De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 19 januari pagina 6

19 januari 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1595 In Memorie Wilhelm Bnscli. 1832-1908. Wird deno in dieser Welt nicht immer, Das Lebeu mit dem Tod bestraft P WILHELM BUSCH. Za guter Letzt". Ook zijn leven, dat van den onsterfelijken hnmorist in woord en beeld, is dan nu met den dood bestraft." Smakeloos ware het, den onuitputtelyken bedenker van tragi-komische doodstraffen voor zijn helden, (wier zonde toch eigenlijk eveneens overmaat van leven, zich uitend in baldadigheid en euvelmoed, geweest is), den even onuitpnttelijken vinder van verfijndlakonieka lijkreden, een sentimenteelen traan te plengen, nu aan dat uitbundig, fel leven in hem, waarvan het werk getuigt, een einde is gekomen. Onsterfelijk is zijn werk. On sterfelijk als de frissche wind, die de mufheden uit de atmosfeer, de pruiken van de schedels en de muizenissen uit de hoofden vaagt. Als de frissche overmoedige, on deugende wind, die by zijn rneedoogenloos spel somtijds hinder lijk, beschamend en indecent is, maar altijd gezond en altijd op wekkend. Onsterfelijk als het lachen zelf, als de kritiek op het menechenlot, de wereld en het bestaan, als de zelfkritiek, als de humor. Wat wel bovenal, meer dan al zijn zeldzame en onscbatbare eigenschappen als teekenaar en schrijver zijn eigen groote verdienste was, dat is, schijnt mij, zijn zakelijkheid. Zijn onbarmhartige satire houdt zich. niet bezig met de dwaasheid en zonde van tot begrippen geworden typen, van kasten, standen of categorieën, partyen of stelsel?, doch niet zijn eigen, uw en my'n zonden en dwaasheden van alle dagen, van alle uren. Niet deze camarilla.gene machthebber,gindsch pruikencollege wordt in zijn altijd smakelijk en kernig rijmen, zjjn steeds fraaie en bondige teekeningen be spot, maar hetdui veltje binnen in ons allen.Met de stukken zelf toont hjj ons het leely'ke, Die fromme Helene' aanvaarden. De bespotter van het echte, alledaagsche leven der menschen om hem heen was bovenal een gemoedelyk-pegsimistisch wijsgeer, die oprechtelijk de banale, de platte werkelijkheid observeerde en be schreef en besprak. En hoe geestig, koddig, kluchtig, onweerstaanbaar-klucbtig, hoe eeuwig boeiend en eeuwig leerzaam is het beeld, dat hjj ons van het leven nalaat l Hoezeer verstaat hjj het, ons die krasse waarheden over de menschen, hun reilen en zeilen, streven en struikelen en vallen, welkom te doen zijn ! Mets slechts was wat hij zeide waar en treffend en zoo goed als een open baring, de wijze waarop hu het zeide was zoo persoonlijk en schittere ad-geestig. De man, die deze gemeenzame geschiede nissen van kwajongensstreken, van huiselijk krakeel, deze laag bij den grondsche liefdesavonturen,deze woeste kroegscenes,deze staalt jes van menschelijke zwakheid en ondeugd en ongeval,deze blijken van de onberekenbaarheid van het lot meedeelt, vergeet nooit een oogenblik ons te troosten door het schouw spel van zijn eigen verfijnd-dwaze pote. Hij maakt ons zijn sarkasme, zijn bitse kritiek en zelfs zijn wanhopige bitterheid genietbaar en zelfs dierbaar door zijn verhaaltoon, die absurder is dan de absurditeiten die hij behandelt. C'est Ie ton qui fait la musique"het is de toon, die de kluchten van Busch tot de boeiendste en verinakelijkste lectuur maakt. De verhaler, bespreker, bepreker van al die tragi-komische histories schijnt al de zotheid, al de kwezelarij, het leedvermaak, de zwakheid en de vooroordeelen zijner dramatis personae in zich te vereenigen. Die gefingeerde persoonlijkheid, die wij nooit een oogenblik kunnen vergeten, maakt zich voort durend tot tolk, tot parodieerend, onweer staanbaar snaaksch tolk van de harts tochten, de dwaasheden, de geheime gedach ten van elk zijner creaties. Hij heeft zijn moraalspreuken, zijn filistreuseschoolwijshaid, zijn droogstoppel-beschouwingen, zijn farizeeeche commentaren even na bij de hand als profane cynismen en brutale kwajongens-uitdrukkin gen. Dorpere schimp, platte boert 'en zalvende kanaanstale, stadhuiswoorden en onvoegzaamheden, zoowel fijntjes omschreven als grifweg geuit, orakelfrazen, gemeenplaatsen, stopwoorden en prachtige levenswijsheid volgen elkaar in bonte afwisseling bij zijn gemakkelijk, vlot, quasigemoedelyk gerym. Meer mis schien nog dan de zotte figuren, de boeiende gang van zaken, de driestheid van het realisme, de hevigheid der gebeurtenissen, treffen zijn doodeiijke ernst bij de malste situaties, zijn uitvoerig beschrijven van het triviaalste, zijn mateloos o verdrijven der gewichtigheid vaneen bijkomstig voorval, wetenschappelijk, zakelijk beredeneeren van een volkomen onwaarschijnlijk incüent, of leuk weg, koeltjes aankondigen en skeptisch aanvaarden van de catastrofen, die onver mijdelijk elk zijner histories besluiten. Niet het steeds onafwijsbare vallen van potten of pannen, bederven van lievelingsspijzen, vernielen van Zondagsche kleeren, niet de vernedering zijner pedante en parmacte menschjes werkt het meest op onzen lachlust, doch de toon, waarop hij er bij en er over Herr und Frau Knopp. domme, sloffe, zondige in dagelijksche, gewone handelingen van gewone menschen, menschen als wij zelf. Het ken u zelf' werd wel met meer zalving en abstracte wijsgeerigheid, nooit overtuigender gepreekt. li Gepreekt zeg ik ... Maar er is geen tendenz in deze kostelijke kunst, hetzij dan deze grootei [tendenz, dat wij in het leven de dingen^ met stoïcisme en ... humor moeten demonstreert, filosofeert en moraliseert. De levenswijsheid in den tekst der geïl lustreerde boeken en in de latere ongeïl lustreerde bundels is van de meest zakelijke, bevattelijke soort. De vorm waarin ze is uitgesproken, is zoo eenvoudig, beknopt en juist, zijn beelden zyn zoo populair en tegelijk zoo raak. dat zijn tallooze aforismen in den mond zijner landgenooten wel even lang Vechtpartij uit Der Geburtslag". Uit Fipps der Affe". (Dood van den rust verstoorder Fipps, omringd door de verheugde slachtoffers van zyn baldadigheid en beweend door zyn meesteresje). Hans Huckebein, der Unglücksrabe" (prentenboek). zullen voortleven als hun taal bestaan zal. Uitspraken als die over het trouwen: Erstme iit es so der firauch, Zweitens will man'i selber auch", over het vaderschap Fater werden ist nicht schwer, Valer »ein dagegen sehr", over schilderijen Und bei genauerer Betrachting, Sttigt mit dem Preise auch die Achlung", over den dichter Kann miss fait, Ihm die,$e altgebnckne Welt, S» knetet er aus weiclier Kleie, Für sich privatim eine Neue,", recepten als Bei Damen sou man fein, Gar niemals nicht ironisch sein" beschrijvingen en verhandelin gen als die over kiespijn, zindelijkheid, echtbreuk, dood en wat niet al zullen de vele kenners en minnaars van zyn kunst niet spoedig moede worden te citeeren. Een heerlijke verdienste van den meesterlijken tekst zijner geïllustreerde boeken, (dien ik thans noode ^erder buiten bespreking moet laten), is de geraffineerde wijze, waarop bij de prachtige teekeningen accompagneert. Hy is als de meest uitgeslapen kletsprentvertooner op de kermis, en staat als het ware met den stok gereed, om iedere prent bij te wijzen, te verklaren en te bespreken; hij profeteert, diagnotiseert, pleit na en preekt, altijd ter snede, geestig, boeierd en oorspronkelijk, in het eenvoudigst, kernigst, rijkst idioom. Maar die teekeningen zelf I Wie kent niet den karakteristieken trant van bijna niets dau vrij losse omtrekken, in kruüerige of nu en dan hoekige, doch nooit steile of stemmige lijnen, brutaal, grootscheeps, schijnbaar haaitig, schijn baar krasserig, hier en daar door winkelhaken en door ink l moppen onderbroken? Het opzettelijk naïeve, kostelijk directe en onge zochte der schier kinderlijke composities, het gansche verfij ad-komische samenstel der boekjes, waar de in den beginne zoo keurig en klaar en stemmigjes afgebeelde figuren geleidelijk aan vastraken in doller en doller ongevallen en catastrofes? De onderhoudende, steeds naar meer smakende fazen uit de ontwik keling van het zoo logisch schijnende en toch zoo onmogelijke, zoo telkens vooruit ge voelde en toch weer onverwacht komende kluchtig dramatische gebeuren? Kn welk een leven is er in dat volkje van zijn schepping! O, die zoetsappige burgerman netjes, die lakonieke boe7en, die tamme huissloofjes, die prenterige juüers en harkerige schoolmeesters, wat latente woestheid is in hen ! Wee den benaels, die de oolijke ver haler als kweldu?eltjes op hen afstuurt, zijn eigenlijke helden Max und Moritz, Fipps de aap, Plisch und Pluin en hoe ze verder heeten, als de geplaagde filister uit zijn sloffen en zijn Gartenlaube schiet en de rnstverstoring wreekt! Zelfs in de rust van deze men schen zit intens leven, spanning, kracht. Het schijnt aannemelijk, wanneer met die kinderen zijner schepping op de meest barbaarsche en anatomisch tot dusverre onmogelijk geachte wijze wordt gesold en gedold ! De inquisiteurs van ouds hebben geen verfijnder pijnigingen bedacht dan hier als gansch van zelf sprekend worden voorüesteld. Maar alles is dan ook naargelang, alles is rg. Waaien of regenen, vallen, dansen, vrijen, i-chrikken, eten en drinken, werken en luieren, bij alles gaat het even erg en bar toe. Zijn menschen, hoe waar en natuurlijk ook, zijn gekarakteriseerd met Schmulchen Schievelbeiner" Der alte Fritz". een onbarmhartige scherpte, die hen tot ge drochten maakt. Hun stijfheid, slonzigheid, vervetting of verwording vooral zijn het, die hij hekelt, men zou kunnen zeggen de fy zieke gebreken, die gevolg zijn van psychische. Die kleine burgers om hem heen, die boe ren uit het Hannovereche, ze worden mon sters van groteske stijfheid, zoetsappigheid, afgezaktheid, moedwil of ligt. Hij is een vol leerd kenner van hun kleeren, hun woningen, huisraad, zoo goed als van hun physionomie, manieren en zegswijzen Das Gute, dieeer Satz steht f est, Ist sttts des Bof e, was mart lasst, zulke gezegden zyn het, waarin hij ons een farizeerer als Onkel Nolte doet kennen en bij dit type creëert hij de kamerjapon, de slaapmuts, de muilen, die geen ander zouden kunnen toebehooren Hy is de grootmeester in het karakteriseeren van het weerzinwek kende, het ordinaire, zoowel als van het onweerstaanbaar koddige. Schoonheid naar lichaam of geest ontmoet men bij zijn personages niet. Deugd en gratie zouden zich niet thuis gevoelen in deze wereld der gedrochten en zotskappen, in deze wereld waar boeren als die van Brouwer en Breëroo elkaar hardhandig ranselen, waar smulpapen schrokkend vre ten, handtastelijke jongens hun meid /.oenen en waar gesmeten en gerold en ge dold wordt of het niets was. Hoe te kiezen tusschen zijn verschillende meester lijke teekeningen, zoo sober saümgesteld, zulk een perfect boetseervermogen, zooveel schilderachtigheid gevend met wilde penkrassen? Zijn heilige Antonius van Padua met den stralenkrans om den recidivisten kruin, dat is wel zijn felste Uiting Fan hoon. zooals mi.iechien de tot brooden gebakken Max und Moritz of de bevroren meester in die Haarbeutel'' zijn kostelijkste, tuommientaalste creaties in het dartel-kluchtige zijn. Op een kort verblijf te Antwerpen en te München na heeft Busch (die vrijgezel was) bijna steeds in het Hannoversche geleefd, in zijn vaderland, waar het plat- Duitsoh ge sproken wordt, dat zooveel op onze taal kan gelijken. De bewonderaar van Hollandsche kunst uit de zeventiende eeuw, van Brouwer voornamelijk (kennel du das wunder schone Bitd van Brouwer! vraagt hij ergenc) bad wel zeer weinig in zich van het dweepachtiglaksche der Zuid-Duitschers of het steile en wijsneu:ige der Pruifen. Hij was, dat toont zijn werk onophoudelijk, een man met een teweldig temperament. En hij was een zelf kweller, een twijfelaar aan zich zelf en aan allee. Zijn cynieme heeft iets pijnlijk- doch ontzagwekkend-oprechts. In gut und hösem ist rair eigen, Kann heuser fallen als wie sttigen, schreef hij nog onlangs onder een portret. Hult dein Rösslei.i nur im Zügel, Kommxt ja doch ?nicht all zu weit verma int hij ons elders. Te wonderbaarlijker, te kostbaarder is daarom zijn altijd opwekkende geestigheid. Grooter wonderen heeft misschien de Humor nooit gedaan aan het menschengeslacht, dan toen hij dezen eenzamen melancholicus zoo tot ons aller vreugde en genot deed werkzaam zijn. CORNBLIS VKTH. Aleianier Ver Enen. Dr. JOHS. DYSBRINCK, Mr. Akxander Ver Hutll in zijn leven tn werken. Leid. SythofF, 1907. Ik heb tegenwoordig nog ai eens 't genoe gen Dr. Dyseriack tegenover mij in de tram te zien, en mezelven dan telkens weer het probleem vóór te leggen, op welke stoute ontdekkingen Dr. Dyserinck nu weer uit zou zijn. Want wanneer Dr. Dyserinck daar zoo in de tram de weield in rijdt, dan is 't tien tegen n, dat hij weer aan 't padvinden is naar iets wat een ander sterveling niet weet: 'n rebus in een menschenleven, een anoniem of pseudoniem, of een verkeerd jaartal: maar altijd toch iets wat de moeite waard is, recht te zetten voor de eeuwigheid, ns en voor altijd te ontrukken aan misverstand en vergetelheid. Ja waarlijk, hoeveel wetenswaardigs lag zonder Dr. yseriuck nog steeds in de draobige grachten van het verleden! zonder Dr. Dj'gerinck, den altijd en overal op inte ressante vondsten beluste, immer immortellen lezende Dr. Dyserinck, voor wien geen collectie van curiosa en preciosa veilig, geen familierelatie te ver, en geen anecdote onuit gegeven genoeg kan zijn. Kijk eens aan: in ieder van ons z'n leven gebeuren aardige, merkwaardige gevallen: 't men schee leven is gezellig, is boeiend, is zelfs bewogen. Wat gebeurt er in zoo'n lang, gezellig menschenleven niet vél. En niet alleen in ons eigen leven, maar, men denke zich daar eens in l óók in dat onzer familie, vrienden en vijanden, kennissen en bekenden, ja zelfs, geheel onbekenden.... En nu op den man af gevraagd: houdt ge wel een dagboek aan van uw diverse levensemoties? Neen nietwaar. Maar wat een oneindige reeks moeilijkheden legt ge op die wijze den geschiedschrijver in den weg l Laat nu eens Da jaren en jaren zoo'n geschiedschrijver u in het licht van uw tijd, of uw tijd in het licht van u willen plaatsen : wat een vermoeienden omslag moet die ge schiedschrijver dan maken, aleer hij op het titelblad van het maagdelijk cahier, uw naam in 't net over kan gaan schreven. Gelukkig hij, dien de goden vóór Dr. Dy serinck tot zich nemen. Voor hem kan Dr. Dyserinck nog doen wat in zijn macht staat. Hij telt de levensbladen, nummert ze, en zal er bovendien een index en een klapper op maken. Hij verifieert de postjes op debet- en creditzijde van uw levenskasboek met die uwer familie en oudere tijdgenooten. Hy zal in oude chifonnière-laden en vrienden geheimen rondgaan, totdat uw beeld, bij stukken en brokken, voor het nageslacht ge restaureerd verryst. ... Uw kind en kindskind, en de oude vrind die u overleeft, en verder allen wier namen met meer of minder grond uw levensbericht mogen gieren: zij allen zullen tevreden zijn. Want Dr. Dyserinck is, ik geloof 't reeds ge zegd te hebben, maar 't kan geen kwaad 't nog eens te zeggen: Dr Dysërinck is een nauw gezet, plicht-besefi'end speurper; en niet dit alleen, maar ook, niet spoedig voldaan. Om uw eigen levensbericht heen vlecht hij guirlanden van vriendennamen, serpentinen van uwer vrienden levensbanen, kransjes van anecdoten der vrienden uwer vrienden, snoeren van souvenirs aan uw persoon, en tea slotte nog schikt hij de bloemkens der per soonlijke herinneringen om dit bloeiend otierand op uw altaar ,.. Toch, bij oprechte waardeeriog voor de toewijding waarmede Dr. Dyserinck de piëteit betracht, mocht men wenschen, dat Dr. Dyse rinck eenig meer gevoel had voor proportie. Wanneer men aangelegd is als deze schrij ver, en men z'n onvermoeide scherpzinnigheid richt op 't ontpluizen van vraagstukken, die de wetenschap van voornamer lyn links liggen laat, dan moet men, óók al weet men de dingen aardig te pas te brengen, toch noodwendig een aangeboren evenwichtszin bezitten, zooals een apotheker een bijzonder ge 'oelige balans gebruikt voor 't geen in zeer kleine hoeveelheden moet worden afgewogen. Ik bedoel, dat men er steeds gedachtig aan moet zijn, at men bezig is te werken met... kleinigheden, futiliteiten. Niet alles wat in en om een menschen leven gebeurt, wordt zwart op wit verlangd. Zoo kan, om op Dr. IJyserincke jongste studie te komen , 't der wereld absoluut niet bommen dat een jeugdvrind van Ver Hueil, 'n zekere heer Jan Castaniën, in 1896 in 't krankzinnigengesticht te Bonn is overleden; evenmin, dat Mr. Th. Reepmaker, bezitter van een album met teekeningen door Ver Huell, Secretaris is van de Kamer van Koophandel te Rotterdam; noch, ik sla maar een bladzijde op , dat een ander album door erllating eigendom geworden" (is) van den heer J. J. B. van der Mandere, student te Leiden, neef van Mr. D. F. van Leeuwen/' Aan dergelijke pietlutterige preciessigheid, die niet meer is dan nuffige etalage van speurvlijt, is het werk van Dr. Dyserinck wer kelijk te rijk. Het brengt bijzonderheden voor 't voetlicht, die, gelet op de totale onbe duidendheid er van voor Ver Huell's leven en werken, bettr in portefeuille waren gebleven. Want, zie eens aan : 't is werkelijk niet onaardig een plaat van Ver Huell te kunnen aanbieden, waar de latere hoogleeraar Fruin als schooljongen op is afgebeeld. Maar, om met koeien van medianen bij een andere plaat, waarschijnlijk expresselijk daarvoor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl