Historisch Archief 1877-1940
HV 1592
DE AMSTERDAMHEK
A', 1907.
WEEK
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
VOOR NEDEKLAND
OixcLer redactie
IMIr. ZEI. F. L
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f \.50, h. p. post f 1.65
Voor IndiS per jaar, büvooruitbetaling, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'
Zondag 29 December
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40>
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VA.N VERRE EN VAN NARIJ: Droevige
overgang. Het einde, door d. K. Mr. A.
A. de Pinto, door G. A. v. Hamel. Al te
ctericaal, door X.XX. FEUILLETON:
'n Wacht zieke, door Jos. Waterman.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een nut
tig werkje, door S. Het werkloozendebat
in den gemeenteraad, door L. Simons. ?
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Aat. Averkamp. Van
Hamel over Fransche letterkunde, door
G. Busken Huer. INGEZONDEN.
VOOR DAMES; Gulliver's Reizen, door B.
Job. Kievit, beoordeeld door Anna van
GoghKaulbaob. ALLERLEI, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heiman!?.
De bouwkunst en het publiek, met af b., door
A. W. Weissman. De wereld om, door
Jan Feitn, met afb., beoordeeld door Henri
Dekking. Kunsthandel Van Gogh (den
Haag), door Plasschaert. -- Olaf
Gulbrarsaon's illustraties voor Ludwig Thoma's:
Tante Frieda, eine Lausbuben-geschichte",
door Cornelis Veth. Het eerste Chineescbe
oorloggluchtschip, door M. C.
FINANCIEELE E M OECONOMISCHE KRONIEK.door
Alex. J. Hendrix en V. d. S. Wat zullen
onze Ministers worden ?, door Pennewip.
Brieven van Oom Jodocus. VI.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
Droevige overgang.
Het jaar-einde staat laat ons deze
prozaïsche" opmerking voor oudejaars
avondgedachte" geven in het teeken
van een finantiëelen crisis. Van een
cri-is, die zóó hevig en vooral zóó lang
gewoed heeft, dat het is gaan lijken of
het wel en wee van ons vaderland zijn
centrale punt, zijn hartader had niet
op 't Binnenhof maar op de effectenbeurs.
Is dat maar zoo gaan lijken" of
is dat niet eigenlijk in werkelijkheid
meestal zoo ? Zijn de fluctuaties van het
geld niet meestal geweldiger in haar
uitwerking dan de fluctuaties van de
politiek ? Wanneer wij er even over
nadenken zien wij gemakkelijk in, dat
het zoo is, en dat het Binnenhof, waar
de resultante te zien komt van de poli
tieke bewegingen in ons land, niet de
beteekenis heeft van de beurs,... die ons
materieele bestaan vertegenwoordigt".
Als crisis heerscht op 't gebied van
handel, nijverheid en landbouw, is de
nasleep droeviger dan bij de verwerping
van een begrooting of bij een wisseling
van ministerie
Het heele land heeft van de crisis
geleden. Er zijn faillieten geweest.
Van den disch der rijken" zijn eenige
tafelgasten weggestuurd, en de anderen
kregen haast allen een of twee gerech
ten minder! Het is hard zich te moeten
beperken. Hél hard Maar voor
velen van hen, die nooit aan dien disch
mee aanzaten, was het geval nog het
hardst. Want waar beperking is val
len maar weinig kruimkens der armen":
de maatschappelijk zwaksten worden het
eerst weggestooten, verliezen het eerst
hun mager loon. Onder hen komen er
zoo tot den toestand, die eens, wellicht,
alleen als barbaarsche uitzondering nog
bekend zal wezen, zooals nu lichamelijke
marteling,?tot de nooddruft, den honger.
De maatschappij beperkt" haar
uitfaven... en duizenden van haar
arbeiers zijn zonder werk, d. i. zonder brood.
Denk u uw vrouw, uw kind zonder
brood!
Welk een wanorde, welk een schan
delijke wanorde ziedaar onze bittere
oudejaarsavondgedachte", heerscht
toch in onze moderne" samenleving,
waar geduld wordt, dat de blinde schokken
van industriëele en andere crisissen dui
zenden van de minstweerbaren plotseling
heelemaal neerslaan, hen tot honger
brengen en tot de vernederende aal
moes ! Op oudejaar denken wij terug aan
een gestorven vriend, aan een droeve
scheiding en aan onze vele zonden. Wij
konden dat oogenblik minder zelfzuchtig
bestemmen tot het overdenken van 't
luttele weinigje, dat tot wezenlijke op
heffing van den naaste" gedaan werd,
ons schamen voor de aalmoezen, die wij
zeer terecht gegeven hebben, en
het vaste plan maken mee te werken tot
een verandering van toestanden, waarin
geen plaats meer is voor barbaarschheden,
die we nu telkens beleven.
Het einde.
Daar ligt dan de stumper...
Inconstitutioneel ontstaan; als een zuige
ling door Borgesius met da tiesch in het
leven gehouden; door zijn belagers ge
spaard, om te zien hoeveel zoo'n wurm
toch wel kon doorstaan kijken nu
zelfs de naaste bloedverwanten hetlijkje
met droge oogen aan ? elkander
berustsnd toeknikkend: och ja, beter maar
zóó hij was voor het kerkhof geboren....
Van zijn eersten ademtocht af hebben
wij zijn lot voorspeld, meer dan de
familie lief was. Zij deed alsof zij het
niet hoorde, als men kwaad zelfa sprak
van zijn blanco zieltje!
De bescheidenheid moet ons weerhouden
een overzicht te geven van de
principieele bestrijding onverdroten aan het
Kabinet-De Meester gewijd, ook nog in
den laatsten tijd, toen het met de ge
knotte grondwetsherziening verscheen,
als een soort van excuus voor het lange
aanblijven, ofschoon de Statenverkiezin
gen bewezen hadden, hoe elke
constitutioneele basis ontbrak, om op grond van
de verkiezing van 1905 voor de Tweede
Kamer, als een kabinet der linkerzijde
het regeeren voort te zetten. Wat wij
in het nummer van 23 September dezes
jaars schreven, vinde hier alleen nog
plaats:
Er moet, vooral opdat de stichters
van dezen ministerieelen warboel nog een
weinig toonbaar uit de impasse zullen
kunnen komen, yroot werk worden ver
richt. Grondwetsherziening. Grondwets
herziening met een ministerie zonder
ruggegraat; met een kerkelijke Eerste
Kamer; met een Tweede Kamer, bij een
chaotische linkerzij dsche meerderheid van
n stem, na een politieke verkiezing,
die als een storm uit Kanaiin het libe
rale land heeft geteisterd.... Welk een
moment voor grondwetsherziening door
de linkerzijde niet door de natie, maar
door enkele politieke groepen geëischt!
Moet men niet veeleer bidden: Heere,
bewaar ons voor deze ramp!
Meent men dan werkelijk, dat de
kerkelijken, pas opnieuw overwinnaarsonder
de iret-Van Houten, dit middel tot ver
overing zullen prijs geven, tenzij onder
voorwaarden, welke voor hen nog
voordeeliger zijn V
En waaruit groeit het vertrouwen,
de waan, zouden wij zeggen dat
een partij als die der kerkelijke antithese,
zich meerderheid gevoelend, het zoo
beteekenend werk van grondwetsherziening
uit de handen zich zal laten nemen,
zoodra het tot daden komt ? En dat
alleen, omdat socialisten en liberale
democraten het zoo vurig begeeren ?
Gij, die daar niet behoort te zitten,
ten derden male zijt gij in-constitutioneel.
Door uw optreden, zonder vasten grond
onder de voeten, met oen grondwets
herziening over vier jaar ; door uw weder
zitting nemen, na de Staalhistorie, die
gij tot een komedie hebt gemaakt; en
thans nogeens door uw aankondiging
van een halve grondwetsherziening, te
bedisselen onder de voogdij der
kerkelijken !, hebt gij meer dan eenige andere
macht medegewerkt tot de hergeboorte
uwer tegenpartij; en zult gij daartoe
blijven medewerken tot het uur slaat
van uw smadelijken val."
Welnu, het uur van den smadelijken
val" heeft geslagen het sukkelen is
uit.
O ver Van l lappard's begrooting spreken
wij niet. Het is, bij deze kabinetscrisis,
heusch de moeite niet waard. Na de
Staal-komedie van dit ministerie, dat dan
toch zoo graag blijven wou!., vond het
den ridder bereid, en de vrienden dien
den hem aan als een koppig, kranig man;
een keref, zou men zoo zeggen, gereed,
indien 't noodig mocht zijn, als een Van
Speyk, de lont in 't kruit te werpen,
maar ten slotte, eenmaal in ons parle
mentair salon, bleek hij ook de zachte,
vrouwelijke eigenschappen te bezitten,
waardoor Cohen Stuart zich had onder
scheiden. Edoch om hem was het bij
deze gelegenheid niet te doen tenzij
voor enkelen.
In het kerkelijke kamp begreep men,
dat het tijd werd de grondwetsherziening
dit ministerie uit de handen te nemen,
iets wat wij ook bij herhaling hebben
aangewezen, als de toekomstige loop van
zaken. Want het is zeer de vraag, of de
kerkelijken, ware er niet zulk een voor
stel het kiesrecht rakende, aanhangig
gemaakt, hun plicht zouden vervuld heb
ben om dit kabinet den bons te geven,
bij een politieke stemming, die hen dwingt
de nalatenschap te aanvaarden.
Dat het hun plicht was geweest, reeds
toen zij bij politieke stemming Staal uit
wierpen, behoeft men niet nogmaals in
herinnering te brengen, maar, zooals wij
in ons nummer van 16 Juni j.l. na de
Staten-verkiezing, schreven: voor den
eersten tijd is hun (der kerkelijken)
régime het eenig mogelijke geworden.
Zij behooren thans, desnoods met
Kamerontbinding, de Regeering te aan
vaarden." Doch men weet hoe, vooral
van Standaeird-zijde, telkens, wel niet
rechtstreeks een aanblijven van het
linker kabinet werd bepleit, maar dit, zoo
ver men durfde gaan, als de
allernatuurlijksie zaak ter wereld werd voorgesteld;
waarschijnlijk een houding, aanvankelijk
geïnspireerd door de vurige hope van den
vader van het huismanskiesrecht cum
annexis, dat er bij de aanstaande grondwets
herziening een kansje voor dit hybridisch
bedenkselrje zou bestaan. Hetlloomsche
kiesrechtrapport en hetgeen er onder de
anti-revolutionairen en
Christelijk-historischen omgaat ten opzichte van demonische
werkingen, kan die hoop niet tieriger
hebben gemaakt on zoo mag men
aannemen, dat hierdoor voor het
Kuyperdeel der anti-revolutionairen een beletsel,
om met de overige kerkelijken hun plicht
te vervullen en ah regeeringspartij op
te treden, verwijderd is geworden.
Zooveel echter is zeker, dat ook onder
de Katholieken het besef dit kabinet
niet te mogen laten voortsukkelen leven
diger is gaan worden.
Een opmerkelij k artikel bevatte enkele
weken geleden de Gelderlander, waarin
o.a. gevraagd werd wat de rechterzijde
bewegen kon, om de politieke speculatie
;'t la baisse, nu reeds 2^1-2 jaar volge
houden, nog langer voort te zetten.
De schrijver stelt in het licht hoe alle
vastheid ontbreekt.
Op alle gebied van wetgeving en
llegeeringsbeleid heerscht onvastheid «n
onzekerheid. Onzekerheid en wantrouwen
in de koloniale politiek, niet-onverdiende
verwijten van slapheid in de
buitenlandsche politiek, ondoorgrondelijke raad
selen in zake de landsdöfensie, uitstel en
besluiteloosheid in financieele en econo
mische aangelegenheden, afwezigheid van
alle maatregelen tot zedelijke verheffing
en verdediging der publieke eerbaarheid,
ziedaar de balans van onzen politieken
toestand."
Geen machtshonger", zoo eindigt de
schrijver, zou de rechterzijde er toe
kunnen brengen zoo spoedig mogelijk
in den huidigen staat van zaken veran
dering te brengen. Wellicht zou ze hare
macht beter verzekeren, door het kwijnend
leven der huidige Itegeering nog langer
te helpen staande houden.
Maar overwegingen van partijbelang
moeten wijken voor het staatsbelang;
en dit eischt, dat weder de mogelijkheid
worde geopend van een regeeringsbeleid,
dat de groote vragen die ons volksleven
beheerschen, niet behoeft te ontwijken
uit vrees, dat zijne denkbeelden te dien
opzichte in de volksvertegenwoordiging
onvoldoenden steun zullen vinden.
Zulk een beleid is, in de gegeven
omstandigheden, alleen bij een
coalitieregeering denkbaar, en daarom is alle
verder rekken van den tegen woordigen
toestand, dien iedereen onhoudbaar weet,
een moeilijk te verantwoorden begunsti
ging van de algetneene verslapping, die
het volksleven ondergaat, als onvermij
delijk gevolg van een regeeringspolitiek,
die onvast en aarzelend moet zijn.
Dat de rechterzijde althans weigere op
«enigerlei wijze de mede-verantwoorde
lijkheid te dragen voor het continueeren
van zulk een voor het land genadelijken
toestand!"
Met bijzondere ingenomenheid maakten
wij kennis met deze beschouwing van
den katholiek P., daar zij volkomen over
eenstemde met wat wij van
niet-katholiek standpunt meermalen hadden gezegd.
Want, inderdaad, de houding der kerke
lijken was maar weinig verhevener dan
die der linkerzijde tegenover deze kabi
netsformatie eu dit Kabinet. Wederzijds
werd door hen de constitutioneele
plicht geschonden, wat niet anders ten
gevolge kon hebben, dan een moeilijk
te verantwoorden begunstiging van de
algemeene verslapping die het volks
leven ondergaat." Nietwaar, de constitu
tioneele zin vertegenwoordigt in zijn
hoogere beteekenis het moreele in de
politiek; indien deze ontbreekt treedt het
personen- en partij-belang in de plaats
van het algemeen belang; wat wederom,
waar de consequenties worden doorge
trokken, als bij dit linkerzij dsch ministerie
en zijn vrienden, leidt tot alle door de
partij-positie van het oogenblik geëischte
beginsel- en karakter-verloochening.
Welnu, een stem als die van P. is
zeker niet dien van een eenling geweest
onder de kerkelijken. Al mogen ver
scheidene beweegredenen hebben
saamgewerkt om hen tot het besluit van het
verwerpen der oorlogsbegrooting te voe
ren, het plichtsgevoel zal niet geheel
afwezig zijn geweest, en het past der
linkerzijde dit met dankbaarheid te er
kennen. Immers aan wie is grootere
dienst bewezen dan juist aan haar? Hoe
moesten de haren haken, na een schouw
spel van zooveel zwakheid, na een zóó
langdurige vergoelijking van de afschu
welijkste politieke zonden, na een
ged wonden samenleven, en een samenwer
ken als zieke acrobaten op nzelfde
koord naar het oogenblik, waarop aan
dit voor baar zelve, gelijk voor het
geheele Nederlandsch vrijzinnigendom, ver
nederend en verderflijk gedoe een eind
werd gemaakt!
En toch, er zullen zijn onder de libe
ralen", die dezen nekslag, het ministerie
toegebracht, als een catastrofe betreuren.
Het stond er voor de heeren kunsten
makers nu juist zoo mooi voor! Een
grondwetsherziening met
kiesrechthervorming al mocht zij niet slagen, wat
een buitenkansje toch!
Immers hec gaf in elk geval een mooie
stembusleus. Of Borgesius, de liberale
Salomo, deze slimmigheid alleen heeft
uitgedacht, dan wel of hij daarbij ook de
hulp van Marchant c. s. heeft genoten,
weten wij niet maar het kan niet ont
kend worden, dat dit de eenige verklaring
is, die men van de indiening eener grond
wetsherziening-, onder zoo onmogelijke
omstandigheden, als boven beschreven,
vermag te geven.
Hoe zulk een leus geformuleerd zal
worden, bij de kamerontbinding, welke
niet onwaarschijnlijk is, hebben wij af te
wachten. Het Manco-artikel" is, dunkt
ons, veeleer een leus om de kiezers weg
te jagen. Er ontbreekt alle aanschouwelijk
heid, alles wat op de verbeelding werkt,
aan; men zou' oven goed de liefde voor
een groote, stad kunnen willen wekken
door het v,jrtoonen van den plattegroad.
Zal het rtan eenvoudig het algemeen
stemrecht'1'' zijn 'f
Een genoeglijke leus voor de... libe
ralen, van wie minstens de helft toch
liever geen algemeen stemrecht ziet!
Terwijl de kerkelijken juist met hun geen
algemeen stemrecht" volstrekt niet ver
legen zijn om een pakkende tegenleus op
dit gebied. En toch de linkerzijde is zoo
kortzichtig geweest, haar
grondwetsherzieningsvoorstel, tot stemrecht en wat
daarmet'' samenhangt te beperken, niets
daarnevens stellende, wat het
niet-algemeen-stemrecht-begeerend-publiek voor
grondwetsherziening warm zou kunnen
maken!
Zoo gaan nu de negen ministers heen,
een erfenis achterlatende, die de vrienden
wel moeten aanvaarden. Maar hoe zullen
de Excellenties, eenmaal weder tot rust
en in vrijheid gekomen, zich schamen
over dit stukske van hun verleden, waar
van tot in verre tijden de geschiedschrijver,
als een waarschuwend voorbeeld, zal ge
wagen'r' u. K.
Mr. A. A. DE PINTO.
1828?1907.
Alle dooden laten een plaats leeg. Maar
deze plaats is nu zoo leeg als in geen jaren
er een in onze jiiristenwereld is leeg ge
worden. Daar is niemand die haar geheel
zou kunnen bezetten.
In de waardeering van ons, zijn
tijdgenooten, ouderen en jongeren, had rnr. de
Pinto, in toto, zijnen gelijke niet.
Dat is mijn indruk. Hij was de glorie der
ouderen, de veneratie der jongeren. Hij was
het om de veelzijdigheid van zijn weten,
over heel het gebied der rechtswetenschap,
om de ongerepte wakkerheid van zijn
werken, om de fijnheid van zijn denken,
om den gloed van zijn voelen, om de
schittering van zijn zeggen. En daar was
n plek waar hij dat alles gaf en dat alles
tegelijk: de kring der Juristenvereeniging.
Was in zijn openbaar leven wel n plek
hem liever dan deze ? Ik geloof het niet.
Hij had haar mede opgericht in 1870.
Toen was hij referendaris aan het Departe
ment van Justitie, hoofd der Afdeeling
Wetgeving", zooals zij destijds heette;
toen rustte aanvankelijk op zijn schouders
alleen, met een enkele hulpkracht later, de
zorg voor de voorbereiding der wet
geving op justitieel gebied. Gaarne her
innerde hij zich dien tijd, toen hij de be
trouwbare raadsman was van een reeks
elkaar meest snelopvolgende ministers;
andere dagen hij merkte dat wel eens
op met zijn bekenden glimlach om de lip
pen ? dan nu thans een groote staf van
hoofdambtenaren aan den uitgedijden
legislatieven arbeid bezig is.
Zoo behoorde hij, krachtens ambt en
kunde, onder de stichters eener
vereenjgingdie de juristen van hun practijk oprieptotr
wetgevend overleg, in den kring van oad
smit, Fruin, A. de Pinto, en zoovele ande
ren, die al lang gestorven zijn. Hij heette
toen de jonge de Pinto" en toonde voor
den ouderen broeder, die op de eerste
juristenvergadering het
openingswoordsprak, den deken der Haagscho orde, 'dlea,
hoofdredacteur van het Weekblad, den
schrijver der eerste Handleidingen op «Si
wetgeving van 1838, een
diepgevoeldeveneratie van fijnen vorm.
Sints kwam hij trouw bij de beraadsla
gingen op. Hij schreef praeadviezen
orerde bewijsleer in het burgerlijk proces, over
den leerplicht, over bedelarij en land
looperij.
Hij maakte herhaaldelijk deel uit V«ÏE<
het bestuur ; hij was ettelijke malen daar
is hier een verplichte afwisseling de»
voorzitter; hij werd, toen hy 70 jaar ondc
was geworden, haar eerelid, aldus geëewl
naast mr. Gerrit de Vries.
Ik kan hier niet in bijzonderheden
tei>inneren aan zijn steeds wassend gezag ia
dozen kring; hoe naar dezen nestor geluisterd
werd, als hij zijn vaststaande overtuigingen
over een of ander vraagstuk uiteen *etie.:
voor ons aandachtig luisteren; hoe bij alle
nieuw opkomende ledengeneraties telkens
weer van zelf voor hem gewekt en gewon
nen werden gevoelens van eerbied ei» ge
negenheid, als hij bij de vriendschappelijk»
maaltijden na het werk aanzat of voorzafe
en van dat samenzijn genoot met
o-nvei-anderde frischheid van jeugd, het
tafelgezang iiads heildronken uitjubelend, telkens
opnieuw, met zijn muziekale stem. De
laatste maal was hij onder ons te Haarlem,,.
in 1905; en ook toen was de 77-jarige, ia
de vergadering en aan den disch, onverzwakt.
dezelfde, de man van wijsheid en warnate.
Aan de orde was toen het wijdvertakte,
vraagstuk van het beroepsgeheim ea
ofschoon in de praeadviezen niet uitvoer^?;,
behandeld kwam in de discussie de
reelisbeschermirg van het journalistengeheïns,,,
vrij toe vallig, op den voorgrond. Die vraag
naderde het leerstuk der aansprakelijkheid
voor drukpersdelikten en raakte zoo ees&
der vruchten van de Pinto's werkzaamheid.
die hem het meest ter harte ging: &®(f
Wetboek van Strafrecht Juist over die-,
aansprakelijkheid hadden de opstellers v*»j
het Wetboek de Staatscommissie waar
van hij toen het eenig lid nog in leveis.
was een eigen stelsel opgebouwd; dat
was ook in het Wetboek gekomen, maar
in de Kamer door invoeging van een amen
dement verzwakt. Ik zie het nog, hoe Mg
daar, als eerelid, zat naast den
Voorzitt«Een hoe zijn levendige trekken al ras ver
rieden zijn vrees, dat dit stelsel ook n»
nog door sommigen niet goed zou worde»
verstaan, of niet helder zou worden belicht..
Toen vroeg hij het woord om, in verbamE
met het onderwerp van debat, nog eens aam
de ratio van dat stelsel te herinneren e*
kon hij de gelegenheid niet ongebruikt,
laten om nog eens zijn spijt uit te sprekem
over dat amendement; de invoeging
dsrartikelen 418 en 419, waardoor z.f. ojs*
een zuiver gedacht stelsel inbreuk werf
gemaakt, wat anderen zoo heel erg- niet
vonden,maarwat z.i.?met hetstelsel vloekte.'*
Aan dat Wetboek van Strafrecht was ii
zeer gehecht; hij had er heel wat gedaefc»
ten, ,heel wat studie en heel wat tijd aan
gegeven en hij kon het eigenlijk nooit goed
zetten, dat zijn medelid in de
Staatseontmissi'e Modderman, als minister, moer af
wijkingen van het oorspronkelijk ontwerje.
had aangebracht of toegelaten, dan hij s&sfc
de beginselen van dat ontwerp
vereenigbaar vond. Hoe de samenstelling van
ifatwetboek een stuk van zijn leven was ge
weest, heb ik in alle bijzonderheden kunncE
voelen, toen ik met hem zitting had in de
Commissie voor een nieuw strafwetboek:
voor de Europeanen in Nederlandsen Indiê^
en wij, met het oog op de aanpassing, bet
Nederlandsch Wetboek, artikel voor artikst,
moesten doorloopen.
Strafrecht en strafprocesrecht waren zjj0i
meest gezochte onderwerpen van studie en
werkzaamheid. Ik herinner, behalve aaa
het genoemde Wetboek, aan de door hen*
ontworpen wetsvoordracht tot afschaffing
van de doodstraf in 1869, aan zijn twee
vrerken over de Strafvordering, de bijgewerkte
tweede drukvan zij n s broedersllan dl eid ing e«
zijn twee deelen over de herziening van 188P.
De memorie van toelichting bij het ontwerp
tot afschaffing van de doodstraf geeft gebeu
terug de principieele opvattingen omtrentt
straf en strafrecht die hij altijd heeft be
waard en, in 1904, in een rede in den Hooge»
Raad, heeft herhaald: de straf opgevat a Ei
iets dat door de misdaad rechtvaardig.
was verdiend, maar nooit verder of
stres.