Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1595
In Memorie Wilhelm Bnscli.
1832-1908.
Wird deno in dieser Welt nicht immer,
Das Lebeu mit dem Tod bestraft P
WILHELM BUSCH. Za guter Letzt".
Ook zijn leven, dat van den onsterfelijken
hnmorist in woord en beeld, is dan nu met
den dood bestraft."
Smakeloos ware het, den onuitputtelyken
bedenker van tragi-komische doodstraffen
voor zijn helden, (wier zonde toch eigenlijk
eveneens overmaat van leven, zich uitend
in baldadigheid en euvelmoed, geweest is),
den even onuitpnttelijken vinder van
verfijndlakonieka lijkreden, een sentimenteelen traan
te plengen, nu aan dat uitbundig, fel leven
in hem, waarvan het werk getuigt, een einde
is gekomen.
Onsterfelijk is zijn werk. On
sterfelijk als de frissche wind, die
de mufheden uit de atmosfeer, de
pruiken van de schedels en de
muizenissen uit de hoofden vaagt.
Als de frissche overmoedige, on
deugende wind, die by zijn
rneedoogenloos spel somtijds hinder
lijk, beschamend en indecent is,
maar altijd gezond en altijd op
wekkend. Onsterfelijk als het
lachen zelf, als de kritiek op het
menechenlot, de wereld en het
bestaan, als de zelfkritiek, als de
humor.
Wat wel bovenal, meer dan al
zijn zeldzame en onscbatbare
eigenschappen als teekenaar en schrijver zijn
eigen groote verdienste was, dat is, schijnt
mij, zijn zakelijkheid.
Zijn onbarmhartige satire houdt zich. niet
bezig met de dwaasheid en zonde van tot
begrippen geworden typen, van kasten, standen
of categorieën, partyen of stelsel?, doch niet
zijn eigen, uw en my'n zonden en dwaasheden
van alle dagen, van alle uren. Niet deze
camarilla.gene machthebber,gindsch pruikencollege
wordt in zijn altijd smakelijk en kernig rijmen,
zjjn steeds fraaie en bondige teekeningen be
spot, maar hetdui veltje binnen in ons allen.Met
de stukken zelf toont hjj ons het leely'ke,
Die fromme Helene'
aanvaarden. De bespotter van het echte,
alledaagsche leven der menschen om hem
heen was bovenal een
gemoedelyk-pegsimistisch wijsgeer, die oprechtelijk de banale,
de platte werkelijkheid observeerde en be
schreef en besprak. En hoe geestig, koddig,
kluchtig, onweerstaanbaar-klucbtig, hoe
eeuwig boeiend en eeuwig leerzaam is het
beeld, dat hjj ons van het leven nalaat l
Hoezeer verstaat hjj het, ons die krasse
waarheden over de menschen, hun reilen en
zeilen, streven en struikelen en vallen, welkom
te doen zijn ! Mets slechts was wat hij zeide
waar en treffend en zoo goed als een open
baring, de wijze waarop hu het zeide was
zoo persoonlijk en schittere ad-geestig.
De man, die deze gemeenzame geschiede
nissen van kwajongensstreken, van huiselijk
krakeel, deze laag bij den grondsche
liefdesavonturen,deze woeste kroegscenes,deze staalt
jes van menschelijke zwakheid en ondeugd en
ongeval,deze blijken van de onberekenbaarheid
van het lot meedeelt, vergeet nooit een
oogenblik ons te troosten door het schouw
spel van zijn eigen verfijnd-dwaze pote. Hij
maakt ons zijn sarkasme, zijn bitse kritiek
en zelfs zijn wanhopige bitterheid genietbaar
en zelfs dierbaar door zijn verhaaltoon, die
absurder is dan de absurditeiten die hij
behandelt. C'est Ie ton qui fait la
musique"het is de toon, die de kluchten van Busch
tot de boeiendste en verinakelijkste lectuur
maakt. De verhaler, bespreker, bepreker
van al die tragi-komische histories schijnt al
de zotheid, al de kwezelarij, het leedvermaak,
de zwakheid en de vooroordeelen zijner
dramatis personae in zich te vereenigen. Die
gefingeerde persoonlijkheid, die wij nooit een
oogenblik kunnen vergeten, maakt zich voort
durend tot tolk, tot parodieerend, onweer
staanbaar snaaksch tolk van de harts
tochten, de dwaasheden, de geheime gedach
ten van elk zijner creaties. Hij heeft zijn
moraalspreuken, zijn filistreuseschoolwijshaid,
zijn droogstoppel-beschouwingen, zijn
farizeeeche commentaren even na bij
de hand als profane cynismen en
brutale kwajongens-uitdrukkin
gen. Dorpere schimp, platte boert
'en zalvende kanaanstale,
stadhuiswoorden en
onvoegzaamheden, zoowel fijntjes omschreven
als grifweg geuit, orakelfrazen,
gemeenplaatsen, stopwoorden en
prachtige levenswijsheid volgen
elkaar in bonte afwisseling bij
zijn gemakkelijk, vlot,
quasigemoedelyk gerym. Meer mis
schien nog dan de zotte figuren,
de boeiende gang van zaken, de
driestheid van het realisme, de
hevigheid der gebeurtenissen,
treffen zijn doodeiijke ernst bij de
malste situaties, zijn uitvoerig beschrijven
van het triviaalste, zijn mateloos o verdrijven
der gewichtigheid vaneen bijkomstig voorval,
wetenschappelijk, zakelijk beredeneeren van
een volkomen onwaarschijnlijk incüent, of
leuk weg, koeltjes aankondigen en skeptisch
aanvaarden van de catastrofen, die onver
mijdelijk elk zijner histories besluiten. Niet
het steeds onafwijsbare vallen van potten of
pannen, bederven van lievelingsspijzen,
vernielen van Zondagsche kleeren, niet de
vernedering zijner pedante en parmacte
menschjes werkt het meest op onzen lachlust,
doch de toon, waarop hij er bij en er over
Herr und Frau Knopp.
domme, sloffe, zondige in dagelijksche, gewone
handelingen van gewone menschen, menschen
als wij zelf. Het ken u zelf' werd wel met
meer zalving en abstracte wijsgeerigheid,
nooit overtuigender gepreekt.
li Gepreekt zeg ik ... Maar er is geen tendenz
in deze kostelijke kunst, hetzij dan deze
grootei [tendenz, dat wij in het leven de
dingen^ met stoïcisme en ... humor moeten
demonstreert, filosofeert en moraliseert.
De levenswijsheid in den tekst der geïl
lustreerde boeken en in de latere ongeïl
lustreerde bundels is van de meest zakelijke,
bevattelijke soort. De vorm waarin ze is
uitgesproken, is zoo eenvoudig, beknopt en
juist, zijn beelden zyn zoo populair en tegelijk
zoo raak. dat zijn tallooze aforismen in den
mond zijner landgenooten wel even lang
Vechtpartij uit Der Geburtslag".
Uit Fipps der Affe".
(Dood van den rust verstoorder Fipps, omringd door de verheugde slachtoffers van
zyn baldadigheid en beweend door zyn meesteresje).
Hans Huckebein, der Unglücksrabe" (prentenboek).
zullen voortleven als hun taal bestaan zal.
Uitspraken als die over het trouwen: Erstme
iit es so der firauch, Zweitens will man'i selber
auch", over het vaderschap Fater werden ist
nicht schwer, Valer »ein dagegen sehr", over
schilderijen Und bei genauerer Betrachting,
Sttigt mit dem Preise auch die Achlung", over
den dichter Kann miss fait, Ihm die,$e
altgebnckne Welt, S» knetet er aus weiclier Kleie,
Für sich privatim eine Neue,", recepten als
Bei Damen sou man fein, Gar niemals nicht
ironisch sein" beschrijvingen en verhandelin
gen als die over kiespijn, zindelijkheid,
echtbreuk, dood en wat niet al zullen de vele
kenners en minnaars van zyn kunst niet
spoedig moede worden te citeeren.
Een heerlijke verdienste van den
meesterlijken tekst zijner geïllustreerde boeken, (dien
ik thans noode ^erder buiten bespreking moet
laten), is de geraffineerde wijze, waarop bij de
prachtige teekeningen accompagneert. Hy is
als de meest uitgeslapen kletsprentvertooner
op de kermis, en staat als het ware met den
stok gereed, om iedere prent bij te wijzen, te
verklaren en te bespreken; hij profeteert,
diagnotiseert, pleit na en preekt, altijd ter
snede, geestig, boeierd en oorspronkelijk, in
het eenvoudigst, kernigst,
rijkst idioom.
Maar die teekeningen
zelf I Wie kent niet den
karakteristieken trant van
bijna niets dau vrij losse
omtrekken, in kruüerige of
nu en dan hoekige, doch
nooit steile of stemmige
lijnen, brutaal, grootscheeps,
schijnbaar haaitig, schijn
baar krasserig, hier en daar
door winkelhaken en door
ink l moppen onderbroken?
Het opzettelijk naïeve,
kostelijk directe en onge
zochte der schier kinderlijke
composities, het gansche
verfij ad-komische samenstel der boekjes, waar
de in den beginne zoo keurig en klaar en
stemmigjes afgebeelde figuren geleidelijk
aan vastraken in doller en doller ongevallen
en catastrofes? De onderhoudende, steeds
naar meer smakende fazen uit de ontwik
keling van het zoo logisch schijnende en
toch zoo onmogelijke, zoo telkens vooruit ge
voelde en toch weer onverwacht komende
kluchtig dramatische gebeuren?
Kn welk een leven is er in dat volkje van
zijn schepping! O, die zoetsappige burgerman
netjes, die lakonieke boe7en, die tamme
huissloofjes, die prenterige juüers en harkerige
schoolmeesters, wat latente woestheid is in
hen ! Wee den benaels, die de oolijke ver
haler als kweldu?eltjes op hen afstuurt, zijn
eigenlijke helden Max und Moritz, Fipps
de aap, Plisch und Pluin en hoe ze verder
heeten, als de geplaagde filister uit zijn sloffen
en zijn Gartenlaube schiet en de
rnstverstoring wreekt! Zelfs in de rust van deze men
schen zit intens leven, spanning, kracht. Het
schijnt aannemelijk, wanneer met die kinderen
zijner schepping op de meest barbaarsche en
anatomisch tot dusverre onmogelijk geachte
wijze wordt gesold en gedold ! De inquisiteurs
van ouds hebben geen verfijnder pijnigingen
bedacht dan hier als gansch van zelf sprekend
worden voorüesteld. Maar alles is dan ook
naargelang, alles is rg. Waaien of regenen,
vallen, dansen, vrijen, i-chrikken, eten en
drinken, werken en luieren, bij alles gaat het
even erg en bar toe. Zijn menschen, hoe waar
en natuurlijk ook, zijn gekarakteriseerd met
Schmulchen Schievelbeiner"
Der alte Fritz".
een
onbarmhartige
scherpte, die
hen tot ge
drochten
maakt. Hun
stijfheid,
slonzigheid,
vervetting
of verwording vooral zijn het, die hij hekelt,
men zou kunnen zeggen de fy zieke gebreken,
die gevolg zijn van psychische.
Die kleine burgers om hem heen, die boe
ren uit het Hannovereche, ze worden mon
sters van groteske stijfheid, zoetsappigheid,
afgezaktheid, moedwil of ligt. Hij is een vol
leerd kenner van hun kleeren, hun woningen,
huisraad, zoo goed als van hun physionomie,
manieren en zegswijzen Das Gute, dieeer Satz
steht f est, Ist sttts des Bof e, was mart lasst,
zulke gezegden zyn het, waarin hij ons een
farizeerer als Onkel Nolte doet kennen en
bij dit type creëert hij de kamerjapon, de
slaapmuts, de muilen, die geen ander zouden
kunnen toebehooren Hy is de grootmeester
in het karakteriseeren van het weerzinwek
kende, het ordinaire, zoowel als van het
onweerstaanbaar koddige.
Schoonheid naar lichaam
of geest ontmoet men bij
zijn personages niet. Deugd
en gratie zouden zich niet
thuis gevoelen in deze
wereld der gedrochten en
zotskappen, in deze wereld
waar boeren als die van
Brouwer en Breëroo elkaar
hardhandig ranselen, waar
smulpapen schrokkend vre
ten, handtastelijke jongens
hun meid /.oenen en waar
gesmeten en gerold en ge
dold wordt of het niets was.
Hoe te kiezen tusschen
zijn verschillende meester
lijke teekeningen, zoo sober saümgesteld,
zulk een perfect boetseervermogen, zooveel
schilderachtigheid gevend met wilde
penkrassen? Zijn heilige Antonius van Padua
met den stralenkrans om den recidivisten
kruin, dat is wel zijn felste Uiting Fan hoon.
zooals mi.iechien de tot brooden gebakken
Max und Moritz of de bevroren meester in
die Haarbeutel'' zijn kostelijkste,
tuommientaalste creaties in het dartel-kluchtige zijn.
Op een kort verblijf te Antwerpen en te
München na heeft Busch (die vrijgezel was)
bijna steeds in het Hannoversche geleefd, in
zijn vaderland, waar het plat- Duitsoh ge
sproken wordt, dat zooveel op onze taal kan
gelijken. De bewonderaar van Hollandsche
kunst uit de zeventiende eeuw, van Brouwer
voornamelijk (kennel du das wunder schone
Bitd van Brouwer! vraagt hij ergenc) bad wel
zeer weinig in zich van het
dweepachtiglaksche der Zuid-Duitschers of het steile en
wijsneu:ige der Pruifen. Hij was, dat toont
zijn werk onophoudelijk, een man met een
teweldig temperament. En hij was een zelf
kweller, een twijfelaar aan zich zelf en aan
allee. Zijn cynieme heeft iets pijnlijk- doch
ontzagwekkend-oprechts. In gut und hösem ist
rair eigen, Kann heuser fallen als wie sttigen,
schreef hij nog onlangs onder een portret.
Hult dein Rösslei.i nur im Zügel, Kommxt ja
doch ?nicht all zu weit verma int hij ons elders.
Te wonderbaarlijker, te kostbaarder is daarom
zijn altijd opwekkende geestigheid.
Grooter wonderen heeft misschien de Humor
nooit gedaan aan het menschengeslacht, dan
toen hij dezen eenzamen melancholicus zoo
tot ons aller vreugde en genot deed werkzaam
zijn. CORNBLIS VKTH.
Aleianier Ver Enen.
Dr. JOHS. DYSBRINCK, Mr. Akxander Ver
Hutll in zijn leven tn werken. Leid.
SythofF, 1907.
Ik heb tegenwoordig nog ai eens 't genoe
gen Dr. Dyseriack tegenover mij in de tram
te zien, en mezelven dan telkens weer het
probleem vóór te leggen, op welke stoute
ontdekkingen Dr. Dyserinck nu weer uit
zou zijn.
Want wanneer Dr. Dyserinck daar zoo in
de tram de weield in rijdt, dan is 't tien
tegen n, dat hij weer aan 't padvinden is
naar iets wat een ander sterveling niet weet:
'n rebus in een menschenleven, een anoniem
of pseudoniem, of een verkeerd jaartal: maar
altijd toch iets wat de moeite waard is,
recht te zetten voor de eeuwigheid, ns en
voor altijd te ontrukken aan misverstand en
vergetelheid.
Ja waarlijk, hoeveel wetenswaardigs lag
zonder Dr. yseriuck nog steeds in de
draobige grachten van het verleden! zonder
Dr. Dj'gerinck, den altijd en overal op inte
ressante vondsten beluste, immer
immortellen lezende Dr. Dyserinck, voor wien geen
collectie van curiosa en preciosa veilig, geen
familierelatie te ver, en geen anecdote onuit
gegeven genoeg kan zijn.
Kijk eens aan: in ieder van ons z'n leven
gebeuren aardige, merkwaardige gevallen:
't men schee leven is gezellig, is boeiend, is
zelfs bewogen. Wat gebeurt er in zoo'n
lang, gezellig menschenleven niet vél. En
niet alleen in ons eigen leven, maar, men
denke zich daar eens in l óók in dat onzer
familie, vrienden en vijanden, kennissen en
bekenden, ja zelfs, geheel onbekenden....
En nu op den man af gevraagd: houdt
ge wel een dagboek aan van uw diverse
levensemoties? Neen nietwaar. Maar wat
een oneindige reeks moeilijkheden legt ge
op die wijze den geschiedschrijver in den
weg l Laat nu eens Da jaren en jaren zoo'n
geschiedschrijver u in het licht van uw tijd,
of uw tijd in het licht van u willen plaatsen :
wat een vermoeienden omslag moet die ge
schiedschrijver dan maken, aleer hij op het
titelblad van het maagdelijk cahier, uw naam
in 't net over kan gaan schreven.
Gelukkig hij, dien de goden vóór Dr. Dy
serinck tot zich nemen. Voor hem kan
Dr. Dyserinck nog doen wat in zijn macht
staat. Hij telt de levensbladen, nummert ze,
en zal er bovendien een index en een klapper
op maken. Hij verifieert de postjes op
debet- en creditzijde van uw levenskasboek
met die uwer familie en oudere tijdgenooten.
Hy zal in oude chifonnière-laden en vrienden
geheimen rondgaan, totdat uw beeld, bij
stukken en brokken, voor het nageslacht ge
restaureerd verryst. ...
Uw kind en kindskind, en de oude vrind
die u overleeft, en verder allen wier namen
met meer of minder grond uw levensbericht
mogen gieren: zij allen zullen tevreden zijn.
Want Dr. Dyserinck is, ik geloof 't reeds ge
zegd te hebben, maar 't kan geen kwaad 't nog
eens te zeggen: Dr Dysërinck is een nauw
gezet, plicht-besefi'end speurper; en niet dit
alleen, maar ook, niet spoedig voldaan. Om
uw eigen levensbericht heen vlecht hij
guirlanden van vriendennamen, serpentinen van
uwer vrienden levensbanen, kransjes van
anecdoten der vrienden uwer vrienden,
snoeren van souvenirs aan uw persoon, en tea
slotte nog schikt hij de bloemkens der per
soonlijke herinneringen om dit bloeiend
otierand op uw altaar ,..
Toch, bij oprechte waardeeriog voor de
toewijding waarmede Dr. Dyserinck de piëteit
betracht, mocht men wenschen, dat Dr. Dyse
rinck eenig meer gevoel had voor proportie.
Wanneer men aangelegd is als deze schrij
ver, en men z'n onvermoeide scherpzinnigheid
richt op 't ontpluizen van vraagstukken, die
de wetenschap van voornamer lyn links
liggen laat, dan moet men, óók al weet men
de dingen aardig te pas te brengen, toch
noodwendig een aangeboren evenwichtszin
bezitten, zooals een apotheker een bijzonder
ge 'oelige balans gebruikt voor 't geen in zeer
kleine hoeveelheden moet worden afgewogen.
Ik bedoel, dat men er steeds gedachtig aan
moet zijn, at men bezig is te werken met...
kleinigheden, futiliteiten.
Niet alles wat in en om een menschen
leven gebeurt, wordt zwart op wit verlangd.
Zoo kan, om op Dr. IJyserincke jongste
studie te komen , 't der wereld absoluut niet
bommen dat een jeugdvrind van Ver Hueil,
'n zekere heer Jan Castaniën, in 1896 in 't
krankzinnigengesticht te Bonn is overleden;
evenmin, dat Mr. Th. Reepmaker, bezitter van
een album met teekeningen door Ver Huell,
Secretaris is van de Kamer van Koophandel
te Rotterdam; noch, ik sla maar een
bladzijde op , dat een ander album door
erllating eigendom geworden" (is) van den
heer J. J. B. van der Mandere, student te
Leiden, neef van Mr. D. F. van Leeuwen/'
Aan dergelijke pietlutterige preciessigheid,
die niet meer is dan nuffige etalage van
speurvlijt, is het werk van Dr. Dyserinck wer
kelijk te rijk. Het brengt bijzonderheden voor
't voetlicht, die, gelet op de totale onbe
duidendheid er van voor Ver Huell's leven en
werken, bettr in portefeuille waren gebleven.
Want, zie eens aan : 't is werkelijk niet
onaardig een plaat van Ver Huell te kunnen
aanbieden, waar de latere hoogleeraar Fruin
als schooljongen op is afgebeeld. Maar, om
met koeien van medianen bij een andere
plaat, waarschijnlijk expresselijk daarvoor