Historisch Archief 1877-1940
D K A M S E III) A M M E B WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1589
Naat j e op den Dam.
Op Sinterklaasdag, twee jaar geleden,
ontvinzen alle leden van den Amsterdatnschen
gemeenteraad ala prent briefkaart dit portret
van de armelooze Naatje met een smeekbede
erby: om een nieuwen arm. De bede werd tot
nu toe ied«r Nederlander weet het
niet verhoord. *
Heeren van den Prinsenhove
Uwe wijsheid zal men loven
Uw galanterie niet:
Ziet de Maagd op hire stove
Niet jaar in, jaar uit verschoven,
Dat ge haar 'n arm biedt?
Moet de armelooze slove
Ganschlijk vallen van daar boven
Aleer gij hierin voorziet?
Klopt zij langer nog bij dooven:
Wie zal eind'lijk nog gelooven
Ia het nationaal crediet,
Die haar zóó armlastig ziet ?
Wat doet 'n meisken zonder armen,
Waarin (zegt Gorter) 'n man te warmen
En te stoven ze vraagt?
Te vél voor 'n Venus, te min voor 'n Carmen:
Zoo staat ze te zuchten al jaren, de arme
Nederlandsche halve Maagd.
Is daar dan geen publiek erbarmen,
Geen weemoed om de oude charme,
Die ge vroeger zaagt?
Aux armes, cifcoyens, aux armes!,
Die boven de vaderlandslievende darmen
Nog het dito harte draagt:
Nog nmaal bij den Raad geklaagd!
Gemeenteraadsleden, laat u raan:
't Is beter van daag als morgen gedaan,
Geeft Naatje haar arm toc'h weer.
Straks zal Wilhelm langs haar gaan,
Hij zal zijn blikken op haar slaan,
Op haar verouderd zeer
En hij, met onze kunst begaan,
Biedt ons Oranje-beelden aaa,
Hij heeft er nog wel meer.
Dan zal er op den Dam voortaan
'n Siegesallée van Oranjes staan....
O spaar ons, Heer,
Voor deze eer! ?
oe ftedfiscouMs en ii
Heeft de Hoogere Diplomatiek de draag
kracht van Vredesconferenties wel juisc
geschat, toen zy deze, tot tweemalen toe,
bestelde in de langste dagen van den stillen
t\jd deg jaars?
Mér licht dan zelfs Herodes kon verdra
gen in den luid-jubelenden Kerstnacht, toen
voor de rste maal het Vrede op Aaide"
werd aangeheven, is thans op der
Vredesconferentie faits et gestes" gevallen..., of,
is het misschien meer in den toon, hier te
gpreken van hare fêtes et digeation'? Meer,
en ach I ook amusanter glossatoren vonden
deze in korten spanne tijds, dan het Jus
belli ac pacis door alle de eeuwen heen I
Niet tot voordeel der conferentie! 't Kan
niet worden ontkend, dat de overvloed aan
vredesconferentie-karikatuur er haar deel
aan heeft, wanneer de respectvolle piëteit
voor de vredesdu'f in de laatste jaren gedaald
is tot de gemengde gevoelens van teleurstel
ling en jolijt, waarmede 't menfchdom van
ouds doode musschen pleegt te bezien ...
Geen land, opgenomen in de
volkerengemeenschap, is immers ten achter gebleven,
waar het gold een sarcastisch bon-motte kras
sen ia het marmerblanke altaar van den Inter
nationalen Vrede. Een sloot vol
karikatuurteekenaars heeft zich als bloedzuigers vast
gezet op het reeds zoo bloedarme lijf van
dezen Vredesengel. En, wanneer het
belachlijkmakeu dooden kan, dan ia het vertrouwen
in de Vredescotferentie b ;siist niet zijn
natuurlijken dood gestorven.
Maar toch, al zijn van ouilsher vele felle
honden, veler brave hazen dood geweest, zoo
is het niet uitsluitend te wijten aan te reel
cynische belangstelling tijdens 't caniculair
vacantie-saizoen in iets, wat een Ftanschman
een lapin" zou noemen, dat naar aanleiding
der beide Vredesconferenties een bedenkelijk
scepticisme de publieke opinie is gaan onder
mijnen.
Het laat zich niet wegcijferen, dat door het
Manifest van den Czaar indertijd ver
wachtingen gewekt zijn. Zwevend, vaag,
voorbarig. Maar toch is aan iien horizon van
veler leven het luchtkasteel tan den eeuwigen
vrede verschenen. Men kan over wonderen
denken zooals men wil: maar, in dit wonder
i» qe/onfd. En onder de meest teekenende
teekenen der tijden is te rekenen, dat
zoovelen er in hebben geloofd, n, dat er zoo
gaarne in is geloofd Er bestaat een vrij
sterke internationale onwil tegen den oorlog
en al wat des oorlof s is; er bestaat een
internationale wrevel over de teleurstelling,
welke beide conf^rent es hebben bereid
Dit in aanmerking genomen, ware het
voorzichtiger gewecg', het Spel van den
Vrede" na het eerste fiasco van het repertoire
te nemen. Er zijn te veel contrasten in het
spel. Contrasten, zóó oneerbiedig openbaar,
dat de ernst zich blameerde bij de pompeuze
mis en-scène; contrasten, zoo
roekeloosrijkelijk gezaaid, dat het spel een lachsucces
moest beleven, «vaar, in aanmerking genomen
het gegeven, een succes d'estime althans
passender ware geweest.
En, was het dan ook geen kostelijke
vertoon'mg, geen lachdwingend contras',
dóór het duivendons de adelaarspennen te
zien pieken? Was het geen dankbaar gegeven
voor de karikatuur, dat 't vredes-etiket .00
ijverig werd geplakt op de
oorlogscontrabande ?
Laat ons eerly'k zijn. Vele contrasten
kwamen toevallig. Wie kon vóór jaren ver
moeden, dat de Vredesczaar het Vrede op
Aarde" zelf zoo jammerlijk verloochenen zou
moeten l Wie kon voorzien, dat ongelukkiger
wijs juist in dezen tijd de oorlog, zelfs diep
onder water en hoog in de lucht, voorwerp
van aanhoudende zorglijkheid der staten zou
moeten worden l Wie had er een voorgevoel
van, dat juist tusschen de eerste en tweede
vredesconferentie, een serie groote oorlogen
zoovele nieuwe interessante twistpunten voor
het oor/o<7»recht zou opwerpen l
Er was minder toe noodig om de wereld
't gevoel te geven, dat zij zich met hare
verwachtingen van de Vredesconferentie ge
blameerd had. De tegenspraak der verwach
tingen en feiten is onnoodig verscherpt
geworden, door de ontgoocheling over het
geen de conferentie by' machte bleek te zyn
voor den vrede te doen, al ware 't maar bij
wege van beperkte bewapening. Het grootste
misverstand van deze eeuw is opgeklaard door
de leerrijke ervaringen, opgedaan omtrent
ideeële en praktische diplomatiek, maar met
schade voor het vertrouwen in
vredeeaangelegenheden.
Inde irae ; inde satyrae f
Met hardnekkige vlijt heeft de wereld
karikatuur de wilde jacht op de vredesduif
doorgezet. Wie in de laatste tien jaren de
verschillende binnen- en buitenlandsche
epotbladen heeft gevolgd, weet, dat er
onbarmhartig gespot is met de ontwapening,
de conferentie, den vrede.
Tot tweemalen toe zijn ook de glossen j
geco ieficeerd. In 1899 verscheen te Berlyn
het dbrüstungs-Bi'lderbuch", in den loop dezer .
maand bezorgde de Amsterdamsche uitgevers
maatschappij Vivat"een herzienen bundel,
La Caricature de la Conférence de -la Paix",
Ook Grand-Carteret leverde een bijdrage in
zijn Nicolas, Ange de la Paix".
Dergelijke bloemlezingen" hebben haar
betrekkelijke waarde. Wanneer met zorg en
uit een bijna compleet materiaal bijeenge
bracht is, wat de beste teekenaara gaven, wat
oorspronkelijk en geestig ig, en wat typisch
het oordeel van het publiek weergeeft, dan
zijn dergelijke bloemlezingen ongetwijfeld
van groot historisch belang.
Op deze hoogte staan geen der beide ge
noemde bloemlezingen. Noch de Duitsche,
noch de Atnsterdamsche uitgaaf heeft meer dan
voorbijgaande belangstelling te verwachten.
Bij beider samenstelling geschiedden de gre
pen in de overryke stof niet methodisch,
maar vrijwel luk-raak. Het moet bovendien
noi? gezegd, dat de Amsterdamsche uitge
versmaatschappij met meer vlijt dan zorg
zaatuheid geput heeft uit het Abr
stungsBilderbuch": ciet minder dan zestig prentjes
vindt men terug, waaronder ongelukkig
genoeg ook autotypieën, natuurlijk met grover
netwerk en dus onduidelijker en vager
gereproduceerd.
Met dat al: beide boekjes vullen elkaar
aan. Het Hollandsche brengt onder meer ook
Hoilandsche teekeningen uit Amsterdammer",
Notenkraker", Ware Jacob", Uilenspiegel",
en ook uit tiet album van Louis Raemaekers.
Want ook tot oorspronkelijke
karikatauralbums gaf ditmaal de Vredesconferentie
het aanzijn. Vooreerst dan het Ha l Ha! Ha!
Haf-album van Raemaekers; en verder een
nummer van L'Assiette au Beurre," onder
den titel Europa."
Ik stel mij niet voor, de beide albums,
noch de beide bloemlezingen kritisch door
te gaan.
Maar, met al dit materiaal bij de hand,
komt een karikatuur-liefhebber er licht toe,
te doen aan, wat ik noemen wil: Caricature
comparée."
Indertijd heeft Robert de La Sizeranne de
esthetische verwording en reïncarnatie van
karikatuur-motieven nagegaan in een hoofd
stuk van zijn precieus boekje Le miroir de
la vie "
Op kleiner en bescheidener schaal verlokt
de Vredesconferentie karikatuur tot een der
gelijke vergelijking der gebruikte motieven.
De verschillende wyz n, waarop hetzelfde
thema door het levende geslacht bewerkt
werd, nopen onwillekeurig tot vergelijking.
Men wordt telkens getroffen door overeen
komsten in visie, in gedachte en uitbeelding;
en telken» weer blijkt, dat er verscheiden
heid in al deze overeenkomst is, verschei
denheid in fantasie en uitbeelding, verschei
denheid in scherpte en raakheid.
Dit alles eens systematisch naast en tegen
over elkaar te zetten, ia het doel van de
volgende proeven.
Zooals het met de zaken der Vredescon
ferentie staat, is het gepast een allereerst
saluut te brengen aan den Oorlogsgod. Zijn
grime in het Spel ran den Vrede" is die van
den tertium gaudens." Zóó, als lachende
derde" is hy den wetigen Witzblittter-genieter
ook het begrijpelij kst.
Wanneer Mars zijn breed slagzwaard
neerbonst op de tafel der gedeleerden ter Con
ferentie, breed-uit de ellebogen steunt en
hartelijk-zelfbewust lacht om de deftigheid
links en rechts, bijeen om hém te nekken
dan begrijpt de botste burgerman, die luiten
Di allex vertredende oorlof/; naar Kuhin,
in .V Asiiette a:j, Keune".
de Hoogere Diplomatiek staat, tóch drom
mels best, wdürom de hartgrondige, rollende
lach van den vechtersbaas zoo volkomen
gerust kan daveren.
De man uit de massa" ziet gaarne zóó
zijn Mars. De karikaturist, die deze grime
gebruikt, treedt voor een breede schaar als
aanklager op, die, ach, wél weten, dat de
spot van hun man even weinig den vech
tersbaas schaden zal als de Vredesconferentie
zelve, maar toch een soort genoegdoening
voelen in de gedebiteerde hatelijkheid tegen
de onmacht der Hoogere Diplomatiek.
Dit immers is eigenaardig, dat een groot
deel der karikatuur de schoone rol toebe
deelt aan den marquévan het spel; en dit
uitsluitend met het doel, de impotentie der
Vredesconferentie vollediger te laten blijken.
Zoo 'rustig, zoo ongedeerd, zoo uitdagend
vrolijk blijft Mars onder het Haagsche spel.
Geen sprake er van, dat een schal m van zijn
kolder een deuk of breuk zal krijgen bij het
Mars laat den Vrede bezweren bij het
oorlog»zwaard; naar J. Braakensiek, in
de Amsterdammer".
Het zwaard van den oorlog gebroken op het echüd der internationale broederschap,
naar Walter Crane, in l'Assietle au Beurrt".
De God van den zeeoorlog; naar Camaro, in V Asiiette au Beurre".
stapelen der protocollen. Hij staat solide,
hecht, kolossaal; en weet, dat dóór het
schoonste reglement op den krijg heen, de
kogels fluiten zullen, wanneer dit zoo eens
noodig mocht zijn.
De karikatuur duidt dit niet altijd der
Conferentie zelve euvel. Men weet, dat het
niet ia de macht staat van een honderdtal
gedelegeerden den oorlog te voorkomen, te
verbieden of te verzachten. Strijd is er steeds
geweest, wordt gezegd, en strijd zal altijd be
staan, wordt geloofd. En is de leus van
oorlog den oorlog" eigenlijk niet ook een
teeken van decadentie in 't verweeklijkt
leven van dit zenuwzwak geslacht ?
Zoodat de karikatuur van sommige teeke
naars ook een glimp van spot heeft voorde
vredesgeloovigen en vredes ijveraars. Voor
deze karikatuur is de oorlogsgod, ook wederom
bravourlijk-lachende, de gelukkige militair,
de harttnveroverende prachtkerel, iüe het
schuchtere vredesrnaagdelijn bij de kin mag
vatten: zijn droit de coEquête":
Het veroveringsreitht van Mars in vredes
tijd! Wat was de wereld wel zonder militair,
zonder 't bakvisch-ideaal van den rimn voor
wien 't leven een intermezzo i-i tusschen het
luitenantsexamen en den heldendood! Een
koninkrijk voor een luitenant!'Een
koniukrijk voor den man, die zichzelf, en 't lieve
vaderland, en ons* allemaal weet te bescher
men, en daarby zoo heerlijk te walsen ver*taat.
Het is de lichtere karikatuur, die ::óó een
zware waarheid preekt, dat er nog altijd een
droit de couquóte", een bestaansrede bestaat
voor den ras-verdediger, voor Mars met de
taaie lendenen, dikke biceps en stalen kuiten.
Deze waarheid huldigt ook de mu<juanter
karikatuur, zij, die de wijsheid in beeld brengt:
Was man nicht im Kopie hat, das nmss
man haben in den Beinen."
Deze karikatuur heeft als model gekozen
't stupiedöte type van den beroepssergeant.
Van hem, die spieren als kanonskogels door
't lijf kan laten rollen, maar 't h<) jfd kan
laten rusten op een speldenknop. Het is de
bruut, 't vecht- en ranseldier, dat deze
karikatuur op het tooneel brengt, en, om te
betoogen, dat op dezen man het vredesmotief
te laten inwerken een flater zou zy'n, steekt
zij den bruut in de soepel-zachte
engelenkleedij, en geeft in zijn grove knuisten den
teeren lelieiténgel.
De meer gebruikelijke Mars-tenue evenwel
is het klassieke borstharnas, de malienkolder
de boenderheltn. De veredelende s'udie der
klassieken heeft de karikatuur den weg
gewezen in het arsenaal der Romeinsche
soldateska, al wil een enkel teekenaar een
moderne noot in 't equipemeiit brengen, door
eeii Krupp'sch fabrikaat aan de uitrusting
toe te voegen; en een ander teekenaar de
herinnering aan deze dandy-tijden passen
aan den k:aesieken oorlogggod, door een Mars
te scheppen, wien het oude harnas om de
lendenen gsgoteu zit, als ware Mars zelf
luitenant in een gardereaiment.
Toch kaïi een teekenaar alleen den den
oorlogsgod zóó railleereud-klassiek leekenen,
als hij niet aan den ooriog zelf denkt. De
beschaafde wereld heeft geen eigenlijke
heuchenis meer van de verschrikkingen van
den oorlog; de meesten onzer zagen nooit
een slagveld, of een op het slagveld ver
minkte. Daaraan is misschien toe te schrijven
dat zoo weinig karikaturisten-fantasie aan
Vnae ; naar Galuntari,
in nl'A*siet1e a-» lieurre'".
De lachende Oorlogtgod op de Vredesconferentie ;
naar een prent in Ulk".
Mars, de Vredesengel aanhalend; naar een Italiaansche
prent in de PatqiMno".