De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 19 januari pagina 7

19 januari 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1595 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gekozen, te laten drukken, dat het dochtertje van den heer Kneppelhout aan de hand van den huitknecht récht» op den achtergrond de latere echtgenoote (is) van jhr. Mr. O. J. Th. Beelaerti van Blokland in den Haag": zie, dat is toch zondigen tegen alle gevoel voor proportie en begrip van 't drukbare! Dat wordt reine bakerlent. Erger, Dr. Dyserinck legt er zichzelf mee in de luren, b. v. door met quasi-wetenschappelijke preciesheid, als gold het de laatste vind plaats van een op geheimzinnige wijze ver dwenen wiegedruk, te verkondigen, dat de mededeeling over 'n teekening van Ver Huell afkomstig is van den heer G. van .Rijn, gemeentebibliothecaris van Rotterdam, waar de teekening in kwestie in een openbare verzameling, het Stedelijk Archief daar ter plaatse,berust. Of dat een doodgewoon boekske uit 1830 geraadpleegd is uit de bibliotheek der Technische Hoogeschool te Delft. Elders wordt een vroeger biograaf van Ver Huell berispt, omdat deze Alexander een eenig kind" noemde. Dr. Dyserinck heeft namelijk opgedoken, dat aan Al.exander's ouders nóg een zoon is geboren", lezer, schrik niet, hierachter schuilt gén familiedrama, maar 't wicht stierf den vierden dag na de geboorte! Nou ja! In denzelfden geest als het bijwerk, is de eigenlijke Ie vensbeschrjj ving van den teekenaar behandeld. Hier hindert de uitvoerige detail-studie wel is waar minder, 't Geldt hier de persoon zelf, wiens naam op het titelblad prijkt. Maar menige plaats zou als waarschu «ring aan te voeren z^jn, dat de levensbeschrijving van een persoon die nog niet geheel tot de geschiedenis behoort, kwade kansen biedt voor den biograaf van het temperament van een Dr. Dyberinck. Al wat in Ver Huell's leven gebeurde, zónder en mét betrekking tot zijn werk, is nu nog in betrekkelijk groot e hoeveel heden op te diepen. Hier is het gevaar werkelijk niet gering, dat de biograaf in verleiding komt ook het minder belangrijke aan de eeuwigheid te willen ontrukken, althans even serieus te documenteeren als het wer kelijk gewichtige Terwille van bijkomende overwegingen sluipen zóó veel eigenlijk ge heel onbeteekenende intimiteiten in den tekst. Ik vermoed, dat aan dit laatste te wijten valt, dat ook de platen in het geheel geen eerlijk beeld geren van-het oeuvre van Ver Huell. Menig plaat valt aan te wijzen, waar 't klaarblijkelijk te doen is geweest om een vondstje van Dr. Dyserinck te kunnen mar keeren; bijvoorbeeld de onbelangrijke plaat waar de echtgenoote van jhr. Mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland" valt te genieten ; of 't plaatje van den biljartjongen; of van den zieken Ver Huell omgeven van koppen zijner student-tijdgenooten of de plaat met de a restauratiehouder Graffner, omgeven van met name genoemde habitués; of de ongemoti veerd talrijke illustraties van Kneppelhout'd Studententypen, waarschijnlijk gekozen, omdat Dr. Dyserinck op genoemd werk kortelings zijn speurvlijt heeft laten inwerken. Anderzijds worden, niet tot voordeel van deze studie, belangrijke platen van Ver Huell gemist.- Een matige vergoeding bieden de enkele inedita, hier aangeboden. Toch zal deze gemoedelijke histoire-intime, die een weinig mal eindigt met den wensch: Qriffele de Nederlandsche Maagd op de zerk, waaronder het stoffelijk overschot van Mr. Alexander Ver Huell rust, met gulden letteren het onvergankelijk VIRTUS NOBILITAT", haar weg vinden. Vooral bij oudere tijdgenooten, van Ver H'iell en van Dr. Dyseriack. Zeer zeker zullen velen aan de hand van den schrijver nog eens de oude jolijt oproepen, met welke de albums van Ver Huell eenmaal ontvangen zijn; velen zullen nog eens de Zoo zijn er's" van de plank halen en in reminis centie genieten van den joligen humor van het voormalig studentenbestaan, dat zoo lang, lang reeds dood is en begraven ; velen zullen oude bekenden, oude vriendennanen hier terugvinden, en Dr. Dyserinck dankbaar zijn voor de oprakeling van de sluimerende heuchenissen. Dit werk is dan ook een werk voor het oude en niet voor het jonge geslacht; het behoort aan het verleden en niet aan de toekomst; het is slechts in zoover geschie denis," waar het vertelt van dingen van weet-je nog wel van toen." Want ik geloof niet, dat uit deze studie de figuur van Ver Huell, aantrekkelijk zoowel als eenzaam in de Hollandsche humoristische teekenkunst, duidelijker of sympathieker is gewoiden voor hen, die Ver Hnell niet al reeds kennen uit zijn eigen albums. Ik geloof ook niet, dat Dr. Dyaerinck er in geslaagd is, de juiste beteekenis van Ver Hnell dóór het raster werk van intimiteiten heen te zien. Ver Huell is dairom een typische figuur geworden, omdat deze man is de domin teekenaar, naast het heir van domin -letterkundigen, die de almanakken, boekzalen en de heele verdere Nederlandsche belletriemarkt hebben voorzien van humoristisch, lyrisch, romantisch, dramatisch, historisch, didaktisch en genre-poëzie en proza. Het is meermalen gezegd en bekend ge noeg, dat de geestelijke behoeften onzer vaders en grootvaders"bezorgd werden door dit theo loog- literatoren- leger. Maar óók door den-theoloog-teekenaar Ver Huell. In den grond is Ver Huell's oeuvre, ook al was de maker in het maatschappelijk leven geen predikant, van hetzelfde gehalte als hun arbeid in den wijngaard der fraaie letteren. Dit is Dr. Dyserinck ontgaan. Of laat ik liever zeggen: dit moest Dr. Dyserinck ontgaan. De geestelijke gelijkenis van Ver Huell met Beets treft alleen op eenigen afstind; niet, wanneer men tuurt en peutert op aardige intimiteiten in het leven en het werk van dezen teekenaar, hoe nauw gezet en vlijtig men ook zij in het bijeen brengen en groepeeren der souvenirs. Ztodat, ondanks het vlijtige werk van Dr. Dyserinck, de tegenwoordige tijd allerminst geacht mag worden naar waarheid en ver dienste te hebben afgerekend met den zon derlingen dilettant-teekenaar en dilettantdominé, welke Ver Huell geweest is. Dr. H E. GEEVE. De nieuwe Schouwburg te Weimar. De rustige rust, de gewijde stilte, voor waarde tot vorming en ontwikkeling van talent, kende Weimar op Zaterdag, den Hen Januari, bij uitzondering, niet. Heel Duitsch land, vertegenwoordigd in zijn Keizer, in vorsten en vorstinnen, in zijne dichters, schrijvers, theaterintendanten, tooneeldirecteuren, in wier midden Leon en Isouard van Lier uit Amsterdam, professoren uit Jena in roode en paarsche tabbaarden, hoogere officieren, hoogwaardigheidsbe kleders, studenten en gymnasiasten, de voormannen der Weimarsche burgerschap, de bloem der Duitsche vrouwen en juffer schap, heel Duitschland had zich opge maakt naar het oude klassieke Weimar, de bakermat van Duitschland's literaire ont wikkeling en grootheid, om er den nieuwen Schouwburg te helpen inwijden. Op dezelfde plaats, waar het oude en het nog oudere gebouw heeft gestaan, waarin Goethe de kunstleiding in han den had, waar hij, in samenwerking met Schiller de ruwe manier van zeggen, gangbaar op de tooneelen van Duitsuhland, heeft doen afleeren voor het zeg gen-in-schoonheid; waar beiden voor den adel van het gebaar en den welstand van het lichaam hebben geijverd waar beiden de stukkenrol een nieuw aanzien gaven door werken van hen zelf, van Shakespeare en anderen, waar beiden leerend en scheppend het tooneelwezen in geheel Duitschland eene andere, een betere rich ting gaven, en bij dichters en uitbeelders het besef levendig maakten : dat het tooneel het beeld der natie, het beeld van eigen leven zij, het tooneel te achten en te ver edelen als eene nationale instelling; op dezelfde, op de gewijde plaats, waar Schiller'» schoone woorden bij de inwijding op vorige eeuw, in het bekende gedicht Aan de kunstenaars", en Goethe de diepgevoelde waardeering voor Schiller, na diens dood, heeft doen uitspreken, op die plaats, een plaats, vanwaar het licht voor de toe komstige grootheid van Duitschland is opge gaan, is Weimar's nieuwe kunsttempel ver rezen. Het oude gebouw werd in April van het vorig jaar gesloten om gesloopt en door het nieuwe vervangen te worden. De plek, waar het stond, hing te veel saam met de groote en verheven geschiedenis der wording van Duitschiand, om bij de sluiting niet de da ^en van het schoon verleden te herdenken, om bij een nieuwe toekomst het oude te eeren. De laatste vertooningen in het oude huis waren er aan gewijd. Opera's en tooneelwerken, die voor Weimar eene bizondere beteekeuis hebben gekregen, er voor het eerst ten tooneele werden gebracht, heeft men toen vertoond. Den lOen April Richard Wagner's Lohengrin;' den 12en Der Barbier van Bagdad" en Schiller's Riiuber", endeléen Goethe's Iphigenie, delphigenie na zijne ltaliaansche reis, niet die, welke hij vroeger had gemaakt en waarin bij zelf met hertogen en hertoginnen van Weimar gespeeld had. Collbctie Sii. In een der kabinetten aan dea Oostelijken gevel van het Rijksmuseum zijn thans de schilderijen onder georacht, die door het Kyk uit de collectie Six werden aangekocht. Daarmee is een der oudste en roemrijkste verzamelingen in ons land uit haar geheel geraakt. Zulke splitsingen zijn echter vroeg of laat te wachten, als verscnülende familietakken hun eigendomsrecht op een deel van 'n gemeenschappelijk bezit kunnen doen gelden. Intusschen is buiten de Vermeer en zeer enkele andere schilderijtjes de keur der oude collectie in het huis van prof. J. Six op de Heerengracht achter gebleven. Buiten de be roemde Rembrandt's, is daar cog het Straatje van Vermeer, hec allerkostelijks' Brief-chrijfstertje van erborch en menig ander uitne mend specimen van oud- dollandüche kunst; een portret van Miere/elt bij v. geeft een ver rassend uitzicht op de kunst van dezen vrij vroegen portretschilder, zoo men hem slechts kent uit het talrijk atelierwerk op zijn naam. In bezit van hei Rijk zijn thans gekomen 39 schilderijen, waarbij er verscheidene zijn van vrij middelmatige kunstwaarde. Na de veel besproken Vermeer spannen er de kroon een Adr. v. Ootade en een Metsu; de laatste vooral die een ongewoon breede factuur van dezen consientieuzen kleinschilder" te be wonderen geeft. Een Juditn Leijster, kleiner maar ook zuiverder dan de le.ensgroote Drinker, een kabinetje verder, lokt een ver gelijking uit met dea Nar von Hals uit ons museum, om de veronderstelling te opperen dat de^e copiewerk naar een origineel van Hals kan zijn. Verdej behooren tot het beste goed uit deze nieuwe aanwinst werken van J. van Rtujsdael. Pa. Wouwerman, R. Ruysch en Asselijn. Ook representeeren twee landrchapjes van Post voortreffelijk dezen schilder, maar een werk van Moreelse is ongeveer uit den tijd van zijn Schoone Herdeim," dit wil zeggen, zijn vervaltijd. De In De Roovers is toen nog eenmaal door de studenten uit het nabij gelegen Jena de traditie gehuldigd. Met hun honderden zijn zij in feestdracht naar Weimar getogen, hebben de stille, vredige stad van hun blij heid doen weergalmen, en 's avonds in den schouwburg de banken van het parterre bezet. Toen nu het spel bij de torenscène genaderd was, rezen de studenten op, en commandeerde een hunner Seniores: Silentium!" De vertooning werd gestaakt, zoodra de studenten, het lichaam gekeerd naar de loge van den Groothertog, aanhieven: Gaudeamus igitur, juvenes dum sumusl'' Na de laatste regels riep dezelfde student: Ex ist!" ... en de vertooning werd ver volgd. Toen in het oude huis de laatste woor den van vaarwel, het slot van dphigenia door Thoas gesproken waren, werden de vertolkers door een nevel aan het gezicht onttrokken, waarna bij mystieke muziek de nevel optrok en het oude Weimar in lichtglans verrees, een ster boven Schiller's woning, waaruit de gestalten uit zijne ver schillende drama's te voorschijn kwamen, en na nieuwe nevel en wegtrekken van nevel, het tuinhuisje van Goethe zich opdeed, waar, voor Goethe's muze, personen zijner ver beelding, zijner tooneelwerken voorbij trok ken, en uit nieuwe nevel een tafereel te voorschijn kwam, uitbeeldende dich ters en kunstenaars op ieder gebied, Hertog Karl August begroetende, om in nevel ondergaand, na opklaring e m nieuw en laatst tafereel, ter aanschouwingtegeven: de voorgevel van het nieuwe gebouw, met festoenen gesierd. De deuren openden zich en Schiller en Goethe vertoonden zich in magisch licht. Van alle zijden schreden be roemde dichters en kunstenaars naar het nieuwe huis. Eerbiedig weken zij voor den genius, die zich tot Goethe en Schiller wendend, den rozenkrans van het haar deed en Goethe waardig keurde, welke den krans met deftig en hoofsch gebaar Schiller in de hand drukte, zooals beiden door het stand beeld vóór den schouwburg zijn afgebeeld. Dichters en kunstenaars zongen een lof zang, afgewisseld door een jongenskoor en geleiden den genius in het nieuwe huis bij zauhtrood licht, het morgenrood der schoon heid." Een even dichterlijke als zinrijke her denking van Weimar's groot verleden en beteekenis voor het heden heeft Richard Vosz in zijn schier sprookjesachtig inwij dingsstuk van den nieuwen Schouwburg niet bedoeld, hoewel hij er op gezinspeeld heeft, want het vangt reeds aan bij het aan herinnering rijke Ettersbera;. Richard Vosz geeft de kunst uit den ouden tijd te aan schouwen, met de goede nieuwere zich ver zoenende en voortaan samengaande. Aan dit spel sloot zich onmiddelijk aan de voor stelling van Goethe's: Voorspel van Faust, waarin Karl Weisser, die omstreeks 1860 verbonden was aan het Duitsche gezelschap van A. v. Lier te Amsterdam en later optiad bij de Meiningersin den Stadsschouburg aldaar thans sedert jaren Hoofdregiseur aan den Schouwburg te Weimar, voortreffelijk en voorbeeldig de verzen van den dichter declameerde. Een schitterende proeve van regie-kunst legde Karl Weisser ook af in het toen volgende: Wallenstein's Lager,' waarin hij, de oud-Meininger, de Meininger-regie-kunst deed herleven. Even verwonderlijk schoon als decors, ver lichting, kostumeering en regie bij al deze tafereelen waren die bij de Festwiese" uit het derde bedrijf van Wagner's Meistersinger." Zang en muziek hadden bij de feestvoorstelling deel aan het groote succes, aan de bij valsbetuigingen, tot welke de Keizer telkens het voorbeeld gaf. De muziek bij het inwijdingsstuk door Weingartner, met gebruikmaking van motieven uit Liszt's werk, ten gehoore gebracht door een uit nemend orkest, onder de beproefde leiding van Peter Raabe, die te Amsterdam, waar hij zich voor weinige jaren heeft doen waardeeren, nog niet vergeten is. Bij de openingsvoorstelling is gebleken, dat het tooneel, door een grooten fluweelen voorhang van de zaal gescheiden, gebouwd is met inachtneming van al het beste, waar over de nieuwere tooneelbouw en verlich ting beschikken. Een toonbeeld er van was het sneeuwlandschap bij Kttersberg, dat onder zoete en zachte geheimnisvolle muziek langzamerhand, voor het oog der toeschou wers, overging in een zacht-kleurig voorjaarslandschap met de stad Weimar in het verschiet. Het gebouw zelf sluit zich, in stijl uiterlijk bij het oude, afgebrokene aan, het is er een verbeterden vorm van. De bouwheer, Pro fessor Littmann, heeft het nieuwe bij het oude willen aansluiten, zoodat het verleden spreekt uit het heden. Het gebouw vloekt niet met de omgeving, met het oude Wei mar, het dringt zich niet op; het heeft het karakter van voornaamheid en eenvou digheid. Een zelfde karakter, bij allen rijkdom van wandelgangen en foyers, heeft ook de schouw burgzaal, roomkleurig met zacht goud. Zij heeft een groot parterre en daarachter balcon. Slechts eene verdieping strekt tot bovenloges. Gebouw en zaal hebben niets van het zich opdringende der gebouwen en zalen in hoofdsteden; zij bewaren bij allen rijkdom en voornaamheid, bij alle voorbeeldige in richtingen tegen brandgevaar, voor luchtverversching en verwarming, en voor garde robes, den stillen eenvoud, die een provincie stad, een klassieke stad als Weimar past. Den generaal-intendant, Baron v. Vignau kan trotsch zijn op den nieuwen schouw burg, maar bovenal Groothertog Wilhelm Ernst van Weimar, voor wien de uitgaven van twee millioen mark voor den bouw niet te veel waren. In het dienen der kunst volgt hij het voorbeeld van wijlen zijne doorluchtige moeder, de zuster van wijlen Willem III, koning der Nederlanden en van zijn doorluchtigen vader, die Goethe nog gekend had. J. H. RÖSSIXJ. iiiliiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiMKiiiiiiiiiiiiiMi Rubens veitoont alleen den meester-waardige kwaliteiten in de Magdalena-figuur; het landschap is stijf, zeker niet van Rubens zelf misschien van Wildens? Voorloopig blijft de collectie in dit kabinet gehuisvest. W. S. ur, Knypff's Rtwiiaal. Om de, Ou'ie Wereldzee, door dr A. KUYPER, Amst. Van Hoikema en Warendorff. Het was, meen ik, dr. Gunning, uit Utrecht, die enke'e jaren geleden ergens schreef, dat hij het zulk een genot zou achten eensmet,dr. Kuyper op reis te zijn. Die uitspraak was vol komen natuurlijk. Reizen kan men doen met velerlei doel, men Kan het onder andere doen met het doel om zijn geestesleven te verrijken, zoowel door kennis als door vor ming. Voor dit laatste soort van reizen nu is h-(t van ongemeen belang een reismakker te hebben, die door aangeboren en verwor ven geestelijk fonds, vooral'ook door echerp geteekende subjectiviteit in den goeien zin van dit woord in staat ie om meer en anders te zien dan men zelf ziet. Dairdoor toch verdubbelt of verdrievoudigt men het effect, dat men zich van zulk een reis voor stelt. Met Gunningsche gevoelens" ving ook ik onder velm in de laatste maanden de lec tuur van dr. Kuyper's reisverhaal aan. Ik heb met dr. Kuyper nooit grootere reizen gedaan dan na een middagmaal van Den Haag naar Scheveningen en vice versa Zelfs zulk een klein proefje was echter meer dan voldoende om mij te doen watertanden om zij het dan nu ook enkel in den geest een groote reis met hem te onder nemen. Religieuze, intellectueel--, aesthetische genieting dat alles was te wachten voor iemand die het boek opsloeg, zooals ik het opsloej. Niet belast en beladen met de eigen kennis en geestesrijkdom van een De la Saussaye, maar als een dier simpele deputaten", voor wie alleen die geleerde wijsgeer theoloog in zijns onwaardigen spot dit boek genietbaar achtte. De auteur van het boek meldde zelf in de voorrede, dat men daarin noch een boeiend reisverhaal, ndch nieuwe vondsten, maar slechts weer gave van persoonlijke indrukken zou zoeken. In zich opnemen die persoonlijke indrukken, niet alleen de onmiddelijke, maar ook de middelijke, gemaakt als ze waren op een machtigen geest door machtige versciujnse len dat was, dacht mij, de manier om dit boek te lezen. Zoo heb ik het althans gedaan. De uitkomst atelde rnij niet te leur. In iedere ier hier geboden schetsen is het persoonlijke van des auteurs indrukken gemakkelijk te herkennen. Dat peisoonlijke verleent aan alle hun eigenaardige bekoring. Het eerste opstel, handelende over het Aziatisch gevaar, zou ik met een muzikalen term een grosse Fantasie" correcter nog, een transscriptie" over het antithese-motief willen noemen. Neem in plaats van Nederland de wereld, wees dan een man, voor wien het onwrikbaar vast staat, dat de religieuee over tuiging b sis en grondslag van het leven bij enkele en gemeenschap is of behoort te zijn op het toekomstig wereld-slagveld moeten zich dan de kampende partijen naar religieusen grondslag scheiden. Monotheïsme te^en polytheïsine ziedaar christendom" en paganisme" in groote en uitgewerkte vormen teruggevonden in de wereldpolitiek. Kan de politieke veldheer op de basis der religie dit probleem anders zien? Is het niet wonderlijk belangwekkend, het ook eens zóó te zien? Mogelijk blijkt hei inderdaad een grosse Fantasie" ; is het ook niet mogelijk, dat de gedachte te hare tijd eens levens vatbaar blijkt als haar vaderlandsche dwergzueter? Zag deze er veertig jaar geledenzooveel meer viable" uit dan haar reuzenzuster thans? Over Roemeniëhandelt her, tweede opstel. Daarin, spreekt vooral de man van warme vaderlandsliefde. Dr. Kuyper is by al zijn cosmopolitische neigingen een hartstochtelijk Nederlander. Nederland zoo groot maken als een klein land kan zijn, dat is niet het minste zijner idealen. Daarvoor is zijns inziens vóór en boven alles noodig dat het positieve Christendom de grondslag van zijn cultnur blijft, maar daarnaast moeten tal van uit wendige voorwaarden worden verwezenlijkt van flnancieelen, militairen, socialen, en diplomatieken aard. In Roemeniëvond de auteur een land, waar hij meende veel te kunnen leeren omtrent de middelen, waardoor zijn eigen vaderland zou kunnen worden vooruit gebracht. Zóó heeft de auteur Roemeniëgezien. Niet Roemeniëom Roemenië, maar Roemeni om Nederland. Daarbijeen open oog voor de ge nieting, geboden in de kennismaking met per sonen van hooge distinctie als het Roemeensch koningspaar; eenontvanklijkgemoed voor natuurschoon; maar voor alles: wat kan Nederland van Roemeniëleeren? In de schets over Rusland is het vooral de kundige theoloog, die op de Russische toestanden een gansch eigen blik [weet te slaan. Belangwekkend zijn hier zeker ook de korte beschrijving van wat de auteur zelf vond in Rusland te midden der revolutionaire woelingen. Interessant ook de ethnologische en sociologische opmerkingen. Dit alles had echter ook door anderen kunnen ge schieden. Niet licht echter vindt men zoo tref fend toegelicht de werking van den religieusen factor in de Russische toestanden. Hoe leert men hier de pluriformiteit bij het christelijk beginsel bewonderen, die zich openbaart al naar mate de geaardheid van personen en toestanden, waarin het actief wordt. Het opstel over de Zigeuners schijnt mij het minst geslaagde. Het is vrijwel een gewone ethnologische schets, die wel voor iemand, die over het probleem nooit iets las, de lec tuur waard is, maar die mijns inziens te veel gedocumenteerd is om aangenaam te lezen en toch weer te vluchtig en te weinig geargumenteerd om met volle recht weten schappelijk te kunnen worden genoemd. Zij neemt nu min of meer een eigen positie in in den bundel; haar pendant, die over het jodenprobleem handelt, is veel boeiender. Hier toch speent zich de auteur van te veel materiaal, wat gegeven wordt is goed gedocumenteerd en men ontvangt waarlijk een grondigen kijk op de zaken. Men gevoelt hier op iedere bladzijde, dat de auteur een stof onder handen heeft, die hem innig sympathiek is en waarin hij door zijn vafcstudien historisch en zakelijk thuis is. Zeer reëele waarde is dan ook te hechten aan de gedragslijn, die voor de toekomst als de juiste wordt aangewezen. Anti-semitismeensionisme worden daarbij op interessante wijze besproken, en tusschen Oost en West nauwkeurig onder scheiden. Verweer zoeken niet in negatieve maatregelen maar in de positieve uitwerking van het historisch overgeleverd Christendom, toepassing der liefde Christi" dat is des schrijvers slotsom. Ik mag niet te lang worden en passeer daarom de groep, gevormd door Constantinopel, Klein-Aziëen Syrië, die met hun drieën alle deze karateristiek gemeen hebbpn, dat ze samen het meest van al de geboden stof het karakter van reisbeschrijving dragen. Men vindt hier aardige bijzondei heden ver meld over reisgelegenheden, hotels, per sonen en aspecten van stad en land, alles zooals de auteur het zelf waarnam. Temidden van dat verhaal enkele interessante beschou wingen ovei godsdienstige secten en Turksche bestuurs-inrichtingen. Het thans verschenen gedeelte van het boek wordt beslaten met een honderdtal blad zijden, handelend over het heilige land. Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat prof. de la Saussaye, naar hij mededeelt, over het heilige land litteratuur heeft leeren kennen, die op hem veel meer indruk heeft gemaakt dan Dr. Kuyijer's reisaanteekeningen deden. Als ik voor wetenschappelijke doeleinden, Religionsphilosophische" of andere, iets over het heilige land zon willen weten, zou ik ook andere soort litteratuur prefereeren. Maar zóó moet men deze pagina's niet lezen. Men moet niet naar intellectueel e prikkels zoeken, maar hierin zijn genieting vinden, dat men door een in religieus en psychologisch opzicht zoo merkwaardig prisma als Dr. Kuyper's geest de zaken beziet, die door de belijdende christenheid als vast staande worden aangenomen. Het gait er hier niet om meer of minder controverse punten aangaande topografische of historische bijzon derheden tot een solutie te brengen, maar om mee te l ven de gevoelens, door de aan schouwing der gewijde plaatsen opgewekt bij een man, die zelf als geleerde, als kerkhervormer, als staatsman heel zijn leven er voor gaf om de van uit deze plaateen in de wereld inge dragen beginselen te maken tot het actie centrum der cultuur van zijn vaderland, zoo mogelijk van heel de inenschelijke beschaving. Meer nog: bij een man, wiens eenige troost in leven en sterven de Heiland is, die in dit land, op deze plaats, geleden en gestre den heeft. Nu kan men zelf over deze zaken denken zooals men wil, of liever, zooals men meent te moeten voor zijn geweten, maar mits men objectief genoeg zij en hoog genoeg sta, om inferieure gevoelens en persoonlijke antipathie tijdelijk uit zijn ziel te bannen, zal men dit gedeelte van het boek niet kunnen lezen zonder innige geestelijke genietingen en waar achtige ontroering. Voor geestverwanten en persoonlijke vrienden van den auteur komt daar een heilige factor bij. Ik verwijs naar de bladzijden . £ 05 en volgende, 5.4 516 over Getsemaué, 523 en andere. Stijl en inhoud zijn hier geheel in harmonie; glashelder en gespierd dragen de woorden de wijding en warmte van overtuiging, die ze inspireerde, tot in uw eigen hart. Ziedaar in enkele trekken den indruk, dien de lezing van Dr. Kuyper's reisverhaal op mij maakte. Het reisverhaal zelf is subjectief. Subjectief is in alle gevoel door de lezing er van opgewekt. Wat ik in deze regelen wenschte te doen, dat is ieder, die voor psychische genieting iets voelt, opwekken om dit boek te lezen, hij moge dan deputaat" zijn in ontwikkeling of zich in hooger cultuur verheugen. Zelfs vlei ik mij, dat als Prof. de la Saussaye met name het opstel over het heilige land nog eens leest in een stil, zomersch Zondagnamiddaguur op zijn buitenverblijf, vrij vin die Alltagsgefühle", waartegen zelfs de theologische toga blijkbaar geen beschutting biedt, zijn hooge en fijne geest ter zake van wat hij over dit boek schreef, iets zal gevoelen van wat de academische jongelingscüap ietwat bruusk maar duidelijk qualificeert als een moreele kater." Mr. ANNB ANEMA.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl