De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 9 februari pagina 2

9 februari 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

? f'T i DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. N o. 1518 spreekt, dient al-zeer voorzichtig te zijn, of hij krögt kwakzalversmitnieren. "Een verzachtende omstandigheid, herhalen wjj; maar zooals de nieuwe hoofdredactie van h-t Handelsblad en haar correspondent het nu drte weken lang hebben vertoond, het zou zelfs op het Amstelveld verbazing kunnen wekken. Het MUel tot rnezlug. Toevallig komt nu dezer dagen de Vader lander, het blad van de Liberale Unie, van zijn standpunt, naar aanleiding van een politiek artikel, tamelijk wel dezelfde eigen schappen aan den Hoefijzer-correspondent toeschrijven als die wij in ons nummer van 19 Januari hadden opgeteekend. Het heeft er veel van", zoo lezen wij daar, ,dat de Hoefijzer-correspondent van Het Handels blad door dit zijl artikel het besvijs heeft willen leveren, dat de karakterschets, die De Amsterdammer in een harer laatste nummers van zijn journalistieken arbeid heeft willen geven, volkomen juist is." En dit blad gaat nog iets verder dan wij: ^Onbegrijpelijk", schrijft het, is het dat een blad als Het Handelsblad, dat nog een naam heeft te verliezen, onder het redaciioneele gedeelte van zijn blid-aan iemand. die op die wij ie de publieke opinie op een dwaahpoor tracht te brengen, voortdurend plaats verleent." M. a. w. een uitnoodiging om hem zijn congéte geven. Zoo sleebt zien wij de toekomst 'voor den Hoefijzer-eorrespondent nog niet in. Het kan, dunkt ons, ook met hem zeer wel terecht komen; maar daartoe zal het noodig zijn, dat hij zich oefent in zelf beheersching. Als hij b. v. eens de helft minder schreef en de helft meer nadacht; als hij door oudere vrienden tot het inzicht werd gebracht, dat voor zichtigheid niet alleen de moeder van de kast met lange lijien, maar ook, en nog veel meer, van h;t politieke presenteerblad met de kristallijnen glazen en glaasjes is; als hij verder zich van vechtpartijen onthield, lot zijn ne hoorntje, dat nog op zijn kruin staat, zoo stomp gestooteu, weer wat is scherp gevijld en gegroeid ; en dan, als hij zich daarbij onder controle stelde. Vooral van controle verwachten wij veel. Is h' t niet het oog van den meester, dat het paard vet maakt?? Knar hier juist ligt voor de toekomst van den hoefijzerman de groote moeilijkheid. Controle bij Het Handelsblad! Wie moet die oefenen ? De hoofdredactie? Maar heeft niet juist zij met hem mee gedaan in al de hopel >oze pogingen om zich uit de impasse te helpen, waarin zij zich met hem, door al te groote ongeoefendheid had gebracht ? Komt er ook maar n atoom Tan al het leugenachtige in deze geheele historie, van al het listig domme en domme listige, niet voor haar rekening.... zij die alle eerlijkheid en waarheidsliefde looche nende, nogal aan haar hulpe het brevet uitreikte van een rechtschapen" man tegenover ons, dien zij bij verzwijging van de feiten, voor het publiek uitschold als een verdachtmaker", ons dien zij, om haar woede lucht te geven, op de onbeholpenste wij} beschreef als een, die een afschuw had van mannen van naam! Noch uit het oog punt van bekwaamheid, nöah uit dat van eerlijkheid en waarheidsliefde, zou men haar de controle mogen opdragen men kon evengoel de rat nemen om op de muis te viassen in de provieciekamer! Ja, wie kan daar conti óle oefenen over den correspondent van 't Handelsblad? De oude heer Boissevain, die van dag tot dag over de kolommen van het blad, als de zon der gerechtigheid daagt; velerlei zonde bestrij dende en deugd verheerlijkende ? Maar de man heeft het immers veel te druk met lezen en schrijver, en dan bovendien met het dirigeeren. Wij vermoeden, dat hij van do gansche quaestie nog niets heeft gemerkt, anders toch zou hij zeker tot zijn zoon gezegd hebben: mijn lieve jonden, ga zoo niet voort; eerlijk duurt het langst! En dan een politieke controle ? Wie heeft nu ooit godacht aan een tjoliticHH onder den naam van Boissevain Jr. of van Giovanni ? Iedereen weet wel, dat de horiijzercorrespondent, die zeer zeker toezicht noodig heeft, eer nog op die beide heeren zou kun nen toezien, dan dezen op hem. Van daar immers de fout, die oorzaak was van dit debat; de fouten ook die wij niet vermeldden, en het zoo opzienbarend artikel, waarover de Vaderlander schrijft, als had het Handelsblad geen politiek! Daarom, zooals de zaken thans staan, zou het voor den hoefijzer-coirespondent een voordeel zijn, als hij aan een goed georga niseerd blad, met een tlinken chef boven zich, een werkkring vond. Maar liever gund»>n wij hem tocli nog een kans bij het llniidi'i-tblad zelf. Zulk een warboel, ais het daar in hoofdredactie/aken nu is, men he'obe maar t lotten op hetgeen deze eerste maand der nieuwe leiding, z.mder leiding, gegeven heeft kan niet blijven voortbestaan. Wij houden er ons van overtuig l, dat, wat zoo velen buiten het blad inzien, ook den meest belanghebbenden niet verborgen zal blijver'. Een iïi'i-de hoofdredacteur urn iiolitiekfii moreel Jiixi'/xlutiiiil HUI», in staat de hoofd redactie en kameroverzichtscbrijver in het staatkundige, d. i. het allervoornaa'iiste werk, richting te geven, moe1", dunkt ons, weldra komon. Kn v»ov het Ilan-ielxbi<(d kan het niet al te moeilijk vallen zoo een te vinden. Haar politiek: is steeds feu huis geweest niet verscheidene openingen, liet t-taat op een terrein, niet eng begrensd: integendeel, het geeft veel kijkjes, al zijn (Ut dan geen ver gezichten. Hoe licht ontdekt het hier of daar een niet al te rechtsche of al te linksche specialiteit, die het noolig beeft. Met dezen wensch voor hordij zer-correspoudent en de twee nieuwe hoofdredac teuren sluiten wij onze ijle beschouwingen. ' i,. K. Een slechte dop, maar een goede kern. De imsterdamsche correspondent van de Fi-cuiL'l'ui'ti'i' /i-ihnt'j heeft in een polemiek met het llunddJiUnt zeer juiste dingen gezegd over do laksheid, wan rinee aarT den Hoek van Holland maatregelen voor de veiligheid worden genomen (of liever niet worden genomen). Hij heeft die goede dingen gezegd in een artikel, dat wij hem niet benijden, omdat het een staaltje is van polemiek zonder veel moed en waarheidsliefde. Ziehier hoe hij aanvangt (Frankfurter Zeitung 5 Pebr.): Wanneer 't een of ander dat niet in orde is in Holland, door een vreemdeling wordt afgekeurd, kan de vreemdeling er zeker va'n zijn, dat er Hollanders ge vonden worden, die hem twee dingen antwoorden : In de eerste plaats, dat die heele Nederlandsche questie een vreem deling absoluut niet aangaat. In de tweede plaats dat de vreemdeling in een zuiver Nederlandschen zaak niet tot oordeelen bevoegd is. Dezen keer is het het Hdiddsblad, dat die gebruikelijke comedie van zoogenaamd verweer speelt." Dit is eenvoudig niet waar. liet Han delsblad had (men achtte het g-een aan matiging, dat wij onzen confrère ver dedigen, wij moeten het doen tot goed begrip van 't vervolg) de kennis in zeevaartkwesties in twijfel getrokken, niet yan de Duitschers in 't algemeen, maar van den correspondent van de Frank furter in het bijzonder. Het had slechts zeer in 't voorbijgaan gezegd (wat wij overigens helaas niet kunnen onderschrij ven) wij hebben geen wenken noodig", en die heele sjeu van d'n Amsterdamschen Frankforter is dus nauwelijks het velletje waard van zijn slechtsteinheamsche Frankforter." Maar na die inleiding dan, waaruit slechts de bitterheid spreekt van wie geen invloed kan oefenen in zaken, waarmee hij zich gaarne wze^- dun jjaste bemoeide, zegt de correspondent deze juiste dingen: Toen de Berlln schipbreuk leed wiesBen de goede voornemens als paddestoelen op. Men eischte: een toestel geschikt om sshipbreukelingen over de pier naar land te kunnen brengen; een tweede reddingboot; een batere organisatie van den reddingsdienst, en, ten slotte, het door den Staat aan zich trekken van den reddingsdienst. Wat is tot nu toe van dit alles tot stand gebracht? Niets! Men zegt, dat wij geen wenken" hebben te geven ten opzichte van mogelijke ver beteringen in de Nederlandsche havens. Wij gelooven, dat, wanneer men een heel jaar lang in Holland over theore tische oplossingen en beraadslagingen van een commissie niet hóen komt, wij in Duitsehland heel goed het recht hebben met nadruk te wijzen op de leemten, die om verbetering roepen, vooral daar een groot aantal Duitsche passagiers onder de tegoawoordige om standigheden aan gevaren zijn blootge steld, die kunnen worden vermeden. Verder zegt men, dat wij niets begrij pen van het reddingswezen. Inderdaad, wij geven toe, dit wij veel dingen in den reddingsdienst van den Hoek van Holland onbegrijpelijk vinden. Wij be grijpen b. v. niet" en hier volgen dan in het Duitsche orgaan de aanmerkin gen, die ook bij ons in Nederland door tal van personen, in de pers en in de St.-Generaal gemaakt zijn. De Fntitkf/irter voelt zich, zegt zij, niet alleen. Want de N. 11. Ct. en met name zijn ebenso unerschrokkener, wie kluger Mitaivoiter Brusse", heeft vrij-ui t ge sproken. Wij schreven hierboven : een slechte dop, maar een goede kern." Want ii's deze correspondent het van zieh had kunnen verkrijgen ons Nederlanders de onware beschuldiging te besptren, dat wij ieder buitenlander onbevoegd en onbekwaam achten over iedere Nederlandsche (juaestie te oordooien, on als hij door zijn bittere inleiding niet juist had getoond op onbehoorlijke inmenging belust te zijn, dan gaven wij hem voor 't overige gaarne van A tot / gelijk. Wij worden, gelooven wij, in 't alge meen niet van overdreven toeschiete lijkheid verdacht tegenover den vreem deling, die zich met onze zaken zou willen bemoeien. Maar het moet ons van het hart, dat een buitenlandsch blad vol komen het recht heeft zijn klacht bij de onze te doen, als de nonchalance van Isederl.-xndsche autoriteiten het leven van landgenoot en vreemdeling er aan waagt. Want wij weien heel goed, dat op andere lichamen dan de \<>d. regeering verantwoordelijkheden lusten in deze ([uaestio van 7.00 govaren. Dit doot echter niets af' aan de verantwoordelijkheid van onze reaeerinasnrimxjM zelf. Hier moeten wij, liever dan vergoe lijken, métot hervorming aanwakkeren. .Niet opwekken, maar aanwakkeren! Klassejustitie. Keu del1 le/.ers v.Ati li'jt "\Veek'ïd. j maakt, na s r aanleiding van wat wij iu het .No. vau 2'i .[-snuitn j!. s"'ires-et> onder liet hoofd ., A"'?/.??'.??? 'i ii- /?'/?", (itlS iij.ill! 'fkzaaiu op Art. ,") vau bot Koti. i'.-dtii! vau 1^, Doe. 1>7 !, Sibl. ?_'!_', tuidemle ;üh volgt: j ..l! 'houden* hetgeen i,} hut vierde en | in iiet \ iji'le l i'.l van art. 2 en ii; iirt j eerste ii:! van a 11. ','> i.-, bepaal.!. k'itüp'n j du gevangenen veiv,::,e';e:i. tee.i1." v ?? !''.?;!'ga/tndo betaling v,ui de d-iaroji valh-ndc kosten, met ai'/.onderlijk rijtuig' te w,)i'det: vervoerd, /.onwel binnen de gtiiujoiüv als naar elders. Dat verzoek wordt geduui aan de ambtenaren, in het laatste lid van n r r. '_' aangewezen, en door dezen niet dan om overwegende redenen geweigerd. Bij de toestemming worden de noodise maatregelen ter vo ii'komiug van ont vlucht! ng vooi'gosciiieven.'' /oo blijkt dus, dat, indien aar, ge noemd artikel volduiu is, eti uit kriekt daarvan is gehandeld, geen der justitieele ambtenaren schuldig kan genoemd worden. Wij nemen gaarne aan, dat dit aldus is geschied. Het karakter van klassejustitie bij het vervoer van gevangenen komt alzoo op rekening van den Weigever. Dat ziekte-, lichamelijke of geestes gesteldheid, krachtens art. 2 en 3 van het Kon. Besluit van 1874, reden kunnen zijn voor het Openbaar Ministerie om vervoer per rijtuig of nog iets milders voor te schrijren, zal wel niemand af keuren wel echter, dat voorufijaunde betalliig van de kotten, die op het vervoer met afzonderlijk rijtuig vallen, voorwaarde is voor eene exceptioneele behandeling. Zoo geeft men den bezittende een voorrecht boven dengene die niet betalen kan het beginsel van klassejustitie komt hier al zeer sterk uit. Maar wie dacht daaraan in ... 187 1 ? Nu de Wetgerer zelf de schuldige is, herhalen wij met niet minder nadruk dan den vorigen keer: Niet dus, omdat een adellijk heer ver voerd is, met inachtneming van de meest mogelijke humaniteit, moet men zich er geren, maar wijl de proletariërs zonder zulke bewijzen van menschelijkheid naar de gevangenis worden gebracht." Een wijziging van het bij Kon. Besluit van 1874 bepaalde op het gevangenenvervoer, zóódat rijk en arm gelijke behan deling kan wedervaren, is d. o. zeer urgent en dan een wijziging in de richting van humaniteit. D. K. Het (Ingfzonlen.) In het voorlaatste nummer van De Am sterdammer las ik, aan het slot ?an het artikel van dea heer L. Siruous onder bovenstianden tii e', mat groo e verwondering de woorden: Wat we zeker, althans waarschijnlijk, veriiesen 7,'illen weten we : ... het aardige poortje naast Frozer op den Vij jen-la'u" en :. Hoe komt de heer S mom op dit denkbeeld? In de- prijs vraag is niets van dien aard voor geschreven en uit een oogpunt van welstand is er voor het verliezen van bet Vij jendampoortje en daarbij behoorecdu hui-jes geen enkde reden hoe/jentiand. Als tnen de Zuidelijke rooilijn van de Oamstraat voorbij de Nes doortrekt, komt man op dea Vijgendam uit juist ter plaatje waar dit huuengroepje begint. Djor de^e richting te nemen voor de ijieuive rooilijnen vau den Vijgemlam (Oostelijk ge deelte) wordt tevens het nezicht uitd-i Damstraat op het Stadhuis Paleis ver beerd ; de Vij/endatn kan de breedte van 15 Meters behauden wat in 't eene bouwblok verloren wordt wint men aan 'c andere, zoodat de s-ad geeu centiare bouwterrein verliest. En het poortje kan dienst doen als passage naar de (andere doo iloopende) stille zijde i'an het Rokin. Aan die zijde is er ook gelegenheid voor OHM; architecten oru een gexeUii schil derachtig stadsgezicht j-j te ontwerpen. Er is dus vo ir 't vernielen yan het poortje c,a. geen reden en uien moet al buitengewoon weinig vi;elen voor de kunst der neseutieade eeuw om tiet niet te willen behouden. Van die ouversRhilligbrii verdenk ik den heer Simons ook niet en order de deelnemers aan den prij-ikaiip ntiliea er ook wel niet veel zijn die bet atno«e^ren van dU sMikje arcbitectu ir op hun programma hebben. Ku zoo ja, dan zullen de it: Ie u dor jury. naar rnen hopen mag, d;2e ontwerpen wel ttr zijde leggen. Amst, Jan. liiuS. D. C. MIOJ.UÏK Jr. Hoe ik aan m 'j n pessimistische verwach ting kom, dat dit poortje ven! v ij m-- n 'al, mag ik niet na<lt;r vurtt'llerj ; dat bij de |>rij-n-raag het behouden prvran i iet is ra ?"?</>« ?hft'i'tn lijkt me al omineus genoeg, lutus^ehen verliemt het me den trouwen wac'iter bij oud AmiterdauassCiiooii. den heer Meijer, te hèjben opgewekt tot waakzaamheid. Ivi ik weet ge lukkig ddt bij eri ik niet alleen zaden staan, als 't er op aan zal ko neri, voor liet behoud te strijden, ah dit behoud ook maai- eenigermate mogelijk zal blijken. L. SIMONS. 't Vervolg viemeentfibelangnn mot t totonïeii spijt, wegens plaatsgebrek, tot 'c volgend num mer worden uitgesteld. KED. De Schüol oer Tote&t. la het nummer van 12 Janu iri doet mej. 1. |[ei,erniuns mi.i de eer an'i. een cnistig gestelde beoorde-ding te geven vin mijn bjekj'3 ..'Ie school der toekuniM en wat haar in den weg staat." M-t u'rlof van n, M. dn? lï, x"ti ik go»rne gebruik maliën van deze schoone '-'eie^enheid, | om in uw ;;'ge neen verspreid 'd.ui eea en i ander te zeggen, dat ik al lang op 't hart j heb, l'.-.'üjaar cd' drie, vier g-deden, begon ; li; met de. uitgave vi'.n een <erie ..lïripveu over O,:\ oeding". waarvan (i nuni'iier.s ver- j j sciien<jn P!' du' \ 'e:'Mi.|tlenden ai i :vk \onden. ! l In di ze bocki's zette ik mt.in jr.T.-'ionl.jke i i ()?.'_MM-<??(.'.;! ;vai',,._, :\;iii'!<- opst-'ui;1.1 en onuer- >, .V. [l* iiiVti 'Jp u.' \\lj/!', ZOI)iii'> Ml' , iielje!'- ; l'i.-ii"i'st heelt. \ erwaeiit. Mi.'.ü' nier g"- l Vi-iiiicii, /.i.j zijn 1:1 bladen va:; ei ,.e ri'diting' j '>en tk 'i:j 'her >->in|vc.ti v;i: m.pi hoekje '| ..de-''hooi de)'toekom-l' naïi'L'-'imei :.''\vees!' j ''" im'en.'".'ia i althans vak .'eni',it.-ti "n althans meiiS ':i. 11 i,i-: t;!'-.';. II. i,i:-l de ..i>; ;>?>. ell o'.ei' ] opv.icii'it,':' !i'd-'.i'ii l /. >ildi", '/'.:?. , \ ei'.-,' ,i tl e! i il' l ;l CDU l .111 te; l e ! i i i; ;?!?!.: 11; eu 1 ontiious;a>te artikelen uvei1 m ; ;et ,ie liiiitcn| i;t niisrhe k'i.-dstdioiei'., \ oonuiiin-; I,A O'.er 'Je LiMjil- i .r.-'i-diüng>i!''in:e \an ilr ' ..e; ?: : en ii'1 Weiiseh v. erd uit:;osproKen, d;:; .Nederland ook /oo n Land-Kr/.iehun'j'Mieiiii /.uu be- ; zitten l i. ! Tegelijkertijd vierde het hoen van Klien Kev: ..de eeuw van liet kind i'ij ons te lande zijn triiimfen: d'j geviei ii-- .-.dinji'ster verscheen in hoogst eigen pet>oon ie AniRtevilam, liieul daar voordi'ii-iih'ii, werd l gehuldigd om haar paedagoutsidi idealisint'. l',veneens voi'scheen er een vNa'ii-deerend artikel over de ultra-modern; iiuskinschaol in En?eland, ook al een kostschool, waar't beginsel gehuldigd werd: men legge'tkind niets dwingend op, maar men late al les over aan den vrijen wil; waar voorts de coeducatie in uiterste consequentie (gezamentlijk zwemmen) werd gehuldigd. Hoe weldadig niij enthousiasme voor een goede zaak ook aandoet, boe ik Ellen Key ook vereer als mensch, hoe ik 't Engelsche ras ook benijd, dat een Ituskinschool in zijn midden be Rtaanbaar is, toch werd 't onrustig in mijn binnenste, als ik dacht aan de mogelijkheid, dat deze aanbidding van Z. M. het, kind bij ons te lande kon leiden tot onberaden stappen. Zóó ben it er toe gekomen mijn zevenden Brief over Opvoeding ie wijden aan het onderwerp: Wat die (loof meerdere landgenooten aangeprezen) kostschool der toekomst bij ons te litiide in den ir.eij staat. Ik ben 't volkomen met mpj. II. eens, dat de kostschool niet do schol der toekomst is, maar 't jal mpj. H. thans wol duidelijk zijn, dat ik speciaal over de moderne kostschool schrijven wou en dat ik in mijn Brief Vil geen herhaling van beginselen overopvoeding en onderwijs kon geven, die in Brieven 1?6 gestaan hadden. Intusachen dijde de brochure uit tot een boekje, be-attende bl. 43?224 van do school der toekomst". Maanden en maanden was ik in snipperuren aan de pen geweest, maanden zouden nog verloopen voor 't werkje gedrukt was. Dan zou 't onderwerp niet actueel meer zijn; de lezer zou vragen: waar slaat dit betoog op? Daarom schreef ik er de inleiding bladz. 1?42 bij erj deze inleiding gaf mij den titel -?de Sjhojl der toekomst" in de pen, waarvan ik thans zelf duidelijk inzie, dat hij verkeerde verwachtingen o ij den lezer moest opwekken. Kn nu de principieele kwestie, dio ik on kort te zijn door een voorbeeld zal t y peeren. Gestel j: in een kamer ligt een ernstige zieke, die stilte en duisternis noodig heeft. In die kamer hebben zich bun n en fami lieleden verzameld, die 't geval meewarig bespreken en elk oogenbl k orn een hoekje gluren, h ie 't met ds patiënt gaat. Dr. A. komt binnen. Hij overziet den toe stand, kijkt eens bedenkelijk naar het felle licht, dat juist iu 't bed valt, maakt een amicaal praatje met do aanwezigen en zegt bij 't heengaan: hoor eens, lieve menschen ! niet )e veel drukte en niet te veel bezoek, hoor!' O nee, dokter!" zeggen de menschen, Maar on lertuischeu bindt het rekbare be grip niet te veel' hen aan niets en nau welijks heeft de dokter da,u ook zijn hielen gelicht, of ze kakelen weer naar hartelust en zeuren de zieke uit pure belangstelling telkens om de ooren. Dr. B. komt binnen, overziet den toestand en zegt: als de bl.... allemaal er uit!" Ken seconde later is 't donker en stil in de kamer. Dr. A. is de lieve dokter van het publiek ; dr. B. is de dokter van zijn patiënt. I)r. A. typeert een paedagogie, waar ik niets van hebben moet. Dr. B. is mijn man; en ik neem dat bl... gaarne op den koop toe. Kr zijn in het leven van den medicus en van den paedagoog duizend gevallen, die hij iri een vriendschappelijk praatje gemoe delijk en met alle gewenschte reipeet voor andersdenkenden zal bespreken, maar die hem in de praktijk nopen zonder aarzelen kleur te bekennen, om ;iJH /lüficiit te h schermen, of om zijn lituk uls een man i'an karakter te diclixn. Ken paar voorbeel len uit de praktijk. Een jongen moet voor Staatsexamen opgeleid worden, maar bij leert niet, hij werkt slordig, hij blijft in al zijn arbeid vér beneden zijn krachten. Ksrst redeneer ik met hem; 't helpt niet; dau leg ik hem op, mij persoonlijk al 't werk ter controle aan te bieden; 't helpt niet; dan onthoud ik hem uitgaan en ontspanningen; 't helpt niet. De j >ngen mokt tegen deze behandeling', vindt dat hij onrechtvaardig beoordeeld wordt, tracht 't vader en 't moederhart week te stemmen c:i weet't eindelijk zoover te sturen, dat vader of moeder mij zeggen: mijnheer, n //eijrij/ii oiiZ'-n joH'jeii nmt. _Nru zet ik mij schrap, en in t kort fctel ik mijn dilemma aldus: Kerst doet de jongen zijn normalen plicht, daarna kui.nen we zien, wat er van dat ..niet be.»rij|ieu"-overblijfr. Kan de jongen er niet toe komen behoorlijk to werken, of althans den uoeden wil daartoe te -toonen, dan leg ik mijn taak tegenover hem hierbij neer. Vraagt mej. II. mij nu, of ik dat alles zoo ttrak ineen, als 't er staat, dan zeg ik : neen : Ik kan me best begrijpen, dat een in weelde opgegroeide jongen niet, werken wil en zijn genot niet wil missen. Maar dit ook maar door te laten schemeren, zou ik een schandelijke plicht .'er/.uking vinden. Een ander vcorbceld. Ken ge/.on Ie, ongebreidelde jongen in de puberteit-jaren het ft sexueele aam echting1 .MI. Op een keer gebeurt het, dat hij wacht tot 't geheel;) huis in do rjjst i,s en /i,-h dau naar de kamer van een anderen j?iiiiien hpuceft, om de/en te verleiden tot sexucele genietingen. Ik vijs hem ernstig op zijn z >n Ien : een vergnip aan zich/.t'll', maar wat nog veel erger is: een A ei grijp aan n-n aiui"r ! AfUivaiikeiijk ;?; de j >:tjrn \nl s.-haïinito en Si liid'L'Pvoe!. aiaar in mi l f[\n onderlijf li u i s t1- l'.eMien u'->:on'i^poi,.ii"'id "tl daal' ge\vee>i te /i)ii, IK'ÜI n\ ii,' d'tt /.ijn steiiiüiit'^ l n e. ;i in. i, w diMJerl ..Ik zie I kwaad N niet in, i\anl i i, vu ? worden en de atiue hem l:\\aui.' i il,l il i /(t ik lii!.; want i!; \ i.'e! : als ) : i n l' i, i /1; i j, <? n \, 111 1111 beid, dan -';,; ,it d;1 , biiiüLiii en « j!'d''ii in bedreigd. De mepiler komt er ann te pus. Ik deed baar mee, dat ik den .Buigen met hoimuii Kun. ,'üom t vergrijp on uili 'de opvatting van dat vergri.jp. D.- moeder \ra.a<_t rij : ..kunt n dan niet begrijpen, dat zoo'n j -jn^i-ii tot /.uil, e dingen komt':'' Xeen'. ' i^ mijn antwoord. De moeder vriWi_t mij: ..En als 1111 de jongen heiiM'h hot ksvaaii niet voelt, moet hij dun schuld belijden :'' De jongen veelt 't kwaad wél!" zet; ik positief. Dat hij voorgeeft 't met te voelen is een truc, die de praktijk van zijn jonge leven hem al aan de hand heeft gedaan, als middel om de verdrukte onschuld te spelen. En zelfs al voelle hij 't kwaad niet, dan vind ik nóg, dat hij schuld moest belijden, omdat ik hem de dubbele zonde in zijn daden met den vinger heb aangewezen." Zoo ging deze jongen van schooien ik hoop, dat de les hem behoeden zal voor nieuwe struikelingen. Als mej. HeijVrmars mij nu echter op mijn geweten af vraagt, of ik dat allemaal zoo positief voel, als 't er staat, dan zeg ik: neen t Ik kan me best begrijpen, dat een harts tochtelijk aangelegde jongen tot sexueele afdwalingen komt en de zonde daarvan heusch niet inziet, omdat zijn gevoelens niet op zelfcontrole zijn geoefend. Ik beschouw \ooits zoo'n kind volstrekt niet als een verloren mensch; integendeel, wie onzer heeft in zijn vlegeljaren geen ernstige zonden bedreven, waarboven hij zich in zijn later leven verre heeft verheven? Maar dit in een kritiek oogenblik aan een boosdoener te zeggen, of 't hem te doen beseffen acht ik een misdadige zwakte. Te leeraren, dat het goede in den mensch wel van zelf zegeviert, vind ik een bespot ting van de ontwikkelingsgeschiedenis van onze beschaving, die door alle eeuwen heen getuigei i i geeft, hoe ontzaglijk langzaam de menschheid moreel gestegen is en hoe be angstigend snel zij weer tot verdierhjkingkomt. Wie in bepaalde gevallen geen positief standpunt van onwrikbare overtuiging kan innemen, ontketent de willekeur van dea hartstocht. Niemand kan een goed mensch worden, of hij moet op zijn tijd den breidel vaneen krachtiger natuur, van een boven hem gesteld gezag of van onaf ivendbarea tegenspoed pijnlijk voelen. Wij leven in een tijd, dat de fundamenten der samenleving m, i. ernstig aangetast zijn. Als het jonge, van den modernen tijdgeest doortrokken geslacht los komt, is er niets meer heilig. Ik meen dit te moeten toeschrijven aan de moderne prediking van oenige jaren hor 2); aan den fatalen invloed van de moderne litteratuur; aan de zoogenaamd lieve, maar inderdaad lamlendige paedagogie, die haar kracht zoekt in mooie phrasen. Dit alles heb ik in mijn polemisch bedoeld boekje: de school der toekomst" breed ge motiveerd. L»at ik met mijn protest tegen de ontzenuwende levensopvatting van onzen tijd weinig lezers in 't gevlei gekomen ben, kan niemand duidelijker zijn dan mij zelf. Maar daarom was 't ook niet te doen. Het was er om te doen te constateeren, welke verschijnselen in schoo!, huisgezin en maatschappij, welke algemeena en persoonlijke ervaringen mij hebben doen zien, hoe in onze samenleving op duizen derlei wijze de kracht van ons volksbestaan wordt ondermijnd; en waarom dientenge volge in ons land proefnemingen onmogelijk zijn, die in Engeland en tot op zekere hoogte ook iu Duitsehland recht van bestaan hebben. J. Kl.EEl STUA. 1) Speciaal een artikel in de Gids van mej. I. Heijermans. 2) Op bladi. 08 van mijn boekje ., Je school der toekomst" heb ik den onbegrijpelijkere tliter gemaakt om te spreken van leerstellige opvullingen van het Ckrietendom, waar ik be doelde: deeteil moderne predïki* g. Velen hebben mij op dien tliter gewezen en ik ben blij de gelegenheid te hebben dien hier te herstellen. Mijn antwoord aan den heer Kleefstra kan kort zijn. Slechts het volgende wensch ik in het midden te brenger. lo. Gaarne erkeu ifc, dat ik De Si-houl der Tüfkoinst van den heer Kleefstra niet in verband beschouwd btb met zijn Brieven wit? opvoeding, liet laatste dezer boekjes verscheen in 1ÜU4. De School der Tot komst las ik pas eind J'J07, toen mij gevraagd wer l er een ooideel over uit te brengen. Ik lejjde reeds in mijn beschouwing uit waarom ik, ondanks de tijdsruimte, die er verlie.i tusschen het verschijnen van het boek en bet schrijven der rjeoordeeling, toch meen ie, dat dit laatste nog kon geschiede!'. En even gaarne erken ik, dat ik die Br eren van den heer Kletfstra er niet nog eens op nagelezen beb, voor of na ik mijn beschouwing schreef. Het boek werd door mij als boek zonder uieer be sproken en indien ik daarin gefaald heb, ben ik niet d-> eenige schuldige. Waarom gaf de heer Kleefstra in zijn boek, dat toch zoo rijk aan allerhand noten is, dan niet die eenige onmisbare, welke de u'tlegging gaf, die nu in bovenstaand artikel te vinden is? Ik had een beoordeeling te geven van het mij ge zonden boek en dit heb ik naar beate weten naar iujn inhoud besproken. 2". Het moet mij voorkomen, dat opvoedkund'ïe proefnemingen en o/ertiügingen nog van iindere zijde te lieden zijn dan de lie rKieelsua het doet. Persoonlijkheden, als die van Ellen Key, een beschouwing als van nuj. Kodb-ud over de Kaskintchool, door haar J bezocht, eii verschenen if) Di (><"<?," oy Ier j mijn redactie, verdieren neg wel andere v,anideenng, dan die welke te vin len is in de bovenstaande wolden van di-ii heer Kleefstra. Jlen hoeft vau de zoekers en j djnkeïg op hut gebied der opvoedkunde niet alles ie prijzen en te aan/aarden, maar ook in dat geval verdienen hun denkbevldm i.ieer dun woorden, die waarsclurAvn U-gen . ..onberaden stapptu" ui aanbidding vau /. M, het kind". ; 'v'.u. Ui dat rcrbaii'l /.ij gicciits c. en gcin, in irt-er.l, dat iii i.et (//'''.s-ailikel, v.itariti ik de I.nu'l E -:ie!nin'i.-h' inte i f/sprak, ik nergens ge-duwen heb, dat. ik de opriciitins; vaa :'.u'ke K-holen in mis land aanbeval, hiieyen(ieel : Het L'iti,'!-Er:'u'l<tti/fislii ii;i in zijn tH^en: wjoidigen vorm kari niet het Jokkende, l :d< aal zij:i''. - schrtet ik o.a., ALiift t !i ^vering i'1'',"'", 'il',. 5S7. tiet uauschuiiwelijkv'. i'.l'.ijdigd (r-i U.'r'v ij s trok mij aan. veel en wei ia-er J:,<L'. uia^r eeu kes'sciruj!, ue,1 al,ei h;'s:.e-, 13 i iiog mam' een surrogaat, voorde opvoeding, die school en huM samen geven! '.', i. JJe he;-!r Kleefstra k-in ;lt-cht.s twee, ; ;- urtrn 'ipjoedeis ouderscheideij, de lieve ; die a's KIJU dokter A. den patiënt, het kind, : Vergeten, ter wiiJa van het publiek, en d« andere, die als zijn dokter B. mei een ,,als. i ti« bl. . . . alleman er uit," de meuschtn van \ karakter zijn, den patiënt, het kind redden. i lit-t is bij hem uiiiveJer uderl "Maar zou bet niet mogelijk wezen, dat de beste op .-(ieders die zijn, welke kracht aau /achtheid verbinden, die niet hotven te ,,bliksemen," doch als die vaders en moeders zijn, wtlke inet onvtr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl