De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 22 december pagina 6

22 december 1907 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1591 Ludwig Richter in Veils Marchen und Geschichten eines Grossvaters''. Lucien Métivet in den Figaro illustré." Linley Sambourne in de Punch." Eerstprenten. de leukheid van den Hol lander prijzea waar dit gepast is, maar sommige goede gewoonten van zijn naburen kon hij volgen zonder schade voor zijn waardigheid. Onze St. Nicolaasdag is een mooi feest voor kinderen,, voor het huisgezin hoogstens, waar het openbare leven nauwelijks notitie van neemt. Geen speciale nummers, met een genoegelijk beroep op het feestig moment, met een inhoud, die de goede traditie huldigt, gesteld in een luchtiger toon, brengen afwisseling in den stereotypen vorm onzer periodieken. Er is iets aardigs in het geregeld tegen het eind van het jaar uitkomen van die kerstnummers der groote bladen in Frankrijk, Duitschland en Engeland. Te meer, omdat men, hoezeer deze uitgaven ook meer en meer een pretentieusartistieken vorm krijgen, er toch nog steeds iets van een karakteristieke traditie in uitgesproken vindt. Hoe ver ook de inhoud ^afwijken moge van het eigenlijk aan de orde zijnde onderwerp, een deel daarvan moet dan toch verband houden met zoo iets echt nationaals als het eigenaardige van de Kerstfeestviering der verschillende volken. Ik sprak van een pretentieus-artistieken vorm, doch had wellicht scherper aan geduid wat er het hinderlijke van is, door te zeggen een oneigenlijken vorm. Zoo ziet men den Figaro Illustré, de Illmtration, en vele Duitsche en Engelsche periodieken, dit speciale nummer op den omslag door een of andere ge kleurde reproductie naar een schilderij (liefst met een mooi-meisjes-kopje er op) inleiden. En deze reproducties, als wedergave van het origineel toch altijd nog gebrekkig, deze mooiige prenten nebben dan minder dan niets met Kerstmis te maken. Décadence, verslapping, dit alles. Gebrek aan besef van den geest, waarin het geheele nummer moest saamgesteld zijn.fl " "^ Een deftig-burgerlijk blad als Punch weet der traditie beter eer aan te doen. Altijd nog heeft het kerstnummer tevens almanak zijn kerstverhalen, zijn beschrijvingen van wintervermaken, zijn toespelingen op het seizoen. En fijntjes spotte het blad, eenige jaren ge leden reeds, met uitingen van gebruikskunst," die niet doelmatig waren in dien' zin. Een echte Father Christmas" van den ouden stempel, welgedaan en stevig ingepakt, den kerstboom torsend en manden met gepaste geschenken dragend, beziet met onverholen minachting de geheel of half naakte juffertjes, bazuinIllustratie uit de Ambtliche Berichte aua den] Koniglichen Kunstsammlungen." Geïllustreerde Museumberichten zoo zouden wij ze voor ons land willen noemen, indien een of meer onzer musea het buitenland in deze goede richting wilden navolgen. Het Germaansche Museum te Neurenberg deed al voor jaren in deze materie den eersten goeden stap. Boston volgde voor een paar jaar. Nu komt Berlijn kranig uit den hoek. Het is hoog tijd dat op deze wijze eens iets werd verricht. Zeker, jaar in jaar uit verschenen en verschijnen verslagen van alle musea, maar wie leegt ze, wie kan ze terugvinden, wie heeft den moed het essentieele deel van kunst en wetenschap op te diepen uit droog geschrijf en dorre cijfers? Dat bureau cratische systeem, waarin de nietigste zaken, alleen belangrijk voor de respectieve directiën zelf, werden uitgeplozen en nagecijferd doet elk belangstellende terugdeinzen om die honderdtallen van verslagen, het een al vervelender en saaier dan het andere te lezen. Het verliezen van de lust was 't ge volg van dien last. Wat in een museum is opgenomen wordt niet meer vervreemd. Ieder heeft dus ge legenheid het te zien, te leeren kennen, te proeven, maar juist de aanwinsten komen uit grootere en kleinere particuliere collec ties, welke nooit meer dan door enkele paren oogen zijn bekeken. En nu zijn de geillustreerde bulletins in de wereld gekomen om wat verborgen was te zien. Zij geven geen houterige niets zeggende opsomming, zooals de verslagen, maar zij geven een beredeneerd overzicht van de verkregen nommers, toegelicht, zoo noodig, door eene reproductie, en bevattende eene kleine studie omtrent aard, oorsprong, tijd, waarde en beteekenis der voorwerpen. Een uitstekend voorbeeld hiervan geven de Amtliche Berichte aus den Koniglichen Kunstsammlungen" te Berlijn, waarvan zoo even nommer 2 (November) is verschenen. 1) engeltjes en cherubijntjes, die naar den nieuwen stijl de Christmas-cards vercieren. Wat doe je buiten indezmtijd van het jaar" smaalt hij tot de blauwbekkende schepsels, wien de sneeuwvlok ken op het bloote lijf vallen. Een goede satire op de onnadenkendheid der makers en koopers van zulke malle dingen, die ook de volstrekt ontoepasselijke bijlagen en premiën der tijdschriften zou kunnen gelden. De prachtige plaat in kwestie was, evenals de hier gereproduceerde, van Linley Sambourne. Deze merkwaardige kunstenaar, die een wonderbaarlijke fantasie zoo mooi weet uit te spreken met behulp van zijn schitterende technische kwaliteiten, heeft ook hier een echt winterachtig karak ter gegeven aan zij a voorstelling van het feest. Winterachtig en huiselijk. Koude en sneeuw buiten, warmte en gezelligheid binnen. Men vermoedt de warme kamer met den open haard achter de vroolijke familieleden, die den gelukwenschenden Mr. Punch verwelkomen. Men wordt verplaatst in het oude milieu van vroolijke en familiare viering, dat Dickens in zijn Pickwick-Papers zoo smakelijk beschreef... En men ziet tevens, dat dit Engelsche Kerstfeest meer een rustpunt als het ware in den drukken en harden winter tijd, meer een aanleiding tot familie ontmoetingen en onder-onsjes, dan nu juist een vrome herdenking van Christus' geboorte is. De kunst, de traditie hul digend, neemt zelfs niet den schijn aan van den eigenlijken oorsprong van het feest te gedenken. Geheel anders vat nog steeds de Duit sche populaire kunst de zaak op. Geen Duitsche prenten- of liederboek, van Heinrich Hoffmanns werken af tot het nieuwste Bilderbuch van beteekenis Kling, Klang, Gloria, zal van het Kerstfeest gewagen dan met zekere min of meer echte devotie. Het Christkind is het dat voor de geschenken zorgt. De Weihnachtsmann en Knecht Buprecht hebben aan die beteekenis van het feest nog niet veel afbreuk gedaan. In de beste Duitsche volkskunst leeft nog het vrien delijk vrome sentiment, dat alleen aan de legende op haar mooist recht kan doen. De thans veel besproken Ernst Kreidolf, in wien veel van het fantastischgevoelige weer leeft, dat het werk van Schwind en Richter kenmerkte, heeft weinig bepaalde Kerstprenten gemaakt geen enkele die wij hier zouden kunnen weergeven doch in schier elk van zijn opmerkelijke kinderboeken is min stens n plaat inet de vredige en plechtige stemming, die hierbij gepast schijnt. En de kinderen op de houtsn eprenten van Ludwig Richter zijn, ook bij de jolige bezigheid van het optuigen van den kerstboom, ernstig en devoot genoeg om vóór mijn bewering te getuigen. De Franschen, wel bewust van het verval, waartoe al zulke viering komt, wanneer niet meer het gevoel voor het wezen van den gedenkdag in de harten der menschen leeft, de Franschen met hun gebrek aan huiselijkheid, toonen wel het openlijkst, hoezeer het niet het kerst feest of eenig plechtiger sentiment in verband met het heengaan van het oude en de komst van het nieuwe jaar is, dat hen leidt tot zoo iets bizonders als een speciaal nummer, een kerstprent of almanak, doch de onontkomelijke sleur. Op een cynischen causeurstoon behan delt Emmanuel Arène in het Noël nummer van den Figaro, niet de Contes" maar de Comptes" van de terri ble semaine". En niet zonder geest klaagt hij over de toename van den presentendwang, de meerdere eischen ook der kinderen. Van de poppen, die thans ver wacht worden, spot hij: Elles sont comme les fillettes auxquelles o n les destine; on ne les pre ad plus sans dot." Lucien Métivet, de knappe en pittige journalist-teekenaar, een van die benij denswaardig handige, doch altijd eenigszins naar een vaste formule werkende Parijzenaars, illustreert het artikel, dat typisch is voor den geest, waarin men steeds algemeener de kerstviering be schouwt. Al het oneigenlijke van de gelaten stemming waarin men het :de gewoonte aanvaardt, tegenover de glo rieuze en verheven beteekenis er van, schijnt mij uitgedrukt in het oolijke prentje, waarop ?le bon père Noel" dit typisch ongezellig mondain echtpaar bezoekt. CORNELIS VETH. 1) Inmiddels verscheen ook no. 3 van December. Waar deze Ambtliche Be richte" op vrijgevige'wijze wordeii verzonden aan musea en inrichtingen, aan autoriteiten en bijzondere personen, is van zelf al eene algemeene verspreiding verzekerd. Nu mag in zulke bulletins (geïllustreerde museum berichten) niet over alles wat verworven is in bijzonderheden worden getreden; zelfs mag en moet niet alles worden opge somd. De schrijver van het bulletin moet zich weten te be perken in zijne mededeelingen, en alleen dan de aanwinsten vermelden, indien er in werke lijkheid iets belangrijks over te zeggen valt. Al wederom dienen de Ambtliche Berichte" vaii Berlijn in dien zin genoemd en geroemd te worden. Om zooveel mogelijk recent te blijven, nemen we even het November-nommer ter hand en loopen het al aanstippende door. Dr. Friedlander vermeldt de aanwinst van vijf altniederlandischen Werken" waarvan, bij twee, uitstekend verzorgde repro ducties zijn gevoegd 1). Voor namelijk treedt op den voor grond het fraaie triptychon, een geschenk van den kunsthandelaar Sedelmeijer te Parijs. De herkomst alleen is reeds merkwaardig. Het behoorde eenmaal aan Koning Willem II en prijkte in de Gothische zaal ii den Haag. Als nommer 54 werd het stuk in 1850 verkocht, en in den catalogus toegeschreven als: Ecole de van der Meire". Sedert verzeilde het naar Engeland Dr. Friedlander heeft eene bijzondere studie van dit driestuk gemaakt, en met behulp van den heer Moes te Amsterdam is hij, naar aanleiding van de daarop ge schilderde wapens, tot de conclusie gekomen, dit in de eerste plaats voor eene nadere toeschrijving onder de Bruggesche schilders van het laatste kwart der 15e eeuw moet gezocht worden, en hoewel de meester dan tijd- en landgenoot van Hans Memling kan zijn, verwerpt hij ten eenenmale de daaruit mogelijk voortspruitende meening, dat hij diens invloed heeft ondergaan. Nu meer en meer de kunstgeschiedenis, o.a. door onze stadgenooten den buitengewoon(en) hoogleeraar dr. Martin en den heer Bremmer, wordt gedoceerd met behulp van photographieën is het begrijpelijk van welk een groot nut de bijgevoegde afbeelding kan zijn. Het driesiuk komt thans onder ieders oogen, kan ten minste onder veler oogen komen, en op die wijze zal de mogelijkheid geboren worden, dat het vast stellen van den meester door herhaald ver gelijken in de naaste toekomst verzekerd wordt. Het opstel van Dr. Friedlander is zeer belangrijk, en hoewel slechts vijf kolommen beslaande is het zoo zaakrijk, dat het op weegt tegen menige monographie, welke een boekdeel beslaat. Het November-nommer brengt verder van Illustratie uit de Ambtliche Berichte aus den Koniglichen Kunstsammlungen." 1) Door overgroote welwillendheid van de Directie zijn we in de gelegenheid de af beeldingen hierbij te voegen. Götze zeer veel belangrijks, met afbeel dingen, over voorhistorische aar. winsten; van Jessen de bibliotheekaanwinsten; van Kern een toelichtend schrijven: Zur Neuordnung der Sammlung in der Koniglichen Nationalgalerie" en van Menadier : Das Medaillenmodell auf' Dantiscus." In 't geheel geven 12 fraaie afbeeldingen door aanschouwing alle voldoening. We hebben gemeend op deze geïllustreerde museum-berichten de aandacht te mogen vestigen, met den wensch, dat ook Xederland spoedig in deze zaak voorganger zal worden. Den Haag. A. J. SEKVAAS VAX ROOYEN. Fr. S. Meyer's Handboek der Ornamen tiek, door J. W. H. BERDEN, Directeur der Rijks-Kunstnijverheidschool te Amsterdam. Leiden, A. W. Sythoff, ?6.30 geb. Of de uitgevers met dergelijke vertalingen de hollandsche nijverheid en kunstnijverheid een dienst hebben bewezen, meen ik te moeten betwijfelen, en mijn meening wordt versterkt door deze laatste uitgaaf, een uit gaaf waarin het specifiek duitsche karakter van voor 'n 25?20 jaar geleden zoo intens is behouden gebleven. Toen dit boek uitkwam in Duitschland, voorzag het voor dien tijd althans in een werkelijke behoefte. Een systema tische indeeling van het ornament (voor zooverre het toen bekend was) ontbrak. Bötticher met zijn Tektonik der Hellenen" had een onderdeel bewerkt op een manier zóó uitstekend, dat zijn werk nu nog standaardwerk genoemd mag worden, ook al is het gebleken, dat door de laatste vondsten, op Creta bv., het laatste woord over Grieksche kunst nog niet is gesproken. Toen Meyer zijn boek schreef, vierde de Duitsche Renaissance nog haar triomfen vond men, ook bij ons, in Nederland, de Duitsche Renaissance wel dat. Waar Meyer over modern spreekt, bedoelt hij de Duitsche Renaissance van voor een 25 jaar geleden. Hoewel wat eenzijdig was das Handbvch der Ornamentiek, van Fr. S. Meyer EEN 25 JAAR GELEDEN, in zijn soort, een goed boek. En nu legt de heer Berden, Directeur der Rijkskunstnijverheidschoolte Amsterdam ons in 1907 een boek voor dat, ja 25 jaar geleden goed was, maar dat n om vorm in om inhoud 25 jaar ten achter is. Dat is een feit, wat m. i. niet onbesproken voor bijgegaan mag worden. De heer Berden moet begrijpen, dat hij, behalve zijn oigen naam, de naam zijner school hoog moet houden, dat hij aan zijn titel vél verplicht is, dat zijn naam (waar onder: Architect, Directeur der Rijksschool voor kunstnijverheid") op een boek, moet zijn het etiket van een goed werk", waar door men" het koopt, vol vertrouwen, dat wanneer een Directeur van een Rijkskumtnijverheidschool een boek schrijft, of een boek bewerkt, dat boek ook alles geeft wat den titel zegt i. c.: Handboek DER Orna mentiek. Dat hetgeen in de laatste 25 jaar, op kunsthistorisch gebied, op het gebied der versieringskunst, gevonden en gemaakt is, aan den Directeur der Rijkskunstnijuerheidschool voorbij gegaan zou zijn, ik kan 't niet aannemen, al zou ik het uit deze wijze van het bewerken van de Handboek der Ornamentiek moeten opmaken. Maar gesteld eens het onmogelijke geval dat dit zóó is, dat de Directeur der Rijkskunstnijverheidschool als ik het wél heb van huis uit gothiker (lijn werk op ^de Bureaux van het Ministerie van B. Z vóór zijn Directeurschap doet dit wel ver moeden) gesteld eens dat al deze nieuwere studies den Directeur voorbij zijn gegaan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl