De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 22 december pagina 7

22 december 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1591 DE A M STE U DAMMER WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. zonder eenige impressie op hem te maken, dan nog ia hu Nederlander en zou hij een plaatsje in hebhen moeten ruimen voor het geen specifiek Nederlandsen is, zou hij n uit onze Gothiek n uit onze Renaissancetijd wel prachtige staaltjes van versieringskunst hebben kannen geven. Mij dunkt, hij had zich met geweld moeten beperken, waar het fraaiste zoo maar voor het grijpen ligt, waar h\j maar een paar trappen behoeft te dalen om in het Rijksmuseum het edelste om zich heen te hebben wat onze versie ringskunst van vroegere eeuwen gegeven heeft. Maar niets van dit alles. Ik zei hierboven dat 't boek achterlijk is ook om den vorm. Ik bedoel daarmee de wijze waarop in dit boek door Fr. S. Meijer de ornamenten in beeld z\jn gebracht, een wijze die niet meer van dezen tijd is en ge lukkig is dit niet meer 't geval. Er zijn ornamenten, die voortreffelijk door een scherpe lijn zyn weer te geven, maar er zijn er ook (ornament afgeleid van ornare versieren, zegt de inleiding zeer terecht) die totaal bedorven worden door zoo'n scherpe lijn, die is de verste verte niet door een lijn kunnen weerge geven worden, die juist door het in lijn brengen" hun karakter totaal verliezen. 't Worden dan vormen die tot het origineel staan als de bekende Kopenhaagsche terra cotta vazen met hun doode strenge orna menten tot de origineele Grieksche, waar van zy copiën heeten te zijn. 't Is akelig, star, dood, het leven, de hand van den kunste naar ontbreekt ten eenenmale. Toen Fr. S. Meijer zijn boek maakte, hoorde 't zóó, men verbeterde" zelfs het incorrecte, dat ik-en-weet niet wat, wat juist de charme was van 't ding. Men trachtte naar een zuivere lijn, een onbe rispelijke repetitie van het motief, zoodat men het calqueer papier al op een afstand rook, en men maakte van een levend ding, van een ding met liefde vervaardigd, iets afschuwelijks. Een goed ornament is een kunstwerk, en, zijn we niet in staat zoo'n kunstwerk letterlijk te copieeren, laten we er dan afblijven, want we maken er dan in elk geval iets inferieurs, zoo niet iets leelijks van. Een goede foto, en men heeft de goede slechts voor 't grijpen, geeft ons een heel wat beter kijk op 't ding. Bladeren we 't boek van Fr. S. Meijer door, dan zijn alle ornamenten op dezelfde wijze geteekend, of 't graveer werk, plateelwerk, een niëjloversiering, een wand of vaas beschildering, een intarsia is. 't Eenvoudigste periodiek op 't gebied van versieringskunst laat ons zien, dat men het tegenwoordig anders doet. De Directeur der Eijkskunstnijverheidschool had niet zoo klakkeloos de prentjes mogen overnemen. En de inhoud, de tekst? Och 't is al net zoo. Ik heb het oorspronkelijke, Duitsche werk niet bij de hand. Ik kan dus niet nagaan of de heer Berden letterlijk ver taald heeft, of de onjuistheden voor zijn rekening of voor die van den heer Fr. S. Meijer komen. 'k Sla 't boek zóó op en heb voor me: sleutels". Daarvan wordt verteld, dat op n uitzondering na de baard niet versierd wordt. Plaat 237 geeft n.b. teekeningen "van sleutels waarvan de meeste baarden wél versierd zijn, waar de insnijiinen samen een figuurtje, een expres bedoeld gnurtje vormen (fig. 8, 9. 15, 16,17) Ra ra wat is dat? 'k Sla op goed geluk een iiiimiiiniiiiimiiiiiiiiiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiniiMitMiiiMMiiliiiimiiiMiMmi andere blz. op: ,De moderne 1) kunst volgt de voorbeelden der Oudheid en der Renais sance na, en zoo ontvangt de leeuw 1) dan ook in de hedendaagsche 1) dieren-ornamentiek het leeuwenaandeel 1)." Is deze zin ge dachteloos neergeschreven ? Ik hoop het voor de Eijkskunstnijverheidschool. Haar Directeur moet dit anders weten, moet weten dat het geleeuw en geadelaar tegelijk met het geakantus" verdwenen is in de moderne ornamentiek. Het lijstje: verklaring der technische en vreemde woorden," achter in het boek ademt een kostelijke naïviteit. Iemand die een handboek der ornamentiek bestudeert, zal hoogst waarschijnlijk wel weten wat met anker, antiek, atlas, baluster, bamboe, basis, enz. enz. enz. bedoeld woidt. Dat: alabaster hetzelfde is als albast zou, als 't noodig was dit woord te verklaren, duide lijker zijn dan de uitlegging: doorschijnende zwavelzure kalksteen, van welke scheikun dige samenstelling iemand die niets aan scheikunde gedaan heeft, toch niets begrijpt. Dat Arabeske meer beteekent dan een ornamentrand in de Arabische kunst, dat Bul, van het latijnsche bulla, zie bommel", niet zegt wat een Bul is, dat compileeren niet geheel hetzelfde is als verzamelen", cul de lampe" wat meer zegt dan: draagsteen, puntyormige console" dat maar waar zou ik eindigen ? Heb ik 't wel, dan is deze vertaling of bewerking het eerste werk van eenige om vang, wat wij uit de handen van den Directeur der Eijkskunstnijverheidschool krijgen. Zijn bewerking van het boekje van Bruno Bucher is mij wat laat onder de oogen gekomen, en mijn kennismaking er mee is niet dan zeer vluchtig geweest, zoodat ik niet weet of 't goed is, of van 't zelfde gehalte als het hierboven be sprokene. Het zou te wenschen zijn voor onze Rijkskunstnijverheidschool, dat haar Directeur, een ander man ware, dan de schrijver of bewerker, of vertaler van dit boek over ornamentiek. Het verwondert mij nu niet dat de schoone verwachtingen, gekoesterd bij de stichting, nu ruim 25 jaar geleden, ijdel zijn gebleken. Overal in het buitenland geeft de kunst nijverheid blijk van een nieuw krachtig leven. Ook ons land staat niet ten achter, het tegendeel is goddank waar. Maar is dit in weerwil van de Bijkskunstnijverheidschool ? Ik moet er wel toe besluiten, wan neer ik zie dat haar Directeur, blijkens zijn werk, totaal staat buiten dit nieuwe frissche leven, er niet de minste notitie van neemt, en nog maar steeds op de plaats staat, waar men voor 25 jaar geleden stond. Wordt 't dan niet hoog tijd, dat er boven in het Rijksmuseum wat van dat nieuwe, frische, krachtige leven komt? Zou het nog mogelijk zijn dat de leider, die over zulke uitstekende krachten beschikt, gaat begrij pen dat er buiten Gothiek en de verschil lende Renaissance variaties, nog wel iets anders is, dat deze tijd totaal iets anders vraagt, dat er een geheel nieuwe kunst om hem is gegroeid waarvoor hij of geen interesse of geen begrip heeft. Ik betwijfel het. Van onze kunstnijverheidschool moest vél uitgaan.Ze moest een richting aangeven, ze moest leidster zijn. Ze moest onze kunst nijverheid opheffen uit haar verval (1878). 1) Cursiveermg is van mij. DE VR. Is er van deze idealen n verwezenlijkt, benaderd ook maar? Ik geloof 't niet, of beter: ik weet dat 't niet zoo is. 't Is een feit dat de leiding van deze school niet in handen is van een man die voelt wat het beteekent, aan het hoofd te staan van een kunstnijverheidschool, van een man die niet alleen niet staat boven de stroomingen van onzen tijd, maar daarvoor óf geen interesse, of er geen begrip van heeft. Het is een feit dat de Directeur der kunstnijverheid school, die onder zich heeft een staf van zér knappe menschen, van uitnemende teekenaars, deze staf niet weet te gebruiken, het is een feit ten slotte dat de Directeur der kunstnijverheidschool, die alles: leer krachten, leermiddelen, enz., enz. in over vloed tot zijn beschikking heeft en nog wel van de beste kwaliteit, dat die directeur van de school niet heeft weten te maken wat zij voor Nederland moest zijn: de bakermat van een nieuwe jonge, krachtige kunstnijverheid. Dat er, ondanks alles, toch onder de oud leerlingen gevonden worden die geslaagd" zijn, dat bewijst niets. Ik geloof niet dat er n van die geslaagden zijn succes te danken heeft aan den leider van het geheel" aan den man die al de onderdeelen moest maken tot n krachtig organisme aan den Directeur. Hebben wij, Nederlanders, niet het recht te vragen dat deze school ten volle beant woordt aan haar doel? 't Wordt het niet tijd dat de (schoone) slaapster boven in het Rijfcs Museum eens gewekt wordt ? Haarlem, No v. '07. HERMAN J. DE VKIES. Fractie teeKeoinpn iiüfan Wisseling. Deze tentoonstelling, een paar weken ge leden terloops aangekondigd, blyft deze maand nog uit en daar zy op zoo ongewone wijze bezieningswaard is, zij, op wat uitvoeriger wijze, den inhoud nu nog wat nader aan geduid. Zooals gezegd werd, vormen 7 teekeningen van Millet er de hoofdattractie. Naar de betrekkelijkheid van dit aantal, is Millet ermee zeer waardig en ook veelverseheiden vertegenwoordigd. Er zyn zelfs twee of drie volledige werken by, waarin, door middel van zwart en wit, ganse h en al tot vervulling kwam de geestesintentie bij den opzet van deze tafereelen. Tonde de Brebis en Ie Bacheron geven in zijn volle beteekenis Millet alg figuur Soleil, Montagnes, Nuages, als landschapschilder. In het eerste werk is het de Groep, (een man en vrouw, die bezig zijn een tusschen hen inliggend schaap te scheren) in het tweede het Enkel-beeld, als figuratie van een menschelyke handeling, die het realistisch-symbolisch beeldend vermogen van Millet aan schouwelijk maken. Is nu wellicht Tonde de Brebis" een werk van meer onmiddellijke aantrekkelijkheid uit den aard van het onder werp en oogbekorender om het meer tierige uitzicht van den teeken-trant, de Bncheron" acht ik toch belangrijker om de meer be klonken gedaantevorming van den man in zyn actie, en ook in zyn geheel om de ge slotenheid der compositie. De vereenvoudi ging van den ly'n, doelend op concrete karak teriseering van dit in de spanning van z waren arbeid languitgerezen lichaam, met lichte doorzwikking der knieën, stature van de actie, is zeer kenmerkend den gtijl van Millet'g beeldingswijze. Soleil, Montagnes, Nuages," is eveneens een monumentaal uitgebeeld landschapbrok; de berg is een gevaarte, zyn kruin wordt verbrijzeld door de wolken. Millet zelf gaf een commentaar op de zinrykheid van deze grootse hèteekening, achter op bet papier geschreven: Les nuages r est en t tres souvent accrochés aux sommets des montagnes. Quelquefois aussi Ie soleil dans une gloire de nuages vient leur faire uncouronnement. Le sommet de la montagne en est comme fondu. Les rayons arrivent vers nous et passent aussi entie des différente plans. Ces aspects la sont indescriptibles et n'ont jamais téreprésentés en peinture a ma connaissance du moins. C'est Ie plus haut fantastique qu'on puisse imaginer. Il arrive aussi que Ie soleil sans nuages se monta ainsi. De kleinere les Glaneuies heeft mooie kwa liteiten van teekening, is echter bovenal weer merkwaardig om de gedaantebeelding van het mensehelyk lichaam in volle acti viteit. Twee landschappen wijzen weer naar andere kanten van Millet's grootheid. Eerst een gevoelvol in zwartkrijt aangetoetst avond moment in een boschstreek, dat sterk de gewaarwording geeft van wjjdheid, achter de intimiteit van het schemerende voorplan en een illussie van wegzinkend daglicht; dan een schets van een bouwland, een vrije krabbel met de pen, maar zoo expressief en helder verklarend de dispositie van het geval en fijn-duidend het eigen wezen der dingen, dat de ontbrekende kleur er in te voelen is. Buiten deze Millet's zijn er nog van ver schillende fransche schilders voortreffelijke stalen hunner teekenkunst. En dan is het eerste te noemen Boussean met Forêt de FontaineHeauen Rivieredans la vallée. Het eerste is een boschstudie zeer uitvoerig, maar zoo delicaat verzorgd en tegelyk fijn gespitst op karakteriseering van al het b ij zonder lij ke in het schijnbaar eentonige gegeven, dat het teekeningetje, overal in een egalen tint ge houden zonder diepseh van schaduw of hoogsels van licht, de rustige effenheid kreeg van een kreukloos uitgestreken kantwerk. De tweede teekening geeft een rivier, onre gelmatig verloopend in den geul tusschen bergen; dit, van grootscher natuuraankijk, met iets van den geest van sommige 16e eeuwsche Vlaamsche landschapschilders, als Breughel zelfs. In Bousseau's kunst is een zeker conser vatisme, (naar den vorm) dat hem tegenover z^n fransche tydgenooten ongeveer in de verhouding stelt als by' ons Gabriël tegenover de hollandsche grootmeesters. Van Daubigny is er een weikingsvolle teekening: l'Orage een man loopend in stormweer over den weg langs een rivier, leunend op den wind de panden van zijn jas wild uitslierend. De werking is hier echter te uitsluitend verkregen door het aanbrengen van deze, en andere j j attributen eener ruige weersge steldheid. Een minutieuze studie van een knotwilg, fijn doorgevoerd, doch ook even wat coquet, is in opmerkelijke tegenstelling met de vorige teekening. Behalve deze zijn er nog drie teekeningen van Daubigny. Dan is te noemen een zeer eigenaardige tee kening van Corot; gewasschen als 't ware in potlood-tinten; een zeer gevoelige en Corot-achtige aanduiding der partijen in hun melodieuse verhouding van wolkig-wasige tinten. Van Fantin Latour een exquise naaktfiguur, een voortreffelyk specimen van dit genre in zijn kunst. Van l'Herruitte een fusain" (waarin hy' vooral uitmuntte); een zeer aantrekkelijke teekening van treffende licht en schaduwvastheid; een toonbeeld van de vruchten, die de aanwending van het houtskoolteekenen kan afdragen. Een zwartkrytteekeking van Vollon is een der minst beduidende werken in deze collectie. Om nu kort te gaan, vermeld ik nog de aanwezigheid van andere beroemdheden der fransche school als Delacroix, Troyon, Harpignies, Jacque, Bargue (die men bier niet zou herkennen als de man van de teeken voorbeelden, Hébert (leermeester van J. Mans) en Decamps, W. STEENHOEF. BÜBuffa. Een tentoonstelling van Mastenbroek; een wél handige schilder, die nog heel wat schil deryen kan vervaardigen (daar hy nog jong en lang niet zwaartillendl is) heel ge schikt tot luxueuse salonopluistering van menschen die daartoe kwistig zyn met hun geld (schilderyen moeten immers altijd duur betaald worden) kunstvoorstanders die van de moderne kunstbeweging wel de klok hebben hooren luiden, zonder echter recht te weten waar de klepel hangt. BÜvan Gogh. Een tentoonstelling van der Valk, te be spreken een volgenden keer. W. S. iiiiimiHiiiiiiiiiHiiiMiiimmr Jotiannes ConincK f estenberg t Ge b. l Jan. 1830. Ge s t. 6 Dec. 1907. Johannes Coninck Westenberg is jaren lang Wethouder van Amsterdam geweest. Den loden Juli 1867 gekozen tot lid van den Baad, werd hjj 7 Januari 1872 tot Wethouder benoemd, ter vervanging van Mr. 8. A. Vening Meinesz. Den 9den Dec. 1885 werd hij wederom als raadslid verkozen, en was van 2 Juni tot 17 November 1886 waarnemend Wethouder, wegens afwezigheid van Wethouder Jac. Ankersmit. Toen deze laatste, wegens ge zondheidsredenen -het wethouderschap neer legde, trad Johannes Coninck Westenberg definitief weder als Wethouder op. Hy bleef dit tot 3 Sept. 1889. Als Wethouder heeft Johannes Coninck Westenberg een moeilijken tyd doorgemaakt, in den strijd tegen het particulier bedryf. In dien strijd wilde hy van geen toegeven weten en bleef tegen allen en alles aan zijne beginselen getrouw. (Herplaatsing wee ent betreurde misplaatsing in het vorig nom.rn.er). e-W VMxiA VÖ\A> (Karel Lateur, Hugo Verriest, Stijn Streuvels) in den tuin van Hugo Verriest. Stijn Streuvels, zijn leven en zijn werk door ANDRÉDB RIDDER. L. J. Veen, Amsterdam. De uitgever van Streuvel's werken heeft thans een lijvig boekdeel de wereld ingezonden, waarin Andréde Bidder het leven en het werk van den beroemden Vlaming op uit voerige wyze heeft besproken, ons zoodoende gevende een zeer gedetailleerd en in vele opzichten zeer sympathiek beeld van den jongen prozaïst, die in zoo korten tijd het hart der Noord-Nederlanders wist te ver overen, niettegenstaande de eigenaardige moeilijkheden zijner West-Vlaamsche sprake. Andréde Bidder heeft zyn taak breed opgevat; wy zyn er van overtuigd dat al wat van Streuvels bekend is, al wat over hem ge schreven is en geredekaveld, al wat de kritiek hier gelaakt, daar geprezen heeft, in dit boek te vinden zal zijn en alszoodanig bezit het groote documentaire waarde; in de bibliogra phie b. v. vindt men niet alleen alle oorspron kelijke werken aangegeven met de verschil lende uitgevers en uitgaven, men vindt niet alleen een lijst van afzonderlijk in tijdschriften verschenen bijdragen, maar 'n tipje van het gordijn der toekomst wordt zelfs opgelicht in een lijst van werken, om kortelings te verschijnen", terwijl naast 'n opgave van vertalingen en kritiek" een Iconografie" de verzameling volledig maakt. Ook in de beschrijving van Streuvel's leven treffen wij veel minitieuse détails aan die... ons in vele gevallen koud laten en onbelangrijk toeschijnen. Zeer terecht zegt Streuvels: mijn kunst heeft niets in te zien, niets te maken met myn intiem, privaat leven" en er komt in dit boek, te midden van zeer interessante intimieteiten dan ook 'n massa voor, dat in de levensgeschiedenis van een nog levend meester beter gezwegen ware dan gezegd; het leven te beschryven van een reeds-gestorvene is moeilijk juist om hetgeen niet opgenomen moet worden dan wel, maar kieseher en angstvalliger dient men te werk te gaan als men een nog levende in leven en werk wil uitbeelden; en waar Streuvels zelve nog aan den ingang staat van zijn artiesten leven, waar nog zoo oneindig veel van hem verwacht kan worden, van zijn leven en zijn werk, daar wil het mij voorkomen, dat met alle respect voor den goeden wil, die bij den samensteller moet hebben voorgezeten dit boek op zijn minst genomen wel wat... voorbarig kan worden genoemd. Andréde Bidder heeft het werk in vijf hoofdstukken afgedeeld; de Man en zijn Midden" omvat de letterkundige vorming en het leven; Evolutie en Levensopvatting", o.i. het meest belangrijke gedeelte, geeft aan de voornaamste ontwikkeling in Streuvels, die bestaat in zijn gestadig sterker worden. Wij lezen daar o.a. 't Dunkt me dat Streuvel's eerste werken een gedurend stijgend pogen ? ik zeg: pogen niet bereiken daarstellen en een vlijtig streven naar het volmaakst mogelijk objektivisme, naar strenge, heel uiterlijke en onzij dige, ongevoelige, onpersoonlijke geen schry ver echter is persoonlijker dan Streuvels voorstelling." De Bidder wyst er dan verder op, dat de invloed van de noorsche wanhopelingen(?) Ibsen en Dostoievsky Streuvels natuur ver wrongen hebben en vervalscht; na die invloed overwonnen te hebben is zijn indivi dualiteit, zijn Ik eerst ten volle opgebloeid. Het gemoed dat in de door die teere mymeryen (in Horieneke) zich openbaart een weemoedig, een innig, een gevoelig gemoed Heere God l hoe weinig trekt het op den stoeren, mens chenhatenden Ut/lUc o Op de groene zode. Steuvels, in wien sommige critici ons wilden doen gelooven." De twee gedachten, welke volgens de Bidder dan, ten grondslag zouden liggen aan Streuvel's levenphilosophie en wereldvizie, zouden de volgende zijn : 1°. de opgang in de natuur,... hare roerlooze overmacht... vereenzelving van mensch en midden... Dat is de band van de aarde. 2°. het eeuwige, het noodzakelijke, het fatale der 6chepping... het harmonieuze op en neer gaan der geslachten, tusschen baring en dood;... hunne zedelijke aaneenschakeling eindely'k, waaruit voortvloeit het belang, het gewicht van het leven en van het leven aan zien niet als een droom, maar als daad, als werkelijkheid ... Hierdoor meen ik : de band van het ras. Volgt in Hoofdstuk III een verhandeling van De Letterkundige en zijn Kunst"; ook daar menige belangrijke opmerking en uiteen zetting ; maar is de zucht naar nauwkeurig heid niet wat te ver gedreven, als we daar lezen dat Streuvels 's zomers weini? arbeidt, maar 's winters zich aan zyn tafel zet en schrijft," en even glimlachen moeten we toch als we daar van Streuvels moeten vernemen: Hy werkt best bij't lam plicht,'s avonds van 4 tot 10 of 12 uur, regelmatig, 't Overige van den dag wordt gewijd aan lectuur en aan de studie van Middeleeuwsch of Dialectisch Nederlandsen." Ook b.v.: Het schrijven van een werk duurt gewoonlijk een winterseizoen." Belangrijk, niet waar; je krygt daardoor direct 'n heel andere kijk op den letter kundige en zijn kunst! l In Hoofdstuk IV worden al zijn werken besproken; hier is inderdaad een fijn ontleder aan het woord; zoo lezen we o. a. Streuvels analyseert niet, maar hij synthetiseert" en verder: Wat aan Streu vels romans ontbreekt is niet de nheid van constructie, maar wel de eenheid van impressie." Een kleine verhandeling o ver Streuvels en de Vlaamsche Kunst" besluit het boek; de samensteller komt hier tot de conclusie, dat De Bakkerij. voor Streuvels nog geen eindplaats vast te stellen is en wel: omdat Streuvels niet uitge sproken is. Om die zelfde reden ware het eveneens beter geweest met de uitgave van deze uit gebreide levensgeschiedenis nog eenigen ty'd gewacht te hebben ; want dat dit boek, voor latere geslachten, zal blijken te zijn het groote, eenig-bruikbare werk over den grooten Vlaamscben prozaïst Stijn Streuvels dat meen ik sterk te moeten betwijfelen. W. GRAADT VAN BOGGBN. MRVTOUW Stijn Streuvels.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl