De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 22 december pagina 2

22 december 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D K A M S T KIM) A M M E II -W E E K B L A D V O Q II N E D E R L A N D. No. onderwijs staat nog lang niet waar het behoort "We missen algeheel die Potytechnics, d:e in Engeland de laatste vijfden jaren zich. zoo uitgebreid hebben; of die algemeene ambachtsscholen, gelijk ik'er dezen zomer in Baden zag (waar ze zoo gelukkig zijn een leerplichtwet op 't ambacht jonderwijs te hebben die eiken leerling van zijn 14e tot zijn 18e jaar minstens twee werkmiddagrn in de ambachtsschpol oplegt, in welke school dan ook letterlijk ia elk vak technisch onderwijs verstrekt wordt tot in het koekbabken en het haarkappen toe!) " De vraag, of theoretisch dan wel praetisch onderricht vooraf moet gaan, waarover zooveel getwist onder de deskundigen heerscht lijkt me daarbij totaal onbe langrijk ; dat ze saw^wgaan, lijkt me het voornaamste. Uitbreiding van ons handelsonderwijs is in de laatste jaren gelukkig flinker ter hand genomen, maar zonder een Handels Hoogesehool, met Unirerstty E.eten pion, om haar aldus in wij 1ste kringen te doen wortelen, zal onze eerste handelsstad toch niet tevreden kunnen zijn. We hebben leaders of comineree and ind'ttstry met ini tiatief, kennis en wijlen blik noolig en die niet vojr 'ri beetje socialisme op de vlucht slaan. Ea een wèlgeoefend leger van handels- en kantoorbedienden, die aan den verderen opboaw van een Hinken han del kaneen nuewerken, en die liet waard zijn een goed honorarium te verdienen. Pfi krukktn-loopeu kan alleen Jan Salie! (Slot volgt). L. SIMONS. Müzieïin de flooftstal, GLOKIA ! Ein Sturen- und Sonnenlied". Ziedaar da-naam van een symphonie van den bij ons niet onbekenden componist Jean Louis Nicodé; een Syinphonie in einenj Sitz" die berekend is voor den duur van e^n geheelen concertavond liet werk bedoelt den levensloop te beschrijven van een propheet, die in den strijd om zijn idealen door de bru:ale macht dtr werkelijkheid tegen dm grond geslingerd wordt. Op den top van een berg, by den aanblikeenergrootsche natuur, vindt hy weder den zonnigen vre lf. Hier kan hy verder leven in het streven naar het hoogste, ver van den voortgezetten strijd in het dal. De componist heeft zijn werk ingedeeld in zes f ragmec ten, die zonder onderbreking elkaar opf.ol^en. Hij he< ft daaraan de volgende .namen gegeven: l Vorverkündiging. Von Werdelust nnd tausend Zielen. II Durch 's Ft-uer uni duren die Schmiede. IH Ein Sonnentig desGlüc'ts. IV Die stillste S unde. Vm das Höjhsce. VI Der neue Morgen'1. In het laatste deel komt een k >or een zachte vredige einditemming brengen, na al de woelige we Ier waardigheden van het leven van den held. Jammer echter werd dit ge deelte alleen door het orchest gespeeld. De componist heeft zelf een Führer" ge schreven voor zijn werk, waarin 76 motieven in notenvoorbeelden ?ynafgedrukt. Bo 'endieu heeft ij twee motieven uit Beethovea's Missa solerjnis" en n uit Wagner's Meistersinger' gebruikt. Het denkbeeld, het leven van een held tot STALGEBORENEN. Kerst $chettjf. van Georg Grünenwald Kzn. In den kouden Kerstnacht was de ooievaar onderweg. Het was voor den heiligen vogel die om Jezen tijd van 't jaar verre van hier behoorde te zitten, zich kotsterend onderde behaaglijk-warme sïralen der zuiderzon in verrukking genietend van den aanblik van 't lauwe Nylwater, dat hij lekker zou laten kabbelen tegen den nen poot waarop hij stond, den anderen in extase hoog opgetrok ken, het was voor den heiligen vogel nu al een hél ongeschikt tijdstip om onderweg te zijn in 't hooge noorden, en dat nog wel terwyl de Kerstnacht dit jaar bijzonder koud en onstuimig was. Maar wat kon hij er aan doen? Jobs Antje riep hem, en hij moest weer op pad. Jobs Antje was wel een van zijn beste klanten. Zij had hem geroepen in't voorjair, terwijl hij juist bezig was zich voor te bereiden op de j larlijlssche kikkervangst. Zij ha l hem geroepen in midzomerüjd, juist toen hij zoo geheel opging in 't dagdroomen daar boven op zijn nest naast deboereschuur.waarhij zoo'n ruim uitzicht had over de groene kikkervelden en de witte k ik kersloten. Zij had hem geroepen in 't herfstgetijde, en hij had zijn uren toen juist zoo nóó lig voor de studie in 't groote reisplan voor den trek. Waarom zou Jobs Antje hem nu óók niet eens roapen midden in den barren winter, nu hij zich j u:st zoo lekker genesteld had aan de boorden ?an den heiligen stroom? Zoo was dan de ooievaar weer onderweg naar Jobs Antje. Doch met ooievaars wijsheid had hij zich dsgelijk gewapend voor denongezelligen tocht. Hij had zich warmpjes ingestopt in den ruwen pels van den dorpsdokter, had diens bonten ijsnuts zich ooi de ooren getrokken en ditns wolligen baard zich voorgehangen. Zijn snebbe had hij veranderd in een neuswarrnend pijpje, en zijn duanepooten gehuld in een paar geweldige kaplaarzen. Zóó stapte hij door den kouden Kerstnacht; bitsende door slyk en sneeu i, optornende tegen wind en natte kloilerbuien en scherpe hage'jacht, turende in het halfdonker, waar 't kleine stukje maan maar niet goed door heen wüdi breken, en hij patste zijn dikke wanten op elkaar om de kleuming uit zijn vingers te houden, en hij vervloekte dit booze, onstuimige, weer, en wenschte dat het maar een fatsoenlijke vorat mocht zijn, die misschien kouder, maar toch 'genoeglijker zou wezen, dan deze buien. 't Huisje van Job en Antja was voor den dorpsdokter niet nieuw. In zijn kwaliteit van geneeskundige had hij 't weliswaar nag nimmer behoeven te bazoeken. onderwerp te maken van een instrumentale compositie, iïmeer in toepassing gebracht: Wie denkt b.v. niet aan Richard S rauss' Heldenleben ?" Dit werk is in vergelijking met Nicodé's Gloria-eycnphonie" echter in bescheiden vorm gehouden. Voor den opzet en het streven van den componist naar iets groo;sch, moet men, ongeretend den uitslag, eerbied hebben. Jammer echter dat de co nponisl zieh heeft vergist in het aanwenden der mi Helen om zy'n doel te bereiken; dat hij bij die middelen de eisenen van klankschoonheid schromelijk heeft overschreden en dat hij van het perceptievermogen van den toehoorder te veel heeft gevergd. Vergist heeft hij zich door de muziek dingen te laten beschrijven, die buiten haar bereik liggen. Ik wijs slechts op het vogelconcertmtt zijn afschuwelijke Tnllerpfeifen." Daarin heeft hij realiteitsojusies willen schilderen inplaats van stemrumg^kun-t te ge/en. Buitendien is hat etfect van 'lat frag ment nog volkomen in strijd met de werke lijkheid Bij een vogelconcert denkt men onwillekeurig aan een VV'aididyile " Geen menich zal echter, bij net gillen der Trillerpfeifen," gedacht hebbea aan het liefelijke gekweel der vogels in een idyllisch woulVoorts is, mede tea gevolge van herha lingen uit vroegere dealen, het werk te groot van omvang geworden Had de componist zich meer oeperking kunnen opleggen, dan zou daardoor zijn werk zeker belangrijk ge wonnen hebben. Het optreden van het koor zou wel ii waar een uieer bevredigen! slot hebben verschaft aan het geheel, maar kotter zou de symphonie daardjor toch niet ge worden zijn. Buitengewoon is het meesterschap van Nicodéin de po'yphone schrijflij se, alsmede in de kunst van instrumen'eeren. Ook d;iar waar de variatievorm wordt aangewend, kin men bespeuren dat Nicoléop virtuose wij'.e zy'n thema'*) weet te wijzigen en steeds in een ander licht te stellen. Het slot van het eerste deel klinkt prachtig. -Daarin ligt een breedheid en een orchestg'ans die een schitterend getuigenis geven van het geen de componist kan Nog meer heeft mi] bekoord der Sonnentag", een episode uit het derde deel, van groote mnigheii en warmte. Dat is musiek die gevoe d is en tot het hart spreekt. Het begin van het vierde deel Die stillste Stunde" met zijn canjnische bewerking, ij mede zeer schoon. Ook in het vijf Ie deel, kort voordat de wals begint, weet hij een grandioten climax te bereiken. In het zesde deel eindelijk toen de solo had moe'.en inzetten op de woorden Oir winket das Wonneland". toont Nico léeven eens dat hij niet uitsluitend met het hoofd weet te componeeren, doch dat hij wel dege lijk het hart ook kan laten meespreken. De symphonie is r>iet oijster goed ont vangen. Er was wel applau- ; maar in ii> n ons publiek gewend was o >k teemenen van afkeuring te ge?en, geloof ik dat deze het van het applaus zouten gewonnen hebben. Natuurlijk moet de oorzaak v«n de misncegdheid van het pu'iliek ge/.ocot worde-i in die episoden, waar het schoonheulsge ,*oel pijnlijk wordt a ingedaan. Ea is dit een maal geschied, dau schijnt de toehoorder niet meer ontvanke ijk om andere mooie gedeelten op hunne juiste waarde te schatten. Ik b;n er vau overtuigd dat, als men alleen de mooie gedeelten uit hè: werk kon excerpeeren, du j de sttenen des aanstoots er uit verwijderen, dat zelfie publiek verIn kwaliteit van heelkundige slechts umaal: toen Job eu zijn oude vader die hooge ruzie gehad hadden, en de eerste den laatste met een klomp een gat in 't hoofd had ge slagen. Maar als verloskun lige was hij daar habitué: er ging geen kalenderjaar voo'bij zonder dat hij er gehaald werd, ja, hij had zelfs eenmaal t vee bezoeken kunnen aansehrappen tusschea l Januari en l Januari. Temeer had 't hem 't laatste jaar verwon derd, dat er nog nooit weer een boodschap van Jobs Antje was gekomen, ofschoon de tijd allang weder daar was. En toen de verwachte boodschap op een a rond dan eindelijk kwam, was zijn verwondering gestegen bij 't aanhooren, dat hij thans als heelkundige en niet als verloskundige werd gehaaid. Of Aiilje hem dan L>og niet weer in de laagste kwaliteit verwachtte ?" De vorige week was ze bevallen, maar Job had d ikter nu al zoo vaak de kunst afgekeken, dat hij 't nu maar eens gewaagd had, zelf alles te beredderen en 't was goed gegaan. Doch nu, in den Kerstnacht, scheen Job niet dien moed meer te hebben, die hem met Paschen had bezield, en hij had zijn oudste op drie na, die al 'n heele jonden was, op een drafje gezonden met 't bericht, of dokter gauw gau * wou komen, want dat 'c er met moeder slecht voorstond. Toen was dokter terstond uit 't warme bed gestapt in zijn kaplaarzen, had zijn pels aangeschoten, en spoedde '/.ich voort naar 't hem welbekende Luisje, 't Huisje van J;ibs Antje was de erzernis van 't dorp. 't Dorp was een nét dorp, w-ar wat gevoeld werd voor zindelijkheid eu fatsoen; en de men^chen, die er woonden, waren allen brave, degelijke, oppassende mensehen. Maar 'c huUje van Jobs Antje wai eigenlijk geen huisje; 't was een stal. 'c Was vroeger een huisje geweest, een vrij goed huisje. Toen woonde er oude Beppe, ten helder, proper moedertje, die witte mutsjes droeg, een glimmend-koperen kttliekan op tafel had, en steeds sokken en borstrokken breide. Haar oude Beppe was aestorven. en ze had een groote familie. En... een ruiieachtige familie. In deze familie was een proces begonnen over haar huisje. Want oude Beppe, die een stijf oudmensch geweest was met zon derlinge begrippen, had in haar testament bepaald, dat haar huisje, waarin ze van jeugd af aan had gewooud, niet verkocht of afgebroken mocht worden en ook niet aan vreemden verhuurd, 't Bleef ter be schikking van de familie". Maar wat zou die uitgebreide en ruzie achtige familie met-'ziju-a!.len in haar kleine huisje? Xu, had ze er dan n van de neven of-hichten gratis laten wonen !" Jawel, maar wien ?! De eer gunde den ander het licht uit de oogen niet. Toen had ten langen leste een oul en baand zou staan over het fait dat er in dat werk zooveel schoons steelt. Omeihterniet verkeerd begrepen te worden, votg in er by dat zooiets natuurlijk niet mag gebeuren; daardoor zon bet levenswerk van een ernstig en talentvol man geschonden worden. Nicod zelf heeft alleen het recht on bekortingen in of weglatingen uit zijn Symphonie aan te brengen. De dirigent Nicodéheeft zich van een zeer gunsti e zijde doen kennen. Met groote rou tine en rust hetfc hij zijn werk geleid. Het orchest heeft zijn vaak ondankbare taak op uitstekende wij'.o vervuld. De com ponist-dirigent bracht het orchest dan ook daar/oor zijn hulde en dank. Het d^rJe Fiesch-Röatgen concert was vooral belangrijk, oui lat er eenige noviteiten werden uitgevoerd van G. H. G. von Btuckec Fock. Eerst speel<!e de componist niet den heer Flesch zyn F-dur sonate Op. 23. Vroeger wees ik er reed^ op dat wij in Fock misschien onzen meest origineelen com ponist bezitten. Bij het aanhooien van deze sonate werd ik in mijne me ning bevestigd. Het eer-te d jel worde behe .-rsuht door een rnyhmisch figuur, dat mis chien op een duur eeuigszins vermoeiend werkt, omdat het zoo consequent is volgehouden, liet tweede deel is zeer scloon gevoe'd en bij'.onder mooi van lijn Hot begin van het derde deel is eveneens uiterst gelukkig gevonden; la'er wordt de bilangsielling niet even sterk gaande gehou den als bij het begin; maar toch is d-sonate n door haar ze f-ttaadtghei l a door haar goed geslaafde tweede en derde deelen een zeer interessante compositie onder de kamermudekwerken vau den laatsten tijd. De vijf liederen die vervolgens door mej. v. Linden v. d. Heu^ell gedongen werden, hebhen hun ontstaan te danken aan gedichten De componist heeft Irer zeer wairde/olle muziek geschreven, waarin hij de stemmingen der gedichten z >o getrouw mogelijk in de 'pianopartij heefo geschilderd, uiaar helaas, de zang-item vee! teveel op den achtergronl heef doen treden. Onlangs las ik in een duitscrrmudekblad ei n verzuchting das-i die G wangstimme manchmal so au-dru;ksarm erechtint und der Begleitnusik an De'ail-Malerei a'les zu^cmutet wir.t. Und dabei ist es doel; so klar, dass sic'i nur rein lyrische Ivupfindungsliedcr zur Veitouung aU L;ed eiznen ; solche tragen auch ihre geheime poëtische Melodie als sc'nwungvo'.le Wortlirne in sich." Er liit ontegenzeggelijk veel waars ia deze uitspraak, h e vel het mij van J. Re Idingim overdreven voorkomt, uitslui ten l lyrische Emptindungslieder" voor de compositie te gebruiken. Zooals echter Von Brucken Fock de melodie uit de zangstem veelal ecarteert, lijkt mij tojh te ver gegaan Al te lange tusóchenspelen, zooa's in .,Witte wijven' en Pro cessie", vree nde uifroepen gelijk bij Alles1 in het tweede lied In mi.n stille kamer" en ongemotiveerde tekstherha'irjgan, als: Stout kindeiijn" in Processie ' val'en buüea het kaler van het lied, zooa's ou/,e groote lied rcomponi.sten, van Schubert tot Bralim», Wolf, S:rauss OLS dit hebten leeren lief hebben. Een juweeltje van stemmingen poëtisehen eenvoud is echter Scheinerliedje". Hier heeft de componist ons een echt lyrische uiting van zijn talent gegeven en de zatigmelodie geschraagd door een exquise begeleiding vol m'ioie harmonische Unessen Mejuffrouw Joh. v. Linden v. d. Heuvel!, aan wie de/.e liederen zijn opgedragen, heeft al haar groote gaven aangewend om ze op treü'enie wijze te vertolken. Dat zij vaik waardig lid der familie een wijs besluit ge nomen : ze zoulen den twiitappel maar weg nemen, en ze kouden dit doen op een wijze, die hun repu'atie in 't dorp weer zou kunnen herstellen. Nu dacht iedur bij dit hui-j e aan een kijftwhtije familie; . in 't vervolg zou 't ieder, doen deuken aau eene familie van barmhartigheidenmensctiMeivntlIieid. 'i Huisje was in bruikleen afgestaan aau een oud en behoeftig echtpaar, dat dakloos was geworden. Levenslaugzouden zij er gratis mogen wonenl Zóó woonden dan Harm en Mirtja, de ou Ie slaven, in 't huisje van Beppe. Harm was een suffig, vadiig manneke, Martje was dik van waterzucht en geleek een door kwajongens op7eblazen oude. kikker. Men zegt wel, dat een huis vervalt wan neer het onbewoond staat, en zet daarom in een leegstaand pand bewaarders, maar ik geloof, dat Beppe's huisje, al l ad htt een eeuw leeggestaan, niet zóó had kuanea ver vallen en vervuilen, als toen het echtpaar er eenige jaren gewoond had. Maar 't zou nog anders worden, toen Harm zijn zoon Job, niet vrouw en kinderen uit Btad kwam, waar hij de huishuur niet meer had kunnen beta'en, en mede ge bruik kwam maken van 't gratis-won m in Beppe's huisje. Job begon met be'.iulp van oule planken van de ne woning twee te maken Kunstig werd de beschikbare ruimte in tweeöver deeld : aan de eene kant vau 't schut woon den de 011 Ijes, ter ardrer zijde het jougere geslacht. Zelfs bleef er in de midden, waar de deur was, en 't portaaltje, uog ruimte voor de gjit en de konijneuhokken. Mede van oude planken werd een soort bedstede getimmerd, waar 't echtpaar Jjb kon slapen, eu van oude latten kribben voor de kinderen. Elk jaar echter waren meer oule latten noodig waaneer de n-jaar geworden jongste tot de kriobe werd gepromoveerd, o-n de wieg wederom vrij te maken voor de allerjongste. Ja, 't was een vieze familie daar in dat vie'.e huisje. Niemand van de dorpelingen wilde er komen, 't Stond daar dac ook zo 3 echt afge zonderd van alle andere huisjes, als een cho'era-barak of een uiestpu'. 't Stond mid den ia een poel van slijk en modder, waarin het zwijn slobberend rondbaggerde, en waaruit hier en daar een eilandje gras op stak, dat echter meestal belekt was met de kleinekinderenwasch. Eïn hek was er al lang niet meer om, de hekplanken had Job de een na den ander moeten gebru'ken om het dak eu de deur te re pareeren, om er reten en gaten mee te bedekken, want hoe bouw vallig en wrak 't huisje langzamerhand ge worden was, de familie-eigenares wilde er niets aan laten doen, 't was al mooi genoeg dat ze dat vieze zoodje daar gratis wonen liet. En hoe eerder die boel in nschoone momenten had, vooral in haar halve tinten ik denk hierbij'alweer aan het Sjhemerliedje"' zij gaarne geconstateerd. De componist ondersteunde haar hieibij op de piano en was een voortreffelijk interpreet zijner geesteskinderen. Voorts zong mej. v. L. v d. H. nog een paar liederen van Schubert en Sohu nann. Dat zij hiervoor eenige minder benende had uitgekozen, zy haar hoog aangerekend. Het ho jf Imooient van den a^ >nd was ontegenzeggelijk de vertolking van Schubert's C dur Faataisie voor Piano en Viool, door Röntgen tn Flesch voorgedragen. Overwel digen t was de indruk dojr dit tweetal on wr beste kunstenaars met dit heerlijke gewrocht van Sc'iuoert's;:he kunst te veeg gebracht en een ward gees;d/ift heerschte er iu de zaal, toen de laatste tonen weerklonken hadden. Geestdrift heerschte er ook IJ. Dinsdag avond in de kleine zaal, toen Messchaert iia Hnge af we igheij weer in ons midden op trad. En geen wonder, wat.heeft hij ons weer doen genieten, eerst van Grieg. later van Brahms (van ie Ier zoüg hij vijf liederen) en ten slo'.te Jan I,ÖA-e, die met twee balladen op het programma pry'kte. Messcuaert was prac..tig ge lisponeer^. Alle nuances in zijn heerlijk orga.ui, had hy' met volkomen meesterschap t ,t zijn beschik king. Eu het woord, den inhoud van het ged cht wie ter werel t weet dat beter tot zy'u recht te brengen dan onze meesterzan ger? Is hij daarvoor niet terecht, zoovel in het hinnec- als in het buitenland beroemd? De lie.leren van Grieg, waa'on ier Vusfahrt, Wiegenlied, lieroststurm," mogen als een herinnering gt golden hebben aan den onlangs o/erledea meester, van wien het bekeud is, hoezeer hij u;et a'it-eu Koiitgeo, maar ook Messchaert >-ere< r Je. Brahms' mu :e braoht, ons ia hooger sfeeren. .Het bekende en geliefde Vu rfouutagmorgeii", het wonderbaar fchoone Die Schuur, die Perl' an Perle" en het bruinend harts tochtelijke O Jieblic-ie Wangen", brachten Iet publiek onder een d epen indruj, die zich eerst na het laatste lied in een krachtig applaus lucht gaf. Wat echter te zeggen van de meesterlijke, virtuose vertolking d ;r beide Lówe'-che stukken? Welk een humor in de voordracht en wat eeu uitspraak-'.echnitk ! Het was subliem ! Kö-.itgeu speelde een paar kleine stukjes (mauusciiot) van G leg, waarvan mij het eersïe S-ormwolken h.'t meest voldeed; maar die toch alie drie ecite G.ie^jcs zijn. in het tweede deel gaf hij een heerlijke ver tolking van B.,eih jveii's laatste sonate iu c Op HL. Het was een pchoone avonll Avr. AVE RICA MI'. De muf an Bemayte, Het artikel van G. H. over Bernadotte, in het nummer der vorige week, roert ter loops de verhouding aan, die ttissch'ii Desirée Clary en .Napoleon bestaan heeft. Ue bchrijver heeft echter nagelaten uit die verbroken verhouding de anders onbegrij pelijke lankmoedigheid van Napoleon tegen over Hernadotte te verklaren. Na is Brumaire vindt men Bornadotte in de oppositie, desondanks wordt bij Staatsraad en Generaal-en-Chef'. In deze hoedanigheid consipireert hij tegen den Eersten Cjnsul, doch wordt niet gestraft. Een j lar later comprotmt ieert hij zich iu de Moreau-affaire; niet alleen ontloopt hij weer elke straf, doch sommige bezittingen van Moreau worden stortte lot een puinhoop, hoe eerder deze ergernis uit den weg waj. E;n idmmel was 't ei ; de deur hing maar aau n scharnier, en tusschen de veusttiko^ijnen meer kractenpapier dan glau. Maar van binnen was 't nog veel grooter romniil. 't v.Vas er een eeuwigdurend ge «vut m en gewroet van groezeliie-'iindere:), die zich alj vieze dieren voortbewogen tusschen de planken van de eigengemaakte bedstede en die van de eigengemaakte tafel, die opklom men en afvielen van de wrakke stoelen en van de kleerenkist, hun tot zitpUa'.s aangewezen, die de steeocn van den vloer op alle mogelijke wijze hevu"l.lerj, en zich bij dit alles maar bitter weinig aantrokken van moeders brutale kijf-tem, welke zij trachtten te overstemmen door gekrijsch en geschreeu v en snotterend geschrei. Binnen, daar stonk het erger dan in de stallen van een wildebeestenspel : van de geit en de konijnen, en van vaders natte kleeren en vau tabak die hij rookte, en van moeders kookpot met uien en koolraap en van roet en rook uit den schoorsteen, en van de ei^endommelijke luchtjes der kinderen, en van vele andere geuren die gaarne naar buiten wilden, maar niet konden, want de ramen waren nooit open tn de buitendeur allén bij 't in en uitgaan, en voor de gaten en reten had Job planken geslagen. Maar d^ze kamer-atmosfeer scheen voed zame bestand deelen te bevatten: de kinderen gedijden er, en 't konijn en de geit ge,lijden er, en de tallooze kleinere huisdieren, elk naar z jn aard, gedijden er mér dan opperbest. Tegen 't grauwen van den Kerstmcrgen had de dokter-ooievaar einde.ijk 't huisje en J .tbs Antj i kannen verlaten. Job was er met hem uitgegaan, om ergens hulp te gaan opacharrelen, 't was aister zoo gauw opgekomen, en zonder vrouwenhulp kou hij de nieuwgeboren tweelingen en zyn doo.lzivakke vrouw daar zoo maar niet aan hun lot overlaten, had dokter gezegd. Zjn ou iste-op-drie-na, de oudste die rog thuis sliep, was reeds weer naar zijn broer gegaan, zoodra het te grauwen be^on. Zóó vond het eerste kerstochtendlicht, dat zich een weg baande tussclu-n 't kranten papier van 't venstor, daar de oude luidjes zitten. elk op een der wrakke stoelen, grootvader Harm met da oudste der tweelingen, opgerold in een doek, op zijn knieën,?en Martje, de oude s'.oof, met de jongste, eveneens in eeu doek gespeld, een klem pakje op haar breeden waterzuchtigeu schoot. De bran lewijnskruik stond op tafel, tusschen hen in. Dooilvermoeid na ien vreeselijken nacht, Mif geworden door den brandewijn, zaten ze daar te knikkebollen, dommelend t n duttend over de pakjes op schoot. De kinderen, even slaperig na doorwaakten nacht, ronkten eu snoikteu in hun kriboen, boven du bedstede waar moeder uitgeput zieltoogde. Eén meisje echter had nog den slaap door Napoleons toedoen aan B^rcadotte geschonken. Ouder het keizerryk wordt Bernadotte Maarschalk, ridder van den Zwarten Adelaar, Chef van de achtste cohorte van het Legioen van Eer; hij o:itvan^t een jaarlijksch revenue van 3COCOJ francs, met nog 200.000 francs baar geld ; hij krijgt het souvereine vorstendom van l'onte C >rvo. Eu als deze vorstelijke mild dadigheid herhaaldelijk met den ergste i oudank wordt beloont), vergeeft de Keizer zijn protégéal diens tekortkomingen, en al diens vijandelijkheden, openlijke of be dekte : de Keizer vergeeft hem zijn fouten. bij Auerstiidt, bij "Wagram, bij Wul^heren, zijn verraad met de eeuwige samenzweerders Fouchéen Tallyrand. Dit alles geschiedde ter willo van Bernadotte's vrouw : Dósirée Clary, met wie Napoleon te Marseille, ten huize van zijn broeder Jozef, baar zwage', had kennis gemaakt Het Was een snel e:i hevig ontluikende liefde geweekt: ,,O, mijn vriend ! (schrijft ze aan Napoleon) draag zorg voor Uw leven, om lat van L' we uijrttie te bewaren, die niet zou kunnen voortleven zonder U. Houd den eed, dien gij mij ge daan hebt, even goed*, als ik deu imjien tegenover U '. /ij noemde zich Kugénie, naar de algemeene gewoonte van dien tijd, voor haar geliefde een nieuwen , naam aannemende, nog door geen anderer lippen uitgesproken. De kennismaking dagteekende van Januari of Februiiri 1795. Jozef'en zijn vrouw, Julie Clary, hadden beide geliefden te zamen ge bracht; voor tegenkanting der familie Clary bestond geen vr^es. De vader.die zou gezegd hebben dat-bij reeds, meer dan genoeg had aan n Bonapart e i n zijn familie", was een jaar geleden gestorven. De jong-lige Déjiróe (ze was toen zeventien) hing dus alleen af van haar mooier eii eeaigen broer, doch naar heur karakter en temperament te oDrdeelen, is het misschien j lister te zeggen, dat ze van niemand afding, dan van haar zelf. Napoleon vertrok in April en er ontspon zich eene correspondentie. Desiréj vraagt zijn portret, 't geen haar gezonden wordt. Bonaparte klampt zich vast aan 't idee met haar te trouwen; zijd toestand is financ oei en maatschappelijk zoo bedenkelijk, dat hij ook in d.t opzicht het huwelijk wenscht. Eu waarom de familie CUry niet? AU Julie den oudsten had getrouwd, Joxef, die noch fortuin, noch een positie had, kon Désirce zich. dan niet met den jongeren Napoleon tevreden stellen, -die tenminste brigade-generaal was? .... Déiirée bevindt zich met Jozef en diens vrouw te Genua, maar schrijft niet. Het is," zegt Napoleon, of ze den stroom Let h heeft moeten oversteken om in Genua te komen." Hij wenscht nu zekerheid, een stellig antwoord; hij wil, dat Jozef met de familie spreekt: bericht mij het resultaat; we moeten tot een besluit komen; ik wacht het antwoord met ongedull." De vol .jende maand stond de correspon dentie stii. Parijs met zijn schoone, elegante vrouwen heefc zich gi schoven tusschen Napoleon en Désirée. Madame de Beauharnais, de 32-jarige Creoohche, heeft de zefentienjarigeMarseillaise verdrongen.?AIs deze van het huwelijk hoort ontwelt naar een klacht, zoo zacht ea teer, dat ze in de ooren klinkt, als een harp, die men breekt." (Masson.) Gij aabt ms voir altijd ongelukkig ge maakt en toch heb ik nog de zwakheid te vergeven. Gij zijt dus getrouwd? Het is de arme Euiéiue niet meer vergund U lief te heoben en aan l" te denken. ... De eenige troost, die me nu nog rest, is U overtuigd te IlllllllllllllllllllllllllltllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllll kunnen te pakken krijgen, en had zich door nieuwsgierigheid gedreven, uit haar kribbe gewurmd. Ze was bij de taftsl geklommen, had daar een stuk koek en een kruit ontdeüt, en bad zich aan beide te go d gedaan. Nu stond ze, «en en al verbazing, haar grootouders aan te staren, en de. kleine wurmen op hun scïioot. Ze brak eea hornp koek af, en duw Ie deze den jongsten tweeling iu. dei mond. Het onbenullig zuigelingsnoeije zette zich naar schreien. Toe! vreten! Wilst niet vreten?" Toen wendde zij zich met kwaadaardigeu grijns af, en probeerde het met den anderen die bij grootmoeder was. Na de buien van den cacht was een kalme, heldere morgen gekomen. De eerste zonne straaltjes tintelden op de ruiten der huisjes. Een paar der brutaalsten trachten door 't venster van Job's huisje te dringen. Maar ze brachten 't niet verder dan tot op de vensterbank. D l ar schrikten ze terug, rillend en rimpelend ble 7en ze heen en weer glijden over 't smalle kozijn. Douh daar op ns vonden ze iets naar hun zin. Een pren je, mooi in goud gedrukt, lag daar op die vensterbank l Een stal was er op afgebeeld, maar wat een mooie I Op gladde, cette stetntjes, was 't marmer? stond ten htlder gewasEchen koetje en een tuei-uwwit schaapju, inet veis:he tou ven aan zinlelijkgeboen»'e paaltjes gebonden. Zoetelijk lachend keken de tevreden beesijes naar den Vjoer, waar op eeu proper wit dekje ten klein kindje lag. Een jonge, mooie vrouw la^ geknield over het beddeke, eu stralend glansden haar oogen de heidervijze oogjes van het kind ke tegen. Herders en kinderen daaromheen geschaard, allen inhuuZjndagsche kleeren i 't U'as het Zondagsc'aool-kaartje, waarvan de dorpskinderen vanavond op 't Kerstfetst zouden zingen. 't Ver.-je stond er onder, óók in gouden letters : Voor kleine kinderen, droef en in armoe Is ij als Redder geüomen. [geboren, Voor tien, die echreiden en treurden tevoren, Hij als verlosser gekomen. Zelf in een stal in een kribbe geboren, Kent hij hun cooden. Hij heeft aan allen, die nair hem hooren, Liefde geboden. Liefje zal wegnemen zonde en ellende Kn 't lijden der kleinen, Liefde, die 't menschdom zoo weinig nog kende, Den nood doen verdwijnen. Prijst dan deez' dag van Licht! Juicht kinderkoren! Vrengde bestraal uw geacht: Hij, uw Verlosser, is heden geboren !" A.men!" lispelden de vromezonnestraa'tjes.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl