Historisch Archief 1877-1940
N°. 1600
DE AMSTERDAMMER
A°.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
OncLer recLactie -van. IMIr. H. P3. Ui.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Zondag 23 Februari
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel ,0.10
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen Joor de firma
Rl-DOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. ])e prijs per regel i. 40 Pfeunig.
INHOUD:
VAN VEREE EN VAN NABIJ: Een
directeur.generaal der volksgezondheid, door
dr. G. W. Bruinsma. Liberale- Unie-Motie,
door d. K. Nog iets over samenlevingen
wetenschap, door F. v. d G. Vermorsen
van Rijks-gelden", door dr. M. G. de Boer
en G. Pro en Contra. Gemeentebela
gen, door L. Simons. Geen ophitsing, door
XX. X FEUILLETON: Op de zaal, door
Jan Feith, II. KUNST EN LETTEREN:
Bibliotheek van Nederl. letterkunde, beoord.
door Christina Ligtenberg. Onder de
Republiek, door L. E., beoord. door dr. H. E.
W. Strootman. VOOR DAMES: Marie
Coeling-Vorderman, met portret. Uit het
leven der ziekenverpleegsters, door S.
ALLERLEI, door Capiice. UIT DE NA
TUUR, door E. Heimans. Nieuws uit
oude boeken, door F. Bezemer Sr., met af b.,
beoord. door Henri H. van Calker. Vau
der Valk, I, door Plasschaert. Besliste
volzinnen van Jacob Israël de Haan. Georg
Rueter bij Van Gogh, met afb., door W.
Steenhoff. Belangrijke veiling
Weissenbruch's, door C. Roos & Co., met afb., door
W. "Heenhoff. Kawakami en Sada Yacco.
Kleinigheden (Figaro). ~ INGEZONDEN.
Well roared, Hon!, door L. v. d. Wal.
FINANC. EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Brieven
van Oom Jodocus, XI. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
Een Directenr-Generaal der
Volksgezondheid.
Op het jongste congres voor Openbare
Gezondheidsregeling te Utrecht heeft de
voorzitter Prof. Spronck in zijne ope
ningsrede den nadruk gelegd op eene
zonderlinge abnormaliteit. In de laatste
jaren komt het meer en meer aan het
licht, dat bepaalde bereidingen van
dierlijken oorsprong in staat zijn ziekten te
genezen of te voorkomen, zoowel bij
menschep als bij dieren. De gewone
leverancier van geneesmiddelen, de apo
theker, is niet in staat deze middelen
in zijn laboratorium te bereiden en even
min kunnen zij door hem op deugdelijke
samenstelling onderzocht worden zooals
de wet voor gewone geneesmiddelen ver
plicht. Zij moeten dus door volkomen
vertrouwbare wetenschappelijke personen
worden bereid, die in zich zelf of in hun
ambt de waarborgen aanbieden, dat deze
middelen voldoen aan alle eischen van
zuiverheid en juiste samenstelling.
Een reeds oud en het meest bekende
is de vaccine, het beproefd voorbehoed
middel tegen de pokken en dat behalve
in het rijks pare vaccinogène te Utrecht
in een half dozijn provinciale inrichtingen
bereid wordt onder garantie van den
Staat, die met dit doel subsidie verleent.
Een ander middel van veel lateren tijd
en geheel anderen aard, doch dat be
halve bij de geneesheeren ook bij een
deel van het publiek reeds in hoog aan
zien staat, is het serum antidiphthericum,
een middel, dat uitstekende diensten be
wijst bij behandeling der zoo gevreesde
besmettelijke keelziekte (diphtheritis). Was
het het kalf, dat de menschheid helpt
aan de vaccine, hier is het het paard,
dat met een bestanddeel van zijn bloed
als heilaanbrenger optreedt. Ook ter
vervaardiging van dit middel is er te
Utrecht onder bestuur van den
bovengenoemden hoogleeraar eene rijksin
richting, waar de bereiding plaats vindt.
Sedert dien tijd zijn er echter andere
soortgelijke stoffen en samenstellingen
ontdekt, die vaak onschatbare diensten
kunnen bewijzen bij allerlei ziekelijke
aandoeningen, hetzij ter voorkoming of
genezing, hetzij ter onderkenning. Ik
zeide reeds dit is niet alleen het geval
bij ziekten van menschen, maar ook van
dieren. Om in de behoefte dezer laatsten
te voorzien heeft nu de regeering van
Nederland voor enkele jaren op het voet
spoor van andere landen, te Rotterdam
een Rijksinstituut opgericht, waar ten
behoeve van den veestapel alle soort
gelijke middelen vervaardigd worden en
kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld voor
alle veehouders van Nederland, zonder
onderscheid van gegoedheid. Het is
moeielijk onder cijfers te brengen hoeveel
finantieel nadeel door deze hulpvaardige
tusschenkomst van de regeering is
voorkomen. 1)
Geheel in tegenstelling met dit optreden
tegenover veeziekten is hetgeen geschiedt
1) Zie het pas verschenen: Verslag van
de werkzaamheden der Rijksseruminrichting
over 1906, uitgegeven door de Directie van
den Landbouw.
bij ziekten der menschen. De vaccine,
dit moet gezegd worden, wordt kosteloos
verstrekt, maar het bovengenoemde ge
neesmiddel tegen keelziekte kan alleen
kosteloos verkregen worden voor armlas
tigen bij wijze van bedoeling, alle andere
inwoners van Nederland moeten het be
talen en bij het heerschen eener epidemie,
die juist op het platteland onder de
mingegoede bevolking ei in de arbei
derswijken zoo dikwijls voorkomt en
waarbij het zoo hoogst noodig is, dat
zonder verwijl bij het zich openbaren
der eerste gevallen op ruime schaal, en
ook bij lichte aandoeningen of als voor
behoedmiddel, het middel wordt aange
wend, zijn de onkosten niet gering. Met
andere middelen van dezelfde soort voor
inenschenziekten is het nog erger; deze
moeten vaak uit het buitenland betrokken
worden voor dure prijzen, hier te lande
worden zij niet alle vervaardigd, of althans
verkrijgbaar gesteld. De bovengenoemde
hoog'eeraar, die meer dan iemand anders
in het bijzonder op de hoogte is van de
samenstelling en de bereiding dezer ge
neesmiddelen voor onderhuidsche inspui
ting- bestemd, had dus wel het recht bij
gelegenheid van een congres voor volks
gezondheid dit meten met twee maten
der Nederlandsche Regeering in het
openbaar af te keuren. Trouwens in ge
neeskundige kringen had deze onregel
matigheid, eene grove onbillijkheid tevens,
reeds meermalen de aandacht getrokken,
cok om er op te wijzen, dat naburige
landen niet grooter dan Nederland, zooals
Belgiëen verscheidene Staten van
Duitschland, geheel te werk gaan en van
regeeringswege instituten hebben opge
richt, waar niet alleen allerlei onder
zoekingen ten behoeve der geneeskundigen
in het belang hunner zieken worden
verricht, maar waar ook de bovenbedoelde
geneesmiddelen bereid en op ruime
schaal kosteloos beschikbaar worden ge
steld voor allen, voor wie zij, om zoo te
zeggen, te duur zouden zijn dus, zonder
dat hierbij ook maar eenigszins sprake
is van armlastigheid of bedeeling.
Het is niet zoo heel moeilijk na te
gaan, waarom door de overheid met zoo
veel meer zorg gewaakt wordt voor den
veestapel dan voor menschenlevens. De
eerste "vertegenwoordigt een belangrijk
en tastbaar deel van het nationaal ver
mogen, doch de «bete kenis en waarde
van het leven of de gezondheid der bur
gers is moeielijk in rijksdaalders te
schatten; hun verwaarloozing brengt in
vele gevallen voor anderen dan de be
trokken personen zelf en hunne aller
naaste omgeving geen waarneembare
nadeelen te weeg.
Doch al is in onze materialistische
maatschappij deze meer bijzondere zorg
voor stoffelijke schade boven ideëele na
deelen in het algemeen te begrijpen, er
moet toch een nevenoorzaak zijn, waar
om in dit geval de eerste zooveel meer
behartiging vindt dan de laatste. Het
valt toch niet te ontkennen, dat reeds
bijna een halve eeuw ook in Nederland
het waken voor de volksgezondheid be
hoort tot de aangenomen taak der regee
ring. In 1865 kwam reeds een Genees
kundig Staatstoezicht tot stand, in 1902
vervangen door een Staatstoezicht op de
Volksgezondheid, waarom is het in een
halve eeuw aan geen van beiden gelukt,
hetgeen al hun ambtenaren ongetwijfeld
evenzeer als prof. Spronck wenschelijk
en noodig achtten, terwijl juist het
allerjongste departement, namelijk van Land
bouw, ten behoeve van den veestapel
hetzelfde heeft verkregen binnen slechts
enkele jaren van zijn bestaan.
Voor dengene, die zich de moeite ge
troost goed rond te zien, is dit niet
moeielijk te verklaren.
Alles wat de Volksgezondheid betreft,
is in handen van den minister van Binn.
Zaken, die zelf niet geacht kan worden
op de hoogte te zijn van de onderdeelen
dezer bestuurstaak. Wat de bevordering
der volksgezondheid eischt, in welk op
zicht tusschenkomst der Regeering noodig
en mogelijk is, welke maatregelen en
wetten moeten worden voorbereid, wan
neer de minister zelf deze vraagpunten
niet ter hand neemt, is er niemand aan
gewezen om het initiatief te nemen. Wel
was er vroeger (tot 1902) een college
van geneeskundige inspecteurs, die een
maal in het jaar met den minister ver
gaderde, wel is er thans een Centrale
Gezondheidsraad, aan wien onder den
minister de behartiging van de volksge
zond beid volgens de wet is opgedragen,
maar of de wil of de macht ontbreekt
zich te doen gelden, althans eenige
noemenswaarde verandering bij vroegere
jaren, van 1805 af, is niet waar te nemen
of in de naaste toekomst te voorzien.
Wel ziet een enkel maal een rapport
het licht over een of ander onderwerp,
dat samenhangt met de volksgezondheid,
wel worden verslagen uitgebracht en
verluidt somwijlen, dat de Raad het een
of ander belangrijk punt door eene
commissie in studie heeft genomen, het
klapperen van den molen wordt gehoord,
doch de bevolking wacht te vergeefs op
voedzaam meel.
Hoe geheel anders wordt gewerkt aan
een ander departement, waaraan wij de
talrijke maatregelen danken ter bestrijding
van veeziekten en bevordering van een
gezonden veestapel. De minister van land
bouw kan wel evenmin als zijn collega
van binnenlandsche zaken wat de volks
gezondheid aangaat, beschouwd worden
als een deskundige in zake ziekte en ge
zondheid van het vee; hij heeft echter
gezorgd, dat aan zijn departement een
algemeen deskundige in aangelegenheden
van landbouw en veeteelt aanwezig en
steeds ter zijner beschikking is en wien
hij een deel zijner administratie vernacht
heeft overgedragen. Deze neemt ter harte
hetgeen hij oordeelt, dat nuttig of noodig
is voor eenigen tak van landbouw enz.;
hij kent zijne Pappenheimers en weet
waar hij de speciaal-deskundigen voor
ieder onderdeel kan vinden om hun advies
in te winnen; omgekeerd staat hij ?
minder ontoegankelijk en minder verant
woordelijk dan een minister belangheb
benden of noodlijdenden in den landbouw
enz. te woord en ten dienste om hunne
nooden en behoeften te leeren kennen en daar
naar maatregelen te beramen of mogelijke
steun van de Regeering voor te bereiden
en den minister voor te lichten met ver
trouwbare gegevens en duidelijke voor
stellen.
Zoo staat er onder den minister altijd
een hoofdambtenaar op wacht, wakend
voor de gezondheid van den
Nederlandschen veestapel, en als 't ware verant
woordelijk voor zijn welvaren weet hij
zich te omringen met een staf van helpers
in velerlei richting en de regeering den
zekeren weg te wijzen tot ondersteuning.
Bij de bescherming der volksgezondheid
niets van dat alles, de bovengenoemde
Centrale Gezondsraad bestaat ongetwijfeld
uit deskundigen, onder de buitengewone
leden zijn eveneens mannen, wier voor
lichting voor de regeering nuttig kan zijn
en de reeks inspecteurs voor allerlei onder
deelen zullen in staat zijn de onderzoe
kingen te doen, die noodig zijn ter ver
krijging van een juist inzicht in den staat
der volksgezondheid, doch de eenheid der
leiding en de voeling met de bevolking
ontbreken. Geen enkel bepaald persoon
draagt de verantwoordelijkheid voorden
goeden gang van dit onderdeel der
ministerieele beinoeingen, niemand heeft in
opdracht alles wat de volksgezondheid
betreft steeds in het oog te vatten, in
sommige richtingen onderzoekengen in te
stellen, bijzondere deskundigen te raad
plegen enz., evenmin heeft een hoofd
ambtenaar het recht en den plicht den
minister voorstellen te doen of plannen
aan te geven ten opzichte van wettelijke
regeling van het een of ander tot zijn
diensttak behoorende.
Dat alles is bij landbouw wél het geval,
vandaar dat voor de gezondheid van het
vee tot stand komt, wat voor die van
het volk ontbreekt. Het bovengenoemde
Rijksinstituut tot bereidingen kostelooze
verstrekking van dure geneesmiddelen
voor het vee is toch niet het eenige
dat een schril licht werpt op deze on
gelijke verhouding, er is meer. Jaren lang
is er op aangedrongen toezicht uit te
oefenen op de waardelooze
geheimmiddelen, die per advertentie of door
andere reclame op bedriegelijke wijze
worden aanbevolen tegen allerlei ziekten
der menschen, het is altijd gebleven bij
deze stem des roependen in de woestijn;
ook tegen ziekten van het vee worden
op dezelfde manier allerlei kwakzalverijen
aangeprezen. Het Departement van land
bouw heeft terstond begrepen hoeveel
nadeel hierdoor wordt teweeg gebracht en
op zich genomen van Rijkswege
desverlangd deze middelen eener bedriegelijke
industrie kosteloos te onderzoeken en
hunne samenstelling en beteekenis be
kend te maken.
In het jaar 1870 werd door het toen
malige college van geneeskundige inspec
teurs voor het eerst de noodzakelijkheid
betoogt eener algemeene vleeschkeuring
en een wetsontwerp ontworpen; het
zelfde onderwerp werd later in de ge
neeskundige raden en de
gezondheidscommissiön gedurig ter tafel gebracht en
breedvoerig besproken zonder dat iemand
het recht had of den weg wist om deze
zaak, waarmede de volksgezondheid
ten nauwste verbonden is, verder te
brengen; ongestoord ging in geheel
Nederland de consumptie van ondeugdelijk
vleesch haar gang, niettegenstaande vele
mooie gemeenteverordeningen, op wier
onvolledigheid en gebrekkige handhaving
vooral de gezondheidscommissiën niet
nalaten de aandacht te vestigen. Is het nu
niet kenmerkend dat op het bovenge
noemde congres voor openbare
gezondheidsregeling door een veearts de
mededeeling werd gedaan,dat een ontwerp van wet,
regelende de vleeschkeuring door het
Departement van Landbouw reeds was
voorbereid en de indiening binnenkort
konde worden verwacht!
En op dezelfde wijze wordt gestadig
voortgegaan; er worden uit de
rijksschatkist evenveel tienduizenden besteed
ter bestrijding van de tuberculose onder
het vee als duizenden ter genezing dier
ziekte onder de menschen ; de Minister
van Landbouw is volgens zijn Memorie
van Antwoord voldoende op de hoogte
van de verspreiding dier ziekte onder
het rundvee in de verschillende deelen
van het land; zijn collega van Binnenl.
Zaken zou moeilijk een antwoord kunnen
geven, wanneer hem de vraag werd voor
gelegd waar en onder welk deel der be
volking in Nederland de meeste tering
lijders zijn.
Met betrekking tot de voorziening,
meer bepaaldelijk ten platten lande, zoo
zegt dezelfde Memorie, in de behoefte
aan recverloskundige hulp zal door den
Minister een voorstel worden gedaan, 2)
van ernstige pogingen om te voorzien
in de behoefte aan verloskundige hulp
der arbeidersrroMiffn ten platten lande
wordt nooit anders vernomen dan van
tijd tot tijd een rapport van geneeskun
dige zijde of eene bespreking in gezond
heidscommissies.
Tot de jongste mededeelingen behooren,
dat met ingang van 15 December 1907
aan de Rijksseruminrichting te Rotterdam
op aanvrage kosteloos onderzoekingen
gedaan worden van melk en melkpro
ducten ter mogelijke onderkenning van
ziekten der koeien en dat het Instituut
van Landbouwwerktuigen en gebouwen
te AVageningen kosteloos advies verstrekt
over het bouwen of verbouwen van boeren
woningen, ten einde veestallen en voeder
bergplaatsen niet te kostbaar doch tevens
naar de eisenen des tijds in te richten.
Zorg voor de veehuisvesting derhalve,
zooals er is zorg voor de veegezondheid.
Ieder die, zooals schrijver dszes bekend
is met hetgeen in betrekking tot de volks
gezondheid in Nederland geschiedt, doch
tevens de nuttige werking dezer maat
regelen ten voordeele van landbouw en
veeteelt van nabij heeft kunnen waar
nemen, juicht gaarne deze ijverige be
moeiingen der regeering toe, maar de
schrille tegenstelling van de zorg voor
de menschen en voor het vee treft daarom
niet te minder.
Zou er inderdaad ook ter behartiging
van de belangen der ro//isgezondheid
nist meer tot stand komen, indien dit
werd opgedragen aan een afzonderlijke
tak van dienst, indien onder den Minister
een bepaald persoon er mee werd belast,
een directeur-generaal met de bevoegd
heden en de macht, zooals soortgelijke
ambtenaren aan andere departementen,
een aansprakelijk hoofd aan eene afzon
derlijke Afdeel'my ra» Volksgezondheid,
omvattende volkshuisvesting, genees
kundige aangelegenheden, toezicht op
levensmiddelen, drinkwatervoorziening,
geneeskundige armenzorg, enz. Waarlijk
er zullen afdeelingen zijn bij het alge
meen bestuur in den Haag, wier taak
minder omvangrijk en gewichtig is, dan
hier is aangeduid.
Allen, wie de gezondheidsbelangen der
bevolking van Nederland ter harte gaan,
zullen het toejuiche a, wan neer de komende
nieuwe Regeering deze verandering aan
brengt om daarmede de zora; voor mensch
en voor vee althans op een lijn te plaatsen.
Dr. G. W. BKUIXSMA.
2) In verband hiermede zijn juist dezer
dagen door de Regeering vragenlijsten toege
zonden aan burgemeesters en
lacdbouwvereenigingen, ten einde inlichtingen te ver
krijgen omtrent de behoefte aan veeverlos
kundige hulp in de verschillende streken
van het land, de niet-geëxamineerden, die
daarbij werkzaam zijn. en de radeelige ge
volgen die dit veroorzaakt.
De Liberale-TJnie-Motie.
De Liberale unie heeft dan eindelijk
zich voor Algemeen Stemrecht verklaard,
zonder eenigen slag om den arm al
thans wat betreft het algemeen stemrecht
voor mannen.
Dit is ongetwijfeld een stapje vooruit.
Hoe groot die stap is, zal nog moeten
blijken. Mocht men aannemen dat de
tienduizend leden van deze Unie
owtiiir/de en riirirjt' voorstanders van dit
recht zijn geworden, dan zou allicht van
een voordeel mogen gesproken worden
door de democratie behaald, dat van
blij venden invloed op de Nederlandsche
politiek kan wezen.
Maar er bestaan verschillende beweeg
redenen om zich voorstander van alge
meen stemrecht te verklaren.
Zoo b.v. wel de meest voorkomende
onder de bezittende klasse: dat algemeen
stemrecht, ze hebben het al hier, ze
hebben het al daar; je ziet dat het
toch zoo heel veel kwaad niet doet
waarom zouden wij het dan ook maar
niet invoeren!
Zoo heeft het iets van een modeartikel.
Maar bij dit ietwat mondain bedenken,
komt dan vaak nog een min of meer
philosophisch overwegen: het behoort tot
de politieke evolutie; het is een conse
quentie van het eenmaal gegeven stem
recht; je kunt het noemen een eisch
des tijds"; keeren kun je het toch niet,
en wat heb je er dan aan je voor con
servatief te laten uitmaken; wie niet
precies stil wil blijven staan of retireeren,
moet avanceeren. Welnu algemeen
stemrecht dan!
Vervolgens zijn er politieke overleg
gingen. Het algemeen stemrecht kan een
voor de tegenpartij ongunstigen uitslag
brengen; niet onmogelijk dat de
kerkelijken er minder bij winnen dan wij; zon
der algemeen stemrecht gaan ook de
stemmen der niet-socialistische werk
lieden, die zulk een stemrecht voor
staan, verloren; bovendien zouden in ver
scheidene districten de vrijz.-democraten
meer kans krijgen dan onze candidaten.
Motieven van dezen aard kunnen zeer
talrijk zijn, verschillende naar plaatse
lijke gesteldheid en persoonlijk belang.
Wat is beter voor het behoud der
liberale partij, voor zooverre deze niet
aan een alleen door den dood te verwij
deren gewrichtsrheumatisme lijdt,
voorzichtelijk een weinig het proletariaat te
naderen, of op een kleinen afstand te
blijven wandelen achter het
ziekenwagentje, van waaruit het conservatisme in
de minder drukke buurten het leven
der wereld aanschouwt?
Ziedaar de groote politieke vraag, waar
op een aantal liberalen het antwoord
geven, door zich als voorstanders van
het algemeen stemrecht aan te dienen.
Maar met deze beide categorieën zijn
de duizenden leden, en veel minder nog
de 70 a 80 afgevaardigden ter vergade
ring van de Unie, niet geteld.
Er bestaat nog een andere groep van
voorstanders van algemeen kiesrecht, die
men eigenlijk wel de echte voorstanders
zou mogen heeten, in tegenstelling met
de twee genoemde, den opportunist en
den partij-utilist.
Daar zijn die het algemeen stemrecht
als een zedelijken eisch beschouwen, een
tot herstel van onrecht. Het mag, zoo
is hun meeuing, het mag niet langer
aldus zijn, dat wij bezittenden allen het
stemrecht hebben, tot een middel om
onze belangen te bevorderen, en wij aan
de misdeelden, die zooveel talrijker zijn, en
wier belang bij een goede staatsinrichting,
vooral niet minder is dan het onze,
dat recht onthouden. Want waar wij de
helft der misdeelden van het stemrecht
uitsluiten, is de andere helft, die het reeds
genieten, niet in staat den invloed in de ver
tegenwoordigde lichamen uit te oefenen,
welke zoo noodig is om een betere wet
geving ter bescherming van het prole
tariaat te verkrijgen, en de regeeringen
te doordringen van het verantwoordelijk
heidsbesef ten opzichte van de
benedenlagen der maatschappij. Wij weten zeer
goed, zoo zeggen deze strijders, dat alge
meen stemrecht beteekent een groote
vermeerdering van het aantal
werkliedenafgevaardigden, en een krachtigen aan
drang tot verhooging van activiteit ten
bate van het proletariaat, voor de
nietwerklieden-afgevaardigden. M. a. w. dat
het geenszins zal zijn in het stedelijk
voordeel der bezittende klasse; maar
boven belang staat het Recht en w i]
hebben, tegen de uitspraak van het ge
weten in, veel te lang het eenvoudigst
recht helpen schenden, om ons nu niet
eindelijk gewonnen te geven, en m? n r
de zoolang reeds schreiende vox populi
te luisteren, die waarlijk een vox dei is.
Hier heeft dus de beweging voor alge
meen stemrecht een ethische drijfkracht.
Hoevelen onder de Unie-afgevaardig^n
tot dezen kring van overtuigde en n<i-i::e
voorstanders behoorden, weten wij nitr.
De dagbladverslagen geven hieromtm t
niet voldoende inlichting. En ditzou'k-a
wij temeer betreuren, mochten v> >j
niet de onderstelling vormen, dat hot
hoofdbestuur en de leden der
veipKiVring, bijna allen, het overbodig heb! en
geacht, in dezen hunnen kring ?ulk
_J