De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 8 december pagina 1

8 december 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER 190Z; WEEK Dit nummer bevat een bijvoegsel. OxicLer recLaotie VOOB NEDERLAND IMJc. S. :F. L. -WrESSIIsrG-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, . / 1.50, fr. p. post f 1.65 mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12V Zondag 8 December Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per refcel is 40 Pfennig. INHOUD: VAST VEKBE'EN\\AAN NABIJ: De werk loosheid te Amsterdam. De toestand en ?de vooruitzichten in deKotterdamsche haven, door X. Reisbrieven van L. van Deyssel, »«rvolg. Militaria, door Observator. De pandbeleening. I, door C. G. Polvliet. Over de betekenis der Encyküek: Pascendi domiwci gregis", d. 'Frans Berding. FEUILLETON:De An8rchist,'III,(s).).Naarhet Fransch, ^. Jean Chantavoine. KUNST EN LETTEHEN: Indische woordenboeken,door S.Kalfi. VOOR DAMES: Vrouwenkiesrecht, door Daisy 'E. A. Junius. Sprookjes, van mevr. Welly Hoekstra-Kapteftn, door Tr. KruytHogerzeil. Zich schikken, door B. L. E. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NA TUUR, door E. Heitnans. Naatje op den Dam, met af b. 'De Vredesconferentie en de karikatuur, I, met afb., door Greve. Habert Laroche, met portret, door J. H. R. Kueter's Kalender voor 1908, door B. W. P. de Vries Jr. Opera-opvoeringen, door mr. J. J. Eaaff. FINANCIEELE EN OECONOM1SCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Barones von Snttner «a een grenadier, door'C.-S. Een blik in de begrooting van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel" voor 1908, door E. van Gendt. ^Besliste volzinnen, door Jacob Israël de Haan. BOEKAANKONDIGING. INGEZONDEN. DAMBÜBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. Be Werkloosheid te Amsterdam. De werkloosheid, droevigste nasleep van de financiëele depressie, woedt niet allén ia Amsterdam, maar wel woedt ze er reeds op haar ergst. In de straten staan mannen, wien men bet aanziet, dat het hun gewone bezigheid niet is, als straatzangers de buurt op te vroolyken" en aan de deur bellen ieder oogenblik menschen, die om werk Tragen. Maar de ellende, 'die men niet ziet, de ellende, die begint te wassen, en die gekeerd moet worden, is nog veel grooter dan de ellende, die men ziet. Er zijn verschillende redenen, waarom iet goed is dadelijk te geven, VEEL en ZOO SPOEDIG MOGELIJK. De oproep aan de ingezetenen van Amsterdam", die om werk en om geld vraagt, is, behalve door burgemeesteren Tele autoriteiten, geteekend door de vol gende commissie: Dr. P. A. Klap, Amst., Prot. Werk verschaffing, voorzitter. Mr. E. M. M e y e r s, Gem. Werkloosheidsfonds, secretaris. A. J. Mendes daCosta, Vereeniging van Armbesturen, secretaris. W. H. v. Zanten J r. P. H. B o n, Chr. Werkl.-Ver. Maarten Luther". W. C. D e e n i k, afd. Amsterdam, Ned. Aannemersbond. J. D o u w e s, Chr. Werkl.-Ver. Patri monium". Th. G a b r i e l, St. Joseph-gezellenvereeniging. M. A. v. d. H a g e n, Plaatselijk Arbei derssecretariaat. T. Jonker, Hulp voor Onbehuisden. J. Kok, Alg. Ned. Werkliedenverbond. <r. Muller, Alg. Winkeliersvereeniging. C. S c h e r e r, Chr. Werkmansbond. J. F. H. S p i e r, Alg. Patroonsvereeniging. J. W. S m i t, Ned. R.-K. Volksbond. H. H. Wol Ir ing, Amst. Bestuurdersb. C. de Z waanCzn., Amstels Bouwkring. De heer K. vanLennep, Heerengracht 392, heeft zich bereid verklaard de giften in ontvangst te nemen, terwijl ten spoe digste aan de werkloozen kennis zal worden gegeven, op welke wijze zij zich hebben aan te melden. Be toestand en de voor uitzichten in de Kotterdamsche haren. Een ernstig bericht kwam dezer dagen in de bladen voor en werd mij bij nadere informatie nog bevestigd. Het bericht nl. dat, tengevolge der langdurige strubbe lingen in de Rotterdamsche haven, de Duitsche graan-importeurs hebben be sloten om. voortaan geen graan meer over Rotterdam te laten komen, doch over Antwerpen en Einden. De oorzaak hiervan ligt voor de hand. De strubbelingen in het Rotterdamsche fraanbedrijf duren al reeds sedert 1905, . i. sedert het eerste oogenblik, dat de graan-elevators zijn aangekomen. Eerst is toen de staking der graan wegers uitfebroken en daarna, anderhalfjaar later, e staking der graanbootwerkers. Bij beide stakingen heeft het allerwege de aandacht getrokken, dat telkens de Duitsche graan-importeurs partij kozen vóór de werklieden; eerst door zich tegen over de wegers te verplichten, niets met de elevators te ontvangen, daarna door zonder slag of stoot" aan de vrijlieden, wegers en ophouders loonsverhooging toe te kennen. Wat was er telkens de oorzaak van? Geen andere dan deze: dat de Duitsche graan-importeurs ten koste van alles wilden voorkomen, dat er stagnatie zou komen in het graan-vervoer, omdat dit tot onberekenbare schade voor hen leidt. Vandaar .ook, dat de onderhandelingen, die indertijd gevoerd zijn over de elevatorkwestie, eerst onder presidium van den burgemeester en voortgezet onder dat des heeren Plate, begonnen zijn op aan drang van de Duitsche importeurs. Maar wat is daarop gevolgd ? De staking in het graanbedrijf, die twee maanden duurde. De werkgevers zijn er daarbij wel-iswaar in geslaagd, de werkzaamheden met werkwilligen" grootendeels, en ten slotte zelfs geheel, voort te zetten, maar.... dag aan dag, wanneer er tusschen werk willigen" en anderen eenig conflict ont stond, werden de booten ontruimd", en werd ongewogen in lichters geladen". Het publiek begrijpt dat niet, en al de mérites van dit gecompliceerde be drijf kan ik hier niet uiteenzetten. Het zij genoeg, er op te wijzen, dat elke ongewogen" over boord gewerkte lading gepaard gaat voor de Duitsche impor teurs met hooge extra-kosten, met on eindige chicanes, processen, enz. En het is mij wel eens voorgekomen, dat de cargadoors meermalen al te gauw tot ongewogen werken" bevel gaven, uit wrok tegen de Duitsche importeurs, omdat ze telkens de werklieden ter wille waren geweest.... Dat werd ten slotte onverdragelijk. Het voordeel van Rotterdam's ligging ging geheel te loor aan de extra-kosten, en zelfs bleef nog een schadepost over. Ziedaar de oorzaak, waarom ten slotte de Duitsche graanimporteurs besloten heb ben, niet meer over Rotterdam (te ont vangen. Dat is een zeer ernstig feit, want dui zenden en duizenden, ja millioenen, zullen daardoor aan Rotterdam voorbijgaan, ja, het kan voor de werklieden een ramp, voor de werkgevers een bedenkelijke schadepost worden. Dat kan nog voorkomen, of, voor zoo ver er reeds enkele contracten over Ant werpen of Emden zijn gesloten, weder goedgemaakt worden. En dat wel op deze manier, dat beide partijen zich gestreng aan de eenmaal gesloten overeenkomst houden op den grondslag waarvan de staking in het graanbedrijf is opgeheven. Laat mij hier uitdrukking geven aan mijn gevoelens van waardeering in ver band met het feit, dat de staking op deze wijze is geëindigd. Reeds vroeger heb ik in het Weekblad betoogd, dat de eenige flinke regeling, of liever de eenige regeling, die althans eenigen waarborg biedt voor rust in het bedrijf, zijn kon het stichten eener patroonsvereeniging, die bereid zou zijn in overleg met de vakvereeniging de arbeids-voorwaarden te regelen. Dit is nu geschied, en beide partijen verdienen daarvoor lof. Op voorstel dar werkgevers is thans een commissie ingesteld, niet uit perso nen, maar uit vertegenwoordigers der vereenigingen bestaande, welke commissie voorkomende grieven zal oplossen. Dat is de weg, de eerste stap tot eene col lectieve arbeidsovereenkomst. Verder wil de werkgevers-vereeniging boekjes uit geven, waardoor de naleving van de vastgestelde arbeidsregelingen bevorderd, en het telkens aanvoeren of toelaten van andere werklieden in het havenbedrijf voorkomen zal worden. En uitdrukkelijk hebben de werkgevers verklaard, daarmee geenerlei rancune-maatregelen te willen uitoefenen. En daartegenover heeft nien in het verslag der vergadering van bootwerkers van Zondag jl. kunnen lezen, dat de Besturen hunnerzijds trachten het uit breken van kleine stakingen te voor komen, en de arbeiders het aannemen der boekjes aan te bevelen. Ook de Besturen toonen dus de goede bedoelingen der werkgevers te aanvaar den, en het feit, dat het Bestuur openlijk een ongemotiveerde staking op een der stoomschepen afkeurde, bewijst wel, dat het hun ernst is. Zeker, do mishandelingen van werk willigen", deze week voorgevallen, zijn ernstige fouten. Om ze te begrijpen, moet men de gemoedsstemming der bootwer kers tegen onderkruipers" in aanmerking nemen. Het is ernstig te hopen, dat de invloed van de Besturen der vakvereenigingen sterk genoeg zal blijken om den werklieden het onverantwoordelijke van hun handelen onder het oog te brengen. Het zal een niet gemakkelijke taak zijn, maar het is noodig. Gelukt dat, dan is voorloopig verze kerd : een periode van rust en zekerheid in het bedrijf, en zal ongetwijfeld ook het vertrouwen der Duitsche importeurs spoedig hersteld zijn. En wat thans als een ramp dreigt, kan voorkomen worden! Terwijl dan tevens de mogelijkheid voor meer voortdurend overleg niet is uitgesloten. X. Reisbrieven \an L. van Deyssel. Vier Dagen te Venetië. Yierde Dag. (Vervolg). Toen keek ik op in dat Canova-archiefje in het Museo C i v i c o en zag hoog aan den wand een haut-reliëf. Mijn hart ging weder open, zooals men dat noemt. Het stelde voor een dramatisch geval uit de Grieksche geschiedenis of fabel-leer. Een held heeft een verhooging betreden en zal een ouden man, die een enkele trede lager staat en den held van iets wil terughouden, waar schijnlijk is de oude man de vader van den held met een in zijn rechterhand opgeheven dolk vermoorden. Dit is de middengroep. Aan de linkerzijde hiervan (dus aan de rechterzijde van den toeschouwer), en vóór de hoofdgroep in het midden, zijn verslagen en wanhopige omstanders. Maar aan de rechterzijde is een rij of groep vrouwen, in een beweging van toeanellen naar den held gewend, de armen naar hem op geheven, die te kennen geven de gillende smeeking: doe het niet, doe het niet!" Zooals de omstanders stonden, was mooi, zooals de oude man stond, met zijn beide voeten zoo zoet als een kind op dezelfde trede argeloos naast elkaar was prachtig het talent van Canova '» trouwens, en wat overigens de historische en intrinsieke karakteristiek er van zij óénig, in dien zin, dat de soort zijner sentimenten, in deze groote verscheidenheid aanwezig, zonder tweede voorbeeld is; maar alles overtreffend was het mouvement der vrouwen aan de rechter zijde. O! ó! dacht ik, en alleen bij Wagner heb ik een soortelijk overeenkomstige hoogte van zielebeweging waargenomen. En verder dacht ik: het geheel dezer voorstelling is echter niet het drama en zou toch het drama moeten zijn. Daar hebt gij dien held, hij is classiek van model (en van uitrusting) en stand, maar wat drukt hij karakteristiek uit ? Op zijn hoogst drukt hij uit: wezenlooze baldadigheid. Zie daar het betrekkelyk minder-waardige, zie daar waardoor men blijft beneden d^e hoogere geesteswereld. Dit haut-reliëf, dat dramatisch is, zou moeten uitdrukken: verschillende, aan elkaar tegen-over-gestelde, maar gelijk-waardige, gevoelens der ziel. Het drama toch is de afbeelding van den twijfel tusschen ver schillende gevoelens in de ziel van den dichter, die met elkaar in strijd zijn en ieder zich beurtelings als het ware aan hem voordoen, afbeelding in eenige figuren, de personen" van het drama. Zoo moest hier de liefde of erbarming gesteld worden tegenover niet tegenover de baldadigheid of slechtheid" zonder meer; dit toch geeft geen dramatisch conflict, daar niemand een oogenblik zal betwijfelen dat de baldadig heid ongelijk heeft; maar tegenover den heroïsmus, dat wil zeggen: tegenover een ziels-gevoelen, even hoog als dat der liefde of erbarming, en volgens hetwelk deze vadermoord hier geoorloofd is (evenals de oorlogen van Napoleon, de scheiding van zijn eerste vrouw van Napoleon, enz.) neen, dacht ik, sublime Canova, groote kunstenaar, eenige, vele, diepe en hooge sentimenten met prachtige passie uitdrukken kunt gij, maar de compleete geesteswereld is niet de uwe en de hemel van objectiviteit, waarin de groote dramatist zich verheft om de polen en bergtoppen der menschen-zielsgevoelens te overschouwen, is niet door u bereikt. Daarna kwam ik in de Academfa en zag daar van Canova ; H e r c u l e s en Lycas. Toen werd mijn inzicht in Canova's talent weer vollediger. Het ideale drama moge hij niet hebben gemaakt en de drama-ele menten niet te samen hebben gebracht, het zoo even beschreven groote element van het antieke begrip zoowel als van het drama-ideaal in het algemeen, die ik buiten zijn bewustzijn gebleven te zijn vermoedde, heeft hij dan toch ook bezeten. De reus Hercules, in voorwaarts tredende beweging staande, houdt, met zijn linkerarm achter zijn hoofd reikend, langs zijn rug den kleinen Lycas het onderste boven bij Lycas' voet; met zijn rechter arm houdt Hercules het naar beneden hangend hoofd van Lycas in de haren ge klemd, en hij is op het punt hem dood te gooien, terwijl onder Lycas' angstig ver wrongen gelaat diens eene hand, met scherp krom gebogen vingers, zich in den grond vastgrijpt. De figuur van Hercules nu, drukt niet uit, dat de beeldhouwer de handeling van Hercules afkeurt en de misprijzing daar van door den beschouwer wil verwekken. De figuur van Hercules, welke figuur af beeldt de gemoedsneiging, waaruit de voorgestelde handeling voortkomt, is, in tegendeel, tot een schoonheid ge maakt. Ziedaar, hiermede zijn wij in de hoogere geesteswereld en in de s c h o o n e kunst. Wij zijn in ontzetting en bewondering, omdat wij <le daad zien van een god of half-god, waarop onze gewone menschenoverwegingen geen vat hebben. Het komt evenmin in onze hersens op de handeling van Hercules af te keuren als wij het de handeling van God den Vader doen, waar deze, op vele christelijke voorstellingen van het Laatste Oordeel", een menigte arme menschen naar de Eeuwige Verdoemenis verwijst, ofschoon een weinig medelijden bij hem, die almachtig is, ze voor altijd gelukkig kon maken. O Canova, heerlijke kunstenaar. Er zijn nog eenige schoone zaken in de Academi'a. Ja zaal l, nummer 24, een altaar stuk van MichaeïMathei Lambertini, waar van opgegeven staat, dat hij de leerling was van Lippo Dalmasio en gewerkt heeft van 1440 tot 1469. In 't midden de madonna op den troon met het door de engelen aanbeden kind. Aan haar zijden ziet men de heilige Helena, Lucia, Maria Magdalena en Catharina. Indien men de Primitieven bestudeert, leert men de buitengewone oppervlakkigheid van de grief der Eentonigheid jegens hen inzien. Het is in der daad meestal het zelfde onderwerp". Maar dit onderwerp was hun wereld. En men zou even goed een portretschilder eentonig kunnen noemen wijl hij telkens maar weer portretten maakt. Want in der daad is er een ongemeene verscheidenheid in hun afbeeldingen van de Heilige Familie en der Heiligen. Even als de variaties der portretschilders o.a. bestaan in de bizonderheden der, al of niet met hoogere wijsgeerige elementen vermengde, psychologische karakteristiek,?? bestaan de variaties der Primitieven eenvoudig in de verscheidenheid in het goddelijke of in de goddelijke extaze, welke zij weten aan te geven. De vier zoo even genoemde vrou welijke Heiligen op het werk van Lambertini b.v. geven vier geheel verschillende karak ters van ideale gratie en ... zaligheid. Ik vind het alleraangenaamst om den geheelen dag indrukken van al die sehoone, edele, gratiëuse figuren of gestalten te ver krijgen. Ik vind de levende menschen óók hél prettig om mee om te gaan; maar, drommels!, om wanneer je na uit te zijn geweest weer in je kanoer terugkomt en onwillekeurig gaat wat je dien dag door leefd hebt weer door je heen, om je dan niets te herinneren dan de ontmoetingen met schoonheden, met ideale figuren zóó als je je anders de tot je in betrekking staande levende menschenwereld in haar karakteristiek, met al het zichtbare bewegen harer neigingen en bedoelingen herinnert, om je dan niets te herinneren dan eenige der beste menschen die er geweest zijn en die op zijn schoonst (de goede kunstenaars in hun beste werk), zóó, dat er een zoetheid van kleuren en uitdrukkingen door je geheugen gaat en het waarlijk is (zooals het dan ook feitelijk is, want het onder scheid tusschen een levend mensch en een afgebeeld mensch het onderscheid tus schen wat de een of de ander mij, het sub ject, aandoet, namelijk, is bijkomstig) en het waarlijk is dus, als was je met lichaam en ziel in een hoogere wereld ge weest; drommels, dat is toch wel iets b uiten-gewoon prettigs. Vervolgens is nog mooi in de A ca de in a de zoldering van die Zaal nummer I, waar juist die schilderij van Lambertini hangt. Men begrijpt wel eens niet wat de geëerde lieden van voorheen er toe gebracht heeft zooveel werk, dikwijls mér werk dan van de overige zaal-of kamerdeelen te maken van de plafonds, waar, uit den aard dor zaak, de blik der aanwezigen (of het moest in een slaapkamer zijn, of liever in een rust- of mijmerkamer, (of in een mokvertrek (boudoir), waar men geacht wordt tot bedaren te moeten komen, mis schien!)) waar de blik der aanwezigen, zeggen wij, het minst verwijlt. Maar wanneer men Zaal nummer I der Academi'a bestijgt (de trap is vlak bij, zoodat men de zaal werkelijk bestijgt), dan weet men niet wat ons overkomt. Men heeft het al gezien vóór men nog naar boven heeft gekeken. De aanwezigheid van het schoone doet aan vóór men nog weet wat er eigenlijk is. Ja, wanneer men zaal I der Academia be treedt, dan gevoelt men dat het iets is onder een schoone zoldering te loopen. Het is alles goud en het zijn allemaal achtvleugeHge engelen, die ornament-vormig (in (iothischen stijl van het laatst der vijf tiende eeuw) in dichte rijen die zoldering uitmaien; maar omdat nu het goud en de vormen en de verdeeling en alles mooi zijn, daarom kan men zeggen, dat Marco Cozzi den hemel heeft opengezet boven de Broederschap der S e u o l a della C a r i t a, waarvoor hij dit plafond maakte. En deze schoonheid schijnt nu van boven alom en aldoor door de zaal neer. Aller-rnooist in deze zaal is ook nog oen J. B. Cima de (Jonegliano: Madonna op den Troon met het Kind on eenige mannelijke en vrouwelijke Heiligen. In de He Zaal, waar ook de beroemdeHemelvaart van Maria door Titiaait hangt, is het mooist een stuk van Mare»Basaïti: Jezus, aan den oever van het meer, de kinderen v an Zebcdeüs tot zich roepende. Ziet ee»& naar de plaats op de schilderij, waar » naakte figuren dier gaande jonge-manoent zijn. Herkent gij een der groote bestaande wijzen der schilderkunst? Een mooi licht* een mooye kleur. Een enkele Nederlander Vermeer in het Gezicht op D^lft heeft een aanverwanten toon. Verder, is mooi de Sala del Carpaecï* (de XVIe Zaal), de voorstellingen uit de Legende der H. Ursula van Vittore Carpaccio. Het is, als men het goed nagaat, wel ee« gelukwensch aan reizigers, die min of meer kunst-?liefhebbers" zijn, waard, dat nog betrekkelijk zoo veel kunstwerken als beste bekerffl zijn en als beste door museum directeuren of -conservatoren in hun catalogi en door handboek- en reisboek-samenstellers in hunne geschriften zijn aangegeven, dat-. werkelijk beste zijn. De oorzaak hiervan is, dat langzamerhand goede inzichten zijm ?, doorgedrongen. Zoo was b.v. Taine een begrijper (i»i»of meer) van Henri Beyle, den grootste» kunst-criticus der 19e eeuw. Na Taine's dood heeft Taine nu weer gezag gekregen voor museum-conservatoren en zóó wordt ten slotte soms het goede inzicht op blad zijden van museüm-catalogi aangetroffen. Het is wel een moeilijke toestand. Waai natuurlijk hebben alleen kunstenaars (tot de kunstenaars-geesten reken ik ook Ruskin» Beyle en Taine) het ware, levende verstaml van de kunst en kunstenaars zijn in den loop der tijden zeer zelden museum-con servatoren geworden. In schilderkunst is alles terug te brengere tot de hoedanigheid van de kleur (daar zij immers de kunst is van te kleuren), dat wil zeggen: alle werkingen van den geest des kunstenaars hebben zich daarin omgezet tot en doen zich dus voor als: bestanddeel*» , en eigenaardigheden van zijn kleur. Vergelijk b. v. den beerlijken Titiaan in., een der Venetiaansche zalen van de Uffizigalerij te Florence De H. M a a g dt het Kind Jezus en de H. Catha rina met de U r s u l a-legende van Carpaccio. De schildering van Titiaan zal » dan doen denken aan een ... v r u c h t r die van Carpaccio aan ... edel hout of ledesv Nu juist, daarin is alles. De schilderij va». Titiaan is een rijpe, gave, donkere vrucht. Titiaan is sappiger, dat beduidt sensueelerj maar Carpaccio heeft zijn werk van dieper uit den geest gehaald. Carpaccio kon alleen zich zóó sterk en innig iets verbeelden OB* dat het zinnelijk behagen voorkomen was door een dieper gelegen aandacht dan die door zinnelijke spelingen wordt verweekt eiv ook opgefleurd. L. VAX DEY.SSEU. Militaria. Toen gedurende de jongste manoeuvres. op de Veluwe een troepenmacht van groote> sterkte gekampeerd was in de legerplaats bij Harskamp, begaven na afloop van het middagmaal vele der daarbij ingedeelde officieren zich naar de officierscantine. Die» uitspanningsgelegenheid was hun hoogst welkom na de groote vermoeienissen va» den dag. Er werd gekeuveld, gekaart, muziek gemaakt, in n woord er heerschte eeit aangename toon. Edoch, het zou niet zoo blij ven l Plotseling verschijnt een hooge" als boeman ten tooneele. Met den tred van eeE Spaansch hidalgo schrijdt hij binnen, de lange schoudermantel wappert van den rijk bestèrden kraag, fier en zelfbewust omvat de linkerhand het gevest van het roenaruchtig rapier. Met de theatraal-oratorische vaardigheid,, hem eigen, verklaart hij, dat het hem veel genoegen doet, dat zijn officieren na de vermoeiende inspanningen, die van hen. werden gevergd, nog den lust en de opfewektheid bezaten zich op zulk eene onmisenbaar aangename wijze te verpoozen, dat zulks getuigt van een goeden geest, maar... hjj betreurt, dat de heeren nog niet geleerd hebben, zijne bevelen pp te volgen. En hij, de hooge," is de eenige, die hier beveelt, en allen hebben zijne orders slechts op te> volgen. Op grond daarvan verzoekt hij thans, aangehoord te midden eener diepe stil te, d officieren onmiddellijk de cantine te ont ruimen. Alzoo werden de officieren eenvoudig als stoute jongens de zaal uitgejaagd! Wat was nu het geval? Vóór den aanvang der manoeuvres hal de hooge" bij order bekend gemaakt, dat de officierscantine te Harskamp bleef ge reserveerd voor hem en voor de officieren van den zoogenaamden divisiestaf, dat zijndegenen, die onmiddellijk onder hem werk zaam zijn. Algemeen werd verondersteld, dat deze bepaling slechts betrekking had op het aldaar door die heeren te nuttigen middag maal, aangezien inderdaad de cantine geen ruimte aanbiedt voor alle officieren of wel. dat de bepaling gemaakt was met de be doeling een rustige gelegenheid te scheppe» voor het opmaken der noodige schriftelijke bescheiden. E n men billijkte zulks. Doch, toen niemand van het zooeven genoemde per soneel daar meer aanwezig was, meenden de officieren, dat er thans geen enkel bezwaajt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl