Historisch Archief 1877-1940
No. 1589
DE A M S T E R D A M M E K \\ E E K B L A I> VOOR NEDERLAND.
het ichablon ran den klassieken krijgsgod
weet of tracht te ontkomen. ~
De enkele teekenaars, die dit weldeden,
vindt men toevallig te zamen in het genoemde
nummer van L'Assiette au Beurre": Kubin
en Camara.
De oorlogggod van Kubin ia de ongevoelige
prachtkerel, met ruime borstkas en stalen
spieren; onder zijn gehoefde pooten, die
louter geschapen schijnen om te stampen,
moet alle leven eindigen in dood ot vermin
king. Wat zal dezen barbaarschen God
tegenhonden, die onverschillig in paradepas de
wereld neertrapt? In de fantasie van dezen
teekenaar is het stompzinnige,
onwederstaanbare noodlot tot uitbeelding gekomen ; in de
figuur, door Camara geschapen, 't doellooze
der vernietiging. De knekelman, zwaar ge
helmd, zwaar zwoegend onder last van kanon
en geweer, zwaard en granaat, moeilijk ge
bogen opduikend uit de zee van bloed, en ..
beladen met de krijgatrofeeën van elk der
dwaze natiën; vlaggen van alle nationalitei
ten, wapperend in n zelfde hand van een
en denzelfde
knekelcnanAls hideus drakenmonster zag Crane den
god van den oorlog. Toch: wat hij wilde
uitbeelden is symbolisch zwak : wij gelooven
niet meer aan symboliek, die in al haar
verschriklykheid zoo naïf is als alleen de
folklore mag bedenken. Het monster van Crane
is voor ons fraze. En alleen daarom is de
prent belangrijk, omdat zij tot de weinige
behoort, die in een oplossing, in een einde
aan den oorlog blijven gelooven.
(Wordt veivolgd). GEEVE.
Hubert Laroche.
Dat is nu onze koning!" zei een Vlaamsen
tooieelspeler tot wijlen moeder Verstraete,
de gevierde Vlaamsche actrice, wijzende
op Louis Bouwmeester, bij gelegenheid, dat
deze beide leden van den Nederlandgchen
schouwburg te Antwerpen, in den stads
schouwburg te Amsterdam het jubileum
der 'maatschappij: Apollo, hadden helpen
vieren door de keurige, antieke vertooning
van een antiek stukje; Zieleketens van den
rijk begaafden en bruisenden Vlaming,
Nestor de Tière.
Deze Vlaamsche tooneelspeler was:
HUBBRT LAROCHE, die tien zeker niet ver
moedde, dat hij eenmaal gezet zou worden
op de plaats, door Louis Bouwmeester op
het Plein" opengelaten.
Hij zelf is al te wél overtuigd hij zegt
het zelf , dat hij niet het genie van
Louis Bouwmeester heeft, en dat hij met den
laatste aan eenzelfde gezelschap verbonden
zou kunnen zijn, zonder dat de een den
ander in den weg stond. Hubert Laroche's
aanleg en talent zijn ook zoo geheel anders:
zij wijzen hem den weg aan naar het rijk
der fantasie, en bepalen zijne richting voor
het komische en de goede-vaderrollen. In
dat rijk heeft Laroche zijn standaard ge
plant, daar heerscht hij.
Er ging in Noord-Nederland een stem
op van verbazing, een kreet van bewon
dering, toen men Hubert Laroche, den
Zuid-Nederlander, Rostand's Cyrano de
Bergerac had zien spelen. Kenners stelden
zijn spel en zeggen in het karakter van
dezen fantast boven dat van Coquelin en
houden het nog heden vol. Laroehe wint
het van Coquelin als Cijrano de Bergerac
door het meer poëtische, het kleurige, het
warme, het fantistische en door het eigen
aardige der Aiitwerpsche Sinjoren, gelijk
hij er zelf een is, die, in hun goedige
bluf voor altijd geteekend door G. A.
Brederoó in diens Spaansche Brabander,
er nog heden ten dage, na drie honderd
jaar, gelijkenis mede vertoonen.
Hubert Laroche teekende den hoogmoed
en den hoogen moed van Cyrano als die
der oude Antwerpsche Sinjoren, vooral n
het kam p der cadetten van Gasconje, wanneer
deze hen aanmoedigt in den strijd, en in
hunne dichterlijkheid en doodsverachting
schildert, in zangerig en vurig zesgen:
Kadetten van 't oude Gasconje
Van Carbon de Gastel Jaloux
Met bluf en krakeel op hun tronje,
Kadetten van 't oude Gasconje
Zij droomen blazoen en bastonje;
Geen schurk geeft huu adel iets toe
Kadetten van het oude Gasconje
Van Carbon de Gastel Jaloux.
Schoon en droomerig poëtisch tegen
over de schildering dezer fiere knapen is
de taal die Laroche zingt-en-zegt in de
balconscène en in het kleine tooneeltje van
het opwerpen der rozen; terwijl hij aan het
al )t Cyrano, die staande sterven wil, omgeeft
met den glorie van helden moei. Nog dit.
In de kunst der uitbeelding van het
fijnkomischf, toonde Laroche zijn meesterschap,
in de zelf bespotting met zijn eigen grooteu
neus, en het dartele en luchtige spreken
in het duel.
Wie Cijrano de Bergerac spelen kan als
Liroche, wie als hij in Zieleketens den ge
moedelijk en en genoegelijken ouden heer in
beeld kan brengen en den toeschouwer in
levenden lijve zulk een geestig en aardig
type uit de eerste helft der vjrige eeuw
voor oogen voert, bewijst, dat zijne kunst
niet te eng begrensd is.
Hubert Laroche heeft dat, om een paar
rollen te noemen, bewezen in Tartuffe, van
Molière, en zeer onlangs, als de oudere
broeder in een werk van Erckman-Chatrian.
Om het groote en hoog-komische talent van
Laroche te kennen, moet men hem eigenlijk
zien in De Maire van Antwerpen- In die rjl
bereikt zijne kunst van karakterteekening
n komische kracht het hoogste. Heel Ant
werpen heeft die rol van hem willen zien
en hem in die rol toegejuicht.
Te Antwerpen heeft Laroche meerdere
rollen gespeeld, welke, nu hij er al verschei
dene jaren niet meer gevestigd is, nog over
hem doen spreken. B.v. de hoofdrol in Slechte
herders, die in De twee verstootelingen, de
laatste ook door Louis Bouwmeester gespeeld,
die als bij Laroche dezelfde rol zag spelen,
hem eerlijk bekennen zou: Je doet het
beter dan ik!"
Al moge Hubert Laroche niet meer aan
den Nederlandschen schouwburg te Ant
werpen verbonden zijn, Antwerpen is hem
niet vergeten. Onlangs vertolkte hij er een
gastrol in Sudermann's//aar</jMw,engedacht
daarbij tevens zijn 25-jarige tooneelloopbaan.
Het kunstlievend Antwerpen heeft hem toen
een schoon feest bereid. Z. E. A. Hertogs,
de burgemeester van Antwerpen heeft hem
toegesproken en gevierd, insgelijks de heer
Van Kuick, schepen van schoone kunsten ;
de kunstkenner Max Rooses, diresteur van
het museum Flantijn; Jan Blokx, de toon
zetter, e. a.
'Nu gaat Hubert Laroche ook in
NoordNederland zijn 25-jarige tooneelloopbaan
herdenken, het eerst Donderdag 12 December
a.s. in den Stadsschouwburg, en wel in zijn
beste rol, in die van Cyrano de Bergerac.
De tooneelloopbaan van Hubert Laroche
kenmerkt zich niet door het romantische.
Geleidelijk is hij zijn weg gegaan. Het
komen aan het tooneel dankt bij aan de
declamatie-lessen van Jan van Beers aan
de muziekschool te Antwerpen. De directeur
van den Nederlandschen schouwburg had
hem daar hooren voordragen. Het had bij
hem, den heer Doeselaar, een goeden indruk
achtergelaten, zoodat hij den nog geen
achttienjarigen jongen voorstelde tooneel
speler te worden aan zijn gezelschap.
Laroche nam het voorstel aan en debu
teerde als de kellner in het Duitsche blij
spel: Onze Vrouwen."
Hij heeft het geluk gehad nog te spelen
met Victor Driesens. Veel heeft hij,
evenals Louis Bouwmeester en L. B. J.
Moor aan dezen eminenten
tooneelkunstenaar te danken. Meer nog aan den
regisseur L. Kettmann, die wegens onaan
genaamheden met de Vereeniging: Het
Nederlandsch Tooneel, Amsterdam verlaten
en een engagement te Antwerpen aange
nomen had.
Kettmann, de zeer eigenaardige kunste
naar, heeft het Antwerpsen tooneel geleerd
wat een goede regie is, en den tooneelisteu
behalve de zuivere uitspraak van het Neder
land <ch, de kunst van opvatting en het
samenspel. Gelijk alle Antwerpsche
tooneelisten is ook de heer Hubert Laroche den
te vroeg verscheiden Kettmann daar nog
heden dankbaar voor.
Dezelfde Kettmann is het geweest, die
het repertoire te Antwerpen verbeterende,
er deed spelen van Ogier, van Vondel, enz ,
en er het Duitsche blijspel in zwang bracht,
en daarmede de geheele Duitsche kolonie
te Antwerpen den weg wees naar den
Nederlandschen schouwburg.
In de Duitsche blijspelen heeft Hubert
Laroche grooten naam gemaakt, bizonder
in Dokter Klam, zoowel als Dokter als
Lubowski. Daarnevens kan men stellen zijn
oom Braesig.
Het vertrek van Laroche uit Antwerpen is
voor het tooneel aldaar een zware slag ge
weest. Thans is er voor Amsterdam vrees hem
te zullen verliezen. In Brussel wil men aan
het hervormen gaan, om het gezelschap in den
fraaien Nederlandschen schouwburg te ver
lossen van een naar men zegt al te
verouderd repertoire. Men ijvert er om den
schrijver Teirlinck aan het hoofd te plaatsen,
met Hubert Larocbe als zijne mede-directeur.
Zal nu Laroche, na de viering van zijn
25-jarig jubileum, ook ophouden lid te zijn
der Koninklijke Vereening Het Nederlandsch
Tooneel?... De rijen der eerste mannen
en vrouwen" dunnen er onrustbarend.
Het gevaar dreigt. Brussel heeft veel
aantrekkelijks, en Hubert Laroche is een
Zuid-Nederlander.
In tooneeltaal kunnen de leden van den
Raad van Beheer elkander toeroepen:
Wachten van het Paleis waakt!1' Ook
van Louis Bouwmeester heeft men niet ge
loofd, dat hij zou heen gaan.
Dat men dit bij het geval Larocbe be
denke en Gijsbreght's woorden : de liefde
tot zijn land is ieder aangeboren, niet in
den wind sla! J. II. R.
Luitenant-Generaal Vetter, t
Oud Commandant van het legtr in Ned.-Ind'ë.
eb. 8 Dec. 1837. Gest. 3 Dec. 1907.
liliiiiimllliiiimiiiiiiiimniiiiiimmiiiiimiiiilimiiiiiiiuiiiiiiMii ut
Larensche Kunsthandel. Tentoonstel
ling van Schotsche kunst Beeld
houwwerk van Thérèse van Hall,
Etsen en Teekeningen van
Toon de Jong.
Het eerste en gewichtigste deel dezer
tentoonstelling bestaat uit een zes en vijftigtal
werken, nader aangeduid als : schilderijen vtm
de Glaxgow en E tinburgfi-school. De collectie is
zeer de moeite waard om te gaan zien, vooral
ook om onzen Hollandschen blik op schil
derkunst wat te doen verruimen en te
verle <endis>en. Engelsche schilderijen werden
nog niet veel bij ons ingev >erd. Ze hebben
een eigen cachet. Ik vermoed intusschen.
Twaalf en een half jarig bestaan
vanl het Tooneelgezelschap
STOEL en SPREE.V H
Directeur MAHIDS SPREE als Mr. Flinck in
Mr. J. v. Lennep's Klaasje Zevenster".
In het Amsterdams :he volksleven nemen
de vertooningen van het gezelschap : Stoel
en Spree", een bizondere plaats in. De direc
teurs houden, bij de keuze van stukken,
rekening met den zin van het volk voor het
histori che, het romantische en het komische.
Ditectenr Marius Spree maakt, als stukken
in dien geest er niet zijn, deze zelf, brj voor
keur mar romans en verhalen van mr. Jacob
v. Lennep, Justus ?an Maurik, enz., of naar
de geschiedenis van het land. Justus van
Maurik stel ie het werk van Spree zeer
hoog, en Em. Zola heeft hem in een vleiend
dat niet velen het onderscheid in karakter
bij Engelsche en schotsche kunst, waarvan
in het maandblad van den Larenschen kunst
handel wordt gesproken, kunnen zien. In
hoofdtrekken heeft de kunst van Engelschen
en Schotten ecater iets gemeen tegenover
d.e van andere rassen. De Enge^chen schil
deren ais aquarelh-ten; dit valt allereerst
op te merken. In die hoedanigheid laten
zich hunne goede eigenschappen waardeeren,
maar ^alt ook weer op te merken waarin
hun werk sen leegte heeft,- in beide gevallen
vergelijkend met het beste Hollandsche werk.
Ik geloof, dat de Engelschen bij hun studie
en teekenoefeningen veelvuldig werken met
het waterverfpenseel. De voordeelen daar
van zijn duidelijk in hun schildertrant
waarneembaar: hun werken getuigen van
een va-t oog; op den samenhang der bijzon
derheden in het geheel, van een vaardige
hand tot een rappe en weifellooze uitvoering.
De oefeningen met het waterverfpenseel, met
het noodwendig ijling^che van het procédé,
dat wal dwingt voet bij stuk te houden in de
vormbepaling, zijn zeer gunstig tot het ver
werven van een vaardige en kundige teekening.
Deze schilderijen hebben dan ook over 't
algemeen de aanlokkelijkheid vin dendirecten
vasten neerzet eener fri?sche, hellere kleur,
meestal in een egaal licht gehouden over
de geheele oppervlakte. In het groe;elige of
zware vervallen deze schilders dan ook niet
gauw, evenmin ontvalt hun de beslistheid in
vormbepaling door de onbestemdheden van
een pijnlijke of aarzelende teekening. Aan den
anderen kant echter is de charme van dit werk
ontegenzeggelijk van een wel wat decoratief
allooi. Mes vaardigheid en begrip en een
onmiskenbare Engelsche elegance, geven zij
dikwijls niet meer dan het meest uiterlijke
van een mooien kleurschijn. 't Is meermalen:
licht en dicht. In verdieptheid is hier niet
de waarde der kleur, noch der teekening te
zoeken.
Aquarellen van de beste Hollanders zijn
veel constanter, rijper van kleurwezen dan
hun schilderijen in olieverf.
Er zijn hier verscheidene meesters verte
genwoordigd. Daaronder lijkt me Williarn
Taggart de voornaamste. Zijn kleur, sterk
sprekend in de weelde van egaal uitgespreid
licht, heeft ook van allen 't meest intensiteit.
Verder is er Robert Burns en Alex Roche,
wier landschappen me aan de portretten
van Lazlo deden denken, Peploe, Campbell,
Mitchell. . . Maar ons nu tot algemeene op
merkingen over deze bezietens vaardige ten
toonstelling bepalend, zij herhaald, dat de
tegenwoordigheid van deze vreemdelingen
met hun luchtig, ruimhartig en
helderkleurige werk wel geschikt is om den geest
te verlevendigen in het dikwijls al te zwaar
op-de-handsche en benauwende streven van
zoovele Hollanders.
Op het werk van Thérèse van Hall, een
der meest beteekenende onder de Hollapdsche
beeldhouwers, en Toon de Jong, die in zijn
etsen en teekeningen alle eigenschappen ver
toont van een geb'jren gra ?eur met het burijn,
komen we misschien later terug. Hun a;in
wezigheid is althans vast aangeduid.
W. STEENHOKK.
Nog meer buitenlandsche kunst in
Amsterdam.
Voorloopige kennisgeving eener zeer kos
telijke kleine tentoonstelling van teekeningen
door Fransche meesters bij Van Wis-elingh.
Onder het vele belangrijke is daar in het
bijzonder de tegenwoordigheid te waardeeren
van een zevental teekeningen van Mület.
In het geheel een tentoonstelling als maar
zelden tegeaieten is. W. S.
Rübter's kalender YOOF 1908
Rueter's kalender is al een oude bekende.
Vergis ik mij niet al te zeer dan dagteekent
zij uit de dagen van de oprichting van't Bin
nenhuis, misschien nog een jaar vroeger, en
sinds die jaren is zij zich zelve vrijwel gelijk
gebleven.
Stond toen bij Rueter op den voorgrond,
een eenvoudige en practiecne kalender te
geven, in tegenstelling met die, waarin aan
ets of chromolitho^rafie de grootste ruimte
wordt toegekend en aan de cijfers slechts
een bescheiden plaatsje aangewezen; nog
F. STOEL, mede-directeur van het Tooneel
gezelschap Stoel en Spree.
schrijven, erkentelijkheid betuigt voor zijn
werk, waarin hij Zola hoofdpersoon
was. De voorst si lin gen onderscheiden zich
door goede voorbereiding, ernst en orde; de
heer M. Spree, ook regisseur, en zijne vrouw,
die beiden in hoog aanzien staan bij het
publiek, vervullen steeds de hoofdrollen. Voor
eene deugdelijke administratie zorgt Spree's
compagnon, de heer E. Stoel. Beiden zijn van
meet af aan, met leegen geldbuidel begonnen,
en hebben bun zaak, dank zij vooral de mede
werking van Me?r. J. Spree-Mönch, en het
verstandig beheer van Stoel, opgewerkt tot een
Mevr. JEANNB SPHKK?MÖNCH als Lysbeth
in Spree's De Dochter van ouwen Jaap".
derbloeiendste tooneelgezelschappen, spelende
thans in eigen, mooien schouwburg voor
de gegoede, echt Amsterdamsche burgerij.
De stichting hunner tooneelzaak gaan
Stoel en Spree Woensdag 11 December vieren
met de rertooning van Klaapje Zevenster".
Stoel en Spree zouden door hunne ver
tooningen, in welke alle dubbelzinnigheid
ontbreekt, en welke het meest aan den smaak
van het volk voldoen, ernsti» in aanmerking
kunnen komen voor eene subsidie van Ge
meente- of Rijkswege.
J. H. B.
Prentenvetling bij Frederik MulUr.
Aan;tainde week zal deze plaats
hebben, 10?12 Dec., met kijkdagen,
als naar gewoonte, drie dagen te
voren. De nogal uitgebreide en veel
verscheiden colleclie bevat
graphische kunstwerken, zoowel van his
torische belangrijkheid als van
artistieke waarde.
Onder de eerste rubriek kunnen
we brengen een gansche serie por
tretten, waarbij er echttr ook vele
zijn, die naiuurlyk in beide genoemde
opzichten belangrijk zijn. De voor
naamste Hollandsche meesters, zoo
wel van het buryn als van de etsnaald,
zijn onder de talrij 6e namen inden
catalogus te vinden. Van de prenten
ze f, die loopen over de 15e, 16e en
17e eeuw, en van verschillende
scholen, biedt de catalogus eenige
zeer merkwaardige reproducties;
allereerst verscheidene etsen van
Rembrandt, waaronder een zijner
beste landschappen en het bekeade
portret van Clement de Jonghe. Be
halve Rembrandt heeft deze veiling
groote attractie door graveerwerken
van Dürer, Goltzius, Lucas van
Leyden, Os'ade, Potter, Visser, etc. Ook
verscheidene proeven van de gezochte
Engelsche en Fransche zwarteprent
kunst komen er onder den hamer,
benevens een 50-tal nummers
Iconographie van Van Dijck. Om te be
sluiten, zal er nog geveild worden
een collectie literatuur over kunst.
W. S.
Gravure door H. Goltziue.
draagt zij datzelfde karakter van ernst en
degelijkheid.
Ean kalender, die men aan den wand heeft,
dus spreekt uit het geheele werk, moet voor
alle dingen duidelijk zijn, flinke cijfers geven,
en goede letters, die de dagen aanwijzen.
Men moet op een afstand den datum reeds
kunnen lezen, het gemak dient vooral in
deze tijden, den inenech.
Het cijferblok werd dus uitgangspunt, en
zijn lust tot versieren wist hij zoo te
beheerschen, dat zij niet aan het cijfervak kon
raken. Slechts een enkel figuurtje in een open
vakje, een spreukje, een toepasselijk hei dj e
op maand- of jaargetijden, mocht de maand
bladen een kleine zwieriiheid bij/.etten.
Het schild echter, dat de blalen moest
dragen, had minder ernstige functie en moest
alleen in kleur en lijn met de middenbladen
harmonieeren, maar liet overigens vrijheid
tot meerdere fantasie.
Wel drong de noodzakelijkheid, uit
linantieel oogpunt, tot n of twee kleuren, en
bleef Rueter uit principe vasthouden aan het
gfijse bordpapier, maar toch wint hij hierop
ieder jaar variatie genoeg te brengen, om,
blijvende oinnen de grenzen, die hij zich
gesteld had, (want o >k de verkoopsprijs der
kalender mocht ni^t uit het oog verloren
w >rden) telkenmale een aantrekkelijk blad
te maken.
En mogen wij wellicht dit fchild het eene
jaar aangenamer vinden om r;aar te zien dan
e> n ander jaar, dezelfde gee,-t spreekt er ons
telkens uit tegen, de bedoeliug van den
maker is onmiskenbaar, hij wil iets degelijks
en goeds geven, dat door betrekkelijk geringe
prij , binnen het bereik van velen kan komen,
Een kunstwerk te maker-, heeft hij zich geloof
ik er nooit mede voorgesteld, het is een
gebruiksvoorwerp, dat als zoodanig vóór alles
aan bepaalde eischen moest beantwoorden.
En al die voorwaarden combineerde hij en
wijt ze in aangenamen vorm te verwerken.
Rueter's kalender is dan ook, men zal
haar mooi vinden of minder mooi, nooit
slecht of leelijk, en hoe gek het klinki-n
moge, dit is een appreciatie; het bewijst
dat w, uit elementen bestaat, die in goede
verhouding tot elkaar staan. Het is een
ding uit n stuk, wat wij van weinig
kalenders kunnen getuigen uit de groote
schare, die wij in de Decembermaand zien
^oorbij trekken. En daarom alleen reeds is
Rueter's kalender ons telkenjare een welkome
gast.
R. W. P. DE VRIES JR.
Opera-opwraip,
Een opera is ook de rneeft enthousiaste
bezoekers moeten dit toe geven een zon
derlinge vertooning. Er is een zekere rou
tine noodig. om van dergelijke yertooningen,
ook van de beste en kostbaarste, die er tegen
woordig gegeven worden, te genieten; routine,
nota beae, niet daar op uit, om beter te
leeren zien en hooren, maar om zich te leeren
gewennen aan veel, dat men er eigenlijk
sinaakbedervend tuoest noemen.
Het tooneeluiterlijk is het ergste nog niet;
erger i* de s-ainenkoppeling van muziek en
handeling, die de wezenlijke bestanddeelen
van de opera vormen.
Wat gebeurt er? Men zegt elkander
goeWilhelm II
De Ke^er en Koning in het kleed des
vrele*, in den uniform van den civilist.