblijft aan 't eind van onze baan Dan de herinnering aan 'tgeen men heeft gedaan l Broeders en zusteren in de kunst, waar onder zoo velen met wie ik werkte en streefde naar volmaking in onze moeielijke taak, dank voor uwe welwillende mede werking. Moge het u wel gaan en het u mede gegeven zijn, uw laatsten avond op het tooneel zoo glansrijk te vieren als mij ten deel valt!" Na deze woorden trad de heer Veltman statig en ernstig naar voren, tot aan het voetlicht, zag eenige malen de schouwburg zaal van boven tot beneden, van rechts naar links, weemoedig rond, en zeide na een kleine pauze; PUBLIEK!... Mijn nooit volprezen AMSTERDAMSCH PUBLIEK ! . . . Ik W66t: 6r zijn nog velen ouder u, die getuigen waren van mijn eerste optreden en die het ook nu zijn van mijn heengaan Aan u heb ik een schuld te vereffenen, die ik nimmer zal kunnen voldoen. Gij waart het, die mij door uwe toegevendheid en goedkeuring deedt worden wat ik werd; ontelbaar zijn de herinneringen voor mij aan uw onder steuning en gunstbetoon; gij waart het, die op de zwarte schaduw van mijn emplooi en het karakter, dat ik moest voorstellen, het heldere licht stralen liet van uw bijval; gij wist den menseh der samenleving van den tooneelmensch te scheiden. Op het tooneel: straf en smaad voor de misdaad; bij u: vreugde en vriendschap voor het ItlHIIIIMtlMltlllllllllllllllllIIMMMHIIMII itmmtiMMiniiiiiiiiii Ziltten, teaar en Aliorf, Van deze drie is er een gecombineerde tentoonstelling bg Van Gogh op de Keizers gracht, van de beide eersten schilderyen en teebeningen, van den laatste beeldhouwwerk. ZUcken. Van dezen werd alleen z\jn schil derwerk in nogal in ruime mate opgedischt; «en reeks gezichten uit Venetiëvormt erbij het grootste deel. Zoo is er gelegenheid om d t» waarde van den schilder in de persoon lijkheid Zücken nog eens nauwlettend te wegen. 't Blijkt dan echter aldra dat men ?daartoe geen bascule noodig heeft' Zücken beeft in de kunstkringen van ons land een zekere reputatie, maar geen is het misschien recht duidelijk, door welke kwaliteiten hij zich die verwierf. Zoo was hy ook waardig gekeurd te figureeren op een tentoonstelling van de elite ond^r onze schilders, reeds jaren geleden. Deze onderscheiding was toen ech ter meer anderen te beurt gevalleu, wier werk echter tegenwoordig in 't geheel niet meer als toongevend voor de beteekeni-j der moderne hollandsche kunst wordt aangemerkt. Deze tentoonstelling dan, doet Zilcken ken nen als een schilder van wel smaakvol on derscheidingsvermogen, maar van zeer mildelmatig gehalte; een persoonlijkheid niet zonder verfijnheid van artistieken zin, maar onmachtig tot krachtontwikkeling. De resultaten van het streven vanuit die gesoigneerde kunstsmaak, zoo ze er zijn, kunnen nog niet anders dan gedeeltelijk genoemd worden, hier een gelukkige zet, daar een fijn kleurtje. In een schilderijtje als Kasteel in middagzon" is het of hij zichzelf overtrof. Want over 't geheel is dit werk slap, mager, nerfloos. soms zoo goedkoop van artistiek bejag, dat een schilderij kwalyk iets meer is dan een schraal verfrliesje op een schoon doek. Ik. geloof, dat er vele zijn, die werkelijk schoonheidsvollegewaarwordingenondergaan, (min of meer vluchtige opwellingen) in hun levenswandel; maar opvatting en sensatie verkruimelen b;j het pogen tot verwezenlijking. Wie weet wat een ontydige verspilling er geschiedt van innerlijke neigingen en intellectueele krachten. De hierbij gaande reproductie van een zijner gezichten uit Venetiëzou nogal wat doen verwachten van het o igineel. 't Geval is mooi gekozen en al is de keus uit de natuur en de indeeling ervan ook al een belangrijk ding b\j het ontstaan van een kunst werk, het draagt hier niet verder dan tot waardig. Misschien is de maker ervan jong, en heeft hij nog niet den vasten stuur te pakken. In zijn schilderijen kan hij zeer rauw en grof zijn, uiting van onbesuisde schilderslust, tuk op krasse tegenstellingen, als hier in een paar havengezichten bij rumoerige weersge steldheid. Niet altijd echter zoekt hij zoo'n motief tot het najagen van werkingsvolle schilderijaspecten, in het opvoeren van het Altorf. Presse-papier. een zekere literaire eigenschap der schilderyZilckea heeft zich verdienstelijk gemaakt als bemiddelaar tusschen kunstenaars en leeken. wereld. Daarin is misschien zijn beste hoe danigheid. Alle ijveren voor uitbreiding van het mooiste deel in het menschenleven zal heilzaaine nawerking hebben; in zeer onder scheiden maten natuurlijk; maar toch alty'd meer dan door het maken van middelmatige en onpersoonlijke schilderijen; daar is het belang van den voortbrenger uitsluitend mee gediend, evenals dat van een makelaar of winkelier door zijn nering. Cotsaar. Een nog weinig bekende naam, die hier op eenige schilderijen en meer teekeningen te lezen staat. Dit werk heeft aantrekkelijke kanten; het totaal is echter zeer ongelijklicht tot luidste blankheid (maar schril en krijterig) en het opproppen der schaduwpartij tot zwaarste kracht (waarin de kleur echter niet brandt). IQ zyn gezichten uit Londen werd een anderen toon aangeslagen. Onder indruk van de machtige stadsverschijning Londen, met zijn troebele atmosfeer, de loome deiningen van de breede wateren der Theems, tracht hij met meer ingetogenheid zijn im pressies in schilderij wezen om te zetten. Dan wordt het werk weer te ijl soms als in Waterlao Bridge, of te groezelig als in London Docks, maar in een schilderijtje en in een teekening heeft hij het toch bereikt zijn gewaarwordingen tot iets deugdelijks te realiseeren : From Tower Bridge en de Theems wekken mooie herinneringen aan Londen. In spel! Daarvoor mijn dank! Zwaar valt mühet Vaarwel!" maar ik weethat,dier baar publiek! gij zult Veltman niet ver geten ... Ook hij vergeet u niet en blijft u dankbaar tot zijn laatsten polsslag! Ik wensch u heil met de leuze: LEVE HET AMSTERDAMSCHE PUBLIEK!'' * ** Veltman's komen aan en scheiden van het tooneel is in schoone harmonie geweest. De belofte, afgelegd bij zijn optreden, heeft hij volkomen gehouden, en aan der Cossaar. Siadhuis te Gouda. Zücken. Venetië. L. J. Veltman. Naar een icldlderij van J. Israels. verwachting door dat optreden gewekt, in alle deelen beantwoord. In de schepping van zijn laatste rol was geheel ontwikkeld wat in die van zijn eerste werd vermoed. In het Zondagsblad van het Algemeen Handelsblad, 2 ie editie, van Zondag 28 Maart 1847 leest men toch over Veltman's eerste optreden: Amsterdam, Zonda? 28 Maart. Maandag j.l. (21 Maart 1847) debuteerde voor de eerste maal de heer L. J. Veltman, en wel als liefhebber met de rol van E'luard in het tooneelspel: Eduard in Schotland. Dit debut was bizonder ge lukkig. Voor iemand, die, zooals men ons verzekert, te voren nimmer eenig tooneel had betreden, heeft de heer Veltman zich buitengewoon verdienstelijk van zijn taak gekweten. Hij wist zich reeds met losheid en ongedwongenheid op het iiiimiiiimiliiimiiiiiimllllilllHlilllMilliiiiiMiimiiiii iiiiiiiiiiiiiiliiiiiun het aquarelleeren is deze schilder nog 't meest op dreef. Zijn beste werk daarin is Ze rnakerswerkplaats; een ruim louaal gezien tegen het licht in een straat, de deur staat open, werktuigen hangen er aan de zoldering en liggen hier en daar verspreid. De Pottendraaier is als figuurstndie in deze bepaalde actie, ge lukkig als in n adem in kleur gezet. Een straat van uit de hoogte afgezien en met ver scheidene guren, was hem een aanlokkelijk gegeven om op te zetten; de direktheid van de uiting geeft er iets aantrekkelijks aan. Nog enkele andere zijn ter beschouwing aan evelenswaaidig, weer andere zy'n leelijk als het stadhuis in Gouda. Maar over 't algemeen heeft dit werk de goede hoedanigheid, dat het opgewekt van doen en frisch van zin is. Maar in dezen opgewonden ijver moet eciter nog veel be zinken, dat het werk zuiverder worde en vaster door meer teekenvermogen. Die fiksche krab bels er onder lijken meer dan ze zijn. Altorf. Een beeldhouwer, die wijselijk zijn praktijk heeft aangelegd op het vervaardigen van presse-papier's en vouwbeenen. Door deze aanwending van zijn beeldhouwerservarenheid kunnen niet alleen zijn eigen materiëele belangen gebaat zijn, maar kan er ook een gunstige werking van uitgaan op den smaak en schoonheidskeur van het publiek Het is goed dat voorwerpen, al zijn het dan hoofdzakelijk nog maar de luxueuse (want aan een algemeene veredeling der ambachten zit nog iets anders vast) die door dagelijksch gebruik voortdurend onder de oogen der menschen zijn, komen uit kunst vaardige nanden. Bovendien is het snijden in ivoor om zich zelf reeds een kunst volle werk zaamheid, evenals het snijden in hout. Maar wat dan allereerst gewenscht moet zijn, is dat het met onbevangenheid worde onder nomen, dat het initiatief van den (moderniseerenden) kunstenaar er minder zich opdringe. Ik Deioel, dat zoo'n voorwerp niet allereerst het pretentieuse moet doen aan zich hebben van een uitgelezen kunstartikel, maar dat het een bewonderenswaardige proeve zij der beoefening van een mooi handwerk, van de ivoorbewerking. Want inderdaad hebben deze nederige voorwerpen te veel de bestudeerde houding van stijl-beeldhouwwerk en daarmee manie risme van uiting. Het mooiste vouwbeen is hier niet dat prijk-t met het weelderigste handvat, door het aanbrengen van een over dadige sculpture (bijv. drie muizen in zeer hoog relief) maar waarin in vlakkere plastiek een groot insect een tor meen ik was uitgesneden, of ook, waar allereenvoudigst een gevlochten band was aangebracht, het relief uitvloeiend in het gladde oppervlak van het lemmet. Hier voegde de toepassing van versiering zich naar de utiliteits eischen. Want siervormen mogen niet opgelegd zijn of aangeplakt schijnen, maar moeten als na tuurlijk aan de karakteristieke gedaante van het verbruiksvoorwerp ontgroeid zijn. Het symboliseeren der realiteit in gesloten heid van lijnenstel, het styleeren der vormen, als het styleeren der kleuren bij wand schilderingen waarvan het treffendst voor beeld in de Assyrische leeuw gevonden wordt, is de hoofdbemoeiing van veel moderne beeldhouwers. Maar hoe dit streven zich kennelijk wil doen zijn in systematiserende handeling, blijkt hier wel uit verschillende voorwerpen, en wel vooral uit den olifant in hout gesneden en met i^oor ingewerkt te kostbaar om als modern stijl-kinderspeelgoed dienst te kunnen doen! In de pressepapier's is Altorf's talent want dit moet in hem erkend worden het vrucht baarst werkzaam geweest, 't eene beter dan 't andere, weibegrepener. Maar in 't almeen moet gewenscüt zijn, dat de overtuiging steiler worde en het eigenaardige van deze vormuitbeelding minder als met een stem pel er op afgedrukt schijne. W. STEENHOFK. schouwtooneel te bewegen, en met vrij moedigheid te spreken. "Wij meenen over tuigd te mogen zijn, dat het inzigt, het welk hy in het opvatten en uitroeren dezer zijne eerste taak getoond heeft, zijn vol, krachtig en welluidend spreekorgaan en zijn allezins gunstig voorkomen, hem, bij volhoudende studiën en opmerkingen tot een sieraad van ons tooneel zouden kunnen maken. Dat is Veltman geworden en gebleven: een sieraad van het tooneel. Aan welke directie ook verbonden of welke directie ook zelf met anderen voerende 1), hij strekte haar tot eer, hij diende er de kunst niet om loon alleen, maar de kunst om de kunst, of, gelijk hij het zelf eens zegde in een rijm onder zijn portret, aangeboden aan Amsterdam's aartsverzamelaar, den heer Th. Hartkamp, aan wien het afschrift over Veltman's eerste optreden in 1847 te danken is: Wie die de kunst om loon bemint In loon alleen zijn glorie vindt Die ia, men moog' hem roemen Geen kunstenaar te noemen. Zoo getuigde Veltman zelf. Ben ander echter, wijlen professor Van Hamel, heeft van en tot Veltman, doelende op zijn emplooi van verrader" of marqué', opentlijk, op het tooneel van den schouwburg te Gronin gen, aan het slot van eene even sierlijke als welsprekende toespraak, getuigd: (Jij hebt in uw leven veel verraden, maar nooit uw kunst!" J. H. E. 1) Veltman was van 1847?1872 verbonden aan den Stadsschouwburg; van 1872?1876 met W. Stumpff, directeur der Vereenigde Tooneelisten"; van 1876?1879 lid der Vereeniging: Het Nederlandsen Tooneel; van 1879?1892 aan het gezelschap der firma A. van Lier. In 1892, vijf-en-zeventig jaar oud, nam hjj afscheid van het tooneel bij van Lier en officieel: 29 December 1895, in den Stadssdhouwburg, van het Amsterdam se hèpubliek. Toen benoemde H. M. de Koningin hem tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Bij de viering van zijn 40jarigen tooneeldienat hadden vrienden en vereerders hem een massief gouden lauwer krans aangeboden. Leze gouden krans en de ridderorde lagen op het hoofdeinde van zijn lijkkist. Veltman was geboren in 1817; vóór hij in 1847 aan het tooneel kwam, was hij boek houder bij een voorname bankiersfirma. Notaris Mr. J. F. Wertheim. f Moe, 'JMiiy, Gnllbransoii etc, (Schüller, den Haag). I. De satirieke prent ontstaat uit een onte vredenheid met bepaalde toestanden, of ze is gericht tegen bepaalde personen. Soms schept ze een type dat den toestand honend uitduidt; of ze is hardnekkig volhoudend, en ze vindt in iedere persoonlij k heil, of ver tegenwoordiger van een bepaald milieu dien trek die haar hatelijk is; zoodra ze dezen vond wijzigt ze den trek zoo dat de figuur van den voorgestelde of van de afgebeelden belachelijk wordt. Dit belachelijk maken be rust dikwijls op hei contrasteeren. Bij een atnleet zal een hoofd klein worden tegenover het lichaam en tegenover den hals; 't hoofd lijkt overtollig. Bij een Engelschman zal ze 't hoofd daarentegen geven vierkant en als van een buil-dog; maar ze zal de beenen (die toch beter dan van eenig andere natie de dansen der football kennen) spichtig maken, met zware schoenen er aan. Ze zal den Engelschman kleeden in een geruit pak; ze zal populair zijn en den belachelijke zien zooals het volk iets ziet, dat over den geest geen oordeel heeft. Deze twee soorten zjjn het gemakkelijkst te maken, het gemakkelijkst te begrijpen een man op spillebeenen met een dik buikje Abraham Prikkie, of Pickwick, if. voor iedereen klaar als een glas water dat voor hem staat. De belangrijkheid van deze soort prenten die door velen begrepen worden, gemakkelijk, na den eten, is nooit groot, de werking ervan niet doordringend. Het is alleen verwonderlijk, voor wie ziet, dat zulke prenten gemaakt nog worden, dus dat er behoefte aan bestaat (maar niets is grooter dan de burgerlijkheid als quantitett ge nomen). Deze soort prent komt in den Simplicissimus alleen op het bijblad voor. De soort die daarop volgt heeft een ander te kort. Ook deze werkt nog met bepaalde verwrineingen. Ook zij zal een persoon te Bellamy herdacht. De Dichter en Patriot JACOBUS BELLAMY, Geb. 12 Nov. 1757 te Vlissingen, Gest. 11 Maart 1787 ti Utrecht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl