De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 29 december pagina 1

29 december 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV 1592 DE AMSTERDAMHEK A', 1907. WEEK Dit nummer bevat een bijvoegsel. VOOR NEDEKLAND OixcLer redactie IMIr. ZEI. F. L Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f \.50, h. p. post f 1.65 Voor IndiS per jaar, büvooruitbetaling, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12' Zondag 29 December Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40> Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VA.N VERRE EN VAN NARIJ: Droevige overgang. Het einde, door d. K. Mr. A. A. de Pinto, door G. A. v. Hamel. Al te ctericaal, door X.XX. FEUILLETON: 'n Wacht zieke, door Jos. Waterman. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een nut tig werkje, door S. Het werkloozendebat in den gemeenteraad, door L. Simons. ? KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Aat. Averkamp. Van Hamel over Fransche letterkunde, door G. Busken Huer. INGEZONDEN. VOOR DAMES; Gulliver's Reizen, door B. Job. Kievit, beoordeeld door Anna van GoghKaulbaob. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heiman!?. De bouwkunst en het publiek, met af b., door A. W. Weissman. De wereld om, door Jan Feitn, met afb., beoordeeld door Henri Dekking. Kunsthandel Van Gogh (den Haag), door Plasschaert. -- Olaf Gulbrarsaon's illustraties voor Ludwig Thoma's: Tante Frieda, eine Lausbuben-geschichte", door Cornelis Veth. Het eerste Chineescbe oorloggluchtschip, door M. C. FINANCIEELE E M OECONOMISCHE KRONIEK.door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Wat zullen onze Ministers worden ?, door Pennewip. Brieven van Oom Jodocus. VI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Droevige overgang. Het jaar-einde staat laat ons deze prozaïsche" opmerking voor oudejaars avondgedachte" geven in het teeken van een finantiëelen crisis. Van een cri-is, die zóó hevig en vooral zóó lang gewoed heeft, dat het is gaan lijken of het wel en wee van ons vaderland zijn centrale punt, zijn hartader had niet op 't Binnenhof maar op de effectenbeurs. Is dat maar zoo gaan lijken" of is dat niet eigenlijk in werkelijkheid meestal zoo ? Zijn de fluctuaties van het geld niet meestal geweldiger in haar uitwerking dan de fluctuaties van de politiek ? Wanneer wij er even over nadenken zien wij gemakkelijk in, dat het zoo is, en dat het Binnenhof, waar de resultante te zien komt van de poli tieke bewegingen in ons land, niet de beteekenis heeft van de beurs,... die ons materieele bestaan vertegenwoordigt". Als crisis heerscht op 't gebied van handel, nijverheid en landbouw, is de nasleep droeviger dan bij de verwerping van een begrooting of bij een wisseling van ministerie Het heele land heeft van de crisis geleden. Er zijn faillieten geweest. Van den disch der rijken" zijn eenige tafelgasten weggestuurd, en de anderen kregen haast allen een of twee gerech ten minder! Het is hard zich te moeten beperken. Hél hard Maar voor velen van hen, die nooit aan dien disch mee aanzaten, was het geval nog het hardst. Want waar beperking is val len maar weinig kruimkens der armen": de maatschappelijk zwaksten worden het eerst weggestooten, verliezen het eerst hun mager loon. Onder hen komen er zoo tot den toestand, die eens, wellicht, alleen als barbaarsche uitzondering nog bekend zal wezen, zooals nu lichamelijke marteling,?tot de nooddruft, den honger. De maatschappij beperkt" haar uitfaven... en duizenden van haar arbeiers zijn zonder werk, d. i. zonder brood. Denk u uw vrouw, uw kind zonder brood! Welk een wanorde, welk een schan delijke wanorde ziedaar onze bittere oudejaarsavondgedachte", heerscht toch in onze moderne" samenleving, waar geduld wordt, dat de blinde schokken van industriëele en andere crisissen dui zenden van de minstweerbaren plotseling heelemaal neerslaan, hen tot honger brengen en tot de vernederende aal moes ! Op oudejaar denken wij terug aan een gestorven vriend, aan een droeve scheiding en aan onze vele zonden. Wij konden dat oogenblik minder zelfzuchtig bestemmen tot het overdenken van 't luttele weinigje, dat tot wezenlijke op heffing van den naaste" gedaan werd, ons schamen voor de aalmoezen, die wij zeer terecht gegeven hebben, en het vaste plan maken mee te werken tot een verandering van toestanden, waarin geen plaats meer is voor barbaarschheden, die we nu telkens beleven. Het einde. Daar ligt dan de stumper... Inconstitutioneel ontstaan; als een zuige ling door Borgesius met da tiesch in het leven gehouden; door zijn belagers ge spaard, om te zien hoeveel zoo'n wurm toch wel kon doorstaan kijken nu zelfs de naaste bloedverwanten hetlijkje met droge oogen aan ? elkander berustsnd toeknikkend: och ja, beter maar zóó hij was voor het kerkhof geboren.... Van zijn eersten ademtocht af hebben wij zijn lot voorspeld, meer dan de familie lief was. Zij deed alsof zij het niet hoorde, als men kwaad zelfa sprak van zijn blanco zieltje! De bescheidenheid moet ons weerhouden een overzicht te geven van de principieele bestrijding onverdroten aan het Kabinet-De Meester gewijd, ook nog in den laatsten tijd, toen het met de ge knotte grondwetsherziening verscheen, als een soort van excuus voor het lange aanblijven, ofschoon de Statenverkiezin gen bewezen hadden, hoe elke constitutioneele basis ontbrak, om op grond van de verkiezing van 1905 voor de Tweede Kamer, als een kabinet der linkerzijde het regeeren voort te zetten. Wat wij in het nummer van 23 September dezes jaars schreven, vinde hier alleen nog plaats: Er moet, vooral opdat de stichters van dezen ministerieelen warboel nog een weinig toonbaar uit de impasse zullen kunnen komen, yroot werk worden ver richt. Grondwetsherziening. Grondwets herziening met een ministerie zonder ruggegraat; met een kerkelijke Eerste Kamer; met een Tweede Kamer, bij een chaotische linkerzij dsche meerderheid van n stem, na een politieke verkiezing, die als een storm uit Kanaiin het libe rale land heeft geteisterd.... Welk een moment voor grondwetsherziening door de linkerzijde niet door de natie, maar door enkele politieke groepen geëischt! Moet men niet veeleer bidden: Heere, bewaar ons voor deze ramp! Meent men dan werkelijk, dat de kerkelijken, pas opnieuw overwinnaarsonder de iret-Van Houten, dit middel tot ver overing zullen prijs geven, tenzij onder voorwaarden, welke voor hen nog voordeeliger zijn V En waaruit groeit het vertrouwen, de waan, zouden wij zeggen dat een partij als die der kerkelijke antithese, zich meerderheid gevoelend, het zoo beteekenend werk van grondwetsherziening uit de handen zich zal laten nemen, zoodra het tot daden komt ? En dat alleen, omdat socialisten en liberale democraten het zoo vurig begeeren ? Gij, die daar niet behoort te zitten, ten derden male zijt gij in-constitutioneel. Door uw optreden, zonder vasten grond onder de voeten, met oen grondwets herziening over vier jaar ; door uw weder zitting nemen, na de Staalhistorie, die gij tot een komedie hebt gemaakt; en thans nogeens door uw aankondiging van een halve grondwetsherziening, te bedisselen onder de voogdij der kerkelijken !, hebt gij meer dan eenige andere macht medegewerkt tot de hergeboorte uwer tegenpartij; en zult gij daartoe blijven medewerken tot het uur slaat van uw smadelijken val." Welnu, het uur van den smadelijken val" heeft geslagen het sukkelen is uit. O ver Van l lappard's begrooting spreken wij niet. Het is, bij deze kabinetscrisis, heusch de moeite niet waard. Na de Staal-komedie van dit ministerie, dat dan toch zoo graag blijven wou!., vond het den ridder bereid, en de vrienden dien den hem aan als een koppig, kranig man; een keref, zou men zoo zeggen, gereed, indien 't noodig mocht zijn, als een Van Speyk, de lont in 't kruit te werpen, maar ten slotte, eenmaal in ons parle mentair salon, bleek hij ook de zachte, vrouwelijke eigenschappen te bezitten, waardoor Cohen Stuart zich had onder scheiden. Edoch om hem was het bij deze gelegenheid niet te doen tenzij voor enkelen. In het kerkelijke kamp begreep men, dat het tijd werd de grondwetsherziening dit ministerie uit de handen te nemen, iets wat wij ook bij herhaling hebben aangewezen, als de toekomstige loop van zaken. Want het is zeer de vraag, of de kerkelijken, ware er niet zulk een voor stel het kiesrecht rakende, aanhangig gemaakt, hun plicht zouden vervuld heb ben om dit kabinet den bons te geven, bij een politieke stemming, die hen dwingt de nalatenschap te aanvaarden. Dat het hun plicht was geweest, reeds toen zij bij politieke stemming Staal uit wierpen, behoeft men niet nogmaals in herinnering te brengen, maar, zooals wij in ons nummer van 16 Juni j.l. na de Staten-verkiezing, schreven: voor den eersten tijd is hun (der kerkelijken) régime het eenig mogelijke geworden. Zij behooren thans, desnoods met Kamerontbinding, de Regeering te aan vaarden." Doch men weet hoe, vooral van Standaeird-zijde, telkens, wel niet rechtstreeks een aanblijven van het linker kabinet werd bepleit, maar dit, zoo ver men durfde gaan, als de allernatuurlijksie zaak ter wereld werd voorgesteld; waarschijnlijk een houding, aanvankelijk geïnspireerd door de vurige hope van den vader van het huismanskiesrecht cum annexis, dat er bij de aanstaande grondwets herziening een kansje voor dit hybridisch bedenkselrje zou bestaan. Hetlloomsche kiesrechtrapport en hetgeen er onder de anti-revolutionairen en Christelijk-historischen omgaat ten opzichte van demonische werkingen, kan die hoop niet tieriger hebben gemaakt on zoo mag men aannemen, dat hierdoor voor het Kuyperdeel der anti-revolutionairen een beletsel, om met de overige kerkelijken hun plicht te vervullen en ah regeeringspartij op te treden, verwijderd is geworden. Zooveel echter is zeker, dat ook onder de Katholieken het besef dit kabinet niet te mogen laten voortsukkelen leven diger is gaan worden. Een opmerkelij k artikel bevatte enkele weken geleden de Gelderlander, waarin o.a. gevraagd werd wat de rechterzijde bewegen kon, om de politieke speculatie ;'t la baisse, nu reeds 2^1-2 jaar volge houden, nog langer voort te zetten. De schrijver stelt in het licht hoe alle vastheid ontbreekt. Op alle gebied van wetgeving en llegeeringsbeleid heerscht onvastheid «n onzekerheid. Onzekerheid en wantrouwen in de koloniale politiek, niet-onverdiende verwijten van slapheid in de buitenlandsche politiek, ondoorgrondelijke raad selen in zake de landsdöfensie, uitstel en besluiteloosheid in financieele en econo mische aangelegenheden, afwezigheid van alle maatregelen tot zedelijke verheffing en verdediging der publieke eerbaarheid, ziedaar de balans van onzen politieken toestand." Geen machtshonger", zoo eindigt de schrijver, zou de rechterzijde er toe kunnen brengen zoo spoedig mogelijk in den huidigen staat van zaken veran dering te brengen. Wellicht zou ze hare macht beter verzekeren, door het kwijnend leven der huidige Itegeering nog langer te helpen staande houden. Maar overwegingen van partijbelang moeten wijken voor het staatsbelang; en dit eischt, dat weder de mogelijkheid worde geopend van een regeeringsbeleid, dat de groote vragen die ons volksleven beheerschen, niet behoeft te ontwijken uit vrees, dat zijne denkbeelden te dien opzichte in de volksvertegenwoordiging onvoldoenden steun zullen vinden. Zulk een beleid is, in de gegeven omstandigheden, alleen bij een coalitieregeering denkbaar, en daarom is alle verder rekken van den tegen woordigen toestand, dien iedereen onhoudbaar weet, een moeilijk te verantwoorden begunsti ging van de algetneene verslapping, die het volksleven ondergaat, als onvermij delijk gevolg van een regeeringspolitiek, die onvast en aarzelend moet zijn. Dat de rechterzijde althans weigere op «enigerlei wijze de mede-verantwoorde lijkheid te dragen voor het continueeren van zulk een voor het land genadelijken toestand!" Met bijzondere ingenomenheid maakten wij kennis met deze beschouwing van den katholiek P., daar zij volkomen over eenstemde met wat wij van niet-katholiek standpunt meermalen hadden gezegd. Want, inderdaad, de houding der kerke lijken was maar weinig verhevener dan die der linkerzijde tegenover deze kabi netsformatie eu dit Kabinet. Wederzijds werd door hen de constitutioneele plicht geschonden, wat niet anders ten gevolge kon hebben, dan een moeilijk te verantwoorden begunstiging van de algemeene verslapping die het volks leven ondergaat." Nietwaar, de constitu tioneele zin vertegenwoordigt in zijn hoogere beteekenis het moreele in de politiek; indien deze ontbreekt treedt het personen- en partij-belang in de plaats van het algemeen belang; wat wederom, waar de consequenties worden doorge trokken, als bij dit linkerzij dsch ministerie en zijn vrienden, leidt tot alle door de partij-positie van het oogenblik geëischte beginsel- en karakter-verloochening. Welnu, een stem als die van P. is zeker niet dien van een eenling geweest onder de kerkelijken. Al mogen ver scheidene beweegredenen hebben saamgewerkt om hen tot het besluit van het verwerpen der oorlogsbegrooting te voe ren, het plichtsgevoel zal niet geheel afwezig zijn geweest, en het past der linkerzijde dit met dankbaarheid te er kennen. Immers aan wie is grootere dienst bewezen dan juist aan haar? Hoe moesten de haren haken, na een schouw spel van zooveel zwakheid, na een zóó langdurige vergoelijking van de afschu welijkste politieke zonden, na een ged wonden samenleven, en een samenwer ken als zieke acrobaten op nzelfde koord naar het oogenblik, waarop aan dit voor baar zelve, gelijk voor het geheele Nederlandsch vrijzinnigendom, ver nederend en verderflijk gedoe een eind werd gemaakt! En toch, er zullen zijn onder de libe ralen", die dezen nekslag, het ministerie toegebracht, als een catastrofe betreuren. Het stond er voor de heeren kunsten makers nu juist zoo mooi voor! Een grondwetsherziening met kiesrechthervorming al mocht zij niet slagen, wat een buitenkansje toch! Immers hec gaf in elk geval een mooie stembusleus. Of Borgesius, de liberale Salomo, deze slimmigheid alleen heeft uitgedacht, dan wel of hij daarbij ook de hulp van Marchant c. s. heeft genoten, weten wij niet maar het kan niet ont kend worden, dat dit de eenige verklaring is, die men van de indiening eener grond wetsherziening-, onder zoo onmogelijke omstandigheden, als boven beschreven, vermag te geven. Hoe zulk een leus geformuleerd zal worden, bij de kamerontbinding, welke niet onwaarschijnlijk is, hebben wij af te wachten. Het Manco-artikel" is, dunkt ons, veeleer een leus om de kiezers weg te jagen. Er ontbreekt alle aanschouwelijk heid, alles wat op de verbeelding werkt, aan; men zou' oven goed de liefde voor een groote, stad kunnen willen wekken door het v,jrtoonen van den plattegroad. Zal het rtan eenvoudig het algemeen stemrecht'1'' zijn 'f Een genoeglijke leus voor de... libe ralen, van wie minstens de helft toch liever geen algemeen stemrecht ziet! Terwijl de kerkelijken juist met hun geen algemeen stemrecht" volstrekt niet ver legen zijn om een pakkende tegenleus op dit gebied. En toch de linkerzijde is zoo kortzichtig geweest, haar grondwetsherzieningsvoorstel, tot stemrecht en wat daarmet'' samenhangt te beperken, niets daarnevens stellende, wat het niet-algemeen-stemrecht-begeerend-publiek voor grondwetsherziening warm zou kunnen maken! Zoo gaan nu de negen ministers heen, een erfenis achterlatende, die de vrienden wel moeten aanvaarden. Maar hoe zullen de Excellenties, eenmaal weder tot rust en in vrijheid gekomen, zich schamen over dit stukske van hun verleden, waar van tot in verre tijden de geschiedschrijver, als een waarschuwend voorbeeld, zal ge wagen'r' u. K. Mr. A. A. DE PINTO. 1828?1907. Alle dooden laten een plaats leeg. Maar deze plaats is nu zoo leeg als in geen jaren er een in onze jiiristenwereld is leeg ge worden. Daar is niemand die haar geheel zou kunnen bezetten. In de waardeering van ons, zijn tijdgenooten, ouderen en jongeren, had rnr. de Pinto, in toto, zijnen gelijke niet. Dat is mijn indruk. Hij was de glorie der ouderen, de veneratie der jongeren. Hij was het om de veelzijdigheid van zijn weten, over heel het gebied der rechtswetenschap, om de ongerepte wakkerheid van zijn werken, om de fijnheid van zijn denken, om den gloed van zijn voelen, om de schittering van zijn zeggen. En daar was n plek waar hij dat alles gaf en dat alles tegelijk: de kring der Juristenvereeniging. Was in zijn openbaar leven wel n plek hem liever dan deze ? Ik geloof het niet. Hij had haar mede opgericht in 1870. Toen was hij referendaris aan het Departe ment van Justitie, hoofd der Afdeeling Wetgeving", zooals zij destijds heette; toen rustte aanvankelijk op zijn schouders alleen, met een enkele hulpkracht later, de zorg voor de voorbereiding der wet geving op justitieel gebied. Gaarne her innerde hij zich dien tijd, toen hij de be trouwbare raadsman was van een reeks elkaar meest snelopvolgende ministers; andere dagen hij merkte dat wel eens op met zijn bekenden glimlach om de lip pen ? dan nu thans een groote staf van hoofdambtenaren aan den uitgedijden legislatieven arbeid bezig is. Zoo behoorde hij, krachtens ambt en kunde, onder de stichters eener vereenjgingdie de juristen van hun practijk oprieptotr wetgevend overleg, in den kring van oad smit, Fruin, A. de Pinto, en zoovele ande ren, die al lang gestorven zijn. Hij heette toen de jonge de Pinto" en toonde voor den ouderen broeder, die op de eerste juristenvergadering het openingswoordsprak, den deken der Haagscho orde, 'dlea, hoofdredacteur van het Weekblad, den schrijver der eerste Handleidingen op «Si wetgeving van 1838, een diepgevoeldeveneratie van fijnen vorm. Sints kwam hij trouw bij de beraadsla gingen op. Hij schreef praeadviezen orerde bewijsleer in het burgerlijk proces, over den leerplicht, over bedelarij en land looperij. Hij maakte herhaaldelijk deel uit V«ÏE< het bestuur ; hij was ettelijke malen daar is hier een verplichte afwisseling de» voorzitter; hij werd, toen hy 70 jaar ondc was geworden, haar eerelid, aldus geëewl naast mr. Gerrit de Vries. Ik kan hier niet in bijzonderheden tei>inneren aan zijn steeds wassend gezag ia dozen kring; hoe naar dezen nestor geluisterd werd, als hij zijn vaststaande overtuigingen over een of ander vraagstuk uiteen *etie.: voor ons aandachtig luisteren; hoe bij alle nieuw opkomende ledengeneraties telkens weer van zelf voor hem gewekt en gewon nen werden gevoelens van eerbied ei» ge negenheid, als hij bij de vriendschappelijk» maaltijden na het werk aanzat of voorzafe en van dat samenzijn genoot met o-nvei-anderde frischheid van jeugd, het tafelgezang iiads heildronken uitjubelend, telkens opnieuw, met zijn muziekale stem. De laatste maal was hij onder ons te Haarlem,,. in 1905; en ook toen was de 77-jarige, ia de vergadering en aan den disch, onverzwakt. dezelfde, de man van wijsheid en warnate. Aan de orde was toen het wijdvertakte, vraagstuk van het beroepsgeheim ea ofschoon in de praeadviezen niet uitvoer^?;, behandeld kwam in de discussie de reelisbeschermirg van het journalistengeheïns,,, vrij toe vallig, op den voorgrond. Die vraag naderde het leerstuk der aansprakelijkheid voor drukpersdelikten en raakte zoo ees& der vruchten van de Pinto's werkzaamheid. die hem het meest ter harte ging: &®(f Wetboek van Strafrecht Juist over die-, aansprakelijkheid hadden de opstellers v*»j het Wetboek de Staatscommissie waar van hij toen het eenig lid nog in leveis. was een eigen stelsel opgebouwd; dat was ook in het Wetboek gekomen, maar in de Kamer door invoeging van een amen dement verzwakt. Ik zie het nog, hoe Mg daar, als eerelid, zat naast den Voorzitt«Een hoe zijn levendige trekken al ras ver rieden zijn vrees, dat dit stelsel ook n» nog door sommigen niet goed zou worde» verstaan, of niet helder zou worden belicht.. Toen vroeg hij het woord om, in verbamE met het onderwerp van debat, nog eens aam de ratio van dat stelsel te herinneren e* kon hij de gelegenheid niet ongebruikt, laten om nog eens zijn spijt uit te sprekem over dat amendement; de invoeging dsrartikelen 418 en 419, waardoor z.f. ojs* een zuiver gedacht stelsel inbreuk werf gemaakt, wat anderen zoo heel erg- niet vonden,maarwat z.i.?met hetstelsel vloekte.'* Aan dat Wetboek van Strafrecht was ii zeer gehecht; hij had er heel wat gedaefc» ten, ,heel wat studie en heel wat tijd aan gegeven en hij kon het eigenlijk nooit goed zetten, dat zijn medelid in de Staatseontmissi'e Modderman, als minister, moer af wijkingen van het oorspronkelijk ontwerje. had aangebracht of toegelaten, dan hij s&sfc de beginselen van dat ontwerp vereenigbaar vond. Hoe de samenstelling van ifatwetboek een stuk van zijn leven was ge weest, heb ik in alle bijzonderheden kunncE voelen, toen ik met hem zitting had in de Commissie voor een nieuw strafwetboek: voor de Europeanen in Nederlandsen Indiê^ en wij, met het oog op de aanpassing, bet Nederlandsch Wetboek, artikel voor artikst, moesten doorloopen. Strafrecht en strafprocesrecht waren zjj0i meest gezochte onderwerpen van studie en werkzaamheid. Ik herinner, behalve aaa het genoemde Wetboek, aan de door hen* ontworpen wetsvoordracht tot afschaffing van de doodstraf in 1869, aan zijn twee vrerken over de Strafvordering, de bijgewerkte tweede drukvan zij n s broedersllan dl eid ing e« zijn twee deelen over de herziening van 188P. De memorie van toelichting bij het ontwerp tot afschaffing van de doodstraf geeft gebeu terug de principieele opvattingen omtrentt straf en strafrecht die hij altijd heeft be waard en, in 1904, in een rede in den Hooge» Raad, heeft herhaald: de straf opgevat a Ei iets dat door de misdaad rechtvaardig. was verdiend, maar nooit verder of stres.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl