Historisch Archief 1877-1940
? f'T i
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
N o. 1518
spreekt, dient al-zeer voorzichtig te zijn,
of hij krögt kwakzalversmitnieren. "Een
verzachtende omstandigheid, herhalen wjj;
maar zooals de nieuwe hoofdredactie van
h-t Handelsblad en haar correspondent het
nu drte weken lang hebben vertoond, het
zou zelfs op het Amstelveld verbazing
kunnen wekken.
Het MUel tot rnezlug.
Toevallig komt nu dezer dagen de Vader
lander, het blad van de Liberale Unie, van
zijn standpunt, naar aanleiding van een
politiek artikel, tamelijk wel dezelfde eigen
schappen aan den Hoefijzer-correspondent
toeschrijven als die wij in ons nummer van
19 Januari hadden opgeteekend. Het heeft
er veel van", zoo lezen wij daar, ,dat de
Hoefijzer-correspondent van Het Handels
blad door dit zijl artikel het besvijs heeft
willen leveren, dat de karakterschets, die
De Amsterdammer in een harer laatste
nummers van zijn journalistieken arbeid
heeft willen geven, volkomen juist is."
En dit blad gaat nog iets verder dan wij:
^Onbegrijpelijk", schrijft het, is het dat
een blad als Het Handelsblad, dat nog een
naam heeft te verliezen, onder het
redaciioneele gedeelte van zijn blid-aan iemand.
die op die wij ie de publieke opinie op een
dwaahpoor tracht te brengen, voortdurend
plaats verleent." M. a. w. een uitnoodiging
om hem zijn congéte geven.
Zoo sleebt zien wij de toekomst 'voor den
Hoefijzer-eorrespondent nog niet in. Het kan,
dunkt ons, ook met hem zeer wel terecht
komen; maar daartoe zal het noodig zijn, dat
hij zich oefent in zelf beheersching. Als hij
b. v. eens de helft minder schreef en de helft
meer nadacht; als hij door oudere vrienden
tot het inzicht werd gebracht, dat voor
zichtigheid niet alleen de moeder van de
kast met lange lijien, maar ook, en nog veel
meer, van h;t politieke presenteerblad met
de kristallijnen glazen en glaasjes is; als
hij verder zich van vechtpartijen onthield,
lot zijn ne hoorntje, dat nog op zijn kruin
staat, zoo stomp gestooteu, weer wat is
scherp gevijld en gegroeid ; en dan, als hij
zich daarbij onder controle stelde.
Vooral van controle verwachten wij veel.
Is h' t niet het oog van den meester, dat
het paard vet maakt??
Knar hier juist ligt voor de toekomst van
den hoefijzerman de groote moeilijkheid.
Controle bij Het Handelsblad!
Wie moet die oefenen ?
De hoofdredactie?
Maar heeft niet juist zij met hem mee
gedaan in al de hopel >oze pogingen om zich
uit de impasse te helpen, waarin zij zich
met hem, door al te groote ongeoefendheid
had gebracht ? Komt er ook maar n atoom
Tan al het leugenachtige in deze geheele
historie, van al het listig domme en domme
listige, niet voor haar rekening.... zij die
alle eerlijkheid en waarheidsliefde looche
nende, nogal aan haar hulpe het brevet
uitreikte van een rechtschapen" man
tegenover ons, dien zij bij verzwijging van
de feiten, voor het publiek uitschold als
een verdachtmaker", ons dien zij, om haar
woede lucht te geven, op de onbeholpenste
wij} beschreef als een, die een afschuw had
van mannen van naam! Noch uit het oog
punt van bekwaamheid, nöah uit dat van
eerlijkheid en waarheidsliefde, zou men haar
de controle mogen opdragen men kon
evengoel de rat nemen om op de muis
te viassen in de provieciekamer!
Ja, wie kan daar conti óle oefenen over
den correspondent van 't Handelsblad? De
oude heer Boissevain, die van dag tot dag
over de kolommen van het blad, als de zon der
gerechtigheid daagt; velerlei zonde bestrij
dende en deugd verheerlijkende ? Maar
de man heeft het immers veel te druk met
lezen en schrijver, en dan bovendien
met het dirigeeren. Wij vermoeden, dat hij
van do gansche quaestie nog niets heeft
gemerkt, anders toch zou hij zeker tot zijn
zoon gezegd hebben: mijn lieve jonden, ga
zoo niet voort; eerlijk duurt het langst!
En dan een politieke controle ?
Wie heeft nu ooit godacht aan een
tjoliticHH onder den naam van Boissevain Jr.
of van Giovanni ?
Iedereen weet wel, dat de
horiijzercorrespondent, die zeer zeker toezicht noodig
heeft, eer nog op die beide heeren zou kun
nen toezien, dan dezen op hem.
Van daar immers de fout, die oorzaak
was van dit debat; de fouten ook die wij niet
vermeldden, en het zoo opzienbarend artikel,
waarover de Vaderlander schrijft, als had
het Handelsblad geen politiek!
Daarom, zooals de zaken thans staan, zou
het voor den hoefijzer-coirespondent een
voordeel zijn, als hij aan een goed georga
niseerd blad, met een tlinken chef boven
zich, een werkkring vond. Maar liever
gund»>n wij hem tocli nog een kans bij het
llniidi'i-tblad zelf. Zulk een warboel, ais het
daar in hoofdredactie/aken nu is, men he'obe
maar t lotten op hetgeen deze eerste maand
der nieuwe leiding, z.mder leiding, gegeven
heeft kan niet blijven voortbestaan. Wij
houden er ons van overtuig l, dat, wat zoo
velen buiten het blad inzien, ook den meest
belanghebbenden niet verborgen zal blijver'.
Een iïi'i-de hoofdredacteur urn iiolitiekfii
moreel Jiixi'/xlutiiiil HUI», in staat de hoofd
redactie en kameroverzichtscbrijver in het
staatkundige, d. i. het allervoornaa'iiste werk,
richting te geven, moe1", dunkt ons, weldra
komon. Kn v»ov het Ilan-ielxbi<(d kan het
niet al te moeilijk vallen zoo een te vinden.
Haar politiek: is steeds feu huis geweest niet
verscheidene openingen, liet t-taat op een
terrein, niet eng begrensd: integendeel, het
geeft veel kijkjes, al zijn (Ut dan geen ver
gezichten. Hoe licht ontdekt het hier of daar
een niet al te rechtsche of al te linksche
specialiteit, die het noolig beeft.
Met dezen wensch voor hordij
zer-correspoudent en de twee nieuwe hoofdredac
teuren sluiten wij onze ijle beschouwingen.
' i,. K.
Een slechte dop, maar een
goede kern.
De imsterdamsche correspondent van
de Fi-cuiL'l'ui'ti'i' /i-ihnt'j heeft in een
polemiek met het llunddJiUnt zeer juiste
dingen gezegd over do laksheid, wan rinee
aarT den Hoek van Holland maatregelen
voor de veiligheid worden genomen (of
liever niet worden genomen). Hij heeft
die goede dingen gezegd in een artikel,
dat wij hem niet benijden, omdat het
een staaltje is van polemiek zonder veel
moed en waarheidsliefde.
Ziehier hoe hij aanvangt (Frankfurter
Zeitung 5 Pebr.):
Wanneer 't een of ander dat niet in
orde is in Holland, door een vreemdeling
wordt afgekeurd, kan de vreemdeling er
zeker va'n zijn, dat er Hollanders ge
vonden worden, die hem twee dingen
antwoorden : In de eerste plaats, dat die
heele Nederlandsche questie een vreem
deling absoluut niet aangaat. In de tweede
plaats dat de vreemdeling in een zuiver
Nederlandschen zaak niet tot oordeelen
bevoegd is. Dezen keer is het het
Hdiddsblad, dat die gebruikelijke comedie
van zoogenaamd verweer speelt."
Dit is eenvoudig niet waar. liet Han
delsblad had (men achtte het g-een aan
matiging, dat wij onzen confrère ver
dedigen, wij moeten het doen tot goed
begrip van 't vervolg) de kennis in
zeevaartkwesties in twijfel getrokken, niet
yan de Duitschers in 't algemeen, maar
van den correspondent van de Frank
furter in het bijzonder. Het had slechts
zeer in 't voorbijgaan gezegd (wat wij
overigens helaas niet kunnen onderschrij
ven) wij hebben geen wenken noodig",
en die heele sjeu van d'n
Amsterdamschen Frankforter is dus nauwelijks het
velletje waard van zijn
slechtsteinheamsche Frankforter."
Maar na die inleiding dan, waaruit
slechts de bitterheid spreekt van wie geen
invloed kan oefenen in zaken, waarmee
hij zich gaarne wze^- dun jjaste bemoeide,
zegt de correspondent deze juiste dingen:
Toen de Berlln schipbreuk leed
wiesBen de goede voornemens als paddestoelen
op. Men eischte: een toestel geschikt
om sshipbreukelingen over de pier naar
land te kunnen brengen; een tweede
reddingboot; een batere organisatie van
den reddingsdienst, en, ten slotte, het
door den Staat aan zich trekken van den
reddingsdienst. Wat is tot nu toe van
dit alles tot stand gebracht? Niets! Men
zegt, dat wij geen wenken" hebben te
geven ten opzichte van mogelijke ver
beteringen in de Nederlandsche havens.
Wij gelooven, dat, wanneer men een
heel jaar lang in Holland over theore
tische oplossingen en beraadslagingen
van een commissie niet hóen komt,
wij in Duitsehland heel goed het recht
hebben met nadruk te wijzen op de
leemten, die om verbetering roepen,
vooral daar een groot aantal Duitsche
passagiers onder de tegoawoordige om
standigheden aan gevaren zijn blootge
steld, die kunnen worden vermeden.
Verder zegt men, dat wij niets begrij
pen van het reddingswezen. Inderdaad,
wij geven toe, dit wij veel dingen in
den reddingsdienst van den Hoek van
Holland onbegrijpelijk vinden. Wij be
grijpen b. v. niet" en hier volgen
dan in het Duitsche orgaan de aanmerkin
gen, die ook bij ons in Nederland door
tal van personen, in de pers en in de
St.-Generaal gemaakt zijn. De
Fntitkf/irter voelt zich, zegt zij, niet alleen.
Want de N. 11. Ct. en met name zijn
ebenso unerschrokkener, wie kluger
Mitaivoiter Brusse", heeft vrij-ui t ge
sproken.
Wij schreven hierboven : een slechte
dop, maar een goede kern." Want ii's
deze correspondent het van zieh had
kunnen verkrijgen ons Nederlanders de
onware beschuldiging te besptren, dat
wij ieder buitenlander onbevoegd en
onbekwaam achten over iedere
Nederlandsche (juaestie te oordooien, on als hij
door zijn bittere inleiding niet juist had
getoond op onbehoorlijke inmenging
belust te zijn, dan gaven wij hem voor
't overige gaarne van A tot / gelijk.
Wij worden, gelooven wij, in 't alge
meen niet van overdreven toeschiete
lijkheid verdacht tegenover den vreem
deling, die zich met onze zaken zou
willen bemoeien. Maar het moet ons van
het hart, dat een buitenlandsch blad vol
komen het recht heeft zijn klacht bij de
onze te doen, als de nonchalance van
Isederl.-xndsche autoriteiten het leven van
landgenoot en vreemdeling er aan waagt.
Want wij weien heel goed, dat op
andere lichamen dan de \<>d. regeering
verantwoordelijkheden lusten in deze
([uaestio van 7.00 govaren. Dit doot echter
niets af' aan de verantwoordelijkheid van
onze reaeerinasnrimxjM zelf.
Hier moeten wij, liever dan vergoe
lijken, métot hervorming aanwakkeren.
.Niet opwekken, maar aanwakkeren!
Klassejustitie.
Keu del1 le/.ers v.Ati li'jt "\Veek'ïd.
j maakt, na s r aanleiding van wat wij iu het
.No. vau 2'i .[-snuitn j!. s"'ires-et> onder
liet hoofd ., A"'?/.??'.??? 'i ii- /?'/?", (itlS iij.ill!
'fkzaaiu op Art. ,") vau bot Koti. i'.-dtii!
vau 1^, Doe. 1>7 !, Sibl. ?_'!_', tuidemle ;üh
volgt:
j ..l! 'houden* hetgeen i,} hut vierde en
| in iiet \ iji'le l i'.l van art. 2 en ii; iirt
j eerste ii:! van a 11. ','> i.-, bepaal.!. k'itüp'n
j du gevangenen veiv,::,e';e:i. tee.i1." v ??
!''.?;!'ga/tndo betaling v,ui de d-iaroji valh-ndc
kosten, met ai'/.onderlijk rijtuig' te w,)i'det:
vervoerd, /.onwel binnen de gtiiujoiüv
als naar elders.
Dat verzoek wordt geduui aan de
ambtenaren, in het laatste lid van n r r.
'_' aangewezen, en door dezen niet dan
om overwegende redenen geweigerd.
Bij de toestemming worden de noodise
maatregelen ter vo ii'komiug van ont
vlucht! ng vooi'gosciiieven.''
/oo blijkt dus, dat, indien aar, ge
noemd artikel volduiu is, eti uit kriekt
daarvan is gehandeld, geen der justitieele
ambtenaren schuldig kan genoemd worden.
Wij nemen gaarne aan, dat dit aldus
is geschied.
Het karakter van klassejustitie bij het
vervoer van gevangenen komt alzoo op
rekening van den Weigever.
Dat ziekte-, lichamelijke of geestes
gesteldheid, krachtens art. 2 en 3 van
het Kon. Besluit van 1874, reden kunnen
zijn voor het Openbaar Ministerie om
vervoer per rijtuig of nog iets milders
voor te schrijren, zal wel niemand af
keuren wel echter, dat voorufijaunde
betalliig van de kotten, die op het vervoer
met afzonderlijk rijtuig vallen, voorwaarde
is voor eene exceptioneele behandeling.
Zoo geeft men den bezittende een
voorrecht boven dengene die niet betalen
kan het beginsel van klassejustitie
komt hier al zeer sterk uit.
Maar wie dacht daaraan in ... 187 1 ?
Nu de Wetgerer zelf de schuldige is,
herhalen wij met niet minder nadruk
dan den vorigen keer:
Niet dus, omdat een adellijk heer ver
voerd is, met inachtneming van de meest
mogelijke humaniteit, moet men zich er
geren, maar wijl de proletariërs zonder
zulke bewijzen van menschelijkheid naar
de gevangenis worden gebracht."
Een wijziging van het bij Kon. Besluit
van 1874 bepaalde op het
gevangenenvervoer, zóódat rijk en arm gelijke behan
deling kan wedervaren, is d. o. zeer
urgent en dan een wijziging in de
richting van humaniteit.
D. K.
Het
(Ingfzonlen.)
In het voorlaatste nummer van De Am
sterdammer las ik, aan het slot ?an het artikel
van dea heer L. Siruous onder bovenstianden
tii e', mat groo e verwondering de woorden:
Wat we zeker, althans waarschijnlijk,
veriiesen 7,'illen weten we : ... het aardige poortje
naast Frozer op den Vij jen-la'u" en :.
Hoe komt de heer S mom op dit denkbeeld?
In de- prijs vraag is niets van dien aard voor
geschreven en uit een oogpunt van welstand
is er voor het verliezen van bet Vij
jendampoortje en daarbij behoorecdu hui-jes geen
enkde reden hoe/jentiand. Als tnen de Zuidelijke
rooilijn van de Oamstraat voorbij de Nes
doortrekt, komt man op dea Vijgendam uit
juist ter plaatje waar dit huuengroepje begint.
Djor de^e richting te nemen voor de ijieuive
rooilijnen vau den Vijgemlam (Oostelijk ge
deelte) wordt tevens het nezicht uitd-i
Damstraat op het Stadhuis Paleis ver beerd ; de
Vij/endatn kan de breedte van 15 Meters
behauden wat in 't eene bouwblok verloren
wordt wint men aan 'c andere, zoodat de
s-ad geeu centiare bouwterrein verliest. En
het poortje kan dienst doen als passage naar
de (andere doo iloopende) stille zijde i'an het
Rokin. Aan die zijde is er ook gelegenheid
voor OHM; architecten oru een gexeUii schil
derachtig stadsgezicht j-j te ontwerpen.
Er is dus vo ir 't vernielen yan het poortje
c,a. geen reden en uien moet al buitengewoon
weinig vi;elen voor de kunst der neseutieade
eeuw om tiet niet te willen behouden. Van
die ouversRhilligbrii verdenk ik den heer
Simons ook niet en order de deelnemers aan
den prij-ikaiip ntiliea er ook wel niet veel
zijn die bet atno«e^ren van dU sMikje
arcbitectu ir op hun programma hebben. Ku zoo
ja, dan zullen de it: Ie u dor jury. naar rnen
hopen mag, d;2e ontwerpen wel ttr zijde
leggen.
Amst, Jan. liiuS. D. C. MIOJ.UÏK Jr.
Hoe ik aan m 'j n pessimistische verwach
ting kom, dat dit poortje ven! v ij m-- n 'al, mag
ik niet na<lt;r vurtt'llerj ; dat bij de |>rij-n-raag
het behouden prvran i iet is ra ?"?</>« ?hft'i'tn
lijkt me al omineus genoeg, lutus^ehen
verliemt het me den trouwen wac'iter bij oud
AmiterdauassCiiooii. den heer Meijer, te hèjben
opgewekt tot waakzaamheid. Ivi ik weet ge
lukkig ddt bij eri ik niet alleen zaden staan,
als 't er op aan zal ko neri, voor liet behoud
te strijden, ah dit behoud ook maai-
eenigermate mogelijk zal blijken. L. SIMONS.
't Vervolg viemeentfibelangnn mot t totonïeii
spijt, wegens plaatsgebrek, tot 'c volgend num
mer worden uitgesteld. KED.
De Schüol oer Tote&t.
la het nummer van 12 Janu iri doet mej.
1. |[ei,erniuns mi.i de eer an'i. een cnistig
gestelde beoorde-ding te geven vin mijn
bjekj'3 ..'Ie school der toekuniM en wat haar
in den weg staat."
M-t u'rlof van n, M. dn? lï, x"ti ik go»rne
gebruik maliën van deze schoone '-'eie^enheid,
| om in uw ;;'ge neen verspreid 'd.ui eea en
i ander te zeggen, dat ik al lang op 't hart
j heb, l'.-.'üjaar cd' drie, vier g-deden, begon
; li; met de. uitgave vi'.n een <erie ..lïripveu
over O,:\ oeding". waarvan (i nuni'iier.s ver- j
j sciien<jn P!' du' \ 'e:'Mi.|tlenden ai i :vk \onden. !
l In di ze bocki's zette ik mt.in jr.T.-'ionl.jke i
i ()?.'_MM-<??(.'.;! ;vai',,._, :\;iii'!<- opst-'ui;1.1 en onuer- >,
.V. [l* iiiVti 'Jp u.' \\lj/!', ZOI)iii'> Ml' , iielje!'- ;
l'i.-ii"i'st heelt. \ erwaeiit. Mi.'.ü' nier g"- l
Vi-iiiicii, /.i.j zijn 1:1 bladen va:; ei ,.e ri'diting'
j '>en tk 'i:j 'her >->in|vc.ti v;i: m.pi hoekje '|
..de-''hooi de)'toekom-l' naïi'L'-'imei :.''\vees!' j
''" im'en.'".'ia i althans vak .'eni',it.-ti "n althans
meiiS ':i. 11 i,i-: t;!'-.';. II. i,i:-l de ..i>; ;>?>. ell o'.ei' ]
opv.icii'it,':' !i'd-'.i'ii l /. >ildi", '/'.:?.
, \ ei'.-,' ,i tl e! i il' l ;l CDU l .111 te; l e ! i i i; ;?!?!.: 11; eu
1 ontiious;a>te artikelen uvei1 m ; ;et ,ie
liiiitcn| i;t niisrhe k'i.-dstdioiei'., \ oonuiiin-; I,A O'.er 'Je
LiMjil- i .r.-'i-diüng>i!''in:e \an ilr ' ..e; ?: : en ii'1
Weiiseh v. erd uit:;osproKen, d;:; .Nederland
ook /oo n Land-Kr/.iehun'j'Mieiiii /.uu be- ;
zitten l i. !
Tegelijkertijd vierde het hoen van Klien
Kev: ..de eeuw van liet kind i'ij ons te
lande zijn triiimfen: d'j geviei ii-- .-.dinji'ster
verscheen in hoogst eigen pet>oon ie
AniRtevilam, liieul daar voordi'ii-iih'ii, werd l
gehuldigd om haar paedagoutsidi idealisint'.
l',veneens voi'scheen er een vNa'ii-deerend
artikel over de ultra-modern; iiuskinschaol
in En?eland, ook al een kostschool, waar't
beginsel gehuldigd werd: men legge'tkind
niets dwingend op, maar men late al les over
aan den vrijen wil; waar voorts de
coeducatie in uiterste consequentie
(gezamentlijk zwemmen) werd gehuldigd. Hoe weldadig
niij enthousiasme voor een goede zaak ook
aandoet, boe ik Ellen Key ook vereer als
mensch, hoe ik 't Engelsche ras ook benijd,
dat een Ituskinschool in zijn midden be
Rtaanbaar is, toch werd 't onrustig in mijn
binnenste, als ik dacht aan de mogelijkheid,
dat deze aanbidding van Z. M. het, kind bij
ons te lande kon leiden tot onberaden stappen.
Zóó ben it er toe gekomen mijn zevenden
Brief over Opvoeding ie wijden aan het
onderwerp:
Wat die (loof meerdere landgenooten
aangeprezen) kostschool der toekomst bij ons
te litiide in den ir.eij staat.
Ik ben 't volkomen met mpj. II. eens, dat
de kostschool niet do schol der toekomst is,
maar 't jal mpj. H. thans wol duidelijk zijn,
dat ik speciaal over de moderne kostschool
schrijven wou en dat ik in mijn Brief Vil
geen herhaling van beginselen overopvoeding
en onderwijs kon geven, die in Brieven 1?6
gestaan hadden. Intusachen dijde de brochure
uit tot een boekje, be-attende bl. 43?224
van do school der toekomst". Maanden en
maanden was ik in snipperuren aan de pen
geweest, maanden zouden nog verloopen
voor 't werkje gedrukt was.
Dan zou 't onderwerp niet actueel meer
zijn; de lezer zou vragen: waar slaat dit
betoog op? Daarom schreef ik er de inleiding
bladz. 1?42 bij erj deze inleiding gaf mij den
titel -?de Sjhojl der toekomst" in de pen,
waarvan ik thans zelf duidelijk inzie, dat hij
verkeerde verwachtingen o ij den lezer moest
opwekken.
Kn nu de principieele kwestie, dio ik on
kort te zijn door een voorbeeld zal t y peeren.
Gestel j: in een kamer ligt een ernstige
zieke, die stilte en duisternis noodig heeft.
In die kamer hebben zich bun n en fami
lieleden verzameld, die 't geval meewarig
bespreken en elk oogenbl k orn een hoekje
gluren, h ie 't met ds patiënt gaat.
Dr. A. komt binnen. Hij overziet den toe
stand, kijkt eens bedenkelijk naar het felle
licht, dat juist iu 't bed valt, maakt een
amicaal praatje met do aanwezigen en zegt
bij 't heengaan: hoor eens, lieve menschen !
niet )e veel drukte en niet te veel bezoek,
hoor!'
O nee, dokter!" zeggen de menschen,
Maar on lertuischeu bindt het rekbare be
grip niet te veel' hen aan niets en nau
welijks heeft de dokter da,u ook zijn hielen
gelicht, of ze kakelen weer naar hartelust
en zeuren de zieke uit pure belangstelling
telkens om de ooren.
Dr. B. komt binnen, overziet den toestand
en zegt: als de bl.... allemaal er uit!"
Ken seconde later is 't donker en stil in
de kamer.
Dr. A. is de lieve dokter van het publiek ;
dr. B. is de dokter van zijn patiënt.
I)r. A. typeert een paedagogie, waar ik
niets van hebben moet.
Dr. B. is mijn man; en ik neem dat bl...
gaarne op den koop toe.
Kr zijn in het leven van den medicus en
van den paedagoog duizend gevallen, die
hij iri een vriendschappelijk praatje gemoe
delijk en met alle gewenschte reipeet voor
andersdenkenden zal bespreken, maar die
hem in de praktijk nopen zonder aarzelen
kleur te bekennen, om ;iJH /lüficiit te h
schermen, of om zijn lituk uls een man i'an
karakter te diclixn.
Ken paar voorbeel len uit de praktijk.
Een jongen moet voor Staatsexamen
opgeleid worden, maar bij leert niet, hij
werkt slordig, hij blijft in al zijn arbeid
vér beneden zijn krachten. Ksrst redeneer
ik met hem; 't helpt niet; dau leg ik hem
op, mij persoonlijk al 't werk ter controle
aan te bieden; 't helpt niet; dan onthoud
ik hem uitgaan en ontspanningen; 't helpt
niet.
De j >ngen mokt tegen deze behandeling',
vindt dat hij onrechtvaardig beoordeeld
wordt, tracht 't vader en 't moederhart
week te stemmen c:i weet't eindelijk zoover
te sturen, dat vader of moeder mij zeggen:
mijnheer, n //eijrij/ii oiiZ'-n joH'jeii nmt.
_Nru zet ik mij schrap, en in t kort fctel
ik mijn dilemma aldus:
Kerst doet de jongen zijn normalen plicht,
daarna kui.nen we zien, wat er van dat
..niet be.»rij|ieu"-overblijfr. Kan de jongen
er niet toe komen behoorlijk to werken, of
althans den uoeden wil daartoe te -toonen,
dan leg ik mijn taak tegenover hem hierbij
neer.
Vraagt mej. II. mij nu, of ik dat alles
zoo ttrak ineen, als 't er staat, dan zeg ik :
neen : Ik kan me best begrijpen, dat een in
weelde opgegroeide jongen niet, werken wil
en zijn genot niet wil missen. Maar dit ook
maar door te laten schemeren, zou ik een
schandelijke plicht .'er/.uking vinden.
Een ander vcorbceld.
Ken ge/.on Ie, ongebreidelde jongen in de
puberteit-jaren het ft sexueele aam echting1 .MI.
Op een keer gebeurt het, dat hij wacht tot
't geheel;) huis in do rjjst i,s en /i,-h dau
naar de kamer van een anderen j?iiiiien
hpuceft, om de/en te verleiden tot sexucele
genietingen.
Ik vijs hem ernstig op zijn z >n Ien : een
vergnip aan zich/.t'll', maar wat nog veel
erger is: een A ei grijp aan n-n aiui"r !
AfUivaiikeiijk ;?; de j >:tjrn \nl s.-haïinito
en Si liid'L'Pvoe!. aiaar in mi l f[\n onderlijf
li u i s t1- l'.eMien u'->:on'i^poi,.ii"'id "tl daal'
ge\vee>i te /i)ii, IK'ÜI n\ ii,' d'tt /.ijn steiiiüiit'^
l n e. ;i in. i, w diMJerl
..Ik zie I kwaad N
niet in, i\anl i i, vu ?
worden en de atiue
hem l:\\aui.'
i il,l il i /(t ik lii!.;
want i!; \ i.'e! : als ) :
i n l' i, i /1; i j, <? n \, 111 1111
beid, dan -';,; ,it d;1 ,
biiiüLiii en « j!'d''ii in
bedreigd.
De mepiler komt er ann te pus. Ik deed
baar mee, dat ik den .Buigen met hoimuii
Kun. ,'üom t vergrijp on uili 'de opvatting
van dat vergri.jp.
D.- moeder \ra.a<_t rij : ..kunt n dan niet
begrijpen, dat zoo'n j -jn^i-ii tot /.uil, e dingen
komt':''
Xeen'. ' i^ mijn antwoord.
De moeder vriWi_t mij: ..En als 1111 de
jongen heiiM'h hot ksvaaii niet voelt, moet
hij dun schuld belijden :''
De jongen veelt 't kwaad wél!" zet; ik
positief. Dat hij voorgeeft 't met te voelen
is een truc, die de praktijk van zijn jonge
leven hem al aan de hand heeft gedaan, als
middel om de verdrukte onschuld te spelen.
En zelfs al voelle hij 't kwaad niet, dan
vind ik nóg, dat hij schuld moest belijden,
omdat ik hem de dubbele zonde in zijn daden
met den vinger heb aangewezen."
Zoo ging deze jongen van schooien ik hoop,
dat de les hem behoeden zal voor nieuwe
struikelingen.
Als mej. HeijVrmars mij nu echter op mijn
geweten af vraagt, of ik dat allemaal zoo
positief voel, als 't er staat, dan zeg ik: neen t
Ik kan me best begrijpen, dat een harts
tochtelijk aangelegde jongen tot sexueele
afdwalingen komt en de zonde daarvan
heusch niet inziet, omdat zijn gevoelens niet
op zelfcontrole zijn geoefend. Ik beschouw
\ooits zoo'n kind volstrekt niet als een
verloren mensch; integendeel, wie onzer
heeft in zijn vlegeljaren geen ernstige zonden
bedreven, waarboven hij zich in zijn later
leven verre heeft verheven?
Maar dit in een kritiek oogenblik aan een
boosdoener te zeggen, of 't hem te doen
beseffen acht ik een misdadige zwakte.
Te leeraren, dat het goede in den mensch
wel van zelf zegeviert, vind ik een bespot
ting van de ontwikkelingsgeschiedenis van
onze beschaving, die door alle eeuwen heen
getuigei i i geeft, hoe ontzaglijk langzaam de
menschheid moreel gestegen is en hoe be
angstigend snel zij weer tot
verdierhjkingkomt. Wie in bepaalde gevallen geen positief
standpunt van onwrikbare overtuiging kan
innemen, ontketent de willekeur van dea
hartstocht.
Niemand kan een goed mensch worden,
of hij moet op zijn tijd den breidel vaneen
krachtiger natuur, van een boven hem gesteld
gezag of van onaf ivendbarea tegenspoed
pijnlijk voelen.
Wij leven in een tijd, dat de fundamenten
der samenleving m, i. ernstig aangetast zijn.
Als het jonge, van den modernen tijdgeest
doortrokken geslacht los komt, is er niets
meer heilig.
Ik meen dit te moeten toeschrijven aan
de moderne prediking van oenige jaren hor 2);
aan den fatalen invloed van de moderne
litteratuur; aan de zoogenaamd lieve, maar
inderdaad lamlendige paedagogie, die haar
kracht zoekt in mooie phrasen.
Dit alles heb ik in mijn polemisch bedoeld
boekje: de school der toekomst" breed ge
motiveerd. L»at ik met mijn protest tegen
de ontzenuwende levensopvatting van onzen
tijd weinig lezers in 't gevlei gekomen
ben, kan niemand duidelijker zijn dan mij
zelf. Maar daarom was 't ook niet te
doen. Het was er om te doen te
constateeren, welke verschijnselen in schoo!,
huisgezin en maatschappij, welke algemeena
en persoonlijke ervaringen mij hebben doen
zien, hoe in onze samenleving op duizen
derlei wijze de kracht van ons volksbestaan
wordt ondermijnd; en waarom dientenge
volge in ons land proefnemingen onmogelijk
zijn, die in Engeland en tot op zekere hoogte
ook iu Duitsehland recht van bestaan hebben.
J. Kl.EEl STUA.
1) Speciaal een artikel in de Gids van
mej. I. Heijermans.
2) Op bladi. 08 van mijn boekje ., Je school
der toekomst" heb ik den onbegrijpelijkere
tliter gemaakt om te spreken van leerstellige
opvullingen van het Ckrietendom, waar ik be
doelde: deeteil moderne predïki* g. Velen hebben
mij op dien tliter gewezen en ik ben blij de
gelegenheid te hebben dien hier te herstellen.
Mijn antwoord aan den heer Kleefstra kan
kort zijn. Slechts het volgende wensch ik in
het midden te brenger.
lo. Gaarne erkeu ifc, dat ik De Si-houl
der Tüfkoinst van den heer Kleefstra niet in
verband beschouwd btb met zijn Brieven wit?
opvoeding, liet laatste dezer boekjes verscheen
in 1ÜU4. De School der Tot komst las ik pas
eind J'J07, toen mij gevraagd wer l er een
ooideel over uit te brengen. Ik lejjde reeds
in mijn beschouwing uit waarom ik, ondanks
de tijdsruimte, die er verlie.i tusschen het
verschijnen van het boek en bet schrijven
der rjeoordeeling, toch meen ie, dat dit laatste
nog kon geschiede!'. En even gaarne erken
ik, dat ik die Br eren van den heer Kletfstra
er niet nog eens op nagelezen beb, voor of
na ik mijn beschouwing schreef. Het boek
werd door mij als boek zonder uieer be
sproken en indien ik daarin gefaald heb, ben
ik niet d-> eenige schuldige. Waarom gaf de
heer Kleefstra in zijn boek, dat toch zoo rijk
aan allerhand noten is, dan niet die eenige
onmisbare, welke de u'tlegging gaf, die nu
in bovenstaand artikel te vinden is? Ik had
een beoordeeling te geven van het mij ge
zonden boek en dit heb ik naar beate weten
naar iujn inhoud besproken.
2". Het moet mij voorkomen, dat
opvoedkund'ïe proefnemingen en o/ertiügingen nog
van iindere zijde te lieden zijn dan de lie
rKieelsua het doet. Persoonlijkheden, als die
van Ellen Key, een beschouwing als van nuj.
Kodb-ud over de Kaskintchool, door haar
J bezocht, eii verschenen if) Di (><"<?," oy Ier
j mijn redactie, verdieren neg wel andere
v,anideenng, dan die welke te vin len is in
de bovenstaande wolden van di-ii heer
Kleefstra. Jlen hoeft vau de zoekers en
j djnkeïg op hut gebied der opvoedkunde niet
alles ie prijzen en te aan/aarden, maar ook
in dat geval verdienen hun denkbevldm
i.ieer dun woorden, die waarsclurAvn U-gen
. ..onberaden stapptu" ui aanbidding vau
/. M, het kind".
; 'v'.u. Ui dat rcrbaii'l /.ij gicciits c. en
gcin, in irt-er.l, dat iii i.et (//'''.s-ailikel, v.itariti
ik de I.nu'l E -:ie!nin'i.-h' inte i f/sprak, ik nergens
ge-duwen heb, dat. ik de opriciitins; vaa
:'.u'ke K-holen in mis land aanbeval,
hiieyen(ieel : Het L'iti,'!-Er:'u'l<tti/fislii ii;i in zijn
tH^en: wjoidigen vorm kari niet het Jokkende,
l :d< aal zij:i''. - schrtet ik o.a., ALiift t !i ^vering
i'1'',"'", 'il',. 5S7. tiet uauschuiiwelijkv'. i'.l'.ijdigd
(r-i U.'r'v ij s trok mij aan. veel en wei ia-er
J:,<L'. uia^r eeu kes'sciruj!, ue,1 al,ei h;'s:.e-, 13
i iiog mam' een surrogaat, voorde opvoeding,
die school en huM samen geven!
'.', i. JJe he;-!r Kleefstra k-in ;lt-cht.s twee,
; ;- urtrn 'ipjoedeis ouderscheideij, de lieve
; die a's KIJU dokter A. den patiënt, het kind,
: Vergeten, ter wiiJa van het publiek, en d«
andere, die als zijn dokter B. mei een ,,als.
i ti« bl. . . . alleman er uit," de meuschtn van
\ karakter zijn, den patiënt, het kind redden.
i lit-t is bij hem uiiiveJer uderl "Maar zou bet
niet mogelijk wezen, dat de beste op .-(ieders
die zijn, welke kracht aau /achtheid verbinden,
die niet hotven te ,,bliksemen," doch als die
vaders en moeders zijn, wtlke inet
onvtr