Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER
190Z;
WEEK
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
OxicLer recLaotie
VOOB NEDERLAND
IMJc. S. :F. L. -WrESSIIsrG-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ....
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, .
/ 1.50, fr. p. post f 1.65
mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
0.12V
Zondag 8 December
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per refcel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAST VEKBE'EN\\AAN NABIJ: De werk
loosheid te Amsterdam. De toestand en
?de vooruitzichten in deKotterdamsche haven,
door X. Reisbrieven van L. van Deyssel,
»«rvolg. Militaria, door Observator. De
pandbeleening. I, door C. G. Polvliet. Over
de betekenis der Encyküek: Pascendi
domiwci gregis", d. 'Frans Berding.
FEUILLETON:De An8rchist,'III,(s).).Naarhet Fransch,
^. Jean Chantavoine. KUNST EN
LETTEHEN: Indische woordenboeken,door S.Kalfi.
VOOR DAMES: Vrouwenkiesrecht, door
Daisy 'E. A. Junius. Sprookjes, van mevr.
Welly Hoekstra-Kapteftn, door Tr.
KruytHogerzeil. Zich schikken, door B. L. E.
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NA
TUUR, door E. Heitnans. Naatje op den
Dam, met af b. 'De Vredesconferentie en
de karikatuur, I, met afb., door Greve.
Habert Laroche, met portret, door J. H. R.
Kueter's Kalender voor 1908, door B. W. P.
de Vries Jr. Opera-opvoeringen, door mr.
J. J. Eaaff. FINANCIEELE EN
OECONOM1SCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en V. d. S. Barones von Snttner
«a een grenadier, door'C.-S. Een blik in
de begrooting van het departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel" voor 1908,
door E. van Gendt. ^Besliste volzinnen,
door Jacob Israël de Haan.
BOEKAANKONDIGING. INGEZONDEN.
DAMBÜBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
Be Werkloosheid te Amsterdam.
De werkloosheid, droevigste nasleep
van de financiëele depressie, woedt niet
allén ia Amsterdam, maar wel woedt
ze er reeds op haar ergst.
In de straten staan mannen, wien men
bet aanziet, dat het hun gewone bezigheid
niet is, als straatzangers de buurt op
te vroolyken" en aan de deur bellen
ieder oogenblik menschen, die om werk
Tragen. Maar de ellende, 'die men niet
ziet, de ellende, die begint te wassen,
en die gekeerd moet worden, is nog veel
grooter dan de ellende, die men ziet.
Er zijn verschillende redenen, waarom
iet goed is dadelijk te geven, VEEL en
ZOO SPOEDIG MOGELIJK.
De oproep aan de ingezetenen van
Amsterdam", die om werk en om geld
vraagt, is, behalve door burgemeesteren
Tele autoriteiten, geteekend door de vol
gende commissie:
Dr. P. A. Klap, Amst., Prot. Werk
verschaffing, voorzitter.
Mr. E. M. M e y e r s, Gem.
Werkloosheidsfonds, secretaris.
A. J. Mendes daCosta,
Vereeniging van Armbesturen, secretaris.
W. H. v. Zanten J r.
P. H. B o n, Chr. Werkl.-Ver. Maarten
Luther".
W. C. D e e n i k, afd. Amsterdam, Ned.
Aannemersbond.
J. D o u w e s, Chr. Werkl.-Ver. Patri
monium".
Th. G a b r i e l, St.
Joseph-gezellenvereeniging.
M. A. v. d. H a g e n, Plaatselijk Arbei
derssecretariaat.
T. Jonker, Hulp voor Onbehuisden.
J. Kok, Alg. Ned. Werkliedenverbond.
<r. Muller, Alg. Winkeliersvereeniging.
C. S c h e r e r, Chr. Werkmansbond.
J. F. H. S p i e r, Alg. Patroonsvereeniging.
J. W. S m i t, Ned. R.-K. Volksbond.
H. H. Wol Ir ing, Amst. Bestuurdersb.
C. de Z waanCzn., Amstels Bouwkring.
De heer K. vanLennep, Heerengracht
392, heeft zich bereid verklaard de giften
in ontvangst te nemen, terwijl ten spoe
digste aan de werkloozen kennis zal
worden gegeven, op welke wijze zij zich
hebben aan te melden.
Be toestand en de voor uitzichten
in de Kotterdamsche haren.
Een ernstig bericht kwam dezer dagen
in de bladen voor en werd mij bij nadere
informatie nog bevestigd. Het bericht nl.
dat, tengevolge der langdurige strubbe
lingen in de Rotterdamsche haven, de
Duitsche graan-importeurs hebben be
sloten om. voortaan geen graan meer
over Rotterdam te laten komen, doch
over Antwerpen en Einden.
De oorzaak hiervan ligt voor de hand.
De strubbelingen in het Rotterdamsche
fraanbedrijf duren al reeds sedert 1905,
. i. sedert het eerste oogenblik, dat de
graan-elevators zijn aangekomen. Eerst
is toen de staking der graan wegers
uitfebroken en daarna, anderhalfjaar later,
e staking der graanbootwerkers.
Bij beide stakingen heeft het allerwege
de aandacht getrokken, dat telkens de
Duitsche graan-importeurs partij kozen
vóór de werklieden; eerst door zich tegen
over de wegers te verplichten, niets met
de elevators te ontvangen, daarna door
zonder slag of stoot" aan de vrijlieden,
wegers en ophouders loonsverhooging
toe te kennen.
Wat was er telkens de oorzaak van?
Geen andere dan deze: dat de Duitsche
graan-importeurs ten koste van alles
wilden voorkomen, dat er stagnatie zou
komen in het graan-vervoer, omdat dit
tot onberekenbare schade voor hen leidt.
Vandaar .ook, dat de onderhandelingen,
die indertijd gevoerd zijn over de
elevatorkwestie, eerst onder presidium van den
burgemeester en voortgezet onder dat
des heeren Plate, begonnen zijn op aan
drang van de Duitsche importeurs.
Maar wat is daarop gevolgd ?
De staking in het graanbedrijf, die
twee maanden duurde.
De werkgevers zijn er daarbij
wel-iswaar in geslaagd, de werkzaamheden
met werkwilligen" grootendeels, en ten
slotte zelfs geheel, voort te zetten, maar....
dag aan dag, wanneer er tusschen werk
willigen" en anderen eenig conflict ont
stond, werden de booten ontruimd", en
werd ongewogen in lichters geladen".
Het publiek begrijpt dat niet, en al
de mérites van dit gecompliceerde be
drijf kan ik hier niet uiteenzetten.
Het zij genoeg, er op te wijzen, dat elke
ongewogen" over boord gewerkte lading
gepaard gaat voor de Duitsche impor
teurs met hooge extra-kosten, met on
eindige chicanes, processen, enz. En het
is mij wel eens voorgekomen, dat de
cargadoors meermalen al te gauw tot
ongewogen werken" bevel gaven, uit
wrok tegen de Duitsche importeurs,
omdat ze telkens de werklieden ter wille
waren geweest....
Dat werd ten slotte onverdragelijk.
Het voordeel van Rotterdam's ligging
ging geheel te loor aan de extra-kosten,
en zelfs bleef nog een schadepost over.
Ziedaar de oorzaak, waarom ten slotte
de Duitsche graanimporteurs besloten heb
ben, niet meer over Rotterdam (te ont
vangen.
Dat is een zeer ernstig feit, want dui
zenden en duizenden, ja millioenen, zullen
daardoor aan Rotterdam voorbijgaan, ja,
het kan voor de werklieden een ramp,
voor de werkgevers een bedenkelijke
schadepost worden.
Dat kan nog voorkomen, of, voor zoo
ver er reeds enkele contracten over Ant
werpen of Emden zijn gesloten, weder
goedgemaakt worden.
En dat wel op deze manier, dat beide
partijen zich gestreng aan de eenmaal
gesloten overeenkomst houden op den
grondslag waarvan de staking in het
graanbedrijf is opgeheven.
Laat mij hier uitdrukking geven aan
mijn gevoelens van waardeering in ver
band met het feit, dat de staking op
deze wijze is geëindigd. Reeds vroeger
heb ik in het Weekblad betoogd, dat de
eenige flinke regeling, of liever de eenige
regeling, die althans eenigen waarborg
biedt voor rust in het bedrijf, zijn kon
het stichten eener patroonsvereeniging,
die bereid zou zijn in overleg met de
vakvereeniging de arbeids-voorwaarden
te regelen.
Dit is nu geschied, en beide partijen
verdienen daarvoor lof.
Op voorstel dar werkgevers is thans
een commissie ingesteld, niet uit perso
nen, maar uit vertegenwoordigers der
vereenigingen bestaande, welke commissie
voorkomende grieven zal oplossen. Dat
is de weg, de eerste stap tot eene col
lectieve arbeidsovereenkomst. Verder wil
de werkgevers-vereeniging boekjes uit
geven, waardoor de naleving van de
vastgestelde arbeidsregelingen bevorderd,
en het telkens aanvoeren of toelaten van
andere werklieden in het havenbedrijf
voorkomen zal worden. En uitdrukkelijk
hebben de werkgevers verklaard, daarmee
geenerlei rancune-maatregelen te willen
uitoefenen.
En daartegenover heeft nien in het
verslag der vergadering van bootwerkers
van Zondag jl. kunnen lezen, dat de
Besturen hunnerzijds trachten het uit
breken van kleine stakingen te voor
komen, en de arbeiders het aannemen
der boekjes aan te bevelen.
Ook de Besturen toonen dus de goede
bedoelingen der werkgevers te aanvaar
den, en het feit, dat het Bestuur openlijk
een ongemotiveerde staking op een der
stoomschepen afkeurde, bewijst wel, dat
het hun ernst is.
Zeker, do mishandelingen van werk
willigen", deze week voorgevallen, zijn
ernstige fouten. Om ze te begrijpen, moet
men de gemoedsstemming der bootwer
kers tegen onderkruipers" in aanmerking
nemen. Het is ernstig te hopen, dat de
invloed van de Besturen der
vakvereenigingen sterk genoeg zal blijken om den
werklieden het onverantwoordelijke van
hun handelen onder het oog te brengen.
Het zal een niet gemakkelijke taak zijn,
maar het is noodig.
Gelukt dat, dan is voorloopig verze
kerd : een periode van rust en zekerheid
in het bedrijf, en zal ongetwijfeld ook het
vertrouwen der Duitsche importeurs
spoedig hersteld zijn.
En wat thans als een ramp dreigt,
kan voorkomen worden!
Terwijl dan tevens de mogelijkheid
voor meer voortdurend overleg niet is
uitgesloten. X.
Reisbrieven \an L. van Deyssel.
Vier Dagen te Venetië.
Yierde Dag.
(Vervolg).
Toen keek ik op in dat Canova-archiefje
in het Museo C i v i c o en zag hoog aan
den wand een haut-reliëf. Mijn hart ging
weder open, zooals men dat noemt. Het stelde
voor een dramatisch geval uit de Grieksche
geschiedenis of fabel-leer. Een held heeft een
verhooging betreden en zal een ouden man,
die een enkele trede lager staat en den
held van iets wil terughouden, waar
schijnlijk is de oude man de vader van
den held met een in zijn rechterhand
opgeheven dolk vermoorden. Dit is de
middengroep. Aan de linkerzijde hiervan
(dus aan de rechterzijde van den toeschouwer),
en vóór de hoofdgroep in het midden, zijn
verslagen en wanhopige omstanders. Maar
aan de rechterzijde is een rij of groep
vrouwen, in een beweging van toeanellen naar
den held gewend, de armen naar hem op
geheven, die te kennen geven de gillende
smeeking: doe het niet, doe het niet!"
Zooals de omstanders stonden, was mooi,
zooals de oude man stond, met zijn beide
voeten zoo zoet als een kind op dezelfde
trede argeloos naast elkaar was prachtig
het talent van Canova '» trouwens, en
wat overigens de historische en intrinsieke
karakteristiek er van zij óénig, in dien
zin, dat de soort zijner sentimenten, in deze
groote verscheidenheid aanwezig, zonder
tweede voorbeeld is; maar alles overtreffend
was het mouvement der vrouwen aan de
rechter zijde.
O! ó! dacht ik, en alleen bij Wagner
heb ik een soortelijk overeenkomstige hoogte
van zielebeweging waargenomen.
En verder dacht ik: het geheel dezer
voorstelling is echter niet het drama en
zou toch het drama moeten zijn. Daar hebt
gij dien held, hij is classiek van model (en
van uitrusting) en stand, maar wat drukt
hij karakteristiek uit ? Op zijn hoogst drukt
hij uit: wezenlooze baldadigheid. Zie daar
het betrekkelyk minder-waardige, zie daar
waardoor men blijft beneden d^e hoogere
geesteswereld.
Dit haut-reliëf, dat dramatisch is, zou
moeten uitdrukken: verschillende, aan elkaar
tegen-over-gestelde, maar gelijk-waardige,
gevoelens der ziel. Het drama toch is de
afbeelding van den twijfel tusschen ver
schillende gevoelens in de ziel van den
dichter, die met elkaar in strijd zijn en ieder
zich beurtelings als het ware aan hem
voordoen, afbeelding in eenige figuren,
de personen" van het drama. Zoo moest
hier de liefde of erbarming gesteld worden
tegenover niet tegenover de baldadigheid
of slechtheid" zonder meer; dit toch geeft
geen dramatisch conflict, daar niemand een
oogenblik zal betwijfelen dat de baldadig
heid ongelijk heeft; maar tegenover den
heroïsmus, dat wil zeggen: tegenover
een ziels-gevoelen, even hoog als dat der
liefde of erbarming, en volgens hetwelk deze
vadermoord hier geoorloofd is (evenals de
oorlogen van Napoleon, de scheiding van zijn
eerste vrouw van Napoleon, enz.) neen,
dacht ik, sublime Canova, groote kunstenaar,
eenige, vele, diepe en hooge sentimenten
met prachtige passie uitdrukken kunt gij,
maar de compleete geesteswereld is niet de
uwe en de hemel van objectiviteit, waarin
de groote dramatist zich verheft om de
polen en bergtoppen der
menschen-zielsgevoelens te overschouwen, is niet door
u bereikt.
Daarna kwam ik in de Academfa en zag
daar van Canova ; H e r c u l e s en Lycas.
Toen werd mijn inzicht in Canova's talent
weer vollediger. Het ideale drama moge
hij niet hebben gemaakt en de drama-ele
menten niet te samen hebben gebracht, het
zoo even beschreven groote element van
het antieke begrip zoowel als van het
drama-ideaal in het algemeen, die ik buiten
zijn bewustzijn gebleven te zijn vermoedde,
heeft hij dan toch ook bezeten.
De reus Hercules, in voorwaarts
tredende beweging staande, houdt, met zijn
linkerarm achter zijn hoofd reikend, langs
zijn rug den kleinen Lycas het onderste
boven bij Lycas' voet; met zijn rechter
arm houdt Hercules het naar beneden
hangend hoofd van Lycas in de haren ge
klemd, en hij is op het punt hem dood te
gooien, terwijl onder Lycas' angstig ver
wrongen gelaat diens eene hand, met scherp
krom gebogen vingers, zich in den grond
vastgrijpt.
De figuur van Hercules nu, drukt niet
uit, dat de beeldhouwer de handeling van
Hercules afkeurt en de misprijzing daar
van door den beschouwer wil verwekken.
De figuur van Hercules, welke figuur af
beeldt de gemoedsneiging, waaruit de
voorgestelde handeling voortkomt, is, in
tegendeel, tot een schoonheid ge
maakt.
Ziedaar, hiermede zijn wij in de hoogere
geesteswereld en in de s c h o o n e kunst.
Wij zijn in ontzetting en bewondering,
omdat wij <le daad zien van een god of
half-god, waarop onze gewone
menschenoverwegingen geen vat hebben. Het komt
evenmin in onze hersens op de handeling
van Hercules af te keuren als wij het de
handeling van God den Vader doen, waar
deze, op vele christelijke voorstellingen van
het Laatste Oordeel", een menigte arme
menschen naar de Eeuwige Verdoemenis
verwijst, ofschoon een weinig medelijden
bij hem, die almachtig is, ze voor altijd
gelukkig kon maken.
O Canova, heerlijke kunstenaar.
Er zijn nog eenige schoone zaken in de
Academi'a. Ja zaal l, nummer 24, een altaar
stuk van MichaeïMathei Lambertini, waar
van opgegeven staat, dat hij de leerling
was van Lippo Dalmasio en gewerkt heeft
van 1440 tot 1469. In 't midden de madonna
op den troon met het door de engelen
aanbeden kind. Aan haar zijden ziet men
de heilige Helena, Lucia, Maria Magdalena
en Catharina.
Indien men de Primitieven bestudeert,
leert men de buitengewone oppervlakkigheid
van de grief der Eentonigheid jegens hen
inzien. Het is in der daad meestal het
zelfde onderwerp". Maar dit onderwerp was
hun wereld. En men zou even goed een
portretschilder eentonig kunnen noemen
wijl hij telkens maar weer portretten maakt.
Want in der daad is er een ongemeene
verscheidenheid in hun afbeeldingen van de
Heilige Familie en der Heiligen. Even als
de variaties der portretschilders o.a. bestaan
in de bizonderheden der, al of niet met
hoogere wijsgeerige elementen vermengde,
psychologische karakteristiek,?? bestaan de
variaties der Primitieven eenvoudig in de
verscheidenheid in het goddelijke of in
de goddelijke extaze, welke zij weten aan
te geven. De vier zoo even genoemde vrou
welijke Heiligen op het werk van Lambertini
b.v. geven vier geheel verschillende karak
ters van ideale gratie en ... zaligheid.
Ik vind het alleraangenaamst om den
geheelen dag indrukken van al die sehoone,
edele, gratiëuse figuren of gestalten te ver
krijgen. Ik vind de levende menschen óók
hél prettig om mee om te gaan; maar,
drommels!, om wanneer je na uit te zijn
geweest weer in je kanoer terugkomt en
onwillekeurig gaat wat je dien dag door
leefd hebt weer door je heen, om je dan
niets te herinneren dan de ontmoetingen
met schoonheden, met ideale figuren zóó
als je je anders de tot je in betrekking
staande levende menschenwereld in haar
karakteristiek, met al het zichtbare bewegen
harer neigingen en bedoelingen herinnert,
om je dan niets te herinneren dan eenige
der beste menschen die er geweest zijn en
die op zijn schoonst (de goede kunstenaars
in hun beste werk), zóó, dat er een
zoetheid van kleuren en uitdrukkingen door je
geheugen gaat en het waarlijk is (zooals
het dan ook feitelijk is, want het onder
scheid tusschen een levend mensch en een
afgebeeld mensch het onderscheid tus
schen wat de een of de ander mij, het sub
ject, aandoet, namelijk, is bijkomstig)
en het waarlijk is dus, als was je met
lichaam en ziel in een hoogere wereld ge
weest; drommels, dat is toch wel iets b
uiten-gewoon prettigs.
Vervolgens is nog mooi in de A ca de
in a de zoldering van die Zaal nummer I,
waar juist die schilderij van Lambertini
hangt. Men begrijpt wel eens niet wat de
geëerde lieden van voorheen er toe gebracht
heeft zooveel werk, dikwijls mér werk
dan van de overige zaal-of kamerdeelen
te maken van de plafonds, waar, uit den
aard dor zaak, de blik der aanwezigen (of
het moest in een slaapkamer zijn, of liever
in een rust- of mijmerkamer, (of in een
mokvertrek (boudoir), waar men geacht
wordt tot bedaren te moeten komen, mis
schien!)) waar de blik der aanwezigen,
zeggen wij, het minst verwijlt. Maar wanneer
men Zaal nummer I der Academi'a bestijgt
(de trap is vlak bij, zoodat men de zaal
werkelijk bestijgt), dan weet men niet wat
ons overkomt. Men heeft het al gezien vóór
men nog naar boven heeft gekeken. De
aanwezigheid van het schoone doet aan
vóór men nog weet wat er eigenlijk is. Ja,
wanneer men zaal I der Academia be
treedt, dan gevoelt men dat het iets is
onder een schoone zoldering te loopen.
Het is alles goud en het zijn allemaal
achtvleugeHge engelen, die ornament-vormig
(in (iothischen stijl van het laatst der vijf
tiende eeuw) in dichte rijen die zoldering
uitmaien; maar omdat nu het goud en de
vormen en de verdeeling en alles mooi
zijn, daarom kan men zeggen, dat Marco
Cozzi den hemel heeft opengezet boven de
Broederschap der S e u o l a della C a r i t a,
waarvoor hij dit plafond maakte. En deze
schoonheid schijnt nu van boven alom en
aldoor door de zaal neer.
Aller-rnooist in deze zaal is ook nog oen
J. B. Cima de (Jonegliano: Madonna op den
Troon met het Kind on eenige mannelijke
en vrouwelijke Heiligen.
In de He Zaal, waar ook de
beroemdeHemelvaart van Maria door Titiaait
hangt, is het mooist een stuk van
Mare»Basaïti: Jezus, aan den oever van
het meer, de kinderen v an
Zebcdeüs tot zich roepende. Ziet ee»&
naar de plaats op de schilderij, waar »
naakte figuren dier gaande jonge-manoent
zijn. Herkent gij een der groote bestaande
wijzen der schilderkunst? Een mooi licht*
een mooye kleur. Een enkele Nederlander
Vermeer in het Gezicht op D^lft
heeft een aanverwanten toon.
Verder, is mooi de Sala del Carpaecï*
(de XVIe Zaal), de voorstellingen uit de
Legende der H. Ursula van Vittore
Carpaccio.
Het is, als men het goed nagaat, wel ee«
gelukwensch aan reizigers, die min of meer
kunst-?liefhebbers" zijn, waard, dat nog
betrekkelijk zoo veel kunstwerken als beste
bekerffl zijn en als beste door museum
directeuren of -conservatoren in hun catalogi
en door handboek- en reisboek-samenstellers
in hunne geschriften zijn aangegeven, dat-.
werkelijk beste zijn. De oorzaak hiervan
is, dat langzamerhand goede inzichten zijm ?,
doorgedrongen.
Zoo was b.v. Taine een begrijper
(i»i»of meer) van Henri Beyle, den grootste»
kunst-criticus der 19e eeuw. Na Taine's
dood heeft Taine nu weer gezag gekregen
voor museum-conservatoren en zóó wordt
ten slotte soms het goede inzicht op blad
zijden van museüm-catalogi aangetroffen.
Het is wel een moeilijke toestand. Waai
natuurlijk hebben alleen kunstenaars (tot
de kunstenaars-geesten reken ik ook Ruskin»
Beyle en Taine) het ware, levende verstaml
van de kunst en kunstenaars zijn in den
loop der tijden zeer zelden museum-con
servatoren geworden.
In schilderkunst is alles terug te brengere
tot de hoedanigheid van de kleur (daar zij
immers de kunst is van te kleuren), dat
wil zeggen: alle werkingen van den geest
des kunstenaars hebben zich daarin omgezet
tot en doen zich dus voor als: bestanddeel*» ,
en eigenaardigheden van zijn kleur.
Vergelijk b. v. den beerlijken Titiaan in.,
een der Venetiaansche zalen van de
Uffizigalerij te Florence De H. M a a g dt
het Kind Jezus en de H. Catha
rina met de U r s u l a-legende van
Carpaccio. De schildering van Titiaan zal »
dan doen denken aan een ... v r u c h t r
die van Carpaccio aan ... edel hout of ledesv
Nu juist, daarin is alles. De schilderij va».
Titiaan is een rijpe, gave, donkere vrucht.
Titiaan is sappiger, dat beduidt sensueelerj
maar Carpaccio heeft zijn werk van dieper
uit den geest gehaald. Carpaccio kon alleen
zich zóó sterk en innig iets verbeelden OB*
dat het zinnelijk behagen voorkomen was
door een dieper gelegen aandacht dan die
door zinnelijke spelingen wordt verweekt eiv
ook opgefleurd.
L. VAX DEY.SSEU.
Militaria.
Toen gedurende de jongste manoeuvres.
op de Veluwe een troepenmacht van groote>
sterkte gekampeerd was in de legerplaats
bij Harskamp, begaven na afloop van het
middagmaal vele der daarbij ingedeelde
officieren zich naar de officierscantine. Die»
uitspanningsgelegenheid was hun hoogst
welkom na de groote vermoeienissen va»
den dag. Er werd gekeuveld, gekaart, muziek
gemaakt, in n woord er heerschte eeit
aangename toon. Edoch, het zou niet zoo
blij ven l
Plotseling verschijnt een hooge" als
boeman ten tooneele. Met den tred van eeE
Spaansch hidalgo schrijdt hij binnen, de
lange schoudermantel wappert van den rijk
bestèrden kraag, fier en zelfbewust omvat
de linkerhand het gevest van het
roenaruchtig rapier.
Met de theatraal-oratorische vaardigheid,,
hem eigen, verklaart hij, dat het hem veel
genoegen doet, dat zijn officieren na de
vermoeiende inspanningen, die van hen.
werden gevergd, nog den lust en de
opfewektheid bezaten zich op zulk eene
onmisenbaar aangename wijze te verpoozen, dat
zulks getuigt van een goeden geest, maar...
hjj betreurt, dat de heeren nog niet geleerd
hebben, zijne bevelen pp te volgen. En hij,
de hooge," is de eenige, die hier beveelt,
en allen hebben zijne orders slechts op te>
volgen. Op grond daarvan verzoekt hij thans,
aangehoord te midden eener diepe stil te, d
officieren onmiddellijk de cantine te ont
ruimen. Alzoo werden de officieren eenvoudig
als stoute jongens de zaal uitgejaagd!
Wat was nu het geval?
Vóór den aanvang der manoeuvres hal
de hooge" bij order bekend gemaakt, dat
de officierscantine te Harskamp bleef ge
reserveerd voor hem en voor de officieren
van den zoogenaamden divisiestaf, dat
zijndegenen, die onmiddellijk onder hem werk
zaam zijn.
Algemeen werd verondersteld, dat deze
bepaling slechts betrekking had op het
aldaar door die heeren te nuttigen middag
maal, aangezien inderdaad de cantine geen
ruimte aanbiedt voor alle officieren of wel.
dat de bepaling gemaakt was met de be
doeling een rustige gelegenheid te scheppe»
voor het opmaken der noodige schriftelijke
bescheiden. E n men billijkte zulks. Doch, toen
niemand van het zooeven genoemde per
soneel daar meer aanwezig was, meenden
de officieren, dat er thans geen enkel bezwaajt