Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1591
Ludwig Richter in Veils Marchen und Geschichten eines Grossvaters''.
Lucien Métivet in den Figaro illustré."
Linley Sambourne in de Punch."
Eerstprenten.
de leukheid van den Hol
lander prijzea waar dit gepast is, maar
sommige goede gewoonten van zijn
naburen kon hij volgen zonder schade
voor zijn waardigheid. Onze St.
Nicolaasdag is een mooi feest voor kinderen,,
voor het huisgezin hoogstens, waar het
openbare leven nauwelijks notitie van
neemt. Geen speciale nummers, met een
genoegelijk beroep op het feestig moment,
met een inhoud, die de goede traditie
huldigt, gesteld in een luchtiger toon,
brengen afwisseling in den stereotypen
vorm onzer periodieken.
Er is iets aardigs in het geregeld tegen
het eind van het jaar uitkomen van die
kerstnummers der groote bladen in
Frankrijk, Duitschland en Engeland. Te
meer, omdat men, hoezeer deze uitgaven
ook meer en meer een
pretentieusartistieken vorm krijgen, er toch nog
steeds iets van een karakteristieke traditie
in uitgesproken vindt. Hoe ver ook de
inhoud ^afwijken moge van het eigenlijk
aan de orde zijnde onderwerp, een deel
daarvan moet dan toch verband houden
met zoo iets echt nationaals als het
eigenaardige van de Kerstfeestviering
der verschillende volken.
Ik sprak van een pretentieus-artistieken
vorm, doch had wellicht scherper aan
geduid wat er het hinderlijke van is,
door te zeggen een oneigenlijken vorm.
Zoo ziet men den Figaro Illustré, de
Illmtration, en vele Duitsche en
Engelsche periodieken, dit speciale nummer
op den omslag door een of andere ge
kleurde reproductie naar een schilderij
(liefst met een mooi-meisjes-kopje er op)
inleiden. En deze reproducties, als
wedergave van het origineel toch altijd nog
gebrekkig, deze mooiige prenten nebben
dan minder dan niets met Kerstmis te
maken. Décadence, verslapping, dit alles.
Gebrek aan besef van den geest, waarin
het geheele nummer moest
saamgesteld zijn.fl " "^
Een deftig-burgerlijk blad als Punch
weet der traditie beter eer aan te doen.
Altijd nog heeft het kerstnummer
tevens almanak zijn kerstverhalen,
zijn beschrijvingen van wintervermaken,
zijn toespelingen op het seizoen. En
fijntjes spotte het blad, eenige jaren ge
leden reeds, met uitingen van
gebruikskunst," die niet doelmatig waren in dien'
zin. Een echte Father Christmas" van
den ouden stempel, welgedaan en stevig
ingepakt, den kerstboom torsend en
manden met gepaste geschenken dragend,
beziet met onverholen minachting de
geheel of half naakte juffertjes,
bazuinIllustratie uit de Ambtliche Berichte aua den] Koniglichen Kunstsammlungen."
Geïllustreerde Museumberichten
zoo zouden wij ze voor ons land willen
noemen, indien een of meer onzer musea
het buitenland in deze goede richting wilden
navolgen.
Het Germaansche Museum te Neurenberg
deed al voor jaren in deze materie den
eersten goeden stap. Boston volgde voor
een paar jaar. Nu komt Berlijn kranig
uit den hoek.
Het is hoog tijd dat op deze wijze eens
iets werd verricht.
Zeker, jaar in jaar uit verschenen en
verschijnen verslagen van alle musea, maar
wie leegt ze, wie kan ze terugvinden, wie
heeft den moed het essentieele deel van
kunst en wetenschap op te diepen uit droog
geschrijf en dorre cijfers? Dat bureau
cratische systeem, waarin de nietigste zaken,
alleen belangrijk voor de respectieve
directiën zelf, werden uitgeplozen en nagecijferd
doet elk belangstellende terugdeinzen om
die honderdtallen van verslagen, het een
al vervelender en saaier dan het andere te
lezen. Het verliezen van de lust was 't ge
volg van dien last.
Wat in een museum is opgenomen wordt
niet meer vervreemd. Ieder heeft dus ge
legenheid het te zien, te leeren kennen, te
proeven, maar juist de aanwinsten komen
uit grootere en kleinere particuliere collec
ties, welke nooit meer dan door enkele
paren oogen zijn bekeken.
En nu zijn de geillustreerde bulletins in
de wereld gekomen om wat verborgen was
te zien. Zij geven geen houterige niets
zeggende opsomming, zooals de verslagen,
maar zij geven een beredeneerd overzicht
van de verkregen nommers, toegelicht, zoo
noodig, door eene reproductie, en bevattende
eene kleine studie omtrent aard, oorsprong,
tijd, waarde en beteekenis der voorwerpen.
Een uitstekend voorbeeld hiervan geven
de Amtliche Berichte aus den Koniglichen
Kunstsammlungen" te Berlijn, waarvan zoo
even nommer 2 (November) is verschenen. 1)
engeltjes en cherubijntjes, die naar den
nieuwen stijl de Christmas-cards
vercieren. Wat doe je buiten indezmtijd
van het jaar" smaalt hij tot de
blauwbekkende schepsels, wien de sneeuwvlok
ken op het bloote lijf vallen. Een goede
satire op de onnadenkendheid der makers
en koopers van zulke malle dingen, die
ook de volstrekt ontoepasselijke bijlagen
en premiën der tijdschriften zou kunnen
gelden.
De prachtige plaat in kwestie was,
evenals de hier gereproduceerde, van
Linley Sambourne.
Deze merkwaardige kunstenaar, die
een wonderbaarlijke fantasie zoo mooi
weet uit te spreken met behulp van zijn
schitterende technische kwaliteiten, heeft
ook hier een echt winterachtig karak
ter gegeven aan zij a voorstelling van
het feest. Winterachtig en huiselijk.
Koude en sneeuw buiten, warmte en
gezelligheid binnen. Men vermoedt de
warme kamer met den open haard achter
de vroolijke familieleden, die den
gelukwenschenden Mr. Punch verwelkomen.
Men wordt verplaatst in het oude milieu
van vroolijke en familiare viering, dat
Dickens in zijn Pickwick-Papers zoo
smakelijk beschreef...
En men ziet tevens, dat dit Engelsche
Kerstfeest meer een rustpunt als het
ware in den drukken en harden winter
tijd, meer een aanleiding tot familie
ontmoetingen en onder-onsjes, dan nu
juist een vrome herdenking van Christus'
geboorte is. De kunst, de traditie hul
digend, neemt zelfs niet den schijn aan
van den eigenlijken oorsprong van het
feest te gedenken.
Geheel anders vat nog steeds de Duit
sche populaire kunst de zaak op. Geen
Duitsche prenten- of liederboek, van
Heinrich Hoffmanns werken af tot het
nieuwste Bilderbuch van beteekenis Kling,
Klang, Gloria, zal van het Kerstfeest
gewagen dan met zekere min of meer
echte devotie. Het Christkind is het
dat voor de geschenken zorgt. De
Weihnachtsmann en Knecht Buprecht hebben
aan die beteekenis van het feest nog
niet veel afbreuk gedaan. In de beste
Duitsche volkskunst leeft nog het vrien
delijk vrome sentiment, dat alleen aan
de legende op haar mooist recht kan
doen. De thans veel besproken Ernst
Kreidolf, in wien veel van het
fantastischgevoelige weer leeft, dat het werk van
Schwind en Richter kenmerkte, heeft
weinig bepaalde Kerstprenten gemaakt
geen enkele die wij hier zouden kunnen
weergeven doch in schier elk van
zijn opmerkelijke kinderboeken is min
stens n plaat inet de vredige en
plechtige stemming, die hierbij gepast
schijnt. En de kinderen op de houtsn
eprenten van Ludwig Richter zijn, ook
bij de jolige bezigheid van het optuigen
van den kerstboom, ernstig en devoot
genoeg om vóór mijn bewering te getuigen.
De Franschen, wel bewust van het
verval, waartoe al zulke viering komt,
wanneer niet meer het gevoel voor het
wezen van den gedenkdag in de harten
der menschen leeft, de Franschen met
hun gebrek aan huiselijkheid, toonen wel
het openlijkst, hoezeer het niet het kerst
feest of eenig plechtiger sentiment in
verband met het heengaan van het oude
en de komst van het nieuwe jaar is,
dat hen leidt tot zoo iets bizonders als
een speciaal nummer, een kerstprent of
almanak, doch de onontkomelijke sleur.
Op een cynischen causeurstoon behan
delt Emmanuel Arène in het Noël
nummer van den Figaro, niet de
Contes" maar de Comptes" van de terri
ble semaine". En niet zonder geest klaagt
hij over de toename van den
presentendwang, de meerdere eischen ook der
kinderen. Van de poppen, die thans ver
wacht worden, spot hij: Elles sont
comme les fillettes auxquelles o n les
destine; on ne les pre ad plus sans dot."
Lucien Métivet, de knappe en pittige
journalist-teekenaar, een van die benij
denswaardig handige, doch altijd
eenigszins naar een vaste formule werkende
Parijzenaars, illustreert het artikel, dat
typisch is voor den geest, waarin men
steeds algemeener de kerstviering be
schouwt. Al het oneigenlijke van de
gelaten stemming waarin men het :de
gewoonte aanvaardt, tegenover de glo
rieuze en verheven beteekenis er van,
schijnt mij uitgedrukt in het oolijke
prentje, waarop ?le bon père Noel" dit
typisch ongezellig mondain echtpaar
bezoekt.
CORNELIS VETH.
1) Inmiddels verscheen ook no. 3 van
December.
Waar deze Ambtliche Be
richte" op vrijgevige'wijze
wordeii verzonden aan musea en
inrichtingen, aan autoriteiten en
bijzondere personen, is van zelf
al eene algemeene verspreiding
verzekerd. Nu mag in zulke
bulletins (geïllustreerde museum
berichten) niet over alles wat
verworven is in bijzonderheden
worden getreden; zelfs mag en
moet niet alles worden opge
somd. De schrijver van het
bulletin moet zich weten te be
perken in zijne mededeelingen,
en alleen dan de aanwinsten
vermelden, indien er in werke
lijkheid iets belangrijks over te
zeggen valt.
Al wederom dienen de
Ambtliche Berichte" vaii Berlijn in
dien zin genoemd en geroemd
te worden.
Om zooveel mogelijk recent
te blijven, nemen we even het
November-nommer ter hand en
loopen het al aanstippende door.
Dr. Friedlander vermeldt de
aanwinst van vijf
altniederlandischen Werken" waarvan, bij
twee, uitstekend verzorgde repro
ducties zijn gevoegd 1). Voor
namelijk treedt op den voor
grond het fraaie triptychon, een
geschenk van den kunsthandelaar
Sedelmeijer te Parijs. De herkomst alleen is reeds
merkwaardig. Het behoorde eenmaal aan
Koning Willem II en prijkte in de Gothische
zaal ii den Haag. Als nommer 54 werd het
stuk in 1850 verkocht, en in den catalogus
toegeschreven als: Ecole de van der Meire".
Sedert verzeilde het naar Engeland
Dr. Friedlander heeft eene bijzondere
studie van dit driestuk gemaakt, en met
behulp van den heer Moes te Amsterdam
is hij, naar aanleiding van de daarop ge
schilderde wapens, tot de conclusie gekomen,
dit in de eerste plaats voor eene nadere
toeschrijving onder de Bruggesche schilders
van het laatste kwart der 15e eeuw moet
gezocht worden, en hoewel de meester dan
tijd- en landgenoot van Hans Memling kan
zijn, verwerpt hij ten eenenmale de daaruit
mogelijk voortspruitende meening, dat hij
diens invloed heeft ondergaan.
Nu meer en meer de kunstgeschiedenis,
o.a. door onze stadgenooten den
buitengewoon(en) hoogleeraar dr. Martin en den heer
Bremmer, wordt gedoceerd met behulp van
photographieën is het begrijpelijk van welk
een groot nut de bijgevoegde afbeelding
kan zijn. Het driesiuk komt thans onder
ieders oogen, kan ten minste onder veler
oogen komen, en op die wijze zal de
mogelijkheid geboren worden, dat het vast
stellen van den meester door herhaald ver
gelijken in de naaste toekomst verzekerd
wordt.
Het opstel van Dr. Friedlander is zeer
belangrijk, en hoewel slechts vijf kolommen
beslaande is het zoo zaakrijk, dat het op
weegt tegen menige monographie, welke een
boekdeel beslaat.
Het November-nommer brengt verder van
Illustratie uit de Ambtliche Berichte aus den Koniglichen Kunstsammlungen."
1) Door overgroote welwillendheid van de
Directie zijn we in de gelegenheid de af
beeldingen hierbij te voegen.
Götze zeer veel belangrijks, met afbeel
dingen, over voorhistorische aar. winsten; van
Jessen de bibliotheekaanwinsten; van Kern
een toelichtend schrijven: Zur Neuordnung
der Sammlung in der Koniglichen
Nationalgalerie" en van Menadier : Das
Medaillenmodell auf' Dantiscus." In 't geheel geven
12 fraaie afbeeldingen door aanschouwing
alle voldoening.
We hebben gemeend op deze geïllustreerde
museum-berichten de aandacht te mogen
vestigen, met den wensch, dat ook
Xederland spoedig in deze zaak voorganger zal
worden.
Den Haag. A. J. SEKVAAS VAX ROOYEN.
Fr. S. Meyer's Handboek der Ornamen
tiek, door J. W. H. BERDEN, Directeur
der Rijks-Kunstnijverheidschool te
Amsterdam. Leiden, A. W. Sythoff,
?6.30 geb.
Of de uitgevers met dergelijke vertalingen
de hollandsche nijverheid en kunstnijverheid
een dienst hebben bewezen, meen ik te
moeten betwijfelen, en mijn meening wordt
versterkt door deze laatste uitgaaf, een uit
gaaf waarin het specifiek duitsche karakter
van voor 'n 25?20 jaar geleden zoo intens
is behouden gebleven.
Toen dit boek uitkwam in Duitschland,
voorzag het voor dien tijd althans
in een werkelijke behoefte. Een systema
tische indeeling van het ornament (voor
zooverre het toen bekend was) ontbrak.
Bötticher met zijn Tektonik der Hellenen"
had een onderdeel bewerkt op een manier
zóó uitstekend, dat zijn werk nu nog
standaardwerk genoemd mag worden, ook
al is het gebleken, dat door de laatste
vondsten, op Creta bv., het laatste woord
over Grieksche kunst nog niet is gesproken.
Toen Meyer zijn boek schreef, vierde de
Duitsche Renaissance nog haar triomfen
vond men, ook bij ons, in Nederland, de
Duitsche Renaissance wel dat. Waar Meyer
over modern spreekt, bedoelt hij de Duitsche
Renaissance van voor een 25 jaar geleden.
Hoewel wat eenzijdig was das Handbvch
der Ornamentiek, van Fr. S. Meyer EEN 25
JAAR GELEDEN, in zijn soort, een goed boek.
En nu legt de heer Berden, Directeur
der Rijkskunstnijverheidschoolte Amsterdam
ons in 1907 een boek voor dat, ja 25 jaar
geleden goed was, maar dat n om vorm
in om inhoud 25 jaar ten achter is. Dat is
een feit, wat m. i. niet onbesproken voor
bijgegaan mag worden.
De heer Berden moet begrijpen, dat hij,
behalve zijn oigen naam, de naam zijner
school hoog moet houden, dat hij aan zijn
titel vél verplicht is, dat zijn naam (waar
onder: Architect, Directeur der Rijksschool
voor kunstnijverheid") op een boek, moet
zijn het etiket van een goed werk", waar
door men" het koopt, vol vertrouwen, dat
wanneer een Directeur van een
Rijkskumtnijverheidschool een boek schrijft, of een
boek bewerkt, dat boek ook alles geeft wat
den titel zegt i. c.: Handboek DER Orna
mentiek.
Dat hetgeen in de laatste 25 jaar, op
kunsthistorisch gebied, op het gebied der
versieringskunst, gevonden en gemaakt is,
aan den Directeur der
Rijkskunstnijuerheidschool voorbij gegaan zou zijn, ik kan 't
niet aannemen, al zou ik het uit deze wijze
van het bewerken van de Handboek der
Ornamentiek moeten opmaken.
Maar gesteld eens het onmogelijke geval
dat dit zóó is, dat de Directeur der
Rijkskunstnijverheidschool als ik het wél heb
van huis uit gothiker (lijn werk op ^de
Bureaux van het Ministerie van B. Z vóór
zijn Directeurschap doet dit wel ver
moeden) gesteld eens dat al deze nieuwere
studies den Directeur voorbij zijn gegaan