Historisch Archief 1877-1940
No. 1598
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tegenwoordig ook in de aquarellen beeft
maar er is een eigenaardig, een goed stukje
in: een hond. Terwyl het overige alle maal
met de lusteloosheid van een maakwerk
geschilderd werd, zag hij in den hond wat
andere, voelde ay' voor dat beest iets wat
i u de rest hem niet gebeurde. De hond is
gezien zooals Tholen ze ook schildert, volop
vertronwd er mee, en vol intimiteit die soms
tot zwier wordt in een blad met teekeningen
naar een, nu dood, dier.
Het najaar van Wygmulier is on-fijn
Jan Zoetelief Tromp'* nieuw vriendje is
ietwat beschaafd maar t ch eigenlijk ree l s
wat verstjjfd. De invloed erin is natuurlijk
?die van Blommeis, zooals tot zijn echa (in
geestelijken zin) altyd. Zon'e polderjongens:
aeen vooruitgang. By I? Browne zijn de
accessoires 't best^, by Horrix de bladzij van
het prentenboek.
De beeldhouwers bespreek ik niet; Pulchri
.Studio" moest dezen zijner leden eens een
kans geven, en een paar zalen of een heele
tentoonstelling uitsluitend voor hun werk
<'pen stellen. Het is noodig, het ware vriend
schappelijk ineen land waar beeldhouwkunst
toch zoo weinig steun vindt.
PLASSCHAERT.
A, East en Obbes. Etsen. Scholier, Hen Haan.
Evenmin als ooit eenige kunstuiting mij
te definieeren leek met het woord flaneeren"
?dunkt mij dit het geval bij etsen. Zoodra een
ets iets is dat op flaneeren In'11, zoodra ze
niet is aangrijpen ran bet zink, van het
lijniger koper' met de naald om heUy in
een fijn spel van zwier-volle strepen, hetzy
in diepe beten in 'c brokkeliger zink dat te
bereiken wat kunst is (iunerlykst scüoon
gebouwd leven) zoodra tiet niets meer is
is het te verwerpen. Het kan, een ets, een
spel zijn van groot-golvende lijnen, zij draagt
in ieder harer deelen dan de macht van den
maker, en de diepe morsures" lijken putte o
waarin bet gevoel van wie 't etste, stolde
ot' stille staat in praal. Ze kan zijn een scherp
spel als van haast intellectueel koel omlij
nen der vormen, in schoonheid, en ze lijkt
me verrukkelijk om te bezitten, ze lijkt een
wei-gesneden figuur staand tegen den even
^ekleurden hemel die haar auhtergond is. Of
ze kan doorwerkt zijn, doorwroet, doorspit,
in krissen-en-krassen, als een onwillijjen
akker, maar die ten slotte onder het licht
ea voor de oogen van den beininnenden
kyker haar graan van scüoonheid te leven
en te beven geelt.
De overige etsen zijn wat de overige"
schilderyen zyu. Ge gaat ze voorbij en
ziet ze niet meer, nooit meer. Het papier
van deze ri.selt nooit meer in u* willige
handen, en laoipentoover doet nooit u stil
zitten by hun bruin en lichter bruin, bij hun
zwart en grijs, (je zult by deze nooit de passie
voelen om de edele papieren waarop zoo'n
lijn-, en toch ook kleurenspel, gedrukt mag
worden: Sommige dezer bladen yl als ritslen,
andere zwaarder, olieachtig, een edel, vol
perkament en ten slotte de een joude
daftigheid van het Hollandsche papier; het
koperdruk. Ook de inkten en hun JUearen
zijn niet onverschillig iedere menging
heeft voor sommige partij haar bekoring;
iedere menging steunt een bepaalde wijze
van werken. Want de zwartst en mogen nooit
als koeken" van inkt zyn ze moeten
Honken als vol leven, als nachten vol haast
vernolen sterren; ze moeten glinsteren als
enkele lichtschampen-vangend dof en toch
gloedend bont of eêl zyn als ftuweelen
afgronden
Er is in een ets veel werkmanschap, meer
dan lijkt.
Het drukken is een klaar naar voren
brengen van de eigenschappen van het
door den etser gewilde; sommige fouten
kunnen door het drukken verminderd of
verwijderd worden en deze dingen
geschieden natuurlijk het zuiverst door den
maker. Het is me dan ook een wonder dat
niet ieder etser pers heeft, en ets-hok. Er
is iets van den alchymist in hem. liet ploe
teren; de inkt, het papier, de spanning van
de pers en dan allyd nog de verrassing
soms juist in een nuance van die spanning,
soms in een nuance van de inkt, soms juist
door een verandering (hoe gering bij tyden)
van de snelheid waarmee het wiel
rondgedraaid wordt, de tafel zich beweegt; hoe
warm de ets is, hoe riet papier genat werd.
Dit alles is een verrukkend werkmanschap,
ook om het onverwachte dat daarmee te
saam gaat. Het is te begrijpen dat sommigen
hun leven niet gemakkelijk werd door een
gemis aan meesterschap over deze dingen;
het is me nooit helder dat te veel hollandsche
etsers dit alles overlaten aan den bediende.
Daarenboven het hebben van een pers
doet etsen maken; krabbels. Ik zag het.
Het is als het hebben van schetsboeken; de
zinken plaatjes zyn het blad papier.
En al deze veranderingen, mogelijkheden,
in de etsen: naast wat ik noemde, boven
wat ik beschreef nog de staten ze maken
van den ets-verzamelaar werkelijk een
collectionneur. Je kunt om etsen zoete dwaasheden
begaan. De zeldzaamheid van een beteren
staat of het zoeken naar een.j bekenden, schit
terenden, of meest juisten druk het is
iets waar gauw ge toekomt. Een enkele juiste
kras meer, tien ovei lollige" strepen minder
het wordt een zeer reëel iets zoodra ge lust
tot verzamelen, in schoonheid, bezit. Het is
als de minnaars der boeken. Het is nog met
meer veranderlyks en veranderd omdat zoo
vele factoren eerst den goeden druk van den
goeden staat geven. En het is iets dat ik
zeer wel me voorstellen kan. Het heeft zelfs
zijn gevaar: de zucht naar compleetheid. De
wejosch om een enkel drukje, das je weet
dat bestaat het heeft het gevaar van al
't verzamelen: de zoete dwaasheid in de jacht
naar het alleen zeldzame. Toch kan in dit
laatste nog goeds zyn, het eene ding kan
ook het beste zyn, bij toeval. Dan helpt de
dwaasheid tot het bewaren van de meest
volledige uiting en is goed. Het verzamelen
van etsen zy das een zoeken naar schoone
dingen; als gevolg van dat zoeken komt het
velerlei dat ik u meldde.
Obbes, East.
De etsen van Obbes missen het uitgesproken
karakter de persoonlijkheid. Maatschappelijk
waren ze te benoemen als fatsoenlek", ze
zgn no"ch goed noch kwaal. Ze missen de
eigenschap te ontroeren, tevens zijn ze niet
stootend door scherpe leelijkheid. Terwijl op
de grootere etsen de aarde nooit den kijker
het ge/oel van haar diepte geeft, van haar
meetkundige diepte alleen; terwijl ge de
bpomen beziend nooit deukt dat ze aan die
diepe en schoone en tragische aarde gebon
den werden met h on wortelen; terwy'l de
bloemen als Anjelieren het precieuse missen
dat hun toch eigen is, zyn er een paar kleinere
etaen die te midden van deze dingen wac
beter zyn, met enkele ly'nen gedaan, wat
forscher geoeten zooals 17. iesrer (kerk en
koreniehoven) of no. 16. In een groote ets
als no. 5 Beuken bosch wordt in de glijdende
lijnen der takken rust gemist.
De etswiende aquarellen van AlfredEast zijn
belangrijker in zijn etsen.bly'kt veel meer een
teekenkracht,ze zyn meestal in groote vlakken
gezien, terwyl het loof der boomen ook in
zoo groot mogelijk contour gtborgen werd.
Ze missen wel dikwyla het element diepte";
de afmeting van den voorgrond tot het be
ginnen van de horizont geeft den geest geen
gevoel van wijdte.
Eveneens kunt ge sommige invloeden er in
kennen en merken dat hy menig periode van
kunst bezag, maar toch zyn de etsen: No. 15
Heuveltop en No. 2 een Storm, dingen van
bepaalde werking: niet diepzinnig genoeg
misschien voor han schijnbare grootheid,
maar in de struiken, in den boom, in de
boomen, en in de akkers van het daarachter
liggend land) voor my niet zonder expressie. Zoo
zyn ook zyn aquarellen. Er zyn deftigheden
in, maar minder gevoelsgrootheid. De kleur
is niet zonder voornaamheid, zie b.v. de
kasteel-ruïne, met de paarse ruïne onder een
witte lucht waarboven het blauw weer woidt.
In Algeciras" (No. 4) ziet ge de bpomen te
veel terwijl deze daarenboven ronding mis
sen. Op 5, Dorpskermis, zyn de figuren
eer wat gekarikatureerd, maar zyn de
roodeen witte tenten goed geaquarelleerd; de weg
door het bosch van een aangename kleur,
mist diepte- werking" zoo is in het Park
ook het aantal figuren handig geteekend.
Deze paar aquarellen kunnen geen aanleiding
zyn tot een volledig oordeel over het oordeel
van dezen schilder.
Het nut van een tentoonstelling als deze
is dat ze kennis vermeerdert en onze te
groote telfgenoegheid den eenen of anderen
keer eens goed verminderen kan, of onze
zelfvoldaanheid over onze schilderkunst. (Zie
leden tentoonstelling). PLASSCHAEKT.
Tentoonstelling van oorspronkelijke
tapüt-teekeningen van Th. A. C.
Colenbrander, in het Museum voor
Kunstnijverheid te Haarlem.
De naam van Coleubrander is eenigszlns
geworden ala die van een legendarisch per
soon. N et zonder eerbied en respect wordt
ze uitgesproken en de talrijke mythen die
in omloop zyn, dragen er het hare toe bij een
Wij willen niet te kort schieten in erkenning
van zyn belangrijkheid als baanbreker op het
gebied der fayence en der tapytvereiering,
noch in die zyner ongewone gaven; maar
de ruim tachtig tapytteekeningen, die thans
(tot 10 Febr.) in de Rotonde van bet museum
voor kunst nij verheid teHaarlem tentoongesteld
zyn, zy geven ons zulke verschillende uitin
gen, dat, ware het er niet uidrukkelijk
bijgezegd, wy ze bezwaarlijk voor bet werk van
n persoon zoud n houden.
Nu is het mogelijk «n zeer begrijpelijk, dat
by zoo'n groot aantal ontwerpen er eenige
mindtr geslaagden onder loopen, en wij
zouden deze ter wille van de anderen, als
ongelukkige vondsten voorby geloopen zijn,
zoo zij niet »ezen,door herhaling van het zelfde
molief, door gebruiken van het zelfde patroon
in wisseling van kleur,op een zeer bepaalde rich
ting. Het kan zyn dat by ontwerpen vooreen of
andere hedendaagsche
kunstnyverheidsondprneming men wel eens genoodzaakt is, zich te
voegen naar den smaak van het koopend pu
bliek, maar wij kunnen moeilijk aannemen, dat
dit by Colenbrander zoowel als by de De ven
tersene tapytfabriek het geval is geweest.
Colenbrander's werk getuigt van een te
persoonlyk willen, dat wij aan eenige
influenceering mogen denken; de verschillende
richtingen en opvattingen in zyn ontwerpen
moeten wy' dus aannemen als verschillende
inzichten van den kunstenaar in de wijze
waarop hy meent een vloertapyt te moeten
versieren. En uitgaande van dit punt van
beoordeeling, zien wy in de uitgebreide
collectie ontwerpen niet werk van n
Ooienbrander, maar verschillende Colenbranders
Wel hebben zij allen een zekere distinctie
van kleur, maar hunne composities, de wij ze
waarop zij hunne vlakken verdeelen, hun
samenstelling van ornament, hun evenwicht
is gansch verschillend
Zien wij in Artisjok l en 2" denrykdom
van het middenvak, dat wit uitstraalt op
een groenen fond, of geel op een van blaau v,
en houden wij ons niet angstvallig aan den
naam vast, dan treft ons de overeenkomst
met het lijnenspel op de goede vazen uit
Rozenburg.
De kletmn-harmonie is voortreffelijk, de
vormen-samenstelling voornaam, het draagt
het cachet van een zoo persoonlijk talent, dat
ook spreekt uit Lente 21" uit Vlammen 4,"
waar de gele ornamentatie op den rooden fond
een zeer mooi geheel vormt; doch dit werk
staat geheel afzonderlijk van wat uit Vakken"
tot ons spreekt, terwijl ook Spiegel 2",
Silhouet I" totaal andere kwaliteiten
vertoonen.
En vergelijken wy deze laatste, die meer
strak zijn en op een vast diagram verdeeld
schijnen met Moeras" 2 en l, met Tranen 9"
of Lente l, 2 en 37," dau begry'pen wij ona
niet, dat de geniale ontwerper van Artis
jok," de meer beredeneerde samensteller
Moeras 2. Tapytontwerp van Th. A. C. Colenbrander.
zeker waas van mysterie er aan te verbinden.
Het ia zeer waarschijnlijk dat de persoon
van Colenbrander hier geheel onkundig van
en onschuldig aan is, maar de verschillende
vazen en borden uit de Rozenburg fabriek
die namen dioegen, waarvan bet verband
met de voorstelling den leek totaal ontsnapte.
de verhalen van algemeene schaarschte in
vermillioen in de hofstad.omdat Colenbrander
proeven voor een plafond beschildering nam;
van zijn verrukking toen een oven uit elkaar
gesprongen was, die hem een paar scherven
naliet, van juist de goede kleur; deze din
gen gevoegd bij het weinige wat men ten
slotte van zijn werk te zien kreeg, deden
hem in de oogen van velen de afmetingen
^an Spiegel 2," ook de aan caleidoscoop
herinneiende omrandingen van Lente 37"
of Moeras 2 en l'' ontwierp. De groote
verbrokkeling der kleur?akjes in beide,maken
een beslist onrustigen indruk, die niet door
den gloed van de wol, noch door de
verrooting van bet patroon in de uitvoering
vwloren gaat. Een uitge ;oerd tapijt je Lente
37" maakt vergelijking in deze juist mogelijk.
Deze uiting van Colen'oranders talent, wij
kunnen ze moeilyk op eene lijn plaatsen met
zijn Artisjok"-ontwerpen.
Dat hij echter behalve Artisjok" l en 2, die
ons de meest volmaakte en typeerende Colen
branders lijken, ook in etn andere lijn supe
rieur werk weet te geven, bewijst Lente 22"
Lente 21. Tapijtontwerp van Th. A. C. Colenbrander.
Het is alsof hier een geheel andere
Colenbrander aan het woord geweest is, zoo
streng beredeneerd zit dit ontwerp in elkaar,
in tegenstelling met de spontane virtuositeit
voor de eerste groep of de onrustige
klenrenmengeling, waartoe wy Moeras" en Tra
nen" o. a. rangschikken moeten.
Het by elkaar zien echter van zoo'n groote
verzameling als thans te Haarlem geëxposeerd
is, biedt wel gelegenheid om zich eea
eenigszins volledig denkbeeld te kunnen vormen
van de verschillende kwaliteiten in Colen
brander's werk. En moge die indruk dan
wellicbt de verwachtingen die de naam van
Colenbrander doet ontstaan, iets gewijzigd
hebben, dit neemt niet weg, dat wij ons hier
toci voelen tegeno 'er het werk van eer, kunste
naar van enorme gaven. Zyn rijke fantasie, zijn
by'zonder kleurgevoel, zy hebben hem geleid
tot voortreffelijke lijn en kleur-sympbonieën,
waarvan het beschouwen op zichzelf reeds
een genot is.
Het kan zijn, dat de verschillende stroomin
gen in zijn werk nog richtingen zijn, die
naar een bepaald einddoel heenwyzen. Wij
zouden dan alleen wenschen, dat die niet op
Moeras" en Tranen" uitliepen.
R. W. P. D*. VRIES JR.
(feorge Mereflitii.
aannemen, van iemand die buiten de beoor
deeling door gewone stervelingen valt.
Het wil mij dan altijd als iets va . heilig
schennis toeschijnen, wanneer men niet deelt
in die algemeene waardeering en toch kun
nen wij bezwaarlijk getuigen dat Colenbranders
werk onze onverdeelde bewondering wekt.
dat door kleur en compositie zich buiten
gewoon onderscheidt. De harmonie van dien
rooden fond met den gelen rand is opmer
kelijk fraai en de motieven der overgangs
vormen zijn prachtig ; het geheel getuigt dan
ook van een voornamen rijkdom, dien men
in een vorstelijk paleis zou wenschen.
12 Februari wordt Meredith tachtig jaar.
Hij achryft niet meer; zyn Amazing Marriage
was zijn laatste boek, en dat is een dozijn
jaren oud. In zijn omtuinde woning bij Box
Hill, achter dat aardige hotelletje van Burford
Bridge, w/i Keats zijn Bndymion geschreven
heeft, en vlak bij the Cottage, die herinne
ringen aan Defoe bewaart, gaat hij, halfge
broken man, voorzichtiglijk rond, en ontvangt
er de enkele intimi: een paar jaar geleden,
te bescheiden om hem met het bezoek van
een vreemdeling te storen, heb ik er hem
toch, on bescheidenlijk, in zijn tuin bespied
van den tegenoverliggenden heuvel; heb
hem met het fijngeestig gezicht en zijn diep
sonoor geluid een wereldsch discours zien
en hooren voeren met een wereldsche be
zoekster; tusschen het babbelen en de grapjes
zoo nu en dan overklinkend een zin, spran
kelend van het ver-vernuft, en donker van
den diepen zin van den auteur.
* *
*
Wat een kostelijk en kostbaar werk, dat
hy tusschen de jaren 1859 en 1895 zijn
landgenooten geschonken hetft, in die reeks
van romans, die van Richard everel tot The
Amazing Marriage loopt, en daartussehen dóór
zijn zwaar voldragen gedichten. Hij is als
mevrouw Bosboom?Toussaint en Potgieter
tot n gegroeid, met veel van Schimmels
geest en vernuft door hun ernst gemengd.
Den diepen levenszin, de rijke samenste
lingskunst van hiar, en zijn sterk-vrijheidlievenden
geest, zijn vermogen van beeldende taal.
Maar hij is zoo gelukkig geweest nakomeling
te zijn van Keats en Sbelley, die men ten
onzent immers pas is gaan naleven, toen
mevr. Bosboom n Potgieter dood waren.
En zoo komt het dat zijn taal, schoon slechts
weinig jonger tijdgenoote van die onzer beide
grooten, zooveel weliger, plastisc er, sappiger,
dieper, frisscheris gebleven dan de h tinne voor
ons. Hij mag duister schrij ren, ook voor
landgenooten; zijn beelding is toch altijd onmiddellijk
gaat uit van de diepste doorziening en
doorproeving van mensch en wereld, waaruit hij
ook zijn figuren en gebeurtenissen opbouwt.
Voelend zich kind van de aarde:
Thy greatest loved thee, Mother Earth l"
heeft hij al het aardsche in de mens1 hen lief;
voelt hij hen als wesens van bloed; voelt hij
al bet geestelijke in hen: liefde, baat, harts
tocht, geestkracht, eerzucht, uitgroeien uit dat
rustelooze, kleurige bloed ; er door beheerscht
of het beheerschend. True poeti and
truewomen have the native sente af the divineness of
what the world deerns gross material substance."
En hij is, ook als romanschrijver, zelf zoo'n
groot dichter geweest; uit de duisternis en de
diept«, uit de grove substantie van
hetmenschbe^taan opstijgend tot de zielewijdingenden
innerlijken eerbied voor wa-, machtigen nobel
is in dat menscbbestaan, vooral in dat van de
vrouw. Zijn galerij van vrouwen,
verbeeldingsmenschen of historische liguren want het
document humain versmaadde deze romanti
cus omleder wel allerminst is als een serie
van Titiaan's figuren, waarmee hij zijn Vittoria
vergelijkt; (Ruskins vereering voor den groo
ten Venetiër, zooals trouwens ook diens liefde
voor geheel Italiëzaten ook hém, den
Garibaldiaan, in het bloed). Ze zijn nobel en toch
hél menscbelijk; groot n heel innig; de
hartstocht doorgloeit hen, maar ze blij ren
dien ten slotte altijd meester. She found
herself seiznd with her f ex» sliudder 'in the blood."
She had the look of sunlight in jlowers." Twee
van die zinnen, die voldoende zijn om de
qualiteiten van dezen vrouwen-schilder, van
dezen taalkunstenaar vast te leggen.
Ik heb, na anderhalf jaar van gestadig
mee doorleven van heel zijn werk op zich
zelf zwaarste proef die men eenig auteur kan
doen doorstaan in 1898 mijn groote be
wondering voor hem neergeschreven in mijn
kenschets voor de Mannen van Beteekenis, en
ik vlei me, dat ik deze in ons land veel te
weinig gekende En gel scb e grootheid daarmee
bij een iets wijder kring van Engelsch
lezenden heb ingeleid, wier aandacht hy"verre
verdient boven den innerlyk-voozen decadent,
die het mooiste levenswerk van Ruskin en
Morris tot dt'.itude" voor aanstellerige
menschen misvormd heeft: Oecar Wilde.
Dat men, Meredith kennend, hem niet ook
bewonderen zou, zou me hoogelyk verbazen.
En zoo veronderstel ik dat er in elk geval
wel een groepje Nederlanders is, dat behoefte
zal gevoelen hem op 12 dezer mee te huldigen.
Het l gt in ons voornemen hen dien dag
een telegram te zenden. Ik weet, dat waar
deering (zeer laat in zyn leven voor hem
gekomen!) hem 't oude hart warmt, 't Zou
aangenaam zijn als bleek, dat we namens veel
landgenooten mochten spreken. *)
L. SIMONS.
*) Wie er pry's op stelt, zijn of haar naam
meegeseind te hebben, zende met 't kaartje
de kosten der meer onderteekening (10 ets.
p. woord) anders sein ik alleen: In the
name of (getal) Dutrh admirers of your workwe
beg to offer expression ofsincerest thankg for all it
ha» brought us and hope you may itM live long to
tnjoy the admiration of ex'ending circle of
readers.
PrüfeaorDr,J,fl,ftaüBB. t
Uit Gallée's blij, innemend
jmgelingsgezïcht, dat hij zelfs bij het toenemen der
jaren behield, uit zijn vriendelijken oog
opslag, uit zijn zachten innemenden lach
spraken sympathie. En werkelijk is sym
pathie het kenmerk van zijn leven geweest,
sympathie voor anderen, sympathie voor
eigen land en luiden, sympathie voor studie,
sympathie voor het schoone' en goede. Een
voorganger van hem aan de Academie te
Utrecht, professor Brill heeft eens een toe
spraak gehouden over : De liefde, het bin
dend element in de letterkunde." Zulk
eene liefde, zulk eene sympathie, zulk een
zucht om in alles harmonie te zien en tot
harmonie en eenheid te brengen, heeft
Gallée's leven, heeft Gallée's studie
beheerscht.
Voor Gallée's vrienden-, tijd- en
studiegenooten, voor studenten, geleerden en
kunstenaars is hij steeds een sympathiek
man geweest. Het was hem een lust en een
liefde anderen van dienst te zijn, in studie,
kunst en leven.
In de dagen, dat hij leeraar was aan het
gymnasium te Haarlem (1872?1879) en
later aan dat te Utrecht (1879?1881) kwam
hij te Amsterdam vaak en gaarne in aan
raking met Prof..J. A. Alberdingk Thijm
en den kring jongeren, die zich om Thijm
geschaard hadden en belang stelden in ge
schiedenis en letteren, bovenal in de ge
schiedenis en het geestesleven van Amster
dam, en in de historie der 17e eeuwsche
literatuur, m;-t]Vondel als middelpunt, en
in die van muziek-, schilder-, beeldhouw-,
graveerkunst. enz. En bij allen van dezen
kring wekte Gallée sympathie en verwierf
sympathie. Hun streven was ook zijn strevf n.
Op voorgaan en aansporing van J. A.
Albcrdingk Thijm drongen de leden van zijn kring
door in de poëzie en leerden waarde
hechten aan de groote beteekenis van data
en vergelijking van data; terwijl het vooral
de professoren Jonckbloedt en Van Vloten
waren, die aanhielden op eigen onderzoek,
en leerden om in zake letteren en kunst
niet te gelooven op gezach.
Het niet gelooven-op gezach had in groote
mate de sympathie van Gallée; hij sprak
het uit in zijn reievoering bij de aan
vaarding van het Hcogleeraarsambt aan
de Rijks Universiteit te Utrecht, 22 Sept.
1882, over: De invloed van de taaistudie
op het gebied der letteren en op de mytho
logie," in de woorden:
Niets kan den mensehen nutter zijn
Dan vroede ongeloovigheid,
De volgelingen van Thijm, Jonckbloedt
en Van Vloten werkten in biblotheken en
archieven en pluisden er de zeldzaamste
werken na. De resultaten waren groot en
verrassend. Mr. Adr. de Vries Az. heeft in
die dagen een schat van volkomen onbekende
feiten en bijzonderheden over schilders, dich
ters, graveurs, staatslieden, enz. verzameld,
een schat, uit welke thans nog velen putten.
Ijverige navolgers en medewerkers van
Mr. A. de Vries Az. werden o. a. Mr. N. de
Roever, Unger, enz. De kring van Tnijm en
van hen, die in betrekking stonden tot de
prof. Jonckbloedt en van Vloten stelden in
het bijzonder belang in het vernieuwde of
juister, in het allereerste onderzoek in de
geschiedenis van het Tooneel. Het was toen
nog zoovele jaren niet geleden, dat de pre
dikant Aem. Wybrands over het geestelijk
tooneel in de Middeleeuwen had geschreven,
Prof'. Moltzer over hetzelfde onderwerp, en
later over Shakespeare in Nedf rland,en, toen,
nog sedert kort, dat N. A. Wybrands zijn
bekroond werk over: Het Amsterdamseh
Tooneel" het licht had doen zien, A. C.
Loffelt en anderen zich bezig hielden de
sporen van Shakespeare in Nederland nader
aan te wijzen en Lott'elt alleen de aandacht
vroeg voor Theod. Rodenburgh, Ridder van
den Huize van Bourgondië, en, door eene
studie over hem, eene verwaarloosde maar
hoogst belangrijke strooming in de geschie
denis der Nederlandsche letteren deed
kennen.
In de historie der Nederlandsche letteren
kwam nieuw leven. De eene ontdekking
volgde op de andere.