De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 16 februari pagina 1

16 februari 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Na 1599 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ceremonieel gewaad van koningin Alexandra. Fraulein dr. M. Stefanowtka. Voeding en arbeid. Zoet tegengif. Pin» X. Lady Suffolk'e-kantindiutrie. Pet ceremonieele gewaad, door Engeland's koningin gedragen bij de plechtige opening van het Parlement, was, vooral in de laatste jaren, een beproeving voor de breede, dikke koningin Victoria. Een kleine, gedrongen persoonlijkheid is niet geschikt, om zooveel preciosa tegelijk tot hun recht te doen komen. De tegenwoordige koningin, de slanke, fraaigevormde, hoogst-élégante Alexandra, met haar fijne, onberispelijk regelmatige gelaats trekken, doorstaat deze vuurproef met glans. Onlangs wekte haar inponeerende persoon lijkheid weer de algemeene bewondering, toen ZÜin haar ceremonieele kleedij en parure, aan de zijde van Koning Edward, de zittingen van het Parlement opende. Een prachtverschijning is Alexaudra in haar robe van witte, gebrocheerde zijde, de hermelijnen mantel omhangend haar slanke schouders. Op 't hoofd de diamanten kroon, waarin flonkert de kohinoor. Een witte, kanten sluier van onschatbare waarde is met diaman ten spelden aan het kapsel bevestigd. Om den lials een reuzenpaarlensnoer, een zeldzame collectie van de schoonste paarlen waarvan ooit een vrouw droomde. Het breede lint van de orde van den Kouseband is met paarlen en diamanten schuin over de buste ge hecht Aldus, met de voorgeschreven parures en,.ordeteek enen getoo d, vertoont zij zich me't beminnelijke gratie aan duizende kijkgrage oogen. Na afloop dezer pompeuze plechtigheid, zal de Souvereine het als een verluchting gevoelen, zich weer te mogen kleeden en tooien naar eigen keuze. Mauve en wit zijn de lievelings-kleuren van Engeland's koningin. Deze voorliefde openbaart zich zelfs in haar preciosa, want het liefst draagt Alexarjdra amathysten en paarlen. Tot piofeswr in de phj^iologie aan de Warechauer Universiteit, is benoemd Früulein dr. M. Stefanowski, sedert tien jaar ongeveer werkzaam aan het physiologisch instituut te Brussel. Het Februari-nummer van het Maandblad gewijd aan Hygiëne en Industrie, bevat mededeelingen over voeding en arbeid, die zeer in den smaak zullen vallen by vegetariërs. De Romeinsche soldaat, die zwaar moest werken, leefde van bruin brood en zuren wijn. De hoeveelheid van dit uiterst sobere maal werd den krüg^lieden nauwkeurig toe gemeten. Daarbij zaten zij niet stil, maar moesten hun lichamen lenig en krachtig houden door gymnastiek. De Spaanscheboer, die overdag werkt in 't zwest zijns aanschijns en, die een gedeelte van den nacht zich aan den dans wijdt, glühend den Fandango schlingt" waai bij nieuwe paarlen langs zijn verhit gelaat neerdruppen, voedt zich met zwart brood, uien en watermeloenen. In Smyrna leeft de lastdrager van rijst en viuchten, voornamelijk olijven, even als de Indische en Chineesche koelies, die zich ook houden aan hun lijst, vruchten en als ze 't kunnen krijgen een vischje. Een gloednieuw middel tegen drankzucht, ^ër*«l*t «««aëeB» bovengraroeiBd blad. ??> ~'V-e^J^4«BS medici beweren, dat- het eten ^ran zoetigheid een "zeer werkzaam middel 'is tegen drankzucht. Een Engelsen dokter, ?^Charaip^toii, overtuigd dat gesuikerde spijzen ^een antWote''ls tegen den fatalén zucht naar alcoholische dranken, heeft het eilandje Osea "aan de kust van Essex gepacht. In Charrington's sanatorium voor drankzuchtigen, 'op het eilandje Osea, mogen de verpleegden eten en drinken wat zij willen. Geen druppel alcohol is onder hun bereik, want, een strenge controle wordt uitgeoefend op alles wat naar Osea «-ervoerd wordt. Opzettelijk wordt aan de verpleegden 'dagelijks een aantal lekkernijen, versnape* ringen en zoete schotels geboden. Daarin alleen bestaat de kuur waarvan dr. Charrington de beste resultaten verwacht. Moge het zoo zijn I De' Fransche journalist Henri de Nonssane, deelt allerlei bi zonderheden mede over Pius UIT DE NATUU CCLX. Het Praeludium. Een van de drie zomerdagen, die Februari elk jaar ten beste geeft, hadden we al genoten, vandaag was het de tweede en meteen een vrije dag; mooier kon hèc toch niet, een dftg om voor te danken. Om half zeven bij 't schemeren riep mij de zanglijster wakker. Eerst dacht ik, dat ik het droomde. Maar 't was echt en wezenlijk het heerlijk voorspel van de lente; uit de bladerlooze toppen stroomde het over de slapende stad, het golfde door stille breede straten, waar nog geen bierkar lawaaide, geen tram luidde of loeide. Ik heb er naar liggen luisteren tot 't klaar dag werd, blij als een kind dat eindelijk krijgt wat het zoo lang verlangde, blij ah een zwak oud mensen, die het voorjaar weer gehaald heeft. En toch ben ik niet meer het een, en gelukkig nog niet de ander, al heb ik nu al bijna vijftig keer de lente hooren en zien komen; waarvan stellig al dertig met aandacht. Meer dan eens heb ik mij voorgenomen, het stil voor mij te houden, als het weer op komt dat eenig onmiskenbaar gevoel, die plotseling sterk opwellende lust in 't leven, dat genotgevend gewaarworden bü't wisselen van winter en zomer. Het klinkt zoo zeurig en leuterig, voor wie dat genot niet kennen, voor wie er geen aanleg of gevoel voor hebben. En het is toch zoo echt, zoo krachtig borrelend uit de diepste diepten van het gemoed. Ik ben ?waarlijk zoo fijngevoelig niet, en ik kom. niet sterk onder den indruk van weersver andering; ik ken nog haast geen barometerprjntjes, 'k heb niet eens weerwekkers op de teenen. Aan mijn gestel ligt het niet, en ook houd ik wel van een winter, zooals deze, die haast weer voorbij is, een winter met vorst en zon en schitterend mooie rijpdagen. Het moet ergens anders uit voortkomen. Soms denk ik, dat het iets is als het on stuimig verlangen an de trekvogels, onze ge heimzinnige voorjaarsgewaarwording, welke zoo kinderlijk blij en zacht maait bij het bespeuren van de eerste lenteteekenen. 't Is & c* <2> d' Ctm^terdam, on f f'fionneur d'jnformer f e ar cfienfèfe que <2> <S> <S) <£) & Jèundi l^ZFévrier & <§)(£)<£><£) aura lieu feur Gxposifion & <s> <s> © en ^1/ehfe de £J[ y aura de nombreuse$ ei réeffe? occasion^. <£><£>& Gncouragé1) par (e suecè$ nous auan? fait ceite année, de\ effort$ extraordinaire$ pour propaqer davantage mfreSpéciadtc <S) de M> in.fi e ffbr/yen & coasa a ia mam. - J&jnye óoiü'ic et sofi de * £inge de gout pour (Crousseaux. £> <£) <S) <£> X en het Vaticaan, in zijn boek: Des Faits, Des Hommes, Des Idees1', dat te Parijs, bij Pion is uitgekomen. Maurice Barrès, lid der Académie Francaise schreef een voorrede bij dit merkwaardig boek. De scheiding van Kerk en Staat dreef Henri de Noussanne naar Rome. Zijn hart drong hem, zich over een en ander met den Paus uit te spreken. Van het onderhoud met Pius X heeft de Noussanne de liefelijkste niet aangeleerd of aangewend, maar aan geboren, overgeërfd van geslacht op geslacht, een nawerking van tijden en toestanden van wie weet hoeveel eeuwen geleden, toen de koude of dorre winter de gevaarlijke worstelstrijd was voor 'tjonge menechdom, zooals hij dit nu nog is voor vele dieren; een periode van lethargisch leven, half waken half slapen, misschien onder den grond in donkere grotten of spelonken, of in dicht gesloten hutten doorgebracht. Maar dan moest het algemeen voorkomen, dan zou het stads leven het niet hebben kunnen aitdooven, dan zouden er zooveel menschen niet zijn, die er mee spotten, of het niet gelooven kunnen, iilMiniMmiiiiiiiniiimimtimiiiit||ïlMiiiiinmmiiiMiiHniinHHiinim'Miii> herinneringen behouien. De particuliere audiëntie hem verleend, met al de ceremo niën daaraan verbonden, deelt hij nauwkeurig mede. Van den beminnelijken kerkvader, geeft hij deze karakteristiek: Pius A is voor zichtig, bedachtzaam, zachtmoedig; doch hij weet wat hij wil. Hij heeft geleefd, hij heef; gezien, hij heeft geleerd, hij heeft onthouden. Hij voorziet, hij bereid voor, hij trekt partij van de dingen. Kortom, hij doet tienmaal zitten zoo weinig echt natuurlijk? meer, dat we dit weinige wel mogen trachten te behouden. Wie bij zich zelf voelt en weet, dat zijn blij heid met lentelucht, met lentebloesem en lentegezang waarachtig is, niet nagepraat of ingebeeld, die moet er, als 't "maar even mogelijk is, voor zorgen, dat hij iets in de nabijheid heeft, dat hem teekenen geeft, als 't groote wonder gebeu ren gaat. Laat het een heel vroeg bloemetje zijn, dat ge ergens ver scholen weet onder het bladerdek, zoek het meer aan politiek, dan Leo X1JI, maar, hij geeft zich geen diplomatiek air. Hij regeert, zooiils hij adem haalt, op natuurlijke wijze. Pms A" ie vroeg op. 's Morgens om vijf uuj i,s iiij present, in den zomer dik wij s nog vroeger. Nog heel vlug, staat hij alleen op, er>, zoodra hij gekleed is, leest hij zijn ge bedenboek, wandelend in de galerijen die aan zijn vertrekken grenzen, of in den tuin. Om /,es uur bedien' hij de mis. daarVij ueassi/et sneeuwklokjes s-n nieskruid en wmteraconieten in uw tuin; als ge ook dien i iet hebt ju een bloempot op de veranda of anders voor 't venster of in een dazgoot. Van morgen vroeg, na die za"glijstergenieting, ben ik Artis d or^wandeld, dan het park e,u ik heb stilgestaan l ij de vele Het ontluiken van de winter-lentebloem. evenmin als een kleurenblinde de avondhemelpracht. Wel zal de overoude gewaarwording een ver zwakking of een afstomping hebben ondergaan bij iedereen; maar dat kleinigheden, als het eerste lijsterlied of een ontluikend bloempje op een mooien Februaridag voldoende zijn om het te wekken, nog voor de eigenlijke tijd van nieuw leven is gekomen, dat is wel een bewijs, dat het in kiem nog aanwezig is. Of het wel goed ie, zoo 'n instinctmatig iets te koesterende kweeken, te trachten het leven dig te houden, zoo mogelijk te versterken? Ik weet het niet. Maar al heeft het ontwakend lentegevoel voor de aieestemengcben geen zin of beteekenis meer, wij, caltuur-wezens, beplekje op, waar de haselaar het allereerst zijn katjes geel kleurt, waar het torkruid het bruine varenblad op zij duwt en uit de winterdorheid het sappigst gioen doet opbor relen. Ook de vogels hebben hun lieve ling? p l eitjes en bun bevoorrechte booruen en struiken; waar de zanglijster en de vink dit jaar hun eerste repetitie houden, daar doen ze het al licht een volgend jaar weer; en in het hoekje van 't park, waar de meezen en het roodborstje al heel vroeg lenteacbtig doen, met sprietjes of strootjes vliegen of on gewone minneliedjes zingen, daar doen ze 't misBchien elk jaar opnieuw. En zijt ge zoo arm aan gelegenheden om tot de natuur te gaan,roep ze dan dicht bij uw Luis. hazelaar?; na 't malfche regecibuitje brak de Z' n do< r. een echte lentezon, die warmde (hor huid ui be nderen hefn. die blonk «p de glanzige takken, dat de henderden datjes begonnen te kleuren en te gliniinen als mat sroud. 't Was of ik ze zat! rekken en strekken. de slanke nloennro-'jes aan de wijd uitstaande waterpasse twijgen: de eerste gondei -regen. In een boekje oloeide het niesk'iiid; de bloemen bleek-ïroen, donkerg'oen de punten van de nieuwe bladeren, die pas hoven den grord kwau en; en daar naa-t layen stu j^s leiïte-£>('Vi<i op '/.warte aarde. \'an dichtbij werdei het goudgele kopjes op rno-iie jroeiie uitgerande schotelt es, de eerste boterbloem van 't jaar. de winter-lente^ioem ook wel steerd door zijn twee geheimschrijvers en geheime kapelanen. Deze vroegtijdige mis is de wanhoop der Romeinsehe dames uit de groote wereld. Zij hebben het opgegeven, om het voorecht te verzoeken, büdeze mi8 tegen woordig te wezen. Zij zouden om 4 uur op moeten staan, om bijtijds aanwezig te zijn. Als de Paus de H. Officie heeft verricht, dan knielt hij gewoonlijk voor zijn biechtstoel, en wount de mis bij, die dan door den kapelaan van dienst opgedragen wordt. Daarna ontbijt hij in de eetkamer van zijn particuliere vertrekken op de derde verdieping van het Vaticaan. Indien zijn twee zusters en een van haar nichten, die hij naar Rome heeft laten komen, en, die hij heeft gehuisvest op de Sint Pieter Plaats, tegenover het priesterlijk paleis, deze vroegmis hebben bijgewoond, wat zij in den regel doen, dan ontbijt hij met haar. Die brave vrouwen hebben dan de vreugde gedurende enkele oogenblikken van nabij te zien: haar Beppo. haar Paus, haar aanbidding. Doch, zijn tijd is kostbaar. Hu omhelst zijn zusters en stuurt ze weg, om de lezing van zijn gebedenboek te hervatten, en, wandelend te méditeeren tot 8 uur; dan gaat bij naar zijn werkkamer, gelegen op de tweede verdieping. De tegenwoordige Lady Suflolk is de jongste zuster van de in Engeland diep-betreurde Lady Mary Curzon, echtgenoote van den toenmaligen onder-koning van Indië. Dat dit pracht-exemplaar van jongste zusje, die schalke, bekoorlijke, geestige, onafhan kelijke Amerikaansche vóór haar hu welijk onafhankelijker dan ooit, een echtverbintenis zou aangaan met een der zonen van Enaeland's grand monde, was te voorzien. Beeldschoon, nog mooier dan Lady Curzon, gezond, opgewekt, schatrijk, was de jonge Amerikaansche zér gevierd in de kringen van het echtpaar Curzon. Op recepties doorleefde haar deftige zwager wel eens een benauwd oogenblik, wanneer zij, stralend in jeugd en schoonheid, schitterend gekleed, het beeldig kopje fier in den nek, op lady of lord Curzon toetrad, haar zuster lachend begroette met een: Dag, Maiy, je begrijpt, dat ik voor jou geen diepe buiging kan maken," en haar ontstelden^, zwager, koelbloedig haar kordaat handje reikte, to shake hands".. , Door haar huwelijk, is zij. lady Suüblk, een deftige Peeress" geworden. Zij is een der energiekste, schoonste Anglo-Amerikaansche Peeresses. In Charlton Towers maakt lady Suffolk zich bizonder populair, door haar ijverige pogingen de uitgestorven industrie van Malmesbury kant de doen herrijzen. De jonge lady Suffoik kreeg bij haar huwelijk, van haar schoonmoeder, een collectie inheernsche kanten, die niet meer vervaardigd worden. Lady Suflolk richtte een industrie-school voor meisjes op. Van heinde en verre liet zÜervaren kantwerksters komen, en stelde die aan, om het fijne en kunst volle hand werk te onderwijzen aan de meisjes uit het district. De kantgeschenken van haar schoon moeder stond zij aan de school af. om als modellen te dienen. Met het maken der kostbare Malmesbuiy-kant zijn nu weer een groot aantal rappe vrouwenhanden onledig. Een school, onder patronaat van zulk een pittige, intelligente, praktische en vermo gende Amerikaaneche, gaat ongetwijfeld een bloeitijd tege noet. CAPEICE. Jiiiereieren. Benoodiidheden : '6 eieren, 30 gr. boter, 3 eetlepeis melk, peper, zout, l lepel geha-tte pieterselie, dragon, kervel of pim pernel. Bereiding: Klop de eieren met wat peper en zout en voeg er de melk bij. Laat de boter smelten in een diep pannetje. Giet er de gekljpte eieren in en roer de massa op het vuur, tot de gestolde eieren de dikte hebben van een gebonden saus. Roer er dan de pieterselie door. Presenteer met warm ge roosterd brood. wiuter-aconiet geheeien. In den tijd toen de latijnsche naam mij nog niets zeide. en ik hem toch gaarne wilde onthouden, maakte ik er een rijmpje op, hij wijze van mnemotechniefe, Eranthus hiëm^lis, die bloeit als de grond nog kaal is. Leuk hoe die dingen zich uit de koude harde aarde opwringen, vaak nog vóór de sneeuwklokjes. Eeri-t is het of er een heider groene platte er vt, of 't zaadje uit een ahornvruchtje, naar boven is gedrongen; dan vormt zich een groene lus, die wordt met den dag wijder en eindelij K laat n boog los van den grond en kromt omhoog; nu nog even wachten OD de zon en daar spreidt het groen zich uit tot een handje met veel vingers, nog een boehtje en een geel bolletje ligt schuin op een mooi lak-uroen schoteltje. Met het stijgen van de zon zwelt het bolletje, 't springt open en het boterbloempje staat recht op zijn geschulpte kraag. Vol meeldraden zit het en het lokt het eerste dappere bijtj*-, dat ',ich vandaag voor 't eerst b'iiten waadde, en nu dadelijk het mooie bloempje wakker vin It, only the brave de-wrves the fair. Maar behalve wat moois, vindt het bijtje ook wat lekkers ; in een kring staan aardige drinkbekertjes rondom de meel draden in de winter-lenteWoem, die zijn vol zoelen honinu; de eerste van het jaar. Als het morgen weer sneeuwt en vriest, droomt de bij in de korf nog van het genot, dat komen gaat. als dui -.enden bloemen tegelijk zullen geuren en de weide wit en blauw en geel zal zien, als alles wat leeft in de vrije natuur juicht en jubelt, dan: Brechen im schallenden Beigen Die Frütilings-stimtnen log Sie können't nicht langer verschweigen Die Wonne iat gar zu grosz. Die Frühlinasgeister, sie st igen Hinab in der Menschen Brust Und reien da drinnen den Reigen Der ewigen Ju^endlust Woher, wohin? Wir ahnen es selher kanen, Es rührt uns ein alter Trautn.1' E. HEIMANS. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl