De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 23 februari pagina 1

23 februari 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1600 DE AMSTERDAMMER A°. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. OncLer recLactie -van. IMIr. H. P3. Ui. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Zondag 23 Februari Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel ,0.10 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen Joor de firma Rl-DOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. ])e prijs per regel i. 40 Pfeunig. INHOUD: VAN VEREE EN VAN NABIJ: Een directeur.generaal der volksgezondheid, door dr. G. W. Bruinsma. Liberale- Unie-Motie, door d. K. Nog iets over samenlevingen wetenschap, door F. v. d G. Vermorsen van Rijks-gelden", door dr. M. G. de Boer en G. Pro en Contra. Gemeentebela gen, door L. Simons. Geen ophitsing, door XX. X FEUILLETON: Op de zaal, door Jan Feith, II. KUNST EN LETTEREN: Bibliotheek van Nederl. letterkunde, beoord. door Christina Ligtenberg. Onder de Republiek, door L. E., beoord. door dr. H. E. W. Strootman. VOOR DAMES: Marie Coeling-Vorderman, met portret. Uit het leven der ziekenverpleegsters, door S. ALLERLEI, door Capiice. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. Nieuws uit oude boeken, door F. Bezemer Sr., met af b., beoord. door Henri H. van Calker. Vau der Valk, I, door Plasschaert. Besliste volzinnen van Jacob Israël de Haan. Georg Rueter bij Van Gogh, met afb., door W. Steenhoff. Belangrijke veiling Weissenbruch's, door C. Roos & Co., met afb., door W. "Heenhoff. Kawakami en Sada Yacco. Kleinigheden (Figaro). ~ INGEZONDEN. Well roared, Hon!, door L. v. d. Wal. FINANC. EN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Brieven van Oom Jodocus, XI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. Een Directenr-Generaal der Volksgezondheid. Op het jongste congres voor Openbare Gezondheidsregeling te Utrecht heeft de voorzitter Prof. Spronck in zijne ope ningsrede den nadruk gelegd op eene zonderlinge abnormaliteit. In de laatste jaren komt het meer en meer aan het licht, dat bepaalde bereidingen van dierlijken oorsprong in staat zijn ziekten te genezen of te voorkomen, zoowel bij menschep als bij dieren. De gewone leverancier van geneesmiddelen, de apo theker, is niet in staat deze middelen in zijn laboratorium te bereiden en even min kunnen zij door hem op deugdelijke samenstelling onderzocht worden zooals de wet voor gewone geneesmiddelen ver plicht. Zij moeten dus door volkomen vertrouwbare wetenschappelijke personen worden bereid, die in zich zelf of in hun ambt de waarborgen aanbieden, dat deze middelen voldoen aan alle eischen van zuiverheid en juiste samenstelling. Een reeds oud en het meest bekende is de vaccine, het beproefd voorbehoed middel tegen de pokken en dat behalve in het rijks pare vaccinogène te Utrecht in een half dozijn provinciale inrichtingen bereid wordt onder garantie van den Staat, die met dit doel subsidie verleent. Een ander middel van veel lateren tijd en geheel anderen aard, doch dat be halve bij de geneesheeren ook bij een deel van het publiek reeds in hoog aan zien staat, is het serum antidiphthericum, een middel, dat uitstekende diensten be wijst bij behandeling der zoo gevreesde besmettelijke keelziekte (diphtheritis). Was het het kalf, dat de menschheid helpt aan de vaccine, hier is het het paard, dat met een bestanddeel van zijn bloed als heilaanbrenger optreedt. Ook ter vervaardiging van dit middel is er te Utrecht onder bestuur van den bovengenoemden hoogleeraar eene rijksin richting, waar de bereiding plaats vindt. Sedert dien tijd zijn er echter andere soortgelijke stoffen en samenstellingen ontdekt, die vaak onschatbare diensten kunnen bewijzen bij allerlei ziekelijke aandoeningen, hetzij ter voorkoming of genezing, hetzij ter onderkenning. Ik zeide reeds dit is niet alleen het geval bij ziekten van menschen, maar ook van dieren. Om in de behoefte dezer laatsten te voorzien heeft nu de regeering van Nederland voor enkele jaren op het voet spoor van andere landen, te Rotterdam een Rijksinstituut opgericht, waar ten behoeve van den veestapel alle soort gelijke middelen vervaardigd worden en kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld voor alle veehouders van Nederland, zonder onderscheid van gegoedheid. Het is moeielijk onder cijfers te brengen hoeveel finantieel nadeel door deze hulpvaardige tusschenkomst van de regeering is voorkomen. 1) Geheel in tegenstelling met dit optreden tegenover veeziekten is hetgeen geschiedt 1) Zie het pas verschenen: Verslag van de werkzaamheden der Rijksseruminrichting over 1906, uitgegeven door de Directie van den Landbouw. bij ziekten der menschen. De vaccine, dit moet gezegd worden, wordt kosteloos verstrekt, maar het bovengenoemde ge neesmiddel tegen keelziekte kan alleen kosteloos verkregen worden voor armlas tigen bij wijze van bedoeling, alle andere inwoners van Nederland moeten het be talen en bij het heerschen eener epidemie, die juist op het platteland onder de mingegoede bevolking ei in de arbei derswijken zoo dikwijls voorkomt en waarbij het zoo hoogst noodig is, dat zonder verwijl bij het zich openbaren der eerste gevallen op ruime schaal, en ook bij lichte aandoeningen of als voor behoedmiddel, het middel wordt aange wend, zijn de onkosten niet gering. Met andere middelen van dezelfde soort voor inenschenziekten is het nog erger; deze moeten vaak uit het buitenland betrokken worden voor dure prijzen, hier te lande worden zij niet alle vervaardigd, of althans verkrijgbaar gesteld. De bovengenoemde hoog'eeraar, die meer dan iemand anders in het bijzonder op de hoogte is van de samenstelling en de bereiding dezer ge neesmiddelen voor onderhuidsche inspui ting- bestemd, had dus wel het recht bij gelegenheid van een congres voor volks gezondheid dit meten met twee maten der Nederlandsche Regeering in het openbaar af te keuren. Trouwens in ge neeskundige kringen had deze onregel matigheid, eene grove onbillijkheid tevens, reeds meermalen de aandacht getrokken, cok om er op te wijzen, dat naburige landen niet grooter dan Nederland, zooals Belgiëen verscheidene Staten van Duitschland, geheel te werk gaan en van regeeringswege instituten hebben opge richt, waar niet alleen allerlei onder zoekingen ten behoeve der geneeskundigen in het belang hunner zieken worden verricht, maar waar ook de bovenbedoelde geneesmiddelen bereid en op ruime schaal kosteloos beschikbaar worden ge steld voor allen, voor wie zij, om zoo te zeggen, te duur zouden zijn dus, zonder dat hierbij ook maar eenigszins sprake is van armlastigheid of bedeeling. Het is niet zoo heel moeilijk na te gaan, waarom door de overheid met zoo veel meer zorg gewaakt wordt voor den veestapel dan voor menschenlevens. De eerste "vertegenwoordigt een belangrijk en tastbaar deel van het nationaal ver mogen, doch de «bete kenis en waarde van het leven of de gezondheid der bur gers is moeielijk in rijksdaalders te schatten; hun verwaarloozing brengt in vele gevallen voor anderen dan de be trokken personen zelf en hunne aller naaste omgeving geen waarneembare nadeelen te weeg. Doch al is in onze materialistische maatschappij deze meer bijzondere zorg voor stoffelijke schade boven ideëele na deelen in het algemeen te begrijpen, er moet toch een nevenoorzaak zijn, waar om in dit geval de eerste zooveel meer behartiging vindt dan de laatste. Het valt toch niet te ontkennen, dat reeds bijna een halve eeuw ook in Nederland het waken voor de volksgezondheid be hoort tot de aangenomen taak der regee ring. In 1865 kwam reeds een Genees kundig Staatstoezicht tot stand, in 1902 vervangen door een Staatstoezicht op de Volksgezondheid, waarom is het in een halve eeuw aan geen van beiden gelukt, hetgeen al hun ambtenaren ongetwijfeld evenzeer als prof. Spronck wenschelijk en noodig achtten, terwijl juist het allerjongste departement, namelijk van Land bouw, ten behoeve van den veestapel hetzelfde heeft verkregen binnen slechts enkele jaren van zijn bestaan. Voor dengene, die zich de moeite ge troost goed rond te zien, is dit niet moeielijk te verklaren. Alles wat de Volksgezondheid betreft, is in handen van den minister van Binn. Zaken, die zelf niet geacht kan worden op de hoogte te zijn van de onderdeelen dezer bestuurstaak. Wat de bevordering der volksgezondheid eischt, in welk op zicht tusschenkomst der Regeering noodig en mogelijk is, welke maatregelen en wetten moeten worden voorbereid, wan neer de minister zelf deze vraagpunten niet ter hand neemt, is er niemand aan gewezen om het initiatief te nemen. Wel was er vroeger (tot 1902) een college van geneeskundige inspecteurs, die een maal in het jaar met den minister ver gaderde, wel is er thans een Centrale Gezondheidsraad, aan wien onder den minister de behartiging van de volksge zond beid volgens de wet is opgedragen, maar of de wil of de macht ontbreekt zich te doen gelden, althans eenige noemenswaarde verandering bij vroegere jaren, van 1805 af, is niet waar te nemen of in de naaste toekomst te voorzien. Wel ziet een enkel maal een rapport het licht over een of ander onderwerp, dat samenhangt met de volksgezondheid, wel worden verslagen uitgebracht en verluidt somwijlen, dat de Raad het een of ander belangrijk punt door eene commissie in studie heeft genomen, het klapperen van den molen wordt gehoord, doch de bevolking wacht te vergeefs op voedzaam meel. Hoe geheel anders wordt gewerkt aan een ander departement, waaraan wij de talrijke maatregelen danken ter bestrijding van veeziekten en bevordering van een gezonden veestapel. De minister van land bouw kan wel evenmin als zijn collega van binnenlandsche zaken wat de volks gezondheid aangaat, beschouwd worden als een deskundige in zake ziekte en ge zondheid van het vee; hij heeft echter gezorgd, dat aan zijn departement een algemeen deskundige in aangelegenheden van landbouw en veeteelt aanwezig en steeds ter zijner beschikking is en wien hij een deel zijner administratie vernacht heeft overgedragen. Deze neemt ter harte hetgeen hij oordeelt, dat nuttig of noodig is voor eenigen tak van landbouw enz.; hij kent zijne Pappenheimers en weet waar hij de speciaal-deskundigen voor ieder onderdeel kan vinden om hun advies in te winnen; omgekeerd staat hij ? minder ontoegankelijk en minder verant woordelijk dan een minister belangheb benden of noodlijdenden in den landbouw enz. te woord en ten dienste om hunne nooden en behoeften te leeren kennen en daar naar maatregelen te beramen of mogelijke steun van de Regeering voor te bereiden en den minister voor te lichten met ver trouwbare gegevens en duidelijke voor stellen. Zoo staat er onder den minister altijd een hoofdambtenaar op wacht, wakend voor de gezondheid van den Nederlandschen veestapel, en als 't ware verant woordelijk voor zijn welvaren weet hij zich te omringen met een staf van helpers in velerlei richting en de regeering den zekeren weg te wijzen tot ondersteuning. Bij de bescherming der volksgezondheid niets van dat alles, de bovengenoemde Centrale Gezondsraad bestaat ongetwijfeld uit deskundigen, onder de buitengewone leden zijn eveneens mannen, wier voor lichting voor de regeering nuttig kan zijn en de reeks inspecteurs voor allerlei onder deelen zullen in staat zijn de onderzoe kingen te doen, die noodig zijn ter ver krijging van een juist inzicht in den staat der volksgezondheid, doch de eenheid der leiding en de voeling met de bevolking ontbreken. Geen enkel bepaald persoon draagt de verantwoordelijkheid voorden goeden gang van dit onderdeel der ministerieele beinoeingen, niemand heeft in opdracht alles wat de volksgezondheid betreft steeds in het oog te vatten, in sommige richtingen onderzoekengen in te stellen, bijzondere deskundigen te raad plegen enz., evenmin heeft een hoofd ambtenaar het recht en den plicht den minister voorstellen te doen of plannen aan te geven ten opzichte van wettelijke regeling van het een of ander tot zijn diensttak behoorende. Dat alles is bij landbouw wél het geval, vandaar dat voor de gezondheid van het vee tot stand komt, wat voor die van het volk ontbreekt. Het bovengenoemde Rijksinstituut tot bereidingen kostelooze verstrekking van dure geneesmiddelen voor het vee is toch niet het eenige dat een schril licht werpt op deze on gelijke verhouding, er is meer. Jaren lang is er op aangedrongen toezicht uit te oefenen op de waardelooze geheimmiddelen, die per advertentie of door andere reclame op bedriegelijke wijze worden aanbevolen tegen allerlei ziekten der menschen, het is altijd gebleven bij deze stem des roependen in de woestijn; ook tegen ziekten van het vee worden op dezelfde manier allerlei kwakzalverijen aangeprezen. Het Departement van land bouw heeft terstond begrepen hoeveel nadeel hierdoor wordt teweeg gebracht en op zich genomen van Rijkswege desverlangd deze middelen eener bedriegelijke industrie kosteloos te onderzoeken en hunne samenstelling en beteekenis be kend te maken. In het jaar 1870 werd door het toen malige college van geneeskundige inspec teurs voor het eerst de noodzakelijkheid betoogt eener algemeene vleeschkeuring en een wetsontwerp ontworpen; het zelfde onderwerp werd later in de ge neeskundige raden en de gezondheidscommissiön gedurig ter tafel gebracht en breedvoerig besproken zonder dat iemand het recht had of den weg wist om deze zaak, waarmede de volksgezondheid ten nauwste verbonden is, verder te brengen; ongestoord ging in geheel Nederland de consumptie van ondeugdelijk vleesch haar gang, niettegenstaande vele mooie gemeenteverordeningen, op wier onvolledigheid en gebrekkige handhaving vooral de gezondheidscommissiën niet nalaten de aandacht te vestigen. Is het nu niet kenmerkend dat op het bovenge noemde congres voor openbare gezondheidsregeling door een veearts de mededeeling werd gedaan,dat een ontwerp van wet, regelende de vleeschkeuring door het Departement van Landbouw reeds was voorbereid en de indiening binnenkort konde worden verwacht! En op dezelfde wijze wordt gestadig voortgegaan; er worden uit de rijksschatkist evenveel tienduizenden besteed ter bestrijding van de tuberculose onder het vee als duizenden ter genezing dier ziekte onder de menschen ; de Minister van Landbouw is volgens zijn Memorie van Antwoord voldoende op de hoogte van de verspreiding dier ziekte onder het rundvee in de verschillende deelen van het land; zijn collega van Binnenl. Zaken zou moeilijk een antwoord kunnen geven, wanneer hem de vraag werd voor gelegd waar en onder welk deel der be volking in Nederland de meeste tering lijders zijn. Met betrekking tot de voorziening, meer bepaaldelijk ten platten lande, zoo zegt dezelfde Memorie, in de behoefte aan recverloskundige hulp zal door den Minister een voorstel worden gedaan, 2) van ernstige pogingen om te voorzien in de behoefte aan verloskundige hulp der arbeidersrroMiffn ten platten lande wordt nooit anders vernomen dan van tijd tot tijd een rapport van geneeskun dige zijde of eene bespreking in gezond heidscommissies. Tot de jongste mededeelingen behooren, dat met ingang van 15 December 1907 aan de Rijksseruminrichting te Rotterdam op aanvrage kosteloos onderzoekingen gedaan worden van melk en melkpro ducten ter mogelijke onderkenning van ziekten der koeien en dat het Instituut van Landbouwwerktuigen en gebouwen te AVageningen kosteloos advies verstrekt over het bouwen of verbouwen van boeren woningen, ten einde veestallen en voeder bergplaatsen niet te kostbaar doch tevens naar de eisenen des tijds in te richten. Zorg voor de veehuisvesting derhalve, zooals er is zorg voor de veegezondheid. Ieder die, zooals schrijver dszes bekend is met hetgeen in betrekking tot de volks gezondheid in Nederland geschiedt, doch tevens de nuttige werking dezer maat regelen ten voordeele van landbouw en veeteelt van nabij heeft kunnen waar nemen, juicht gaarne deze ijverige be moeiingen der regeering toe, maar de schrille tegenstelling van de zorg voor de menschen en voor het vee treft daarom niet te minder. Zou er inderdaad ook ter behartiging van de belangen der ro//isgezondheid nist meer tot stand komen, indien dit werd opgedragen aan een afzonderlijke tak van dienst, indien onder den Minister een bepaald persoon er mee werd belast, een directeur-generaal met de bevoegd heden en de macht, zooals soortgelijke ambtenaren aan andere departementen, een aansprakelijk hoofd aan eene afzon derlijke Afdeel'my ra» Volksgezondheid, omvattende volkshuisvesting, genees kundige aangelegenheden, toezicht op levensmiddelen, drinkwatervoorziening, geneeskundige armenzorg, enz. Waarlijk er zullen afdeelingen zijn bij het alge meen bestuur in den Haag, wier taak minder omvangrijk en gewichtig is, dan hier is aangeduid. Allen, wie de gezondheidsbelangen der bevolking van Nederland ter harte gaan, zullen het toejuiche a, wan neer de komende nieuwe Regeering deze verandering aan brengt om daarmede de zora; voor mensch en voor vee althans op een lijn te plaatsen. Dr. G. W. BKUIXSMA. 2) In verband hiermede zijn juist dezer dagen door de Regeering vragenlijsten toege zonden aan burgemeesters en lacdbouwvereenigingen, ten einde inlichtingen te ver krijgen omtrent de behoefte aan veeverlos kundige hulp in de verschillende streken van het land, de niet-geëxamineerden, die daarbij werkzaam zijn. en de radeelige ge volgen die dit veroorzaakt. De Liberale-TJnie-Motie. De Liberale unie heeft dan eindelijk zich voor Algemeen Stemrecht verklaard, zonder eenigen slag om den arm al thans wat betreft het algemeen stemrecht voor mannen. Dit is ongetwijfeld een stapje vooruit. Hoe groot die stap is, zal nog moeten blijken. Mocht men aannemen dat de tienduizend leden van deze Unie owtiiir/de en riirirjt' voorstanders van dit recht zijn geworden, dan zou allicht van een voordeel mogen gesproken worden door de democratie behaald, dat van blij venden invloed op de Nederlandsche politiek kan wezen. Maar er bestaan verschillende beweeg redenen om zich voorstander van alge meen stemrecht te verklaren. Zoo b.v. wel de meest voorkomende onder de bezittende klasse: dat algemeen stemrecht, ze hebben het al hier, ze hebben het al daar; je ziet dat het toch zoo heel veel kwaad niet doet waarom zouden wij het dan ook maar niet invoeren! Zoo heeft het iets van een modeartikel. Maar bij dit ietwat mondain bedenken, komt dan vaak nog een min of meer philosophisch overwegen: het behoort tot de politieke evolutie; het is een conse quentie van het eenmaal gegeven stem recht; je kunt het noemen een eisch des tijds"; keeren kun je het toch niet, en wat heb je er dan aan je voor con servatief te laten uitmaken; wie niet precies stil wil blijven staan of retireeren, moet avanceeren. Welnu algemeen stemrecht dan! Vervolgens zijn er politieke overleg gingen. Het algemeen stemrecht kan een voor de tegenpartij ongunstigen uitslag brengen; niet onmogelijk dat de kerkelijken er minder bij winnen dan wij; zon der algemeen stemrecht gaan ook de stemmen der niet-socialistische werk lieden, die zulk een stemrecht voor staan, verloren; bovendien zouden in ver scheidene districten de vrijz.-democraten meer kans krijgen dan onze candidaten. Motieven van dezen aard kunnen zeer talrijk zijn, verschillende naar plaatse lijke gesteldheid en persoonlijk belang. Wat is beter voor het behoud der liberale partij, voor zooverre deze niet aan een alleen door den dood te verwij deren gewrichtsrheumatisme lijdt, voorzichtelijk een weinig het proletariaat te naderen, of op een kleinen afstand te blijven wandelen achter het ziekenwagentje, van waaruit het conservatisme in de minder drukke buurten het leven der wereld aanschouwt? Ziedaar de groote politieke vraag, waar op een aantal liberalen het antwoord geven, door zich als voorstanders van het algemeen stemrecht aan te dienen. Maar met deze beide categorieën zijn de duizenden leden, en veel minder nog de 70 a 80 afgevaardigden ter vergade ring van de Unie, niet geteld. Er bestaat nog een andere groep van voorstanders van algemeen kiesrecht, die men eigenlijk wel de echte voorstanders zou mogen heeten, in tegenstelling met de twee genoemde, den opportunist en den partij-utilist. Daar zijn die het algemeen stemrecht als een zedelijken eisch beschouwen, een tot herstel van onrecht. Het mag, zoo is hun meeuing, het mag niet langer aldus zijn, dat wij bezittenden allen het stemrecht hebben, tot een middel om onze belangen te bevorderen, en wij aan de misdeelden, die zooveel talrijker zijn, en wier belang bij een goede staatsinrichting, vooral niet minder is dan het onze, dat recht onthouden. Want waar wij de helft der misdeelden van het stemrecht uitsluiten, is de andere helft, die het reeds genieten, niet in staat den invloed in de ver tegenwoordigde lichamen uit te oefenen, welke zoo noodig is om een betere wet geving ter bescherming van het prole tariaat te verkrijgen, en de regeeringen te doordringen van het verantwoordelijk heidsbesef ten opzichte van de benedenlagen der maatschappij. Wij weten zeer goed, zoo zeggen deze strijders, dat alge meen stemrecht beteekent een groote vermeerdering van het aantal werkliedenafgevaardigden, en een krachtigen aan drang tot verhooging van activiteit ten bate van het proletariaat, voor de nietwerklieden-afgevaardigden. M. a. w. dat het geenszins zal zijn in het stedelijk voordeel der bezittende klasse; maar boven belang staat het Recht en w i] hebben, tegen de uitspraak van het ge weten in, veel te lang het eenvoudigst recht helpen schenden, om ons nu niet eindelijk gewonnen te geven, en m? n r de zoolang reeds schreiende vox populi te luisteren, die waarlijk een vox dei is. Hier heeft dus de beweging voor alge meen stemrecht een ethische drijfkracht. Hoevelen onder de Unie-afgevaardig^n tot dezen kring van overtuigde en n<i-i::e voorstanders behoorden, weten wij nitr. De dagbladverslagen geven hieromtm t niet voldoende inlichting. En ditzou'k-a wij temeer betreuren, mochten v> >j niet de onderstelling vormen, dat hot hoofdbestuur en de leden der veipKiVring, bijna allen, het overbodig heb! en geacht, in dezen hunnen kring ?ulk _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl