De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 5 januari pagina 6

5 januari 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STER DA M M EK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1593 De yredescoBftnntic en li Karüatnnr. n. De verandering van Iwan in Engeltje des Vredes. ( Wahrt Janah, Stuttgart). In den eersten jaargang van den roemruchtigen Simplicissimus kan men een korte bij drage vinden, waarin het verhaal van den Vrede, hoe deze op aarde kwam, en hoe het hem daar verging. Overal afgewezen, gehoond, ook gewond, verschijnt de engel, na vele om zwervingen, weder voor den troon van God om daar f oor eeuwig te verbleven en nimmer meer de aarde te beroeren. Hebben onze karikaturisten, die den Vrede in 't gedrang zagen van de deftig-drukke Vredesconferentie, zóó met weemoed t n sar casme hun commentaar geteekend? Neen, byna geen een. O 'er het algemeen is er een besliste neiging tot railleeren bij allen, toms overgaande in brutale persiflage, soms tot een fijne, ongeloovige bitterheid. Ik wil er echter even op wyzen, dat Braakensiek een plaat beeft gemaakt, die verwantgchap toont met het opstel in den Simpliciesimus, en, gelijk ginds, de aarde en in het bij zonder het komend Paleis van den Vrede, een ongeschikte ver blijfplaats noemt voor den Vrede, die behoort te zyn, hoog in de hemelen en boven de sterren. Het zegenen, hier en ginds, is het zelfde; alleen het senti ment, de weemoed wijl het anders zijn moet, ontbreekt in Braaken- _ , . siek's teekening en De Vreie m een legenda. Ook zijn plaat raüleert, gelijk die Ier anderen in binnen- en buitenlandeche karikatuur. is bijvoorbeeld bij Braakensiek niet meer de hemelsche, doch steeds nog welgevormde zus, die den bazuin van wereldvrede steekt. Laat haar plaats maken voor den auctor intellec tualis der vredeseonferentie ; de Czaar, met regimenlskleuren van de gardetroepen, en een sabel en trompet in de hanl. geweer aan ban delier over den schouder.Laat hem dan zweven bo'en de volkeren, de blijde boodschap bazuinende: etn vredesgezaut in travestie, wiens masque hij bedroevend slecht te spe len weet. Laat een ander teekenaar de beloftenrijke maagd worden, de anemifche jonkvrouv, in slechte doktershanden geraaït, slecht behan deld en toch den volke getoond als het ideaal, het lang verwachte, het begeerde ideaal. Zoo is een plaat van Kaaymakers. Een vignet van Jüttner toont wederom de schrale ribbenkast der hemelsche verschij ning; maar ondeugender, minder tragisch en meer wereldwijs, minder boosaardig. Daar zit de lieve vrede met benge'ende beenen, lokkenhoofd en dikken palmtak, als een lucifer in den mond van een welgedaan kanon. kanonnemind. (Lustige Platter.) Weeste, wo ick sitze? In de Pudelmütze. Weeste, wo ik wobne? In de bumskanone. De Vrede ... Onder twee zeer verscheiden gedaanten, zeer verschei len beelden van twee begrippen, komt men den Vrede tegen. Vooreerst het bekende, men kan wel zeggen, het geykte type van deu Vrede. Lang, blank gewaad; loshangende golf haren met een lichtende ster op het voorhoofd; breeden vleugelslag; en dan den onvermydeiyken palmtak. Daarnaast het tengere, bloote lijfje van het Cherubijntje, dat ook wel Amor zijn kan; met kleine vlindervleugels; een pijleakoker, bergend de wapenen voor zoeter krijg. Dit zijn de beide gedaanten, waaronder de Vrede verschijnt. Ia de fantasie van den eenen is de vrede als de harmonie van het vol-rijpe maar onberoerde vrouwenlichaam in meer dan aardsche heerlijkheid: een symbool van rust en kracht. Wonderlijk is, dat, ook bij vol ken, wier taaleigen het woord vrede manlijk denkt, de symbolische uitbeelding der figuur toch steeds vrouwelijk is gemaakt. Dit kan deels zijn, navolging van Romaanfche voor beelden ; deels ook omdat men zich de tegenstelling van Mars, den man, deukt: de vrouw; deels ook misschien kiest men de vroaweni^edaaute onwillekeurig, zooa's ook bijna alle symboliek is, toepassing van de vrouwelijke lyn. Geheel andere gedachtengang volgde de teekenaar, die het onschuldig, teergevormde lijfje van Amor of cherubyn koos tot uit beelding van hetgeen voor hèn de Vrede was. Daar is een plan van Eochille, in het alounx van l'Assiette an Beurre", waar deze kleine Amor den weg afspert met de wijd geopende kinderarmen ; hier zegt de kleine tot den grimmigen krijger op het gepantseide zware ros: Waar ik regeer, is voor den krijg geen plaats'".- Een uitbeelding due vinden wij hier, van de gedachte, die reeds in de Kerstwoorden uiting vond : waar de liefde is, kan de strijd niet zijn. Toch niet nkel dit: ik meen, dat, in tegen stelling met de hemelsche vrouwen-figuur voor den Vrede, hier het kinderflguurtje moet zeggen, dat Vrede niet enkel is, iei s van den hoogen hemel neergedaald op aarde, rein, ongrijpbaar, etherisch. Maar iets van de menschen-zelf, zooals de liefde is tusschen menschen: bestaanbaar, ieder oogenblik waarop wij hen willen aanroepen, en niet als een bode, buiten onzen wil afgezonden door hooger macht. Dat de karikatuur niet voldoende had aan de oertypen, vredesengel en vredescupido, in hun elementaire uitbeelding, spreekt wel bijna van zelf, gelet op de enorme, internationale concur rentie van teekenaars en Witz-bladen, elk voor zich er op uit den con current te overtroeven. Een leeta van varian ten is in den loop der tijden gegroeid uit de oorspronkelijke figuren; enkele van deze wil ik hier afzonderlijk aan voeren. Bly'ven wij voorloopig bij het eerste type: de Vredesengel, met rein blank en wapperend ge waad, z toals engelen te dragen schijnen in de wereldorde; vleu elenslag, palmtak, ster der hope. Aan persoon en aan attributen' knaagt de fatyre al evenzeer. Het Het is, overgezet in Berlynsch dialect, de oude spreuk si Vis pacetn, para bellum". Maar er is ook deformatie in andere rich ting. Tot groteske verschijning, waar de con ferentie den vrede als balon opblaast. Gebaar is daar van plotseling barsten: het barsten van een gedrochtelij ke bespotting van het valecblyk als echt voorgesteld vredesideaal. Een doode pop, een met stroo ge f ui l om hulsel, met de mismaakte uiterlijke vormen van den vredesengel: en dit rondgevoerd op het paradepaard der conferentie; zóó is ten slotte wel het toppunt van hoon en minach ting voor het vredessuggoraat bereikt. Jam merlijk is het, maar onvermydelijk: deze laatste deformatie zou en moest komen. En evenmin als nog geloofd wordt in het oude Gartenlaube-type van den vredesengel, ontging de kleine, teere jongensöguur, de Cupido van den eeuwigen vrede, de defor matie in de symbolische karikatuur. Bruno Paul laat hem uit den kroeg werper, waar de confereerende naties den vredesroes in met ten. Henricus heeft in den Nederlandschen Spectator" van het mollige wicht een grie zelig-mismaakt factus gescha pen, met Pierrot-achtigen grijns en reeds onmachtige vleugels. Min der triest is de Cupido op een plaats in Ulk. Hier rookt 't jonge menech zijn groote, lan ge Duiteche pijp; boven op het groote vat met kruit ge vuld. Ook hier is wantrouwen ten koste van de zaak waarom het gaat. Want, en hierop wil ik met nadruk wijzen, hier in ligt het merkwaardige van deze vre, .. , desconferentieBewapende Vrede. karikatuur: dat (LAssielte au Beurre.) ^ vo,komen ongelo iMig is; Wanneer zij voortgaan niet die dame op die manier te eten en te drinken te geven zal ze weldra uit elkaar spatten. De terugkomst van de Vredesengel. Papa, hier ben ik terug! (Lustige Blatter.j zij is derhalve uiterst onrechtvaardig, Omdat zij consequent moet zijn om geestig te kun nen zyn. Eén enkele noot ?an waardeeriig of van vertrouwen zou een karikatuurprent op de vredesbeweging stempelen tot halfalag allegorie. Zij moet bitter zijn en cynisch, en ontleent eerst daaraan haar waarde. Maar, hierin ligt toch ook een gevaar. De gulzige lach van het groote publiek mist de gulheid, wanneer het, deze karikatuur beziet. En het i-* pijnlijk, dien lach zoo te hooren scham peren. Men mout daarnaast toch onwillekeurig denken aan al 't geen, waar dit alles toch eigen lijk om gaat: aan moderne slagen met modern moorltuig gevoerd; aan lichaamlijk lijden en moreele depravatie van twee legersjon?e mannen; aan the girl I left behind" en de zorg en de toekomst, die ook thuis bleven; aan de onzinnige schattingen terwille van onzinnige doeleinden opgebracht. En ien siotte de uidcuieioo^eid, aan dit een einde te maken. Een wereld, vol ontroering, zij het dan ook n enkelen dag, te zien, wanneer de ver e mogelijkheid van een oplossing, een einde, slecUtg even als een luchtkasteel aan den horizon opduikt; die wereld dan lachend Nicolaas II als Vredesengel. (Joh. Braakensiek in de Amsterdammer.) Blijde Jnkoinste van de Vredesengel in den Haag. (Uilentpiege.l.) en schamperend te zien om haar ontgoocheling, haar eigen onmacht en naar eigen fiasco: in Baarheid dit is de pijnlijkenoot van alle, maar in 't bijzonder van de vredes-karikatuur. . . . volgt). GREVE. l'eter Pon, door J. M. BARRIE ; platen van AKTHITR RACKIIAM. Uitgave van Holkema & Warendorf, Amsterdam. Een bijzonder kostbaar kinderboek; een prachtuitgaaf zelfs, die je met omzichtigheid opneemt, behoedzaam de bladen ervan omwendt, om geen sporen van het doorbladeren achter te laten 't Is een lijvig boek van royaal formaat, 'k geloof groot octaaf, gebunden in linnen band, gedrukt op zwaar greinig papier, met mooie, mas-ieve zér leesbare letter; verder versierd met 5(1 ge kleurde platen aan den tegenkant van ieder bedrukt blad opgezet, los, op een bruinen grond. En die prentjes dan vooral doen op merken de buitengewone zorg aan deze uit gaaf besteed ; 't zijn werkelijk juweelen van reproductie-techniek ; de imitatie van hat origineel ig bewonderenswaardig. Dit weelderige kinderboek blijkt slechts bestemd voor een uitgelezen en beperkten kring er werden niet meer dan 325 exem plaren van in den handel gebracht. De in houd van dit keurige uiterlijk laat zich min der voetstoots prijzend beoordeelen. Het is (vertaald) Engelsch werk; tekst en illustratie hebben een zeer Engelsch karakter. Ik leg hier den nadruk op, omdat de humor ia dit Doek en in deze prenten er door ge kenmerkt is, De schrijver begint met een verkennings tocht door het Kensington-park te Londen, pratende tot zijn medgezel David, een kleinen jongen, wien hy de merkwaardige punten van het park aanwijst en vertelt over alles wat daar overdag leven aanbrengt; een soort samen spraak, gemonteerd met oolijke opmerkingen en nuchter-komieche vergelijkingen. Zoo wordt het verdichtsel ingeleid van Peter Pan,.. . die al beel oud is maar in wer kelijkheid blijft hij altijd denzelfden leeftijd behouden. Hij is n weet oud, en ofschoon hij al zoolang geleden geboren ie, heeft hij nog nooit een verjaardag ge/ierd. en heeft hij ook hoegenaamd geen kans er ooit een te zullen vieren." Peter Pan verkoos namelijk tot zijn primitieven staat terug te keeren toen hy een week oui was; (alle kinderen zijn eerst vogels geweest) hij vloog uit het raam van zijn moedere huis naar het Kensingtonpark, waar hy neerstreek op een ongenaakbaar eilandje, ?oor wie niet vliegen kan in een vy'ver. Een oude kraai, de wijze Salomo onder de vogelen wereld, daar, gtnas of liever be roofde hem van zijn inbeelding een vogel te wezen en beduidde hem, dat hij voortaan noch mensen, noch vogel zou zijn, maar slechts een tusschenschepsel; Het zelfvertrouwen hepa aldus ontnomen, kon Peter Pan niet mter vliegen, maar slaagde er eindelijk toch in van af het eiland ie leren nacht het Park te bereiken, door midJel van een bootje, hem door de lijsters gebouwd. Door die excursie's kwam hij in aanraking met het elfenvolkje dat daar 's nachts het terrein van het park voor zich alleen vrij heeft, en be leefde er allerlei avonturen. Uit is, in groote trekken, de inhoud van het boek. Een sprookje, of fantaseerenie voorstelling van het nachtleven in het groote Park met zijn lanen en vijvers, en ruime grasvelden en talrijke boouien; de speelplaats van kinderen die het sleuhts overdag kennen. Maar zooals zij zich dan het Park 's avonds in hun btd kunnen droomen, ca sluitingsuur ontoegan kelijk, met het verontrustende van de ver laten lanen, het griezelige van de zwarte spooksels der hoornen, het benauwende van de stilte en wat er dan in die geheimzinnige donkerte toch rondvaart en gebeuren moet, och, wel iets wonderlijks maar toch genoegelijks dat aan hun weten vreemd is, dat is de strekking van dit boek. Toch, ondanks het prikkelende onderwerp, lykt me het sprookje door inkleeding en de clamatie-toon zich kwalijk aan te passen aan den gretigen verbeeldingszin van kinderen. Het is eerder een groot-menscheuboek dan een kinderboek. Voor het laatste heeft het verdichtsel een te gekunstelde verhaaltrant, men voelt in de vertelling voortdurend de gereserveerde houding van een groot menech tegenover de naïviteit van een Kind. Het boek is niet zonder humor; er zijn gezegden in, korte opmerkingen, die treii'eud zijn als een langs den neus weggezegde gees tigheid, in het karakter echter te veel van dat droog komieke optreden,'t welk kinderen euggereeren kan tot lachen om het gebaar, maar waarvan zij den zin niet snappen. Hoe zal bijv. tot de voor humor en karikatuur kinderlijke bevatting komen de vergelijking. van een geschoren tcbaap met een dame in de schouwbui g-loge, of de diepzinniger aar digheid, dat Peter Pan evenveel vroolijker is dan een kleine jongen, als deze weer vroolijker is dan zijn vader. Hinderlijk daarbij is ook de rnoraliseerende bedoeling, die soms door de voegen der vertelling heen komt gluren. Een kinderverhaal, een kinderprent moet door volwassen menschen kunnen ge noten worden, maarzoo, dat deze hun vroeg ste leveusgewaarwordingen eruit terug vinden, het geluk van kind-zijn met stillen weemoed er door herdenken. Niet alle menschen hebben natuurlijk evenveel lust kinderverhalen te lezen of prenten te zien; daarvoo1- zijn er velen te verstandig geworden.' Maar die dit wél kun nen en er de vereischte gaven toe bezitten, vermogen hun geest weer neer te buigen in vertrouwelijkheid tot dien van het kind; zij kunnen het kind kunst brengen. Met de illustratie's is het als met den tekst. Ze zijn op het eerste gezicht, en wat den vorm betreft, van een zeer bekwame uitvoe righeid, van een keurige bewerking. Maar moet een prent bij een kina den hoofdindruk geven van iets heel fijns, een schildery'je gelijk? Aan deze precieuse platen, dit knappe en in bijkomstigheden dikwijls scherp en fijn doorgevoerd teekenen, mocnt iets ingewisseld zijn van het kunstlooze der eencents gekleurde prenten, en zelfs van sommige chocolade of tuikergoed-fisuurtjes. Zij zijn voor kmderprenten zeker veel te oneenvoudig, en van een verkeerd begrepen typeering van het grappige in de verschij ning van elfen of kabouters. Het kleine kereltje op den omslag met zijn gespierde beentjes en gymnastentiouding, heelt het (niet budoelde) karakter van een kinderacrobaat. Bij deze veraanschouwelijking van een vertelling doet de begaafdheid van den teekenaar zich te veel gelden, uiet zeilingenomenheid. a lijnen van het af beelden der figuren zijn slraf en met groote rastueiJ gezet; er is een beschaafdheid van vorinbegrip, een nauwlettende verzorging van het détail en, waar het eiscnt een fantastisch tafereel uit. het sprookje voor te stellen, een zinsbegoochelende interpretatie van de wer kelijkheid tot in het hallucitaire soms, die echter vreemd blijven aan den smaak, de opmerking en de oversp«nceu voorstelling eeuer geheimnisvolle wereld bij het kind. Dit doorwrochte werk heeft o ;ertui»end zijn kwaliteiten, maar deze zijn bovenal ral Lements ei^enschappei , en zoo ik mij kinderen moet voorstellen die eem<zins vatbaar zijn voor deze «erfijnde opdrijving van technische bekwaamhei l, van clowneske potsierlijkheid, van sierlijke iijnwending met een eemgszms prè-Rafuellistisch karakter, dan zouden liet zijn die jougeheertje* met hun snoezig lange haarlokken en wandelstokje in een geganteerde hand, of uullige jongejullertjcs, zoo die, in verhouding tot hun dan ay acutitie verfclnjuing, een van hun kinderleeitijd beden kelijk geestelijke emancipatie moeten onder gaan. W. STEEN HOFF. Jubileum Memw Joiii 7an Lier-CnyDen. AU kind reeds de trots van Vlaanderen land, is Julia Cuypers dat gebleven, en het ook geworden voor velen in Noord-Nederland. Acht jaar oud speelde zy, avond aan avond, honderden malen, in den Nederlandschen schouwburg te Brussel: De kleine Patriot en De Bruaelichc Straatzangers, beide drama's van Julius Hoste. Haar vry spel, haar tempera ment, buitengewoon voor zulk een jong kind, haar vleien! en zoet geluid, haar schoon gebaar, haar lan en nog vele andere goede eigenschappen oefenden een wondere be koring op het licht ontvlambaar Vlaamsch gemoed. Door het talent, waarmede de acht jarige Julieke" beide rollen vervulde, stroom den de bezoekers naar den mooien, nieuwen Nederlanddchen schouwburg, die voor een groot deel aan haar, het kind, het begin van het voortbestaan dankt. Toen zij later te Gent in Martelares vol teederheid een hoofdrol had gespeeld, en later eene in Gittens drama Charlotte Corday en weer later in diens Jam Shore, had zy voor goed naam gemaakt. En hoe jong was zij nog l Mst Charlotte Corday kwam zij als gast te Amsterdam, en, de nauw zestienjarige won er alle harten mee. Mevrouw Julie van Lier-Cuypers als Koningin Low.se in Multatuli's Vorstenschool". De kiemen van Julieke's" talent, aan den dag gekomen in : De kleine Patnot en De Brusxelsche Straatzangeres hebben zich prachtig en krachtig ontwikkeld. Julieke" is geworden wat zij beloofde: een eerste dramatische rol, een eerste dramatische minnares, een hel linnerol, een eerste rol in alle vakken. Niemand heeft haar talent beter begrepen dan de rijkbegaafde vurige Vlaming, Nestor de Tière Ia zij a voor haar geschreven: Rozekale, het tooneelxpel der Smeden, tronde Julia Cuypers zich in haar volle kracht. In dit drama kon zij zich laten gaan, kon het im pulsieve van haar natuur met lederen grens spotten, het vuur van haar hartstocht ge weldig laaien. In dit drama speelden ziel en lichaam mee, imponeerde zij door breed en schoon gebaar, door een zeldaame kracht van zegden, en door uitbarstingen van gloeien de overtuiging of verontwaardiging. Van toen af aan zoo niet eerder heeft zij alle groote en beroemde rollen gespeeld, de rollen van Sarah Bernhardt; Marguerite Gauthier, Fedora, Flora Tosca, Frou-frou, enz. Maar in diezelfde rollen toonden zich ook de schaduwen van hare groote eigen schappen. Het verstandelijke, het luchtige, het ijle, het scherp omlijnde gedeelte dier rollen, werden haar een kracht in zwak heid volbracht. Zwaar en geweldig, schitterend van kleur, vol zuidelijken gloed is Julia Cuypers kunst, het bij heldere, luchtigere en ijle in het duiater latend. Julia van Lier-Cuypers die Julieke" sedert vele jaren geworden is heefc het voorrecht, dat zij juist in de weinige maanden die achter haar liggen, getoond heeft niet ingeslapen te zyn op roem, maar vooruit te zijn gegaan. Als het vuur bij haar brandende is, laait het uit, kan zij het nauw bedwingen. Toch heeft zij in Medea zich weten te beheerschen, het al te dramatische overwonnen en zich in haar spel getoond streng van lijn, in haar zeggen magistraal en in haar gebaar koninklijk. Een tweede, groote overwinning op hare al te impulsieve natuur, misschien de groot ste o ;er« inning, behaalde zij in de rol van ,,Konirjgin" in Multatuli'g Vorstenschool. Daarin heeft zij het te dramatisc ie afgelegd; het verstandelijke in het oog gehouden, en het dartel en gekunsteld woordge-peel van den auteur door een zeker soort humor niet ge?chaad; zelfs heeft zij in sterke gemoedsuitingen zich weten te bedwingen. Hare vorstelijke verschijning, haar krachtig en veelzeggend gebaar, haar trotsche houding, haar schoone kleeding werden eene bekoring te meer. De natuur heeft Mevr. Julia van LierCuypers alles gegeven; zij heeft nu ook ge toond aan de natuur zei f e lessen te nemen, en hare kunst te kuuuen maken tot natuur. Is dit niet de hoogste lofspraak, en de schoonste waardeering vonr Mevr Julia v. l.ier-C'uypers,bij haar ras naderendjubileum! I. H. R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl