Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1592
Gothisehe Stijl, 15e eeuw. Het Stadhuis te Leuven.
Romeinsche Stjjl, 3e eeuw. De Porta nigra te Trier;
IDe Bou.'wrlsnJLZist
liet
De gnote belangstelling, waarin de
door het Genootschap Architectura et
Amicitia" georganiseerde reeks van lezin
gen zich mag verheugen en die reeds een
herhaling dier voordrachten heeft noodig
gemaakt, is wel een bewijs, dat het
publiek voor de bouwkunst volstrekt zóó
onverschillig niet. is als vaak wordt
beweerd.
Maar het ontbreekt nog te zeer aan
gelegenheid om op de hoogte der archi
tectuur te komen. Het bestaan van werken
over dit onderdeel der kunst is aan te
weinigen bekend en daarom was het mij
aangenaam, uitgenO)digd te worden, de
pas verschenen verkorte uitgaaf der
Geschiedenis van de Bouwstijlen in de
Hoofdtijdperken der Architectuur, door
B. Gugel", die D. Bolle te Rotterdam in
het licht zond, hier aau te kondigen.
Het werk is gevloeid uit de pen van
den nu overleden hoogleeraar voor de
bouwkunst aan de technische hoogeschool
te Delft. Zijn leerling en vroegere mede
werker J. H. W. Leliman, bouwkundig
ingenieur te Amsterdam, heeft er de
hoofdpunten uit samengevat, en die tot
een nieuw geheel De bouwstijlen en hun
ontwikkeling" verwerkt.
Het boek is versierd met een groot
aantal figuren tusschen den tekst en met
eenige afzonderlijke platen, van wier
belangrijkheid de aan dit opstel toege
voegde af beeldingen een denkbeeld geven.
Ofschoon dit boek in de eerste plaats
werd geschreven als handleiding voor hen,
die de bouwkunst wenschen te leeren,
zijn de uiteenzettingen toch zóó duidelijk,
dat ook ontwikkelde leeken ze zonder
bezwaar zullen kunnen volgen.
Eerst wordt de oud-Oostersche kunst
behandeld en herleven voor ons de bouw
werken van Chaldea, Assyrië, Perzië,
Phenicië, Judea en Egypte. De tweede
afdeeling houdt zich bezig met de bouw
werken van Grieken en Romeinen, waarop
in de derde afdeeling de bouwkunst van
het Christendom en van den Islam aan
de beurt komen.
De schoonheden der oud-Christelijke
basilieken, [der Byzantijnsche
gedenkteekenen, der Arabische bouwwerken, der
Romaansche en Gothisehe kerken worden
in het helderste licht gesteld. De vierde
afdeeling omvat de moderne bouwkunst,
beginnende met de Renaissance in haar
verschillende schakeeringen en eindigende
met de 19e eeuw, aan wier laatste twintig
jaren bizondere aandacht werd gewijd.
T
Gothische] Stijl, 13e eeuw. De Dom te Keulen.
De sprekers, door het Genootschap
Architectura et Amicitia" uitgenoodigd,
waren verplicht in het hun toegestaan
tijdsbestek van een paar uren een geheel
tijdperk te schetsen. En men moet het
talent bewonderen, waarmede zij hun taak
volbracht hebben. Toch, dat kon nu een
maal niet anders, die schetsen moesten
uit den aard der zaak vluchtig zijn, daar
aan uitwerking der groote lijnen niet kon
worden gedacht.
Vele hoorders zullen, eenmaal van de
perziken der bouwkunst geproefd heb
bend, den wensch naar meer bij zich
hebben voelen opkomen. Die wensch kan
bevredigd worden als men het boek van
Gugel en Leliman ter hand neemt. Veel,
wat door de sprekers slechts even kon
worden aangeduid, is hier nader uitge
werkt. De lezing van een werk als dit is
wel geschikt om de begrippen, die het
groote publiek omtrent de bouwkunst, de
oudste aller kunsten, heeft eu die dikwijls
geheel verkeerd zijn, te verbeteren en zoo
aan de architectuur de belangstelling te
hergeven, waarop zij ten volle aanspraak
heeft.
Wanneer er ooit weder van een her
leving der bouwkunst zal kunnen worden
gesproken, dan zal dit slechts mogelijk
zijn, indien het publiek, zelf tot oordeelen
in staat, het architectonische kaf van het
architectonische koren weet te onder
scheiden. Maar dit oordeel kan slechts
door studie verkregen worden, waartoe
het hier besproken boek een uitmuntende
gelegenheid biedt.
A. W. WEISSMAIT.
Renaissancestijl, Hie eeuw. Gevel te Parijs.
Ll| !|J ^^mmm^mimm
Barokstijl, 18e eeuw. Trap, in ^et bisschoppelijkS.Paleis te Würzburg.
Byzantijnsche Stijl, lle eeuw. San Marco te Venetië.