De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 8 december pagina 7

8 december 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1589 DE A M S T E R D A M M E K \\ E E K B L A I> VOOR NEDERLAND. het ichablon ran den klassieken krijgsgod weet of tracht te ontkomen. ~ De enkele teekenaars, die dit weldeden, vindt men toevallig te zamen in het genoemde nummer van L'Assiette au Beurre": Kubin en Camara. De oorlogggod van Kubin ia de ongevoelige prachtkerel, met ruime borstkas en stalen spieren; onder zijn gehoefde pooten, die louter geschapen schijnen om te stampen, moet alle leven eindigen in dood ot vermin king. Wat zal dezen barbaarschen God tegenhonden, die onverschillig in paradepas de wereld neertrapt? In de fantasie van dezen teekenaar is het stompzinnige, onwederstaanbare noodlot tot uitbeelding gekomen ; in de figuur, door Camara geschapen, 't doellooze der vernietiging. De knekelman, zwaar ge helmd, zwaar zwoegend onder last van kanon en geweer, zwaard en granaat, moeilijk ge bogen opduikend uit de zee van bloed, en .. beladen met de krijgatrofeeën van elk der dwaze natiën; vlaggen van alle nationalitei ten, wapperend in n zelfde hand van een en denzelfde knekelcnanAls hideus drakenmonster zag Crane den god van den oorlog. Toch: wat hij wilde uitbeelden is symbolisch zwak : wij gelooven niet meer aan symboliek, die in al haar verschriklykheid zoo naïf is als alleen de folklore mag bedenken. Het monster van Crane is voor ons fraze. En alleen daarom is de prent belangrijk, omdat zij tot de weinige behoort, die in een oplossing, in een einde aan den oorlog blijven gelooven. (Wordt veivolgd). GEEVE. Hubert Laroche. Dat is nu onze koning!" zei een Vlaamsen tooieelspeler tot wijlen moeder Verstraete, de gevierde Vlaamsche actrice, wijzende op Louis Bouwmeester, bij gelegenheid, dat deze beide leden van den Nederlandgchen schouwburg te Antwerpen, in den stads schouwburg te Amsterdam het jubileum der 'maatschappij: Apollo, hadden helpen vieren door de keurige, antieke vertooning van een antiek stukje; Zieleketens van den rijk begaafden en bruisenden Vlaming, Nestor de Tière. Deze Vlaamsche tooneelspeler was: HUBBRT LAROCHE, die tien zeker niet ver moedde, dat hij eenmaal gezet zou worden op de plaats, door Louis Bouwmeester op het Plein" opengelaten. Hij zelf is al te wél overtuigd hij zegt het zelf , dat hij niet het genie van Louis Bouwmeester heeft, en dat hij met den laatste aan eenzelfde gezelschap verbonden zou kunnen zijn, zonder dat de een den ander in den weg stond. Hubert Laroche's aanleg en talent zijn ook zoo geheel anders: zij wijzen hem den weg aan naar het rijk der fantasie, en bepalen zijne richting voor het komische en de goede-vaderrollen. In dat rijk heeft Laroche zijn standaard ge plant, daar heerscht hij. Er ging in Noord-Nederland een stem op van verbazing, een kreet van bewon dering, toen men Hubert Laroche, den Zuid-Nederlander, Rostand's Cyrano de Bergerac had zien spelen. Kenners stelden zijn spel en zeggen in het karakter van dezen fantast boven dat van Coquelin en houden het nog heden vol. Laroehe wint het van Coquelin als Cijrano de Bergerac door het meer poëtische, het kleurige, het warme, het fantistische en door het eigen aardige der Aiitwerpsche Sinjoren, gelijk hij er zelf een is, die, in hun goedige bluf voor altijd geteekend door G. A. Brederoó in diens Spaansche Brabander, er nog heden ten dage, na drie honderd jaar, gelijkenis mede vertoonen. Hubert Laroche teekende den hoogmoed en den hoogen moed van Cyrano als die der oude Antwerpsche Sinjoren, vooral n het kam p der cadetten van Gasconje, wanneer deze hen aanmoedigt in den strijd, en in hunne dichterlijkheid en doodsverachting schildert, in zangerig en vurig zesgen: Kadetten van 't oude Gasconje Van Carbon de Gastel Jaloux Met bluf en krakeel op hun tronje, Kadetten van 't oude Gasconje Zij droomen blazoen en bastonje; Geen schurk geeft huu adel iets toe Kadetten van het oude Gasconje Van Carbon de Gastel Jaloux. Schoon en droomerig poëtisch tegen over de schildering dezer fiere knapen is de taal die Laroche zingt-en-zegt in de balconscène en in het kleine tooneeltje van het opwerpen der rozen; terwijl hij aan het al )t Cyrano, die staande sterven wil, omgeeft met den glorie van helden moei. Nog dit. In de kunst der uitbeelding van het fijnkomischf, toonde Laroche zijn meesterschap, in de zelf bespotting met zijn eigen grooteu neus, en het dartele en luchtige spreken in het duel. Wie Cijrano de Bergerac spelen kan als Liroche, wie als hij in Zieleketens den ge moedelijk en en genoegelijken ouden heer in beeld kan brengen en den toeschouwer in levenden lijve zulk een geestig en aardig type uit de eerste helft der vjrige eeuw voor oogen voert, bewijst, dat zijne kunst niet te eng begrensd is. Hubert Laroche heeft dat, om een paar rollen te noemen, bewezen in Tartuffe, van Molière, en zeer onlangs, als de oudere broeder in een werk van Erckman-Chatrian. Om het groote en hoog-komische talent van Laroche te kennen, moet men hem eigenlijk zien in De Maire van Antwerpen- In die rjl bereikt zijne kunst van karakterteekening n komische kracht het hoogste. Heel Ant werpen heeft die rol van hem willen zien en hem in die rol toegejuicht. Te Antwerpen heeft Laroche meerdere rollen gespeeld, welke, nu hij er al verschei dene jaren niet meer gevestigd is, nog over hem doen spreken. B.v. de hoofdrol in Slechte herders, die in De twee verstootelingen, de laatste ook door Louis Bouwmeester gespeeld, die als bij Laroche dezelfde rol zag spelen, hem eerlijk bekennen zou: Je doet het beter dan ik!" Al moge Hubert Laroche niet meer aan den Nederlandschen schouwburg te Ant werpen verbonden zijn, Antwerpen is hem niet vergeten. Onlangs vertolkte hij er een gastrol in Sudermann's//aar</jMw,engedacht daarbij tevens zijn 25-jarige tooneelloopbaan. Het kunstlievend Antwerpen heeft hem toen een schoon feest bereid. Z. E. A. Hertogs, de burgemeester van Antwerpen heeft hem toegesproken en gevierd, insgelijks de heer Van Kuick, schepen van schoone kunsten ; de kunstkenner Max Rooses, diresteur van het museum Flantijn; Jan Blokx, de toon zetter, e. a. 'Nu gaat Hubert Laroche ook in NoordNederland zijn 25-jarige tooneelloopbaan herdenken, het eerst Donderdag 12 December a.s. in den Stadsschouwburg, en wel in zijn beste rol, in die van Cyrano de Bergerac. De tooneelloopbaan van Hubert Laroche kenmerkt zich niet door het romantische. Geleidelijk is hij zijn weg gegaan. Het komen aan het tooneel dankt bij aan de declamatie-lessen van Jan van Beers aan de muziekschool te Antwerpen. De directeur van den Nederlandschen schouwburg had hem daar hooren voordragen. Het had bij hem, den heer Doeselaar, een goeden indruk achtergelaten, zoodat hij den nog geen achttienjarigen jongen voorstelde tooneel speler te worden aan zijn gezelschap. Laroche nam het voorstel aan en debu teerde als de kellner in het Duitsche blij spel: Onze Vrouwen." Hij heeft het geluk gehad nog te spelen met Victor Driesens. Veel heeft hij, evenals Louis Bouwmeester en L. B. J. Moor aan dezen eminenten tooneelkunstenaar te danken. Meer nog aan den regisseur L. Kettmann, die wegens onaan genaamheden met de Vereeniging: Het Nederlandsch Tooneel, Amsterdam verlaten en een engagement te Antwerpen aange nomen had. Kettmann, de zeer eigenaardige kunste naar, heeft het Antwerpsen tooneel geleerd wat een goede regie is, en den tooneelisteu behalve de zuivere uitspraak van het Neder land <ch, de kunst van opvatting en het samenspel. Gelijk alle Antwerpsche tooneelisten is ook de heer Hubert Laroche den te vroeg verscheiden Kettmann daar nog heden dankbaar voor. Dezelfde Kettmann is het geweest, die het repertoire te Antwerpen verbeterende, er deed spelen van Ogier, van Vondel, enz , en er het Duitsche blijspel in zwang bracht, en daarmede de geheele Duitsche kolonie te Antwerpen den weg wees naar den Nederlandschen schouwburg. In de Duitsche blijspelen heeft Hubert Laroche grooten naam gemaakt, bizonder in Dokter Klam, zoowel als Dokter als Lubowski. Daarnevens kan men stellen zijn oom Braesig. Het vertrek van Laroche uit Antwerpen is voor het tooneel aldaar een zware slag ge weest. Thans is er voor Amsterdam vrees hem te zullen verliezen. In Brussel wil men aan het hervormen gaan, om het gezelschap in den fraaien Nederlandschen schouwburg te ver lossen van een naar men zegt al te verouderd repertoire. Men ijvert er om den schrijver Teirlinck aan het hoofd te plaatsen, met Hubert Larocbe als zijne mede-directeur. Zal nu Laroche, na de viering van zijn 25-jarig jubileum, ook ophouden lid te zijn der Koninklijke Vereening Het Nederlandsch Tooneel?... De rijen der eerste mannen en vrouwen" dunnen er onrustbarend. Het gevaar dreigt. Brussel heeft veel aantrekkelijks, en Hubert Laroche is een Zuid-Nederlander. In tooneeltaal kunnen de leden van den Raad van Beheer elkander toeroepen: Wachten van het Paleis waakt!1' Ook van Louis Bouwmeester heeft men niet ge loofd, dat hij zou heen gaan. Dat men dit bij het geval Larocbe be denke en Gijsbreght's woorden : de liefde tot zijn land is ieder aangeboren, niet in den wind sla! J. II. R. Luitenant-Generaal Vetter, t Oud Commandant van het legtr in Ned.-Ind'ë. eb. 8 Dec. 1837. Gest. 3 Dec. 1907. liliiiiimllliiiimiiiiiiiimniiiiiimmiiiiimiiiilimiiiiiiiuiiiiiiMii ut Larensche Kunsthandel. Tentoonstel ling van Schotsche kunst Beeld houwwerk van Thérèse van Hall, Etsen en Teekeningen van Toon de Jong. Het eerste en gewichtigste deel dezer tentoonstelling bestaat uit een zes en vijftigtal werken, nader aangeduid als : schilderijen vtm de Glaxgow en E tinburgfi-school. De collectie is zeer de moeite waard om te gaan zien, vooral ook om onzen Hollandschen blik op schil derkunst wat te doen verruimen en te verle <endis>en. Engelsche schilderijen werden nog niet veel bij ons ingev >erd. Ze hebben een eigen cachet. Ik vermoed intusschen. Twaalf en een half jarig bestaan vanl het Tooneelgezelschap STOEL en SPREE.V H Directeur MAHIDS SPREE als Mr. Flinck in Mr. J. v. Lennep's Klaasje Zevenster". In het Amsterdams :he volksleven nemen de vertooningen van het gezelschap : Stoel en Spree", een bizondere plaats in. De direc teurs houden, bij de keuze van stukken, rekening met den zin van het volk voor het histori che, het romantische en het komische. Ditectenr Marius Spree maakt, als stukken in dien geest er niet zijn, deze zelf, brj voor keur mar romans en verhalen van mr. Jacob v. Lennep, Justus ?an Maurik, enz., of naar de geschiedenis van het land. Justus van Maurik stel ie het werk van Spree zeer hoog, en Em. Zola heeft hem in een vleiend dat niet velen het onderscheid in karakter bij Engelsche en schotsche kunst, waarvan in het maandblad van den Larenschen kunst handel wordt gesproken, kunnen zien. In hoofdtrekken heeft de kunst van Engelschen en Schotten ecater iets gemeen tegenover d.e van andere rassen. De Enge^chen schil deren ais aquarelh-ten; dit valt allereerst op te merken. In die hoedanigheid laten zich hunne goede eigenschappen waardeeren, maar ^alt ook weer op te merken waarin hun werk sen leegte heeft,- in beide gevallen vergelijkend met het beste Hollandsche werk. Ik geloof, dat de Engelschen bij hun studie en teekenoefeningen veelvuldig werken met het waterverfpenseel. De voordeelen daar van zijn duidelijk in hun schildertrant waarneembaar: hun werken getuigen van een va-t oog; op den samenhang der bijzon derheden in het geheel, van een vaardige hand tot een rappe en weifellooze uitvoering. De oefeningen met het waterverfpenseel, met het noodwendig ijling^che van het procédé, dat wal dwingt voet bij stuk te houden in de vormbepaling, zijn zeer gunstig tot het ver werven van een vaardige en kundige teekening. Deze schilderijen hebben dan ook over 't algemeen de aanlokkelijkheid vin dendirecten vasten neerzet eener fri?sche, hellere kleur, meestal in een egaal licht gehouden over de geheele oppervlakte. In het groe;elige of zware vervallen deze schilders dan ook niet gauw, evenmin ontvalt hun de beslistheid in vormbepaling door de onbestemdheden van een pijnlijke of aarzelende teekening. Aan den anderen kant echter is de charme van dit werk ontegenzeggelijk van een wel wat decoratief allooi. Mes vaardigheid en begrip en een onmiskenbare Engelsche elegance, geven zij dikwijls niet meer dan het meest uiterlijke van een mooien kleurschijn. 't Is meermalen: licht en dicht. In verdieptheid is hier niet de waarde der kleur, noch der teekening te zoeken. Aquarellen van de beste Hollanders zijn veel constanter, rijper van kleurwezen dan hun schilderijen in olieverf. Er zijn hier verscheidene meesters verte genwoordigd. Daaronder lijkt me Williarn Taggart de voornaamste. Zijn kleur, sterk sprekend in de weelde van egaal uitgespreid licht, heeft ook van allen 't meest intensiteit. Verder is er Robert Burns en Alex Roche, wier landschappen me aan de portretten van Lazlo deden denken, Peploe, Campbell, Mitchell. . . Maar ons nu tot algemeene op merkingen over deze bezietens vaardige ten toonstelling bepalend, zij herhaald, dat de tegenwoordigheid van deze vreemdelingen met hun luchtig, ruimhartig en helderkleurige werk wel geschikt is om den geest te verlevendigen in het dikwijls al te zwaar op-de-handsche en benauwende streven van zoovele Hollanders. Op het werk van Thérèse van Hall, een der meest beteekenende onder de Hollapdsche beeldhouwers, en Toon de Jong, die in zijn etsen en teekeningen alle eigenschappen ver toont van een geb'jren gra ?eur met het burijn, komen we misschien later terug. Hun a;in wezigheid is althans vast aangeduid. W. STEENHOKK. Nog meer buitenlandsche kunst in Amsterdam. Voorloopige kennisgeving eener zeer kos telijke kleine tentoonstelling van teekeningen door Fransche meesters bij Van Wis-elingh. Onder het vele belangrijke is daar in het bijzonder de tegenwoordigheid te waardeeren van een zevental teekeningen van Mület. In het geheel een tentoonstelling als maar zelden tegeaieten is. W. S. Rübter's kalender YOOF 1908 Rueter's kalender is al een oude bekende. Vergis ik mij niet al te zeer dan dagteekent zij uit de dagen van de oprichting van't Bin nenhuis, misschien nog een jaar vroeger, en sinds die jaren is zij zich zelve vrijwel gelijk gebleven. Stond toen bij Rueter op den voorgrond, een eenvoudige en practiecne kalender te geven, in tegenstelling met die, waarin aan ets of chromolitho^rafie de grootste ruimte wordt toegekend en aan de cijfers slechts een bescheiden plaatsje aangewezen; nog F. STOEL, mede-directeur van het Tooneel gezelschap Stoel en Spree. schrijven, erkentelijkheid betuigt voor zijn werk, waarin hij Zola hoofdpersoon was. De voorst si lin gen onderscheiden zich door goede voorbereiding, ernst en orde; de heer M. Spree, ook regisseur, en zijne vrouw, die beiden in hoog aanzien staan bij het publiek, vervullen steeds de hoofdrollen. Voor eene deugdelijke administratie zorgt Spree's compagnon, de heer E. Stoel. Beiden zijn van meet af aan, met leegen geldbuidel begonnen, en hebben bun zaak, dank zij vooral de mede werking van Me?r. J. Spree-Mönch, en het verstandig beheer van Stoel, opgewerkt tot een Mevr. JEANNB SPHKK?MÖNCH als Lysbeth in Spree's De Dochter van ouwen Jaap". derbloeiendste tooneelgezelschappen, spelende thans in eigen, mooien schouwburg voor de gegoede, echt Amsterdamsche burgerij. De stichting hunner tooneelzaak gaan Stoel en Spree Woensdag 11 December vieren met de rertooning van Klaapje Zevenster". Stoel en Spree zouden door hunne ver tooningen, in welke alle dubbelzinnigheid ontbreekt, en welke het meest aan den smaak van het volk voldoen, ernsti» in aanmerking kunnen komen voor eene subsidie van Ge meente- of Rijkswege. J. H. B. Prentenvetling bij Frederik MulUr. Aan;tainde week zal deze plaats hebben, 10?12 Dec., met kijkdagen, als naar gewoonte, drie dagen te voren. De nogal uitgebreide en veel verscheiden colleclie bevat graphische kunstwerken, zoowel van his torische belangrijkheid als van artistieke waarde. Onder de eerste rubriek kunnen we brengen een gansche serie por tretten, waarbij er echttr ook vele zijn, die naiuurlyk in beide genoemde opzichten belangrijk zijn. De voor naamste Hollandsche meesters, zoo wel van het buryn als van de etsnaald, zijn onder de talrij 6e namen inden catalogus te vinden. Van de prenten ze f, die loopen over de 15e, 16e en 17e eeuw, en van verschillende scholen, biedt de catalogus eenige zeer merkwaardige reproducties; allereerst verscheidene etsen van Rembrandt, waaronder een zijner beste landschappen en het bekeade portret van Clement de Jonghe. Be halve Rembrandt heeft deze veiling groote attractie door graveerwerken van Dürer, Goltzius, Lucas van Leyden, Os'ade, Potter, Visser, etc. Ook verscheidene proeven van de gezochte Engelsche en Fransche zwarteprent kunst komen er onder den hamer, benevens een 50-tal nummers Iconographie van Van Dijck. Om te be sluiten, zal er nog geveild worden een collectie literatuur over kunst. W. S. Gravure door H. Goltziue. draagt zij datzelfde karakter van ernst en degelijkheid. Ean kalender, die men aan den wand heeft, dus spreekt uit het geheele werk, moet voor alle dingen duidelijk zijn, flinke cijfers geven, en goede letters, die de dagen aanwijzen. Men moet op een afstand den datum reeds kunnen lezen, het gemak dient vooral in deze tijden, den inenech. Het cijferblok werd dus uitgangspunt, en zijn lust tot versieren wist hij zoo te beheerschen, dat zij niet aan het cijfervak kon raken. Slechts een enkel figuurtje in een open vakje, een spreukje, een toepasselijk hei dj e op maand- of jaargetijden, mocht de maand bladen een kleine zwieriiheid bij/.etten. Het schild echter, dat de blalen moest dragen, had minder ernstige functie en moest alleen in kleur en lijn met de middenbladen harmonieeren, maar liet overigens vrijheid tot meerdere fantasie. Wel drong de noodzakelijkheid, uit linantieel oogpunt, tot n of twee kleuren, en bleef Rueter uit principe vasthouden aan het gfijse bordpapier, maar toch wint hij hierop ieder jaar variatie genoeg te brengen, om, blijvende oinnen de grenzen, die hij zich gesteld had, (want o >k de verkoopsprijs der kalender mocht ni^t uit het oog verloren w >rden) telkenmale een aantrekkelijk blad te maken. En mogen wij wellicht dit fchild het eene jaar aangenamer vinden om r;aar te zien dan e> n ander jaar, dezelfde gee,-t spreekt er ons telkens uit tegen, de bedoeliug van den maker is onmiskenbaar, hij wil iets degelijks en goeds geven, dat door betrekkelijk geringe prij , binnen het bereik van velen kan komen, Een kunstwerk te maker-, heeft hij zich geloof ik er nooit mede voorgesteld, het is een gebruiksvoorwerp, dat als zoodanig vóór alles aan bepaalde eischen moest beantwoorden. En al die voorwaarden combineerde hij en wijt ze in aangenamen vorm te verwerken. Rueter's kalender is dan ook, men zal haar mooi vinden of minder mooi, nooit slecht of leelijk, en hoe gek het klinki-n moge, dit is een appreciatie; het bewijst dat w, uit elementen bestaat, die in goede verhouding tot elkaar staan. Het is een ding uit n stuk, wat wij van weinig kalenders kunnen getuigen uit de groote schare, die wij in de Decembermaand zien ^oorbij trekken. En daarom alleen reeds is Rueter's kalender ons telkenjare een welkome gast. R. W. P. DE VRIES JR. Opera-opwraip, Een opera is ook de rneeft enthousiaste bezoekers moeten dit toe geven een zon derlinge vertooning. Er is een zekere rou tine noodig. om van dergelijke yertooningen, ook van de beste en kostbaarste, die er tegen woordig gegeven worden, te genieten; routine, nota beae, niet daar op uit, om beter te leeren zien en hooren, maar om zich te leeren gewennen aan veel, dat men er eigenlijk sinaakbedervend tuoest noemen. Het tooneeluiterlijk is het ergste nog niet; erger i* de s-ainenkoppeling van muziek en handeling, die de wezenlijke bestanddeelen van de opera vormen. Wat gebeurt er? Men zegt elkander goeWilhelm II De Ke^er en Koning in het kleed des vrele*, in den uniform van den civilist.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl