Historisch Archief 1877-1940
DE A M STER DA M M EK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1593
De yredescoBftnntic en li Karüatnnr.
n.
De verandering van Iwan in Engeltje des Vredes. ( Wahrt Janah, Stuttgart).
In den eersten jaargang van den
roemruchtigen Simplicissimus kan men een korte bij
drage vinden, waarin het verhaal van den
Vrede, hoe deze op aarde kwam, en hoe het
hem daar verging. Overal afgewezen, gehoond,
ook gewond, verschijnt de engel, na vele om
zwervingen, weder voor den troon van God
om daar f oor eeuwig te verbleven en nimmer
meer de aarde te beroeren.
Hebben onze karikaturisten, die den Vrede
in 't gedrang zagen van de deftig-drukke
Vredesconferentie, zóó met weemoed t n sar
casme hun commentaar geteekend?
Neen, byna geen een. O 'er het algemeen
is er een besliste neiging tot railleeren bij
allen, toms overgaande in brutale persiflage,
soms tot een fijne,
ongeloovige bitterheid.
Ik wil er echter even
op wyzen, dat
Braakensiek een plaat beeft
gemaakt, die
verwantgchap toont met het
opstel in den
Simpliciesimus, en, gelijk ginds,
de aarde en in het bij
zonder het komend
Paleis van den Vrede,
een ongeschikte ver
blijfplaats noemt voor
den Vrede, die behoort
te zyn, hoog in de
hemelen en boven de
sterren. Het zegenen,
hier en ginds, is het
zelfde; alleen het senti
ment, de weemoed wijl
het anders zijn moet,
ontbreekt in Braaken- _ , .
siek's teekening en De Vreie m een
legenda. Ook zijn plaat
raüleert, gelijk die Ier
anderen in binnen- en buitenlandeche
karikatuur.
is bijvoorbeeld bij Braakensiek niet meer de
hemelsche, doch steeds nog welgevormde zus,
die den bazuin van wereldvrede steekt. Laat
haar plaats maken voor den auctor intellec
tualis der vredeseonferentie ; de Czaar, met
regimenlskleuren van de gardetroepen, en een
sabel en trompet in de hanl. geweer aan ban
delier over den schouder.Laat hem dan zweven
bo'en de volkeren, de blijde boodschap
bazuinende: etn vredesgezaut in travestie,
wiens masque hij bedroevend slecht te spe
len weet.
Laat een ander teekenaar de beloftenrijke
maagd worden, de anemifche jonkvrouv, in
slechte doktershanden geraaït, slecht behan
deld en toch den volke getoond als het ideaal,
het lang verwachte,
het begeerde ideaal.
Zoo is een plaat van
Kaaymakers. Een
vignet van Jüttner
toont wederom de
schrale ribbenkast der
hemelsche verschij
ning; maar
ondeugender, minder tragisch
en meer wereldwijs,
minder boosaardig.
Daar zit de lieve vrede
met benge'ende
beenen, lokkenhoofd en
dikken palmtak, als een
lucifer in den mond
van een welgedaan
kanon.
kanonnemind.
(Lustige Platter.)
Weeste, wo ick sitze?
In de Pudelmütze.
Weeste, wo ik wobne?
In de bumskanone.
De Vrede ...
Onder twee zeer verscheiden gedaanten,
zeer verschei len beelden van twee begrippen,
komt men den Vrede tegen.
Vooreerst het bekende, men kan wel zeggen,
het geykte type van deu Vrede. Lang, blank
gewaad; loshangende golf haren met een
lichtende ster op het voorhoofd; breeden
vleugelslag; en dan den onvermydeiyken
palmtak.
Daarnaast het tengere, bloote lijfje van het
Cherubijntje, dat ook wel Amor zijn kan;
met kleine vlindervleugels; een pijleakoker,
bergend de wapenen voor zoeter krijg.
Dit zijn de beide gedaanten, waaronder de
Vrede verschijnt. Ia de fantasie van den eenen
is de vrede als de harmonie van het vol-rijpe
maar onberoerde vrouwenlichaam in meer
dan aardsche heerlijkheid: een symbool van
rust en kracht. Wonderlijk is, dat, ook bij vol
ken, wier taaleigen het woord vrede manlijk
denkt, de symbolische uitbeelding der figuur
toch steeds vrouwelijk is gemaakt. Dit kan
deels zijn, navolging van Romaanfche voor
beelden ; deels ook omdat men zich de
tegenstelling van Mars, den man, deukt: de
vrouw; deels ook misschien kiest men de
vroaweni^edaaute onwillekeurig, zooa's ook
bijna alle symboliek is, toepassing van de
vrouwelijke lyn.
Geheel andere gedachtengang volgde de
teekenaar, die het onschuldig, teergevormde
lijfje van Amor of cherubyn koos tot uit
beelding van hetgeen voor hèn de Vrede
was. Daar is een plan van Eochille, in het
alounx van l'Assiette an Beurre", waar deze
kleine Amor den weg afspert met de wijd
geopende kinderarmen ; hier zegt de kleine
tot den grimmigen krijger op het gepantseide
zware ros: Waar ik regeer, is voor den krijg
geen plaats'".- Een uitbeelding due vinden wij
hier, van de gedachte, die reeds in de
Kerstwoorden uiting vond : waar de liefde is, kan
de strijd niet zijn.
Toch niet nkel dit: ik meen, dat, in tegen
stelling met de hemelsche vrouwen-figuur
voor den Vrede, hier het kinderflguurtje moet
zeggen, dat Vrede niet enkel is, iei s van den
hoogen hemel neergedaald op aarde, rein,
ongrijpbaar, etherisch. Maar iets van de
menschen-zelf, zooals de liefde is tusschen
menschen: bestaanbaar, ieder oogenblik
waarop wij hen willen aanroepen, en niet
als een bode, buiten onzen wil afgezonden
door hooger macht.
Dat de karikatuur niet
voldoende had aan de
oertypen, vredesengel en
vredescupido, in hun
elementaire uitbeelding,
spreekt wel bijna van
zelf, gelet op de enorme,
internationale concur
rentie van teekenaars en
Witz-bladen, elk voor
zich er op uit den con
current te overtroeven.
Een leeta van varian
ten is in den loop der
tijden gegroeid uit de
oorspronkelijke figuren;
enkele van deze wil ik
hier afzonderlijk aan
voeren.
Bly'ven wij voorloopig
bij het eerste type: de
Vredesengel, met rein
blank en wapperend ge
waad, z toals engelen te
dragen schijnen in de
wereldorde; vleu
elenslag, palmtak, ster der
hope.
Aan persoon en aan
attributen' knaagt de
fatyre al evenzeer. Het
Het is, overgezet in
Berlynsch dialect, de oude spreuk si Vis
pacetn, para bellum".
Maar er is ook deformatie in andere rich
ting. Tot groteske verschijning, waar de con
ferentie den vrede als balon opblaast. Gebaar
is daar van plotseling barsten: het barsten
van een gedrochtelij ke bespotting van het
valecblyk als echt voorgesteld vredesideaal.
Een doode pop, een met stroo ge f ui l om
hulsel, met de mismaakte uiterlijke vormen
van den vredesengel: en dit rondgevoerd op
het paradepaard der conferentie; zóó is ten
slotte wel het toppunt van hoon en minach
ting voor het vredessuggoraat bereikt. Jam
merlijk is het, maar onvermydelijk: deze
laatste deformatie zou en moest komen.
En evenmin als nog geloofd wordt in het
oude Gartenlaube-type van den vredesengel,
ontging de kleine, teere jongensöguur, de
Cupido van den eeuwigen vrede, de defor
matie in de symbolische karikatuur. Bruno
Paul laat hem uit den kroeg werper, waar
de confereerende naties den vredesroes in met
ten. Henricus heeft in den Nederlandschen
Spectator" van het mollige wicht een grie
zelig-mismaakt
factus gescha
pen, met
Pierrot-achtigen
grijns en reeds
onmachtige
vleugels. Min
der triest is de
Cupido op een
plaats in Ulk.
Hier rookt 't
jonge menech
zijn groote, lan
ge Duiteche
pijp; boven op
het groote vat
met kruit ge
vuld. Ook hier
is wantrouwen
ten koste van
de zaak waarom
het gaat.
Want, en
hierop wil ik
met nadruk
wijzen, hier
in ligt het
merkwaardige
van deze
vre, .. ,
desconferentieBewapende Vrede. karikatuur: dat
(LAssielte au Beurre.) ^ vo,komen
ongelo iMig is;
Wanneer zij voortgaan niet die dame op die manier te
eten en te drinken te geven zal ze weldra uit elkaar
spatten.
De terugkomst van de Vredesengel.
Papa, hier ben ik terug!
(Lustige Blatter.j
zij is derhalve uiterst onrechtvaardig, Omdat
zij consequent moet zijn om geestig te kun
nen zyn. Eén enkele noot ?an waardeeriig
of van vertrouwen zou een karikatuurprent
op de vredesbeweging stempelen tot halfalag
allegorie. Zij moet bitter zijn en cynisch, en
ontleent eerst daaraan haar waarde.
Maar, hierin ligt toch ook een gevaar.
De gulzige lach van het groote publiek mist
de gulheid, wanneer het, deze karikatuur beziet.
En het i-* pijnlijk, dien lach zoo te hooren scham
peren. Men mout daarnaast toch onwillekeurig
denken aan al 't geen, waar dit alles toch eigen
lijk om gaat: aan moderne slagen met modern
moorltuig gevoerd; aan lichaamlijk lijden
en moreele depravatie van twee legersjon?e
mannen; aan the girl I left behind" en de
zorg en de toekomst, die ook thuis bleven;
aan de onzinnige schattingen terwille van
onzinnige doeleinden opgebracht.
En ien siotte de uidcuieioo^eid, aan dit
een einde te maken.
Een wereld, vol ontroering, zij het dan
ook n enkelen dag, te zien, wanneer de
ver e mogelijkheid van een oplossing, een
einde, slecUtg even als een luchtkasteel aan
den horizon opduikt; die wereld dan lachend
Nicolaas II als Vredesengel.
(Joh. Braakensiek in de Amsterdammer.)
Blijde Jnkoinste van de Vredesengel
in den Haag. (Uilentpiege.l.)
en schamperend te zien om haar ontgoocheling,
haar eigen onmacht en naar eigen fiasco: in
Baarheid dit is de pijnlijkenoot van alle, maar
in 't bijzonder van de vredes-karikatuur. . . .
volgt).
GREVE.
l'eter Pon, door J. M. BARRIE ; platen
van AKTHITR RACKIIAM. Uitgave van
Holkema & Warendorf, Amsterdam.
Een bijzonder kostbaar kinderboek; een
prachtuitgaaf zelfs, die je met omzichtigheid
opneemt, behoedzaam de bladen ervan
omwendt, om geen sporen van het doorbladeren
achter te laten 't Is een lijvig boek van
royaal formaat, 'k geloof groot octaaf,
gebunden in linnen band, gedrukt op zwaar
greinig papier, met mooie, mas-ieve zér
leesbare letter; verder versierd met 5(1 ge
kleurde platen aan den tegenkant van ieder
bedrukt blad opgezet, los, op een bruinen
grond. En die prentjes dan vooral doen op
merken de buitengewone zorg aan deze uit
gaaf besteed ; 't zijn werkelijk juweelen van
reproductie-techniek ; de imitatie van hat
origineel ig bewonderenswaardig.
Dit weelderige kinderboek blijkt slechts
bestemd voor een uitgelezen en beperkten
kring er werden niet meer dan 325 exem
plaren van in den handel gebracht. De in
houd van dit keurige uiterlijk laat zich min
der voetstoots prijzend beoordeelen. Het is
(vertaald) Engelsch werk; tekst en illustratie
hebben een zeer Engelsch karakter.
Ik leg hier den nadruk op, omdat de humor
ia dit Doek en in deze prenten er door ge
kenmerkt is,
De schrijver begint met een verkennings
tocht door het Kensington-park te Londen,
pratende tot zijn medgezel David, een kleinen
jongen, wien hy de merkwaardige punten van
het park aanwijst en vertelt over alles wat
daar overdag leven aanbrengt; een soort samen
spraak, gemonteerd met oolijke opmerkingen
en nuchter-komieche vergelijkingen.
Zoo wordt het verdichtsel ingeleid van
Peter Pan,.. . die al beel oud is maar in wer
kelijkheid blijft hij altijd denzelfden leeftijd
behouden. Hij is n weet oud, en ofschoon
hij al zoolang geleden geboren ie, heeft hij
nog nooit een verjaardag ge/ierd. en heeft
hij ook hoegenaamd geen kans er ooit een
te zullen vieren." Peter Pan verkoos namelijk
tot zijn primitieven staat terug te keeren toen
hy een week oui was; (alle kinderen zijn
eerst vogels geweest) hij vloog uit het raam
van zijn moedere huis naar het
Kensingtonpark, waar hy neerstreek op een ongenaakbaar
eilandje, ?oor wie niet vliegen kan in een
vy'ver. Een oude kraai, de wijze Salomo onder
de vogelen wereld, daar, gtnas of liever be
roofde hem van zijn inbeelding een vogel te
wezen en beduidde hem, dat hij voortaan
noch mensen, noch vogel zou zijn, maar slechts
een tusschenschepsel; Het zelfvertrouwen
hepa aldus ontnomen, kon Peter Pan niet
mter vliegen, maar slaagde er eindelijk toch
in van af het eiland ie leren nacht het Park
te bereiken, door midJel van een bootje,
hem door de lijsters gebouwd. Door die
excursie's kwam hij in aanraking met het
elfenvolkje dat daar 's nachts het terrein van
het park voor zich alleen vrij heeft, en be
leefde er allerlei avonturen. Uit is, in groote
trekken, de inhoud van het boek. Een
sprookje, of fantaseerenie voorstelling van
het nachtleven in het groote Park met zijn
lanen en vijvers, en ruime grasvelden en
talrijke boouien; de speelplaats van kinderen
die het sleuhts overdag kennen. Maar zooals
zij zich dan het Park 's avonds in hun btd
kunnen droomen, ca sluitingsuur ontoegan
kelijk, met het verontrustende van de ver
laten lanen, het griezelige van de zwarte
spooksels der hoornen, het benauwende van
de stilte en wat er dan in die geheimzinnige
donkerte toch rondvaart en gebeuren moet,
och, wel iets wonderlijks maar toch
genoegelijks dat aan hun weten vreemd is,
dat is de strekking van dit boek.
Toch, ondanks het prikkelende onderwerp,
lykt me het sprookje door inkleeding en de
clamatie-toon zich kwalijk aan te passen aan
den gretigen verbeeldingszin van kinderen.
Het is eerder een groot-menscheuboek dan
een kinderboek. Voor het laatste heeft het
verdichtsel een te gekunstelde verhaaltrant,
men voelt in de vertelling voortdurend de
gereserveerde houding van een groot menech
tegenover de naïviteit van een Kind.
Het boek is niet zonder humor; er zijn
gezegden in, korte opmerkingen, die treii'eud
zijn als een langs den neus weggezegde gees
tigheid, in het karakter echter te veel van
dat droog komieke optreden,'t welk kinderen
euggereeren kan tot lachen om het gebaar,
maar waarvan zij den zin niet snappen. Hoe
zal bijv. tot de voor humor en karikatuur
kinderlijke bevatting komen de vergelijking.
van een geschoren tcbaap met een dame in
de schouwbui g-loge, of de diepzinniger aar
digheid, dat Peter Pan evenveel vroolijker
is dan een kleine jongen, als deze weer
vroolijker is dan zijn vader. Hinderlijk daarbij
is ook de rnoraliseerende bedoeling, die soms
door de voegen der vertelling heen komt
gluren. Een kinderverhaal, een kinderprent
moet door volwassen menschen kunnen ge
noten worden, maarzoo, dat deze hun vroeg
ste leveusgewaarwordingen eruit terug
vinden, het geluk van kind-zijn met stillen
weemoed er door herdenken.
Niet alle menschen hebben natuurlijk
evenveel lust kinderverhalen te lezen of
prenten te zien; daarvoo1- zijn er velen te
verstandig geworden.' Maar die dit wél kun
nen en er de vereischte gaven toe bezitten,
vermogen hun geest weer neer te buigen in
vertrouwelijkheid tot dien van het kind; zij
kunnen het kind kunst brengen.
Met de illustratie's is het als met den tekst.
Ze zijn op het eerste gezicht, en wat den
vorm betreft, van een zeer bekwame uitvoe
righeid, van een keurige bewerking. Maar
moet een prent bij een kina den
hoofdindruk geven van iets heel fijns, een
schildery'je gelijk? Aan deze precieuse platen,
dit knappe en in bijkomstigheden dikwijls
scherp en fijn doorgevoerd teekenen, mocnt
iets ingewisseld zijn van het kunstlooze
der eencents gekleurde prenten, en zelfs van
sommige chocolade of tuikergoed-fisuurtjes.
Zij zijn voor kmderprenten zeker veel te
oneenvoudig, en van een verkeerd begrepen
typeering van het grappige in de verschij
ning van elfen of kabouters. Het kleine
kereltje op den omslag met zijn gespierde
beentjes en gymnastentiouding, heelt het
(niet budoelde) karakter van een
kinderacrobaat.
Bij deze veraanschouwelijking van een
vertelling doet de begaafdheid van den
teekenaar zich te veel gelden, uiet
zeilingenomenheid. a lijnen van het af beelden der
figuren zijn slraf en met groote rastueiJ
gezet; er is een beschaafdheid van
vorinbegrip, een nauwlettende verzorging van het
détail en, waar het eiscnt een fantastisch
tafereel uit. het sprookje voor te stellen, een
zinsbegoochelende interpretatie van de wer
kelijkheid tot in het hallucitaire soms, die
echter vreemd blijven aan den smaak, de
opmerking en de oversp«nceu voorstelling
eeuer geheimnisvolle wereld bij het kind.
Dit doorwrochte werk heeft o ;ertui»end zijn
kwaliteiten, maar deze zijn bovenal ral
Lements ei^enschappei , en zoo ik mij kinderen
moet voorstellen die eem<zins vatbaar zijn
voor deze «erfijnde opdrijving van technische
bekwaamhei l, van clowneske potsierlijkheid,
van sierlijke iijnwending met een eemgszms
prè-Rafuellistisch karakter, dan zouden liet
zijn die jougeheertje* met hun snoezig lange
haarlokken en wandelstokje in een
geganteerde hand, of uullige jongejullertjcs, zoo die,
in verhouding tot hun dan ay acutitie
verfclnjuing, een van hun kinderleeitijd beden
kelijk geestelijke emancipatie moeten onder
gaan. W. STEEN HOFF.
Jubileum Memw Joiii 7an Lier-CnyDen.
AU kind reeds de trots van Vlaanderen
land, is Julia Cuypers dat gebleven, en het
ook geworden voor velen in Noord-Nederland.
Acht jaar oud speelde zy, avond aan avond,
honderden malen, in den Nederlandschen
schouwburg te Brussel: De kleine Patriot en De
Bruaelichc Straatzangers, beide drama's van
Julius Hoste. Haar vry spel, haar tempera
ment, buitengewoon voor zulk een jong kind,
haar vleien! en zoet geluid, haar schoon
gebaar, haar lan en nog vele andere goede
eigenschappen oefenden een wondere be
koring op het licht ontvlambaar Vlaamsch
gemoed. Door het talent, waarmede de acht
jarige Julieke" beide rollen vervulde, stroom
den de bezoekers naar den mooien, nieuwen
Nederlanddchen schouwburg, die voor een
groot deel aan haar, het kind, het begin
van het voortbestaan dankt. Toen zij later
te Gent in Martelares vol teederheid een
hoofdrol had gespeeld, en later eene in
Gittens drama Charlotte Corday en weer later
in diens Jam Shore, had zy voor goed naam
gemaakt. En hoe jong was zij nog l
Mst Charlotte Corday kwam zij als gast te
Amsterdam, en, de nauw zestienjarige won
er alle harten mee.
Mevrouw Julie van Lier-Cuypers als Koningin
Low.se in Multatuli's Vorstenschool".
De kiemen van Julieke's" talent, aan den
dag gekomen in : De kleine Patnot en De
Brusxelsche Straatzangeres hebben zich prachtig en
krachtig ontwikkeld. Julieke" is geworden
wat zij beloofde: een eerste dramatische
rol, een eerste dramatische minnares, een
hel linnerol, een eerste rol in alle vakken.
Niemand heeft haar talent beter begrepen
dan de rijkbegaafde vurige Vlaming, Nestor
de Tière Ia zij a voor haar geschreven:
Rozekale, het tooneelxpel der Smeden, tronde Julia
Cuypers zich in haar volle kracht. In dit
drama kon zij zich laten gaan, kon het im
pulsieve van haar natuur met lederen grens
spotten, het vuur van haar hartstocht ge
weldig laaien. In dit drama speelden ziel en
lichaam mee, imponeerde zij door breed en
schoon gebaar, door een zeldaame kracht
van zegden, en door uitbarstingen van gloeien
de overtuiging of verontwaardiging.
Van toen af aan zoo niet eerder heeft
zij alle groote en beroemde rollen gespeeld,
de rollen van Sarah Bernhardt; Marguerite
Gauthier, Fedora, Flora Tosca, Frou-frou,
enz. Maar in diezelfde rollen toonden zich
ook de schaduwen van hare groote eigen
schappen. Het verstandelijke, het luchtige,
het ijle, het scherp omlijnde gedeelte dier
rollen, werden haar een kracht in zwak
heid volbracht.
Zwaar en geweldig, schitterend van kleur,
vol zuidelijken gloed is Julia Cuypers kunst,
het bij heldere, luchtigere en ijle in het
duiater latend.
Julia van Lier-Cuypers die Julieke"
sedert vele jaren geworden is heefc het
voorrecht, dat zij juist in de weinige maanden
die achter haar liggen, getoond heeft niet
ingeslapen te zyn op roem, maar vooruit te
zijn gegaan. Als het vuur bij haar brandende
is, laait het uit, kan zij het nauw bedwingen.
Toch heeft zij in Medea zich weten te
beheerschen, het al te dramatische overwonnen
en zich in haar spel getoond streng van lijn,
in haar zeggen magistraal en in haar gebaar
koninklijk.
Een tweede, groote overwinning op hare
al te impulsieve natuur, misschien de groot
ste o ;er« inning, behaalde zij in de rol van
,,Konirjgin" in Multatuli'g Vorstenschool.
Daarin heeft zij het te dramatisc ie afgelegd;
het verstandelijke in het oog gehouden,
en het dartel en gekunsteld woordge-peel
van den auteur door een zeker soort humor
niet ge?chaad; zelfs heeft zij in sterke
gemoedsuitingen zich weten te bedwingen.
Hare vorstelijke verschijning, haar krachtig
en veelzeggend gebaar, haar trotsche houding,
haar schoone kleeding werden eene bekoring
te meer.
De natuur heeft Mevr. Julia van
LierCuypers alles gegeven; zij heeft nu ook ge
toond aan de natuur zei f e lessen te nemen,
en hare kunst te kuuuen maken tot natuur.
Is dit niet de hoogste lofspraak, en de
schoonste waardeering vonr Mevr Julia v.
l.ier-C'uypers,bij haar ras naderendjubileum!
I. H. R.