Historisch Archief 1877-1940
urn
EEKBLAD
NEDERLAND
O£Lcler redactie van.
Mt nummer berat een
. :E». x«.
Uitgeven: VAH HOLKEMA ft WABENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voer Indi» per jaar, bij vooruitbetaling . mail 10.
Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-12'/«
Zondag 2 Februari
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit DuitechUnd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Kenlen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NAÖIJ: Vermorsen
van Ryks-gelden, door G. Een nieuw feit.
Een merkwaardige cirkulaire, door F. v. d.
Goea. Gemeen tebelangen.door L. Simons
<3$ed «oo! SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN; De bedeeling der huiszittende
armen en art; 21 der Armenwet, door X.
FEUILLETON? 628-E8, II, door dr. R.
Feenstra, Hilversum. KUNST ES LET
TEREN: Over tooneelspelen, door
Stellwagen Jr. De Nederlandgche
Renaiseancedichter Jan van Hout, door dr. J. Prinsen,
beoordeeld door D. M. v. L. Een aanval
op 't bestaan van 't Kasteel ten Amstel, te
Amsterdam, door A. J. A. Flainent. VOOR
DAMES: Kindersterfte en gemeentelijke
melkdepóta, door E. Edwarde-Noest.
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. Het drukkers
jaarboek voor 1904, met afb., door R. W.
P. de Vries Jr. Tentoonstelling van de
Larensche Kunsthandel, door W. Steenhoff
Róbert Fnchs-Liska,. met portret, door
Cornelis Vetb. Pulchri, 9e
Groepententoonstelling, door Plasschaert. Mgr. B. H.
Klönne, met portret en afb., door J. F. M.
Sterck. Jan Eisenloeffel naar Müncben,
door T. Landré. E. J. R. B. Tourniaire,
met portret, door J. H. R. FINANC. EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en v. d. S. INGEZONDEN.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
9
Vermorsen van Rjjks geld.
Overtuigd als we ons houden, dat er
buiten de belanghebbenden weinigen
?worden aangetroffen die weten op welke
handige wij ze deNederlandsche ambtenaar
zijne bezoldiging weet te verhoogen,
wenschen we daaromtrent eens een tipje
van den sluier op te lichten.
In de eerste en voornaamste plaats
dan behoort daartoe het zich in het
genot doen stellen van vergoeding voor
dienstreizen (verblijfkosten) en voor het
afnemen van examens (cacatiegeld).
Op de jaarlijksche begrootingen van
de departementen van algemeen bestuur
worden daarvoor zeer hooge bedragen
uitgetrokken. Zoo wordt voor dit onder
werp enkel op de afdeeling Onderwijs"
(Binnenlandsche Zaken) voor 1908 niet
minder dan ?510,450 gebracht.
Daarbij springen in het bijzonder de
volgende posten in het oog:
?140,000 voor de leden der eommissiën
in zake het behalen van acten
lager onderwijs, handwerken
en orde oefeningen;
76,000 idem in zake eind-examens
Hoogere Burgerscholen;
68,000 idem in zake het behalen van
acten van bekwaamheid middel
baar onderwijs enhandteekenen;
16,000 idem bedoeld bij art. 12 der
Hoogere Onderwijswet;
12,000 voor de bouwkundigen enz.,
belast met het toezicht op de
febouwen voor onderwijs.
eurig vraagt men zich af, is
het nu redelijkerwijs noodig dat aan
Rijks ambtenaren zulke hooge bedragen,
boven en behalve hunne gewone bezol
diging worden toegestopt. Het is voorwaar
toch geen kleinigheid dat ambtenaren
met ? 3000 en veel hooger inkomen, zich
als lid van examen-commissiën weten
te doen aanwijzen en daarvoor ?6, ?8,
ja zelfs ?10 vacatiegeld per dag ont
vangen. En dat, terwijl hun gewone
arbeid door andere ambtenaren wordt
verricht, (een ambenaar kan toch ook
maar n gang gaan) en geen cent uit
gaven ter zake valt te maken.
Dat men personen, die gedwongen
werden tijdelijk elders verblijf te houden,
vergoeding voor meerdere uitgaven geeft,
is niet meer dan billijk te achten, maar er
moet. om het maar eens zco uit te drukken,
geen slaadje uitgeslagen worden, zooals
onder de bestaande regelen het geval is.
Yan den bestaanden toestand is ook
nog het gevolg, dat de z.g. baantjes jagerij
er door in de hand wordt gewerkt.
Er zit blijkbaar iets ongezonds inden
bestaanden toestand en de ministers
moesten daarom, ter wille van de reeds
door verschillende belastingen zoo zwaar
gedrukte bevolking, de noodige maat
regelen reeds genomen hebben. Dit nijpt
te meer omdat de Staatsuitgaven in de
latere jaren zoo ontzettend zijn gestegen.
"^"e vestigen daartoe slechts de aandacht
op de kosten voor het onderwijs (Hooger,
Lager, en Middelbaar).
In 1887 beliepen de uit
gaven daarvoor ... ? 7,240,920
In 1896 (tien jaar later
dus) 9,779,302
In 1906 (weder tien jaar
later). ...:.. 20,143.273
Voor 1907 werd toege
staan 24,327,710
Voor 1908 werd geraamd. 25,486,088
In twintig jaar alzoo een stijging van
? 18,315,108.
Alhoewel wordt verondersteld, dat het
vorenstaande voldoende zal wezen om
aan te toonen, dat voorziening in deze
noodig is, willen we nog even er op
wijzen, dat de Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel den Hen Decem
ber 1907, op eene deswege gedane vraag,
aan de leden der Tweede Kamer mede
deelde, dat de reis- en verblijfkosten en
vacatiegelden van de districts-veeartaen
van de veeopzichters over 1906beliepen:
f 138,395
,«2VsWie de gelukkige was die de halve
cent kreeg, vermelde de Minister niet.
Een aardig douceurtje blijft het
intusschen.
De aangegeven bedragen spreken voor
zich zelf en we hopen dan ook dat
gezaghebbenden daarin aanleiding zullen
vinden met ons mede te werken om de
handen in een te slaan, teneinde te
geraken tot een tijd, dat, althans ran
vermorsen van Rijks geld geen sprake
meer zeil wezen. Gr.
Een nieuw feit.
Zonder nadere argumentatie valt de
Zuid-Afrikaanxche Post, het te Amster
dam verschijnende weekblad, de redactie
van 't Handelsblad bij. Er zijn
ZuidAfrikaansche bladen, die aan onze zijde
staan; er zijn er, die niet aan onze zijde
staan. Wij hadden ze gaarne alle aan
onze zijde, maar als dit niet zoo'is, dan
is dat zeker, omdat dit niet zoo kan zijn.
Wij zouden de Zuid-A frikacmsche Post
niet noemen wanneer ze niet het volgende
nieuws had gebracht:
Edoch ne bemerking moeten we maken:
generaal Smuts werd beschuldigd en wordt
verdedigd naar aanleiding van woorden, die
hij voor zooverre wij konden nagaan
nooit gesproken heeft! Hij heeft op de ver
gadering van een debating-club te
Johannesburg o. m. de welsprekendheid verdedigd
als een van de middelen, waardoor de wapens,
die de politicus in de arena gebruikt, ge
scherpt moeten worden en bij die gelegenheid
heeft hy betoogd: het is waar dat Rhodes
en Kruger, de twee mannen, die uen
diepsten indruk op" Zuid-Afrika hebben gemaakt,
een indruk, die zich nog honderde jaren zal
doen gevoelen, niet welsprekend waren, doch
dit kan de gave van den redenaar niet tot
waardeloos stempelen". Reuter heeft die
woorden een beetje gekleurd, er de uitdrukking
uit distilleerend, dat Rhodes en Kruger twee
groote" of die twee grootste Afrikaners"
waren. Op grond van deze Reuter-vryheid nu
is generaal Smuts, wiens woorden zóó zorgvul
dig waren, dat ze geen aanstoot konden geven,
door den Kaapschen gouverneur b\j gelegen
heid van de pleehtige onthulling van het
Rhodes-standbeeld te Kimberley gecompli
menteerd en door een paar Afrikaner bladen,
en ook door voornoemd Nederl. blad,
gecritiseerd geworden. Dat men Reuter's berich
ten en daarop gebaseerde beschouwingen
steeds met reserve moet lezen weet elkeen,
doch 't wordt telkens weer vergeten. Wjj
maken er geen verwijt van, want ons blad,
uitsluitend aan Z.A. zaken gewijd en in het
welk dwaling dus wel het minst vergeeflijk
is, is er zelfs ook nog wel eens ingeloopen.
Hieruit blijkt, dat wij met de heele
pers in en buiten Zuid-Afrika misleid
werden door Reuter.
Hieruit blijkt verder, dat generaal
Smuts niet grofweg op een feestmaal"
fesproken heeft van Kruger en Khodes,
ie twee groote Afrikaners."
Zonder zijn thans bekend geworden
woorden te onderschrijven, moeten wij
toch openlijk erkennen den grooten
boeren-generaal te zwart te hebben ge
zien en te leelijk te hebben voorgesteld.
En wij bieden hem gaarne onze
verschuldiging aan. Dit spreekt vanzelf.
Maar waar blijft want hiermee is
de zaak niet afgedaan nu het Han
delsblad ?
Wie heeft generaal Smuts, vragen wij,
wel het meest beleedigd? Wij, die een
uitdrukking heftig wraakten, die ook
hem, omdat ze vleierig-grof was, niet
over de lippen kwam, of het Handels
blad, dat hem die uitdrukking met ge
noegen hoort zeggen, dat 't getoost op
de twee groote Afrikaners" voor haar
rekening neemt, en dat, zelf nog eens
meespeechend, hem in staat verklaart tot
eene dergelijke misplaatste houding.
Men leze aandachtig 't geen, volgens
de nieuwe en goede lezing, generaal
Smuts u~el gezegd heeft. ledere zins
wending, de toon van de heele passage,
het verband, waarin werd gesproken, het
karakter van voorbijgaande opmerking
dat hij aan zijn woorden gaf, alles
is, woord voor woord, een bevestiging
van 't geen wij geschreven hebben tot
verdediging van onze plaat.
Generaal Smuts .kreeg het niet over
zijn gevoel, en niet over zijn lippen, om
zóó te spreken, als wij, zeer terecht,
hebben gewraakt, ~ en wij wenschen er
hem geluk mee, al hadden wij voor
ons nog mooier gevonden als hij nocj
minder had gezegd Maar Handels
blad, gij, waar blijft gij thans met
uw verdediging?
Welk een kaakslag voor u!
Gij zweegt, en terecht!
Een merkwaardige cirkulaire.
Een bevriende hand zendt ons de vol
gende, Aan de Geneeskundigen in Neder
land" gerichte cirkulaire. Ze is geteekend
door eenige hoogleeraren in de chirurgie,
Burger, Koch, Korteweg, e. a. autoriteiten
op medisch gebied, in 't geheel zestien
namen:
Amsterdam, Dec. 1907.
Niemand zal ontkennen, dat de invoering
der Ongevallenwet by menige ziekte geheel
nieuwe gezichtspunten geopend heeft.
Gevolg-toestanden, die van ouds voor gene
zingen golden, bleken slechts zeer betrek
kelijk dien naam te verdienen. Waar men
gedwongen was regelmatig een voort bestaande
Invaliditeit te erkennen, werden de zorgen bij
de behandeling verdubbeld en nieuwe genees
wijzen gezocht. Waar van ouds slechts vage
klachten werden herkend en raadselachtige
verschijnselen waargenomen, kwamen nieuwe
ziektebeelden tot scherpe omlijning. De vraag
naar het verband tusschen ongeval en ziekte
werd een zoo gewichtige, dat wij bij ons
voortdurend streven naar een juiste erken
ning van dien samenhang onze kennis der
aetiologie in hooge mate zagen vermeerderen.
Ons inzicht in het wezen der ziekten werd aldus
in velerlei opzicht verruimd, en, eenmaal aan
het herzien, vonden wij steeds nieuwe wegen
tot onderzoek geopend. Elk onderdeel der
geneeskunde werd door de invoering der Onge
vallenwet met nieuw lecen bizield, zoowel de
geneeskunde als de heelkunde, zoowel de
ophthalmologie als de otologie, zoowel de
neurologie als de psychiatrie, zoowel de
hygiëne als de pathologische anatomie.
Ondergeteekenden zyn van oordeel, dat het
de moeite zal loonen, dat geneeskundigen
van allerlei richting zich zullen vereenigen
tot de beoefening der ongevallengeneeakunde.
Voorzeker zou het te ver voeren alle
kennis, waarmede de verschillende
onderdeelen der geneeskunde in den loop van
zoo korte jaren verrijkt werden en in het
zelfde tempo nog steeds worden verrijkt, te
beschouwen als veld van
gemeenschappely'ken arbeid. Maar even zeker zal een ieder
moeten erkennen, dat, waar een dikwijls
harde leerschool de oogen geopend heeft,
het gewenecht is, elkanders ervaringen uit
die leerschool mede te deelen, ten einde
aldus ons waarnemingsvermogen te verhoo
gen, eigene ondervinding juister te leeren
waardeeren en zoo noodig te herzien. Hoe
verder het specieele veld van beoefening
uiteen ligt, des te nuttiger zal een onderlinge
gedachtenwisseling blijken.
Met dit doel voor oogen richten
ondergeteekenden zich tot U met de uitnoodiging van
Uwe sympathie te doen blaken voor een op
te richten Vereeniging tot beoefening der
onge vallen-geneeskunde".
Indien genoegzame blijken van adhaesie
in den vorm van brieven, briefkaarten of
naamkaartjes inkomen bij den
laatstondergeteekende (adres Rijks verzekerings
bank), dan zal binnenkort een constitueerende
vergadering worden bijeengeroepen, alwaar
over het doel, streven en inrichting van
dusdanige Vereeniging nader van gedachten
zal kunnen worden gewisseld."
*
* *
Ziehier een ongetwijfeld in vele opzich
ten belangrijk stuk. In afwachting van
hetgeen meer bevoegden er misschien over
te zeggen zullen hebben, bepalen we ons
tot eenige korte opmerkingen, vooral naar
aanleiding van de hier onderstreepte ge
deelten.
De cirkulaire is in de eerste plaats een
bijdrage tot de kennis van het verband tus
schen maatschappelijk leven en wetenschap
in het algemeen. Verzekering tegen onge
vallen is een in bepaalde maatschappelijke
omstandigheden noodig geworden instelling.
En deze instelling is, naar het schijnt, van
zeer groote beteekenis geworden voor de
ontwikkeling der geneeskunde. De profes
soren en doktoren drukken het zoo sterk
mogelijk uit: elk onderdeel der geneeskunde
werd door de invoering der Ongevallenwet
met nieuw leven bezield" ... Wanneer dit
geldt van die enkele wet, dan mag voor
vast worden aangenomen dat in de geschie
denis van deze vakken de invloed van
sociale gesteldheden ook op iedere andere
bladzijde te lezen is. Op deze wijze een
marxistisch dogma", het historisch-mate
rialisme, dat de wetenschap als een voort
brengsel van het maatschappelijk samen
leven leert beschouwen, bevestigd te zien,
kan ons niet anders dan welkom zijn.
Maar de cirkulaire doet ons nog iets meer
zien. Ze vertoont ons de medische weten
schap niet slechts in 't algemeen als een
sociaal produkt, maar als een instelling ten
bate van de regeerende, bevoorrechte klassen
in 't bijzonder. Deze heeren, het is waar,
hebben niets anders dan een ideëele be
doeling: de bevordering van hun vak. Dat
zij dit vak ook als bestaansmiddel beoefenen,
is een feit dat zeer zeker in aanmerking
komt, maar dat wij hier v.erder onbesproken
willen laten. Van meer gewicht is, dat het
praktische, stoffelijke voordeel door de be
vordering van de vakkennis zeer waar
schijnlijk vroeg of laat af te werpen,
onmiddehjk aan de bourgeoisie ten goede
komt. Zij is het, die het geldelijk risiko van
de ongevallen te dragen heeft. Hoe sneller
de genezing, hoe grondiger ook de genezing,
hoe minder invalieden van den arbeid
des te geringer op den duur de kosten voor
de premiebetalende patroons.
Een betere behandeling van ongevallen
komt toch ook, zal men zeggen, ten goede
aan de arbeiders. Zeer zeker, maar het is
niet de minst merkwaardige gevolgtrekking
uit de cirkulaire, dat dit belang blijkbaar
geenszins den doorslag geeft als invloed die
op de bevordering der wetenschap van ge
wicht is. Men", schrijven de heeren medici,
is door de Ongevallenwet met de behan
deling van ongevallen eerst recht vertrouwd
geworden. Althans, door de Ongevallenwet
werden de zorgen bij de behandeling ver
dubbeld, werden nieuwe geneeswijzen ge
zocht." Waarom eerst toen, of tenminste
juist toen? Men was gedwongen regel
matig een voortbestaande in validiteit te
erkennen." Hier komt uit den mouw van
de professorale toga de aap van het klasse
belang duidelijk te voorschijn.
Bestond, mag men vragen, de invaliditeit
als medisch verschijnsel te voren dan niet ?
Natuurlijk bestond ze, maar niet als maat
schappelijk verschijnsel. In onze wereld
krijgen de arbeiders de meeste ongevallen,
zoowel nu als te voren. Doch vóór de
patroans de kosten van genezing enz.
moesten betalen, vóór de beste geneeswijze
opdie manier een maatschappelijk belangrijke
kwestie werd, was het belang van de massa
der min of meer invalieden geen momeat
dat den vooruitgang der geneeskunde
dienstig kon zijn. De patiënt uit een me
disch oogpunt is dezelfde gebleven. Uit een
geldelijk of maatschappelijk oogpunt is de
patiënt veranderd. Maatschappelijk of gel
delijk is na de patroon de eigenlijke zieke,
nu het ongeval van den werkman uit de
beurs van den patroon bekostigd wordt.
Wel nooit is zoo openlijk erkend geworden
door het puik der geneesheeren dat het
belang der zahlungsfiihigen" kranken het
motief is waarmee hunne schoone studie
staat of valt, althans staan blijft of vooruit
gaat; Immers, nog eens, ook vóór de wet
gebeurden er ongelukken in fabrieken en
werkplaatsen. Eerst kwamen de ongelukken,
daarna kwam de wet, juist wijl er zooveel
ongelukken kwamen, blijkbaar te rekenen
tot het bedrij fsrisiko van den ondernemer.
Doch zoolang de gevolgen voor rekening
van de arbeiders bleven, erkennen de
heeren Burger c.s. dat zij er zich weinig
om bekommerden. De wetenschap ver
dubbelde hare zorgen", legde zich toe op
nieuwe geneeswijzen, nu de gevolgen komen
voor rekening van hen, die in staat zijn
een dokters-, en zelfs een professorsrekening
te betalen.
Dat dit aan inhaligheid van geneeskun
digen te wijten zou zijn, wordt door ons
niet beweerd. Wij hebben met een aspekt
van het algemeene verschijnsel te doen,
dat in de kapitalistische maatschappij het
klassenbelang der bourgeoisie de groote
drijfkracht is. Komt hier en daar iets ook
ten goede aan de andere klasse, dan is dit
een min of meer toevallige winst. Zonder
de Ongevallen zou de voortbestaande in
validiteit' de medici veel minder regel
matig" hebben bezig gehouden. Vroeger,
toen het den arbeiders nog zelf allén aan
ging, werden gevolg-toestanden" veel
minder nauwgezet behandeld. Op de vage
klachten" werd weinig gelet. Voor raad
selachtige verschijnselen" haalde men" de
schouders op.
Wanneer een uit maatschappelijk oog
punt praktisch gevolg te "wachten is van
het optreden der vereeniging die de heeren
willen stichten, dan hopen wij dat het een
andere beschouwing der z. g. simulatie moge
zijn. Gekwetste arbeiders, -weet men, worden
vaak verdacht een gevolg-toestand" die
hun het werken geheel of gedeeltelijk be
let, voor-te-wenden. Zij pogen op die manier
onwettig zich te bevoordeelen. Kan het nu
niet zijn, zouden we willen vragen, dat in
sommige, mogelijk zelfs in vele gevallen;
de fout lag bij den geneesheer en niet bij
den patiënt? Gevallen, zegt de cirkulaire,
die van ouds voor genezingen golden,
bleken slechts zeer betrekkelijk dien naam
te verdienen". Maar wat nu erkend wordt
door de -wetenschap, bleven van ouds" de
patiënten gevoelen aan hun lichaam. Vage",
wellicht zelfs vroeger voor totaal ongegronde
gehouden of gesimuleerde klachten" krij
gen nu in het bewustzijn van den genees
heer den vorm van nieuwe ziektebeelden".
Men zal erkennen dat dit zeer bemoedigend
klinkt. Wij voor ons hebben altijd gedacht
dat de zoo vaak vernomen beschuldiging
van simulatie voor een deel althans uiting
was van den wrevel door de bepalingen
der Ongevallenwet bij sommigen gewekt,
zelve dus een simulatie". Doch wie weet
of door voortgezette studie der nieuwe
ziektebeelden" die beschuldiging niet be
langrijk in kracht zal afnemen ....
F. v. r>. GOES.
Gemeentebelangen.
Het Rapport der Staatscommissies
II.
Ten aanzien van de Personeele Belastingr
stelt het rapport niets revolutionnairs voor,.
dan 't geen gelegen is in de nota van den
heer Treub c.s. over het overdragen van:
die belasting aan de Gemeenten.
In verband met hetgeen in myn vorig.
artikel gezegd is over de overdracht en.
omvorming der Grondbelasting moet hier
nu toch echter even worden stilgestaan bij
die Personeele Belasting.
In 1904 hief de Staat in Amsterdam
?1.533.000 aan personeel, en bedroegen de
gemeentelijke opcenten ?1.586,000. Van dit
eerste cijfer kwam, blijkens de statistiek
der Rijksfinanciën over dat jaar, (en ik
neem die omdat er geen latere is) ?1.114761»
uit de belastbare huurwaarde zoodat ver
houdingsgewijs de stedelijke opcenten voor
?1.160.000 daarop geheven zullen zijn.
Weikrijgen dan in 1904 voor Amsterdam alleen
als Gemeentebelasting op de geschatte
huurwaarde een bedrag van:
Opcenten Grondbelasting ? 593.980
Straatgeld 708.000
Personeel 1.160.000
? 2.460,OOÖ~~
en dat over een huurwaarde van ruim.
?30.000.000 of 8 pCt. terwijl het Rijk nog;
een twee ton meer nam. Bijeen voor Rijk:
n Gemeente dus bijna 17 pCt. of l p(X
over de uit die huurwaarde afgeleide wer
kelijke waarde.
Gaat nu de Gemeente een grondbelasting
invoeren naar de werkelijke waarde, daa
zou het rationeel zijn dat de
grondslagpersoneel op dezelfde wijze berekend werd,
m. a. w- dat ook deze verteringsbelasting
aan de Gemeente overging. "Werd dan pok
daarvoor 'ft pCt. geheven van de
werkelijk»waarde, die ik in mijn vorig artikel voor
1904 op 590 millioen gulden schatte, dan
zou de Gemeente hier in 1904 geïnd hebben:
?2,950,000; zou aan het Rijk: ?1,144,760»
hebben moeten uitkeeren, en voor zich zelf
hebben overgehouden plm. ?1,800,000 ia
plaats van haar opcenten ad ?1,175,000.
Doch, dit meerdere zou zij niet zonder
meer in den zak hebben mogen steken.
Een hervorming der beide bolastingea
op dien nieuwen grondslag zou wel is waar
al dadelijk een sprekend gevolg hebben
gehad voor de minder welgestelde bewo
ners, die 1°een te hoogen huur betaler*
in verhouding tot hun inkomen, en 2" eens
te hoogen huur betalen in verhouding tot
de werkelijke waarde hunner woningen.
Het is een bekend feit: hoe slechter de>
huizen, des te meer rente brengen zij op
bij verhuring; een feit, dezer dagen?ver
moedelijk geheel onbewust bevestigd in»
het adres, door de Vereen, van huiseige
naren, dd. 24 Dec. 1.1. aan onzen Gemeente
raad gezonden, en waarin erop gewezen
wordt hoe juist de perceelen, die 't eerst
met onbewoonbaarverklaring bedreigd
?worden, bestaansmiddel zijn voor menig;
oude van dag, en die dus daaruit wat
extra's moeten kunnen halen! We zouden
dus een billijker belasting krijgen voor die»
minder-gegoeden; we zouden, als tweede»
gevolg, een ontlasting krijgen van die»
eigenaars, wat tot wenschelijke
huurverlaging zou aanleiding geven, terwijl w»
hen, bleek het dat zij verhoudingsgewijs.
een te hoogen huur inden, deswegen in da
bedrijfs- of inkomstenbelasting zouden
kunnen treffen. Anders echter is het ge
legen met den middenstand. Ik voor mij
verwacht van de invoering van een
Wertzuwachssteuer een tegenwicht tegen de>
opdrijving der prijzen voor zaak-lokaliteiten,
doch erken, dat het noodig zal kunnen
zijn, den zeer sterk gedrukten middenstand
door middel eener nieuwe regeling van het
personeel te ontlasten, zoodat ik dan ook
meteen vastleg, dat afkoop van het per
soneel door de Gemeenten slechts bedoelen
kan, ze in staat te stellen om deze
verterings-belasting, ia verband met de her
vormde grondbelasting, billijker te regelen.
en ik daarvan, aanvankelijk, geen bate*
voor de Gemeenteschatkist verwacht j
alleen een algemeen sociaal voordeel ten
bate der Gemeentelijke burgerij in het
geheel.
* *
Hoe is het nu gelegen met de Bedrijfs»
en (gewijzigde) Inkomstenbelasting waarvan
het Commissoriaal ontwerp spreekt?
Ten aanzien van die Bedrijfs-belasting
is het ontwerp der Commissie, zooals ook
de toelichting, in hoogen mate sober. Wie»
de geschriften over de Gemeen te-h'nanciën
van de laatste 5 jaren gevolgd heeft, zal
zich herinneren, dat 't vooral ons
oud-raadslid, tevens de laatste voorzitter der Staats
commissie, mr. F. S. van Nierop, geweest
is, die voor invoering eener gemeentelijke.
bedrijfs-belasting gepleit heeft (?Amst.
Financiën, bij Scheltema en Holkema, 1905 ;
pag. 102 en 103): Zij (de matige
bedrijfsbelasting) zou vooral geheven moeten
worden van de bedrijven, die voor de
gemeente groote lasten medebrengen.
Ondernemingen met veel arbeiders ontvangen
onbewust baat uit de gemeentekas. Zij
verzorgt belangen van het personeel, dia
de onderneming zich anders zou moeten
aantrekken." Ik heb dit geschrift van mr.
van Nierop in Htt Handelsblad van 24
Maart 1905 besprekend, er op gewezen, dat
bij een gemeentelijke bedrijfs-belasting
scherp te onderscheiden zou zijn tusschen
ondernemingen, die de stad voordeel aan
brengen, en andere, die uit haar bevolkings/.