Historisch Archief 1877-1940
1094
WEEK
Dit nnmm«r bevat een .bijvoegsel.
DE AMSTERDAMMER
VOOK NEDEELAND
On.aerreaa.cti© -vacn. IMJr.
. 3P. I*.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WAEENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden t 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor UMUS per jaar, büvooruitbetaling « » mail B 10.
Afaondwljjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/»
Zondag 12 Januari
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer , f 0.25
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitacaland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfeunig.
I3HOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Een
brief, die veel sympathie wekt. Een bede
om eerherstel, door d. K. Bureaucratie,
door X. Gemeentebelangen, door L.
Simons. FEUILLETON: Uit het leven
der varensgezellen, door W. M. Lugten,
(oud-varensgezel). KUNST EN LETTE
REN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averiamp. De school der toekomst en
wat baar in den weg staaf, door Ida
Heijernuuit1. Tentoonstelling Larensche Kunst
handel, door W. Steenhoff. VOOR DAMES:
De Internationa'.e Vrouwenraad.door Jobanna
W. A. Naber. ALLERLEI, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Het
8taet, een Gasteel, Ned. Liederen in den
volkstoon, gedicht door Pol de Mont, muziek
Tan L. Adr. von Tetterode. -- Oude en
nieuwe poorten aan het Bagijnhof te
Amaterdam, met af b., door J. H, R. Ten
toonstelling Van der Valk bij Van Gogh, met
af b., door W. Steenhoff. 8ste groep Pulchri
Studio, door Plasschaert. Antony Winkler
Frina t, met portret, door J. H. R.
FINEN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex.
J. Hendrix en V. d. S. Brieven van Oom
Jodocns, VII. INGEZONDEN.
DAMBUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTEATIEN.
Een brief, die veel
sympathie wekt.
Men weet, door den titel al, wat wij
bedoelen. Nadere omschrijving is niet
noodig. De brief, die veel sympathie
wekt," is die brief, die in elke krant
staat afgedrukt, in geen enkele krant
wordt besproken, en die toch duizenden
in den lande naar het hart is geweest.
Het schenkt een onschuldig vermaak
hier en daar, aan dezen en gene, aan
de ouderen vooral, op den man af de
vraag te stellen: Die brief van Van
Houten hebt u zeker met veel pleizier
gelezen, is het niet ?
Er volgt dan een verlegen lach, en
bijna rast de ingehouden, maar harte
lijke, wij zeiden bijna:
ingehoudenhartstochtelijke erkenning: ja!... dat
is een merkwaardige brief!
Merkwaardig".... Deze bewonderaars
durven het niet zoggen, maar zij be
doelen : naar mijn hart" !
Naar hun hart... zeker! Naar hun
hart, omdat die bezadigde menschen er
fenoeg van hebben gekregen te worden
een en weer geschud in den brouw
ketel der politieke partijen, omdat ze er
zat van zijn zich politiek-plichtmatig op te
winden voor allerlei ideale dingen, waar ze
niets voor voelen, met het enkele doel van
een negatieve winst rood te moeten
zijn met de vrijzinnig-democraten om de
socialisten om hals te brengen,
rozehervormerig met Borgesius om K u y per te
weren, yan blanco-kiesrecht te moeten pra
ten om den aanwas der christelijke jonge
lingen niet te bevorderen die vrucht
bare konijnen in den hof van Dr. Abraham
Kuy per. Zij zijn, instinctief, gaan begrijpen
hoe men hen allerlei fratsen liet vertoonen,
allerlei lieve gezichten" deed trekken,
hoe zij met vuur hebben zitten spelen,
nota bene om het vuur te weren, dat ze
nu eindelijk diep in hun hart de lang
vergeten snaar voelen trillen, hun intieme
gevoelsnaar, nu Van Houten hun,
duidelijkweg, zonder verkiezingsleuze, maar
kleurig en brutaal, het meest naakte
conservatisme predikt. Want diep in hun
hart dat blijkt zoo af en toe
ia het meerendeel onzer geachte mede
burgers heel gewoon conservatief.
Het is zeker een merkwaardige"
brief. De man, die zóó precies de ge
voelige plekjes kent yan het genus ge
zeten burger", en die niet schroomt te
werken met zoo grove effecten, wat zijn
betoog betreft, en met een naakte, steen
harde ongevoeligheid, wat den inhoud
van dat betoog betreft, kennt seine
Pappenheimer, is, anders gezegd, een
staatsman.
Hoor hem. Hij wil de hervormingen
van de laatste jaren te lijf. Hij zal 't
straks ronduit zeggen, dat hij van al
zulke hervormingen niets hoegenaamd
moet hebben. Dat cynisme bevalt! Maar
eerst... voorzichtig en langzaam aan!
Eerst tegen den vorm geopponeerd, tegen
de techniek" van die wetten! Alles
zucht," begint hij, onder de gevolgen
van de bemoeizieke, plagerige onnoodige
lasten opleggende wetten van den
laatsten tijd, als woningwet, leerplichtwet,
drankwet en onder de slechte techniek
van militiewet en ongevallenwet."
Och waren ze maar niet zoo plage
rig", die wetten! Zoo bemoeiziek"!
Met dat woord bemoeiziek" bestrijden
alle conservatieve elementen in Frank
rijk op het oogenblik de voorstellen tot
invoering eener inkomstenbelasting! 't
Is niet een verhooging van belasting,
die de welgestelden vreezen o, neen!
't is de techniek", de bemoeizucht"
van die wetten. Dit is dus een wapen
uit het klassieke land der bourgeoisie
satwfaite. Het is altijd gebleken een
goed wapen te zijn.
Maar Mr. van Houten gaat verder.
Hoe krijgen wij," roept hij uit, ...een
regeering, die begrijpt, dat men de
ondernemersklasse niet belasten en
kwellen kan, zonder de geheele
volksbedrijvigheid in eea toestand van malaise
te brengen, die ton slotte natuurlijk op
de arbeidende klasse, als de zwakste,
het zwaarst zal drukken, in den vorm
van loonsverlaging, of, als de arbeiders
deze door hun organisatie en bedreiging
met staking tijdelijk weten af te wenden,
in den vorm van werkverminderinjr,
d.i. toenemende werkloosheid K' Hier
plengt het conservatisme een traan.
En dit is meteen een meesterstukje, als
valsch argument, van 't geen een staats
man durft tegenover zijn publiek!
Mr. van Houten moet wel goed door
drongen zijn van het feit aan zijne
bestudeering der godsdiensten dankt hij
die vaste overtuiging zeker , dat wie
gaarne iets gelooft H He argumenten voor
Hef neemt! Ziekte- en
ouderdomsverzekering" zouden, als regel, malaise,
lager loon of werkloosheid te voorschijn
roepen! Belemmer den ondernemer in
niets, en de natie bloeit! Mooie regel!
Men heeft het gezien in den bloeitijd
van de Manchester school! En men ziet
de industrie ten ondergaan nietwaar ?
in Duitschland met zijn uitgebreide
arbeidswetgeving!
Maar 't is toch wel aardig gezegd!
Ieder, die conservatief is in zijn hart,
leest over die kleinigheden heen, en is,
waar het op aan komt, gesticht door de
strekking van deze ondernemers"-preek.
Hoe krijgen wij eene Regeering,"
lezen wij verder, ..., die de
schaduwzijden van ons volksleven tracht te
verbeteren door bevordering van vrije
krachtsontwikkeling en bedrijvigheid, in
stede van deze door onnoodige
staatsbemoeiing en plagerijen te kort wieken?
Die de hulpbehoevenden steunt door
welgeordende armenzorg, maar zich noch
gerechtigd noch geroepen acht, de
ondernemersklasse wettelijk cijnsbaar te
maken aan hun loontrekkenden F" ...
Heeft men (joed yelezen? Grijnst u
hieruit niet het gelaat van 't conser
vatisme op zijn onoogelijkst toe? Ar nu
'itzorg voor wie met kommer en zwoegen
den krachteloozen ouderdom bereikt heeft,
bedeeling voor wie door invaliditeit wordt
geslagen! De vernedering van de toege
stopte aalmoes als eenige uiting van
menschelijke solidariteit!
Is het niet droevig het te moeten
constateeren, dat deze brief o, on
weerspreekbaar! in zoovele harten
weerklank vindt ?
Zeker, hier draagt toe bij de charge,
die erin voorkomt, tegen de twee veel
belovende grand-electeurs'' ? Borgesius
en Kuyper, de twee St. Nicolaas-figu
ren", die met manden vol kwistige be
loften voor het kiezersvolk treden en hun
nul-geworden collega-volksvertegenwoor
digers als een van hen afhankelijke garde
drillen.
Dat de concentratie van bedrijven"
ook haar invloed merkbaar was gaan
oefenen in onze Staten Generaal, men wist
het op een vage manier... De rake typee
ring, door Mr. van Houten, van den
tegenwoprdigen toestand gegeven, maakte het
inzicht plotseling helder, moest inslaan.
De brief is ook hierom met sympathie
gelezen, maar zouden er velen zijn, die
een oogenblik denken, dat hij er den
gang mee tegen houdt van alle parle
mentaire historie naar de overal zicht
bare verpolitiseering van de wetgevende
macht en centraliseering der politieke
belangen ?
De goede oude tijd van het knus
samen vergaderen komt toch nooit terug.
Een bede om eerherstel.
"Wij denken er niet aan den strijd, over
de houding der katholieken ten opzichte
van Kuyper, als politieke leider der
gecoaliseerden, met het Centrum voort te
zetten; wij meenen ons voor ieder die
lezen kan en wil voldoende duidelijk te
hebben uitgedrukt. Maar in het artikel Op
een bedenkelijken weg" van onzen tegen
stander komen een paar verzekeringen
voor, die wij niet zonder weerspraak mogen
laten.
1°. meent het Centrum te mogen be
weren, dat uit ons schrijven blijkt, hoe
fel-fijandifj de gevoelens zijn, welke (ons)
tegen Dr. Knijper bezielen".
Het zij ons veroorloofd tegen deze ver
klaring verzet aan te teekenen. Het ligt
in onzen aard fel-vijandig te zijn tegen,
wat wij onwaarheid, oneerlijkheid,
nadeelig voor de zedelijke ontwikkeling van
maatschappij en staat achten; in zoo ver
kennen wij ons zelf als geneigd tot haat
en strijd, maar ooit tot iemand, wien dan
ook, gestaan te hebben, bezield met ge
voelens van felle vijandschap, wij ont
kennen het ten sterkste.
Hoe zeer moet men niet misdeeld
zijn van elk vermogen om het
tragischkomische in zijn medemensen waar te
nemen, zal men het tot zulk een felheid
van gevoelens tegen den een of anderen
goddelijken stumper" brengen? En dan
con goddelijke stumper" als Kuyper, die
door zoo velerlei omstandigheden er toe
geleid werd, aan het tragisch-komische
van mcnsch zijn in zijn persoon zulk
een hooge mate te verkenen! Felle
vijandschap tegen Kuyper... Kom! Had
het aan ons gelegen, met hoeveel ge
noegen zouden wij hem, wetende hoe
hij aan dergelijke onderscheidingen
hecht, hem op zijn zeventigsten jaardag
de grootst mogelijke soort van een Leeuw
hebben geschonken; en ook nu, na
alles wat wij op zijn gedragingen had
den en hebben aan te merken, wij zouden
ons zeker nog in staat gevoelen hem
van ganscher harte ergens een stil
plekske te gunnen, waar hij bekomen
mocht van het gejaagd, hartstochtelijk
leven, waartoe de politiek, in vollen
luister van ijdelheid gekroond, zijn geest
en ziel ranselend, hem zonder verpozen
heeft gezweept.
Dit, tot wegruiming van een misver
stand, waarvan het ('entrutn dupe is.
Het tweede voor de lezers van het
Kath. blad, en ook voor ons van meer ge
wicht is deze mededeeling aangaande
ons artikel: De Amsterdammer drukt van
dit stukje (de toelichting op het gebed)
uit het antirevolutionnaire orgaan over,
maar noemt WXONDKIJ >II-:KK eene proeve
fan een ci'omc leugen om bestwil.'''
In dit door ons onderstreepte, zijn de
woorden ZONDER MEER volstrekt onwaar.
Wij gaven een betoog, waarvan het
Centrum- geen enkel woord vermeldt, een
betoog rakende in deze het hart van de
quaestie. Moet men nu zoo iets bij het
Centrum beleven ?!
Dat deel van ons artikel herhalen wij
hier nog eenmaal. De zaak, waarover het
handelt, is zoowel voor katholieke als
orthodox-protestantsche lezers van het
hoogste gewicht, en zij is dat niet alleen,
maar zij Uijft dat, hoc men haar ook
zou willen doodzwijgen.
Het Staitdaard-entretiletje luidde:
In meer dan n blad is het voorgesteld,
als ware door ons bedoeld en verklaard, dat
de inwerking van een onheilige macht die
poogt te verdeelen, uitsluitend te onderstellen
was bij een of meer personen, die oppositie
hadden gevoerd.
Wie ook maar iets verstaat van deze on
heilige inwerking, ken ons zoo iets niet toe
dichten.
Ten overvloede echter hadden we in ons
artikel zelf tegen zoo ongerijmde opvatting
nadrukkelijk vooraf geprotesteerd door deze
woorden: Die inwerking kan op allerlei
manier, kan op veler hart tegelijk toefaan.
Niemand heeft 't recht ten deze te oordeelen en
te zeggen: Op u werkt het en op mij niet. Maar
allen hebben zich saüm te verootmoedigen."
Blijkbaar is over deze woorden
heengelezen.
Wie ze leest, ziet terstond in, dat wat men
ons toedichte, niet door ons gezegd ie.
We voegen er bij, dat aan zooaverechtsche
opvatting van de gevaarlyke inwerking,
waarop we wezen, door ons niet is gedacht."
E a onze toelichting was als volgt:
Hierbij teekenen wij aan, dat volgens het
bovengeschrevene, derhalve ook de Nederlan
der niet iets verstaat van deze onheilige
(Satans) inwerking", en dus ook niets be
grepen heeft van Kuyper's gebed. Men leze
slechts deze zinsnede uit het Rotterdamsch
orgaan: Ook in 1894 werd de oppositie toege
schreven aan tcheurmakerij en demonische in
vloeden en werd zij persoonlijk verdacht gemaakt,.'
En Fabiui zelf schreef inde Botterdammer,
naar aanleiding van dat gebed: Een groep
meent zekeren weg te moeten inslaan, die
aan anderen voorkomt een doolpad te z\jn.
Dezen wijzen daaro, waarna het hoofd der
groep hun toevoegt: dat dit demonlgch is, wigl
eenheid ver brekend. Wat dunkt u daarvan?"
Maar aan iets persoonlijks is bij het waar
schuwen tegen de demonische inwerking
niet gedacht.
ZQ.O?
En wat was de zaak? Kayper wilde, men
wist het reeds lang, er in de
deputatenvergadering zijn huismanskiesrecht met het
capaciteiten-stelsel doorhalen, en de Benige,
die met kracht de belegging der
deputatenvergadering, om dit z. i. zeer afkeurenswaar
dig doel te bereiken, principieel bestreden
had, was prof. Fabins. Slechts tien minuten
sprekens orer de* quaejtie van partij politiek
werd toegestaan, en .Fabius had, na zijn ver
klaring voorgelezen te hebben, die vergade
ring verlaten. Zal er nu nog iemand zijn,
die kan aannemen, dat Kuyper bij zijn bid
den om de demonische machten te weerstaan,
niet aan Fabius zou hebben gedacht?
Voor wat soort van mensch zou men dan
dezen eminenten" leider hebben te houden ?
Want het is volstrekt niet dévraag of hij
uitsluitend op Fabius heeft gedoeld. Hij zal
ook aan diens volgelingen en geestverwanten,
aan Fabius' mogeJijken invloed hebben ge
dacht. Natuurlijk, maar de demon, bij wiens
kudde hij Fabius c.s. indeelde, bleef daar niet
minder de demon om. Zoo noemden dan ook
Fabius' vrienden dit gebed iets vreeselijks".
Meer zullen wij van deze uitvlucht" maar
niet zeggen. Zij maakt geen anderen indruk,
dan de verzekering van den brandstichter
op aeeter daad betrapt: aan een zoo
averechtsche uitwerking van het vuur is door mij
niet gedacht! l"
Is dit nu een beschuldigen van
Kuyper zonder mar?
Waarom moesten wij voor de lezers
van het Centrum aldus belasterd worden ?
Want hoe zal men anders dan laster
noemen het geven van zulk een onware
voorstelling onzer handeling, die wel
degijlijk onze eer, onze eerlijkheid en dus
ons karakter raakt?
Is dit bij vergissing geschied?
Maar moest niet juist het Centrum er
prijs op stellen, handelende over de
moraliteit van een politieken leider,
ook der katholieken, volkomen objectief
het vóór en het tegen te geven ?
Het gaat dan toch om het groote be
ginsel der zedelijkheid?
Hoe dit zij: icij rrageit eer-herstel,
Geve het Centrum zijn lezers ten minste
het door de Standaard en door ons ge
schrevene over Kuypers gebed, opdat
zij met kennis van zaken over onze
houding zullen kunnen oordeelen, die
hun nu is afgeteekend, als eene van
iemand, die beschuldigt zonder meer.
Late het Centrum dus zijn lezers de keus
tusschen onze voorstelling en de zijne;
dit mag men van een eerlijk blad vor
deren. De vrijheid zijn lezers onpartijdig
in to lichten, zal toch ook aan katholieke
bladen wel zijn gelaten, en indien deze
vrijheid besta'at. welk journalist zal het
onpartijdig inlichten dan niet een eerste
plicht achten van zijn beroep ? In elk geval
wij meenen recht te hebben op een juister
voorstelling bij de roomsche lezers, dan
die vervat is in de twee door ons hier
genoemde zinnetjes: die schrijver van de
Amsterdammer is een felle vijand van
Kuyper, die dezen van een slechte daad
beschuldigt... zonder meer. Gebeurde ons
zoo iets in de Maasbode... nu ja!
Intusschen geven wij hier gaarne de
verklaring van het Centrum plaats.
Wy eischen niet minder nadrukkelijk,
dan de heer d. K., dat ook in de staat
kunde het moreele voorop sta; wij ver
werpen even beslist als hij elk gebed,
dat geen ander doel zou hebben, dan een
politieken of persoonlijken tegenstander ten
onder te brengen, op een wijze als hier aan
dr Kuyper wordt toegeschreven; en wij
behoeven dan ook niet meer te zeggen, dat
op de vraag, ons gesteld, slechts een ontken
nend antwoord mogelijk is. Maar de heer
d. K. moest in zgn ijver voor moreele politiek
nu niet zoover gaan van in een principieelen
tegenstander slechts een leugenaar en
meineedige te willen zien. Er is te dien opzichte
werkelijk reeds al te veel misdreven tegen
dr. Kuyper. Een agressieve persoonlijkheid
als hij staat bloot aan velerlei beschuldiging
en aanval. De meeste politici van beteekenis
deelden in dit lot. Ook Groen van
Prinsterer, die men thans dikwyls tegenover dr.
Kuyper stelt. Maar iemand te vonnissen,
niet op hetgeen hij heeft gezegd, maar op
hetgeen men veronderstelt dat hij bedoeld
heeft, en dan nog wel tegen zijn eigen ver
klaring in, ig een strijdmanier, welke als
ongeoorloofd moet worden gewraakt. Wat
in 's menschen binnenste omgaat, welke de
drijfveeren zijn van zyn doen en laten, is
aan God alleen bekend. Ons past het niet
daarover te richten.
Het zal echter wel nauwelijks noodig
zijn hieraan toe te voegen, dat Kuyper
door eigen geloofxgenooten, en door
ons, gevonnisd is, juist op hetgeen hij
gezeijd heeft, waaraan met den besten
wil door hen en ons geen andere dan
de geincrimineerde bedoeling kan worden
toegeschreven. En dat men iemand, van
de schandelijkste onwaarheid verdacht,
nog niet op zijn woord van ontkenning
behoeft te gelooven, ziedaar iets wat de
praktijk voldoende geleerd heeft. Afgezien
van Gods eindjudicum blijft een nauw
keurig wikken en wegen van het vóór
en tegen een gebiedende plicht. Wat
zou er anders van de samenleving worden ?
DE K.
Bureaucratie.
In een der 2de klasse coupes van een
avondsneltrein, die op een der Kerstdagen
over de Veluwe snelde, liep het gesprek
al spoedig over het groote getal reizigers
in deze dagen door het spoor vervoerd.
De woorden vacantie" en verlof" brachten
het ambtenaarsleven op het tapijt, en door
een mijner medereizigers werd het discours
geleid naar de ambtenaren van Post- en
Telegrafie. Met verbazing heb ik ten op
zichte van den dienst of dienstvoorwaarden
dezer ambtenaren feiten hooren aanhalen..
waarvan ik het bestaan niet mogelijk had
geacht. In de hoop, dat de hooger geplaatste
autoriteiten, in 't al Jetneen zij, die in zulke
toestanden verbetering kunnen aanbrengen,
dit zullen lezen, vermeld ik slechts zeer
in 't kort welke misstanden ik bedoel. Ik
spreek hier alleen van bovengenoemde
categorie van ambtenaren.
1. Wanneer bevolen wordt een collega
op een andere plaats voor korter of langer
tijd te vervangen moet de aangewezen
ambtenaar niet alleen uit eigen zak de te
maken reis- en verblijfkosten voorschieten,
maar er gaan weken, soms maanden mee
heen, voor die gemaakte kosten door het
Kijk worden terugbetaald. Wel kan de
betrokken ambtenaar op deze terugbetaling
voorschot krijgen (na den gepresteerden
dienst altijd) doch het ligt voor de hand
dat eergevoel hem dit in den regel verbiedt.
Wanneer het bedrag een betrekkelijk hooge
som is, moet de ambtenaar die maar zien
te krijgen van familie, vrienden, of hoe
dan ook. Dat daardoor zijn budget ge
steld hij heeft een huishouding in de
war raakt, is duidelyk. Waarom kan niet na
den gepresteerden dienst de declaratie in
gezonden en het bedrag onmiddellijk door
het Kijk worden betaald?
2. Wanneer het bedrag meer is dan
f 10 moet de declaratie gezegeld zijn en bij
de uitbetaling worden leges geheven, beide
a 22K cent, dus voor een uitbetaling boven
f l O de som van 45 cent. De ambtenaar, die
geen halve cent meer mag vragen dan de
werkelijk gemaakte onkosten en die juist
bekend kunnen zijn moet telkens deze
45 cent uit eigen zak betalen. Hij lijdt dus
telkens schade of liever ontvangt voor de
vervanging zooveel minder dan de bestaande
bepalingen duidelijk voorschrijven. Dat is
in een woord schande ; men bedenke hierbij
wel, dat het juist de laagst bezoldigde amb
tenaren zijn, die elk oogenblik voor plaats
vervanging worden aangewezen.
3. Wanneer b.v. een ambtenaar te Am
sterdam, wonende in het noordelijk deel
der stad, een collega te Xieuwersluis moet
vervangen, dan mag hij niet in den trein
gaan aan het C. S. tenzij op eigen kosten,
want hij mag slechts vanaf het Wp. S.
declareeren! Of hij moet dwars door A.
loopen, of tram- of treinkosten tot aan het
Wp.S. voor eigen rekening nemen, 't Is be
lachelijk en ergerlijk tevens!
4. Moet die ambtenaar b.v. Woensdag
8 Januari 's morgens 11 uur te
Nieuwersluis zijn, dan vertrekt hij stel 11 uur
8 min. Maar als hij op de declaratie noteert:
vertrokken 11 uur 10 min. dan komt de
declaratie terug, want: er vertrekt geen
trein van het W.S. om 11 uur.10 min.!!
Dat nu is een correctheid waar men den
hoed voor afnemen moet, maar ook kan men
met het volste recht beweren, dat deze cor
rectheid aan de kostenberekening weinig
afdoet en die heile geschiedenis lijkt op
droevige bureaucrrtie!
X.
Gemeentebelangen.
Hoe werken we ons weder los;1
Het Rapport der Staatscommissie I.
Het was zoo lang uitgebleven, was ons
eindelijk als nieuwjaarsverrassing aange
kondigd, dat ik mijn laatste beschouwing
over het onderwerp met voordracht aan
hield in de hoop 't nu wel spoedig voor
me te zien.
En 't is er! En ik kan beginnen met
een eersten indruk neer te schrijven.
Dat in de Commissie velerlei opinies
zouden uitkomen was, bij haar samenstelling,
te verwachten. Dat zij slechts ten deele tot
eenstemmigheid geraakt is, evenzeer. Ik
vindt dit laatste niet ontmoedigend. Staats
commissies-taak lijkt me toch meer het
bijeenverzamelen en doorwerken van mate
riaal, en het te boekstellen van opvattingen,
inzichten en conclusies, dan het voorleggen
aan een minister van een kant-en- klaar
ontwerp. Ministers zijn ook menschen en
houden graag de eer aan zich. Hoe beter
ontwerp hun wordt voorgelegd, Hes te minder
eer is er voor hen zelf bij het indienen te
behalen. Dan moeten ze, om schijn van
eigen inzicht hoog te houden,' er in gaan
veranderen, wat licht verknoeien wordt, of
ze laten 't heele ontwerp liggen, en geven