Historisch Archief 1877-1940
No. 1588
K AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E o K RL AND.
De Justus-van-Maurik-bank.
Vrij belangrijke bijdragen ter verwe
zenlijking eener blijvende hulde aan
den VolksBchrijver Justus van
Maurik J r. onder welke van H. M.
Koningin-Emma af, tot die van een
dienstmeisje, van een jongen, van kin
deren uit hun spaarpotje toe heb
ben het mogelijk gemaakt om, behalve
het grafgesteente te Muiderberg, den
gedenksteen op het Damrak, nog boven
dien in het Oosterpark een monumentale
bank te plaatsen, die de herinnering
aan den beminden volksschrijver, wiens
werken nog heden het grootste aantal
lezers tellen, voor vergetelheid zal belpen
bewaren.
Het bestuur der Commissie voor een
yolkshulde aan Justus van Maurik J r.
had gehoopt de bank een plaats aange
wezen te zien in het Vondelspark, het
bestuur van dat park heeft echter ge
meend het aanzoek te moeten wijzen
van de hand.
Het Gemeente-Bestuur van Amsterdam
verklaarde zich echter bereid de hink,
ter blijvende herinnering aan
eenoprechten Amsterdammer, in wiens werken
het verdwenen en verdwijnende Am
sterdam en zijne bewoners zal voort
leven, gaarne eene plaats te geven.
Toen eenmaal in -beginsel door het
stedelijk bestuur de plaatsing op plein
of park toegezegd was, werd, dank zij
den sympathieken steun van Publieke
Werken." Het Oosterpark er voor
aangewezen.
In Het Oosterpark staat nu op
een der schoonste plekken nabij den
vijver, niet ver van den Wilhelmina
boom, de bank, gedoopt als:
JustusDe Justus-van-Manrik hankjjin het Oosterpark te Amsterdam.
van-Maurik-bank, Zaterdag 30 No
vember 1907, op eenvoudige wijze ont
huld, aanvaard en in bescherming ge
nomen door het Gemeentebestuur van
Amsterdam.
De bank geeft door klassieken eenvoud,
en vermijding van al wat naar over
lading zweemt, een indruk van deftigheid.
Evenals de andere gedenkteekenen is
ook de bank, het werk van den beeld
houwer Eduard Jacobs te Laren, ,
die de voorbereidende werkzaamheden
door den steenhouwer Tetterode te
Watergraafsmeer, tot een goed einde
zag brengen. De bank, Eduard Ja
cobs, den beeldenden kunstenaar in op
vatting en uitvoering eerende, staat in
het Oosterpark zoo schoon, als men
maar had kunnen wenschen.
i
De bank, van wit marmer, staande op
e3n grijs granieten plaat, is een dubbele
bank met zitplaatsen aan iedere zijde.
Boven aan de voorzijde van h .t midden
vlak leest men de in den steen gebei
telde woorden: JUSTUS VAN MAURIK BANK.
De zijvlakken zijn versierd met vier
bekende typen uit de werken van Justus
van Maurik aan de eene zijde: O u d e
Sientje en Mie de Porster;
aan de andere zijde:
Izaak van den
Dam en T ij s de Jolleman.
Al het beeldhouwwerk is gehouden
in het vlak van den steen.
Mie de Porster komt in de
Volksuitgaye van Justus van Maurik's Werken
voor in een deel, getiteld: Uit het Volk,
blz. 104. Dit oud-Amsterdamsen verhaal
is het eerst verschenen in : De Amster
dammer, Weekblad voor Nederland.
Oude Sientje, vindt men op blz. 38
van den oden drukvan Justus v. Mau
rik's Uit n pen. '?'^l!
Izaak op den Dam en T ij s de J ol
ie m a n zijn opgenomen in de geïllu
streerde Volksuitgave van Justus v. Mau
rik's: Van allerlei slag; het eerste ver
haal op blz. 79, het andere op blz. 89.
Beeldhouwer Eduard Jacobs heeft in
ieder zijvlak twee typen met de ruggen
tegen elkander geplaatst, zooals hij zich
voorstelde, dat, op de
Justus-vanMaurik-bank, verschillende typen
kunnen gaan zitten met al hun ver
schillend lief en leed."
J. H. R.
Zijvlakken der Justus-van-Maurik-bank.
llinilllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIMmilllMlIIIIMMlIlimiMlimillllMII
imiiiiiiiiimiiiiiiiiii
3F
De Vereeniging voor de Kunst" te Utrecht,
ik geloof wij zeiden het hier reeds meer, weet
hare leden telkenmale niet alleen iets
afwisgelends te geven, maar zij zorgt er voor, dat
wat zij biedt ook interessant is, zooclat men
zich zelden een bezoek aan hare tentoon
stellingen behoeft te beklagen
Ditmaal stelde zij hare zalen Ier beschikking
Tan de firma van Veen en Co., die, zooals
hekend is, te Amsterdam b 3ven hare theezaak,
een keur van Japansche preciosa heeft bijeen
gebracht. Wat wy hier d in ook zien is in
hoofdzaak Japansche kleinkunst, en wel uit
den goeden tijd, den tijd van vóór de open
stelling der havens, van vóór den grooten
uitvoer naar Europa. Wij moeten hier «el
den nadruk op leggen omdat wat na 1865, als
Japansche kunst aan de Europeesche markt
komt, reeds daidelyk de kenteekeaen vertoont
van voor export gemaakt te zijn. Men krijgt
dan ook de dingen die, op bestelling, volgens
bepaalde gegevens of modellen zelfs uitge
voerd, er op wijzen dat de Japanner zich
naar den smaak der Westerlingen heeft gericht.
Het zyn voorwerpen waarvan zij gebruiken
bestemming niet kennen, en die daardoor
meestal geheel onbegrepen van vorm zijn.
Wel heeft hun aangeboren smaak er iets van
weten te maken, dat onwillekeurig bekoort,
maar dit alles staat toch verre ten achter bij
wat zy voor eigen gebruik maken. Hieraan
ziet men eerst recht hun ontzaglijken zucht
tot versieren, hun gevoel voor s:hoonheid.
Bezien wüslechts een zwaard, dan is bet
bovenplaatje van het gevest, het
atootplaatje, het mesheftje, de naaldgreep, alles
bewerkt met een smaak en een uitvoe
righeid, die alleen denkbaar is bij een
volk, dat het au eenmaal niet kan nalaten
iets mooi te maken. Deze eigenschap, die
merkbaar is iu hunne bewegingen, in hun
kleeding, in hunne dansen; wij vinden ze
telkens weer terug, en het duidelijkst spreekt
ij uit de voortbrengselen der Japansche
kunstnijverheid. Zoowel metaalwerk,
alspotterie, lakwerk als snijwerk in hout of ivoor,
het getuigt alles van een overweldigende
zucht om zelfs van de geringste en meest
eenvoudige dingen iets prettigs en
aangenaama te maken; want als wij het goed be
schouwen zyn het schier alle, dingen van hui
selijk gebruik, die de heer van Veen te Utrecht
geëxposeerd heeft. Het zijn theebusjes,
tabakzakjes, medicy'ndoosjes, koekdoosjee,
toiletkastjes, gordelknoopen, dus dingen, die
men met een algemeen woord, gebruikskunst
zou kunnen noemen, in tegenstelling met
datgene wat opzettelijk om der
schoonheidswille, gemaakt is of als loutere kunstuiting
ontstaan, zooals by'v. de kaketnono en het
religieuse beeldhouwwerk. Bij al deze voor
werpen is dus de goede bruikbaarheid het
uitgangspunt, vandaar dan ook, dai ze als
mateiiaaibewerking bijna zonder uitzonde
ring volmaakt zijn. Is er iets zuiverders
denkbaar dao het goudlak van die inro's
en die koekdoosjes, iets mooiers als materie
dan het cloiaonnévan die vaasjes, of het
brons van die reukbranders. En bewonde
ren wij de bewerkin» van de stof, niet
minder staan wij versteld over het vernuft
waarmede de Japanner zijn vormen weet op
te lossen in verband met het gebruik. Is de
vinding van een medicijndooy'e, uit op elkaar
passende bakjes, die ter weerszijden in een
zijden koord schuiven niet uitstekend en
doelmatig; zijn die koekdoosjes niet aardig
met hunne kleine blaadjes die rond een spil
aan elkaar sluiten, of zoo'n toiletkastje met
de tallooze laadjes en hokjes. Het zijn al
wonderen van samenstelling, slechts mogelijk
voor den werkman, die liefde voor zijn vak
heeft. Dat hij ten slotte naast de goede
vinding, naast de uitstekende bewerking er
iets moois van .veet te maken, dit is een gave,
waardoor hij deze voorwerpen van dagelijksch
gebruik tot uitingen van nijverheidskunst
gestempeld heeft.
Volmaakt van bewerking, geheel af" van
uitvoering, geeft de versiering er het per
soonlijke cachet aan. Dat de Japanner dit
echter meer doet uit een zekeren drang om
het voorwerp zoo goed en mooi mogelijk te
maken, bewijst menige versiering, die wanneer
men tijd en moeite eraan besteed, zou nare
kenen, onder gewone omstandigheden niet
mogelijk zou zijn. Dit pleizier in hun werk,
het verklaart de overgroote zorg waarmede
alles gemaakt is, het doet ODS begrijpen, dat
een Japanner er toe gekomen is, de verschil
lende presenteerblaadjes in een koekdoosje,
alle verschillend te ornamenteeren, het doet
ons zien, dat wij hier staan tegenover een
volk, dat kunst en nij /erheid nog als
onafscheidbaar van elkaar kent, en weet te waar
deeren.
Om na het bovenstaande nog' een
geiocumenteerd verslag der tentoonstelling te
geven, het leek ons overbodig. Het eene voor
werp trok meer aan, dan het andere, hier
frappeerde een aardige oplossing van verdee
ling, ginds een prachtig doorgevoerde
ornamentatie (wjj denken even aan een mooie
tempellamp) iets verder weer een gelukkige
kleurcombinatie ; kortom in alles viel eigen
lijk iets scho >ns op te merken en te bewon
deren, alles getuigde van een geest van enorme
voornaamheid, zooals alleen goede oude Ja
pansche kunst die bezit.
Mocht men dan ook in onze dagen, door
de groote toevoer der bazarartikelen, zich een
indruk gevormd hebben van Japansche kunst,
als iets zonderlings, iets bonts, en vreemds,
voor onze Westersche begrippen alleen goed
genoeg om een serre of balkonnetje mede
te beplakken, zoo kan men niet beter doen,
dan door de collectie van den heer Van Veen
zich van zijn dwaling doen genezen. En onze
ornamentisten en kunstnij veraars, die zoe
kende zijn naar nieuwe vormen en lijnen, ook
hen zouden wij deze ge egenheid, om goede
Japansche versieringskunst te zien, willen
aanraden, niet ter navol «ing, maar ter
leering. Geen volk toch is zóó doordrongen
van een gevoel voor versiering, geen volk
weet zoo 'n achevéte geven aan zijn voor
werpen van dagelijksch gebruik, als de
Japanner. R. W. P. DB VEISS JE,
Breitensteia, en n Gibriël.
(Van Go g b, den Haag).
Eea van de eigenschappen in goed werk
is het onder vinden en het insien bij de be
schouwing ervan dat a;een tweestrijd haast
bestond tusschen het kunnen en het gevoe
len. Maar deze eenheid wordt op een andere
wüze, en met meer arbeids, verkregen dan
op een werkwijze als die van Breitenstein
is. Te veel wordt vergeten dat dit volgen
van het gevoel door de teekenende hand na
allerlei hardnekkig werken meestal nog niet
ten volle bere kt wordt, zoodat een nieuw
schilderij begonnen altijd iets blijft van een
zwemmen, learen". Oudtijds was dit minder.
Toen was in den kunstenaar het intellect
de fijne steun van het ge/oel en werd daar
door het aantal uewustheden grooter dan nu
gewoonlijk het is. Oudtijds (en door de
groote schilders van nu nog) werd een breed
heid verkregen door en na veel studie als
een natuurlijke groei Tegenwoordig bestaat
ze in een uitbundigheid als van een te lange
jongen die uit zijn krachten gegroeid is.
Vandaar ojk da' alleen een zeer wonderlijke
hartt-tocht als die van Vineent van Gogh
dit ui'.bersten vol van meening kan houden,
zoodanig dat ieder deel van het werk een
piek kleur is die beduidt" maar vandaar
zeer stellig dat een aantal impressionisten
en geinspireerden? daarop en op de
neoimpreseionisten de kleur zeer als verf be
houden, de vormen (die ze niet eens, zorgvol
zich gevend, kennen) verwarren en ontstellen
tot veel raars; vandaar de veel voorkomende
fouten als luchten die zici niet welven, on
middellijk op het schilderij? (eer de studie)
hangen. De?.e fouten zijn die van Breitenstein:
gebrek aan orde, aan kuünen, aan rust
a*n vergeestelijking, met soms een acciden
teel gelukje. En eigenaardig is tegenover
deze onrust de zuivere rust te zien van een
schilderijtje Schuitenhuisje" van Gabriël
dat zijn bekoring niet vindt in grootschheid,
maar zeker bezit in een aangename
vredevolheid van scouitenhuis, water, lucht en
wijkend land. En en rust in een werk is
zoo zeldzaam geworden, dat ze allerwege
reeds dient geprezen.
PLASSCIIAERT.
NIEUWE UITGAVEN
De Ontwikkelingsgang fier Nederlandsche let
terkunde, door dr. J. TE WINKEL, Ie afl.
Haarlem, De Erven F. Bohn.
Een Meisje Student, over Etn M ei* j e Stu
dent j e, door ANNIE SILLEVIS. Rotterdam, W.
L. & J. Bruase
Dr. MATTHIAS, Onze lienjamin van de Kin
derkamer tot in de Maatschappij. Opstellen over
opvoeding, bewerkt door G. W. ELBERTS, met
inleiding van J. W. GKRHARD. Amsterdam,
H. Meulenhofi.
Verloving, door Jon ANNA STEKETEE. Den
Haag, W. Overvoerde Jr.
Berusting, door AMAND DE LATTIN. Meppel,
H. ten Brink.
Het groene gevaar. (Absint en Absinthme),
door A. J. ORT JR.
Zuid-HoUandscke Vereeniging het Groene
Kruis". Maatschappelijke bestrijding der tu
berculose ten platte lande, beide: Baarn,
Hollandia drukkerij.
Het Sexueele Vraagstuk, afl. 9 en 10. Am
sterdam, uitgeversmaatsch. Vivat."
Pepi's Stnjd, een Kerstvertelling, door BETSY
LAND. Amsterdam, L. J. Veen.
Nieuwe Prentenboeken:
Van Marken en VoUndam. En, de kindertjes,
die ik er tegenkwam, door BEATA. Een aardig
prentenboek in zwart en rood.
Van Joiget/es en Meisjes. Ben prentenboek
met teekeuingen en versjes, van RIE CRAMER.
Kind/e's vi.ngerspelletjes en versjes, door BEATA.
Holtandsche veldbloemen. 2en kleurboek,
door E. KALSIIOEEN-BIERMANS, Ie serie.
Kalender- Vloeiboek voor 1908.
Bovenstaande artikelen alle uitgegeven door
de firma W. de Haan te Utrecht.
Maximl'.ian Harden '/er Vaterlandsre.tter, von
FEDOR FRKUXD, 3e auflage. Berlin und Leipzig,
Herman Seemann Nactifolger.
Ee,n huwelijk, door J. DE MEESTER, 2e druk.
Buisum, O. A. J. van Dishoeck.
Vragen en opmerkingen naar aanleiding ran
het faillissement der Arnkemscke i'tnki'ereeniging
Pli.exter it (]?>. Arnhem, Stenfert Kroese & v. d.
Zan ie.
W. BÖI.SCIIK, Wat is de natuur, gevolgd door
Charles Darwin in zijn leven en «erken,
bewerkt door dr. B. C. GOUPSMIT. Zutphen,
W. J. Thieme & Co.
RKNÉDE CLERCQ, Gtdichten. Eerste volledige
uitgave, h )ekversiering van J. B. HKUKEI.OM.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard: Verlof ing, door G., III.
De iydrographische opname in Ooet-Indië,
door 11. v. d. S., met af b. \e<ierlnnd voor
honderd jaren, door Generaal Wiippermann,
III, met af b. De Boompioen, door J. K.
B., met af b. De Oranjebond van Orde te
Utrecht en zijn Ontginningen, door Ericus,
(slot) met af b. Oude n curieuze
WillemMarissen door B., met af b. ? Mededeeling:
Eigen Haard, Luxe-Uitgave. Feuilleton:
De wereld om." Excellentie mr. G. van
Tienhoven-Roos. Xuuzie >sasi. David
J. Hill. Amsterdam'8 overkant. De
nieuwe Duitsche Tien-Mark Biljetten, alles
niet af b.
Charlottenburg 3 Nov. '07.
61 Sybelstrasse.
Geachte Hoofdredactie!
Mijn critiek in uw geacht blad van 27
October, op den roman Zoekenden" van S.
Goudsmit, heeft mij een boosaardigen aanval
bezorgd. In Het Leven, in welk weekblad de
heer Is. Quéridoenik veertiendaagsch opstel
len schrijven, desavoueert de heer Q. de
hoofdredactie en insinueert mij in het vol
gende begin van een critiek op de Haagsche
Schetsen" door L°o Faust:
HAAGSCHE SCHETSEN.
I.
Er wordt ontzaglijk veel geproduceerd in
de laatste jaren. Geen bijhouden aan. Ik
voorzie het moment, waarop ieder mensch
een boek, zoo niet uitgeeft, althans schrijft.
We krijgen dan den roman van het
slagersboodschappenloopertje; den roman van den
telegram-piccolo; den roman van den belt
werker; den roman van den poelier; den
roman van de keukenmeid; den roman van
den spoorwe^jongen; de verzen van de tele
foonjuffrouw ; het drama van de
brievenaflikster ; den roman van den brieven weger ;
den roman van den tramconducteur; den
roman van den tramconducteur-koetsier
ervaringen op vóór- en achterbalcon ... enz.
Er wordt ook ontzaglijk veel critiek ge
schreven. Wat snoeshanen er zich niet al als
kunstrechters, kunst-Salomo's opwerpen!
Zonder een spoor van eenig dieper
analysevermogen ooit getoond te hebben dan in
wat duffe krantenartikeltje?,
zorgvuldig-verknoeide kletszinnen, snaterend van dingen
waar de zetters meer van weten, stelt dat
goedje zich maar op een standpunt en richt
en wijst het volk den weg l Een droeve
rommelzoo tegenwoordig!
Niet alleen dat in de zeer nabije toekomst
iedereen met zijn" of haar" roman, vers, ver
haal, novellen, drama, tooneelspel-kunst, voor
dendagkomt,ieder zal er verschijnenmet?zijn"
of haar" critiek. Vertel je b.v. in 1906 dat
een boek van den journalist Bernard Canter
zoo slecht is-ora-je-'r-een aap over te lachen, en
over een ander boek een jaar vroeger van
dien zelfden genius, dat het alles is, behalve
een b o e k, ... je kunt er zeker van zijn, dat
het je ingepeperd wordt, na een pooze,. . . en
dat als er niemand meer aan denkt, hoe
zeer de onderhanden-genonaene nog z'n won
den staat te bekriewelen, de man zélf
voor chirurgje gaat spelen, .... zoo in schijn,
zonder eenig verband met het voorafgegane
advies-over-zijn -eigen nieti^heidje. Zoo is 't
leven! Zand-in-de-oogen strooien, en dan
zeggen .. kerel stuif zoo niet, je maakt me
blind l Dat pakt. Hoe brutaler hoe aardiger,
en hoe knallender het effect. En zoo ben
je als criticus, dan hier, dan daar, je leven
nooit zeker! Sluipmoord is aan de orde van
den dag. Hier heb je een paar broekjes,
literair of niet, hoogelijk bewonderd, en kom
je tot de voor hen ontnuchterende
mededeeling dat ze nog pas beginnen, en door
niets nog het recht hebben te schreeuwen
over de slechtheid en voosheid van anderen,
als zij zelf nog niets gedaan hebben, dan
ben je'n volgende maand 'n lijk! OI 't zou
eena tijd worden, met al die snuiters en
snuitertjes, een voor een, voor goed en fel
af te rekenen. Want vraagt men hun bagage
te declareeren, dan komen zij als wijlen Solser
en zijn revue met een leegen handkoffer,
waarin hoogstens 'n vuil boordje,'n verroeste
pen en : een copieerapparaat!
Daarop heb ik het volgende antwoord aan
den heer Quérido naar Het Leven ingezonden: