Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
1600
l
f
een gevoelen nog uit te spreken.
"Wel hebben wij in de discussie enkele
malen het woord beginsel ontmoet, maar
«f men hierbij aan een opportunistisch,
stilistisch of aan een ethisch beginsel in
't algemeen stemrecht belichaamd had
te denken, werd in het midden ge
laten. Alleen een Groudsehe Schim, wet
tigde het vermoeden, dat ze in de
langepjjpenstad van het ethisch element nog
geen bijzonderen last hadden gehad...
doch daar deze met zijn stadgenooten
alleen bleef staan, valt uit diens houding
gelukkig niets nadeeligs voor de Unie
«elve af te leiden. Veel eer heeft men,
in dit verband, een krachtig optreden
fan Goeman Borgesius te
constaieeren. Het kiesrecht-voorstel", zoo
?prak hij, is gedaan, niet om naar rechts
?f om naar links te gaan, maar ivel om
ach zelf te zijn." Zoo gaf hij getuigenis
namens het hoofdbestuur, en dit in over
eenstemming met den geest der
vergadeliflg, want zij applaudisseerde. Vollediger
bad de voorzitter kunnen zeggen maar
?wel om een nieuwe editie" van zichzelf te
aQn" ; een ^verbeterde editie" zelfs. Doch
deze historische pngetrouwheid is
nauwejjks de vermelding waard, waar we met
«enigen goeden wil uit die stevige woor
den mogen opmaken, dat met de
Unie?otie «n hare aanneming, noch oppor
tunisme in den boven door ons beschreven
BB, noch partij-utilisme kon zijn
beioaW.,. maar dat in haar viel waar te
Mmen een opwelling uit eigen gemoed,
ma ?openbaring van het innerlijk zijn
iets van een ethische passie.
En zien wij hierin juist, dan is dit
?en groote vooruitgang. Wij hebben
Taak gemeend, dat, geheel anders dan
Sfj de sooiaal-democraten, bij liberalen
ook wel bij vrijzinnig-democraten
-?in hnn genegenheid voor het
algeaieen-stemrecht toch eigenlijk de rede te
?verheerschend was, en het gevoel te
Mer werd gemist. n dit deed ons zoo
fced ook met de gedachte aan de propa
ganda.
Ook nu heeft de voorzitter een
harte!qk beroep gedaan op de medewerking
Ifer afdeelingen tot het voeren van propa
ganda. Maar wat zou propaganda zijn,
indien er het bezielend gevoel aan ont
brak P "Wat zouden de vergaderingen, de
Meetings b.v. beteekenen als het hart
»iet tot spreken dwong?
" Doch nu... met die ethische
ver?fflering!
Hier past het ons er op te wijzen,
loe dezelfde voorzitter, waarschijnlijk
«ader den zachten drang van zijn reeds
lewogen gemoed, zich ook veel meer in
«en gevoelsricbting begon te. bawegen,
foen hij het vraagstuk van het
vrouwenesrecht besprak. Men heeft wel eens",
soo betoogde hij, als een bezwaar aan
gevoerd, dat de Trouwen meer haar
geToel, de mannen meer hun verstand
laten werken. Dit bezwaar woog bij
spreker niet zwaar, want een
gevoels«rgument blijkt vaak in het leven sterker,
tm een verstandsarguoient".
Volkomen juist.
En wie zal zeggen wat Borgesius ons
«og geeft... nu hij het gevoel zoo zijn
récht wil verschaffen ? Laat hij toch
aaet zijn Unie dien koers blij ven uitgaan,
eok bij den strijd voor algemeen
stemwcht.
Wie hierbij het gevoel voor recht niet
I»at medespreken mist 'alle kracht.
Hoe zijn wij nu nieuwsgierig naar de
OP DE ZAAL,
DOOK
JAN FEIT H.
II. De geranium.
Den oudste van onze afdeeling hadden we
den bijnaam gegeven van den brigadier" ;
rij was vroeger bij de politie geweest, had
een mankement in den dienst gekregen; hy
iad een pensioentje en kwam vrij geregeld
iek-üggen. De vaste zieken kenden hem goed,
maar als een aanwinst voor het gezelschap
werd hy nooit beschouwd, want 't was een
«enzelvige, lastige kerel, di& gewoonlijk maar
tl il voor zich heen lag te mieren, en met
een snauw antwoordde als een van ons
anderen hem in het gesprek trachtte te
halen. We lieten hem dan ook meestal in
zjjn eigen vet gaar kooken, al waren er
sommigen, die den brigadier" er nog wel
eens tusschen namen. Hij had n zwak en
daar plaagden ze hem telkens mee.
Dat was zijn bloempot, die hij, als hij weer
in het ziekenhuis kwam, met zich meebracht.
Het was een ongelukkig bloemetje, het
ifl'ne; een schrale uitgebloeide granium, op
een lange magere steel en een pruikje blaren
san den top, ongelukkige schrompelige
blaadjes, die hun laatsten wanhopigen strijd
«treden tegen het te weinig van zon en
tnitenlucht.
Dat de granium het nog uithield waa
alleen te wijten aan de teere verzorging
van den brigadier". En dat scheen ook zijn
eenige vroolijkheid, zijn eenig plezier. Het
was ook zijn trots; want elke keer, dat de
anderen hem er mee plaagden, trok hij het
zich weer aan en enausvde ze nijdig af.
De plagerijtjes, heel onschuldig, hadden,
altijd hetzelfde verloop. Een van de andere
laalpatienten probeerde den brigadier" aan
te klampen, zei:
Een mooie plant die granium van u,
brigadier l 't Zou jammer zijn als hij 't dit
najaar niet hield."
De brigadier" antwoordde dan ongeveer:
Hij staat best, en bij heeft er in geen
tijden zoo goed uitgezien."
Dan een van de anderen weer:
Bloeit hy wel 'is, brigadier?"
En de brigadier grimmig:
Of ie bloeit? Daar vraag je ook wat!
proef op de som van het Unie-besluit;
naar de propaganda, l
De Liberale-Unie-Motie betreft ver
scheidene belangrijke onderwerpen, waar
over almede een uitspraak wordt gedaan.
Wij noemen slechts vrouwenkiesrecht,
stemplicht en evenredige vertegenwoor
diging. Punten alleszins de overweging
waard. En de geest, waarin de vergade
ring haar besluiten ook ten dezen opzichte
nam, getuigde van een streven in voor
uitgaande richting. Doch alleen reeds
de gevoelsontwaking, waardoor de bewe
ging voor algemeen stemrecht zoo zeer
in kracht en beteekenis kan winnen,
maakt, hopen wij, de bijeenkomst van
8 Februari, tot het begin van een hooger
politiek leven, dan waartoe de Liberale
Unie, in haar zwakken staat, erHijk
belast bij hare geboorte, zich heeft weten
te verheffen tot nu.
D. K.
Nog iets o?er
en feteliap.
Een kort antwoord willen we ons ver
oorloven op het naschrift aan ons adres
bij het artikel van Medicus" over Medische
controle en de Kyksverzekeringsbaak" in
deze kourant van 16 Februari.
Ik geloof," eindigt de schrijver, dat
meerdere kennis en beter begrip van de
ontwikkeling der geneeskundige wetenschap
den heer Van der Goes belet zou hebben,
ten minste een groot gedeelte ran zijn betoog
neer te schrijven."
Wij kunnen, wat ons betreft, ons houden
aan een overeenko matig kompliment : indien
de geëerde schrijver zoo goed thais ware
geweest op het terrein van de wetenschap
der samenleving als hij het ongetwijfeld is
op dat der geneeskunde, dan zou hij een
bescheiden poging om het verband te ver
duidelijken, dat er blijkbaar tusschen den
aard der maatschappij en de beoefening
eener bepaalde wetenschap bestaat, niet als
ongerijmd hebben afgewezen.
Elke nieuwe ontdekking", lezen w« in
bedoeld naschrift bovendien, b.v. de ontdek
king der bacteriën heeft elk onderdeel der
geneeskunde met nieuw leven bezield; het
machtig idee- en feiten-materiaal van
Virchow heeft zelfs de geheele geneeskunde
hervormd. Tallooze voorbeelden zyn er nog
te vinden. Waarom (vervolgt de schrijver)
in 't eene geval een uitsluitend kapitalis
tisch maatschappelijk, in 't andere geval
een uitsluitend medisch verschijnsel te zien
zou zijn, begrijp ik niet." Wij antwoorden,
dat zoo iets door iemand,die enkel ,, medicus"
is, ook inderdaad niet zoo aanstonds be
grepen kan worden. De kwestie is juist
welke maatschappelijke invloeien direkt
of indirekt bij de ontdekkingen van Virchow
betrokken waren. Om die kwestie op te
lossen, is nooiig te weten wat deze ont
dekkingen uit een maatschappelijk oogpunt
beteekenen, en medische kennis allén is
daarvoor niet voldoende.
Onze bestrijder, trouwens, gevoelt iets van
zijn mindere bevoegdheid. Hij wil ons
eigenlijke betoog" gebaseerd op de zoo
merkwaardige cirkulaire van prof. Burger
c. g. niet weerleggen". ,Ik laat dit aan
meer bevoegde handen over", zegt hij. De
lezer begrijpt wat dit beteekent: het wil er
bijden schrijver niet in, dat wij gelijk zouden
kunnen hebben maar waarom men ons
ongelijk zou moeten geven, weet hij óók
niet precies. Onze konklusie is: dat deze
vakgeleerde, die vrijwel erkent dat hij over
het vraagstuk niet kan oordeelen, en toch
een oordeel uitspreekt, alleen getuigt van
het maatschappelijk vooroordeel, dat in zijn
omgeving en in zijn vak de plaats van
kennis en begrip" inneemt.
In het aangevallen artikel hadden wij
de geneeskundigen laten spreken. Zij waren
het, die verklaringen aflegden, welke wij
gebruikten om een van e'ders bekende
Zulke kokkers van rooie blommen draagt ie
als ie in bloei komt. Wacht tot 't zoover is
en dan zul je zien wat een granium is."
Hij lijkt toch wat pieterig," bleven ze
plagen. Ik kijk er nu al een jaar naar, maar
ik herinner me nooit óéii knopje te hebben
gezien!"
Dan schoot de brigadier" uit zijn slof en
snauwde uit zijn krib :
? Wat pieterisj! Jij bent pieteng! 't Is
omdat je geen s-i^r verstand van blommen
hebt. Dat heb iii wél. EQ 't is de sterkste
plant, die ik ooit gekweekt ha'o, dat is ie...
Misschien is jullii lucht hier niet te best
voor 'm, maar hij houdt 'L daii toch maar.
Kn als ie 't laatste jaar niet gebloeid heeft,
is dat nog geen bewijs, dat ie niet meer
bloeien zul. Nee, man, want hij zamelt zijn
kracht, zooala tuiniui, dio d'r verstand van
hebben, zeggen."
Maar ze bleven plagen.
Hij is te oud!' riep de brutaalste; net
als jij, en hij gaat kapot van ouderdom ?
net ala de brigadier zei f."
De verpleegden op zoo'n ziekenzaal zijn
niet altijd even fijngevoelig.
Maar do.brigadier gaf zich. niet gewonnen
en zijn ergste plage; kreeg tot slot een raken
snauw :
Wij honden 't nox best '11 jaartje,"
gromde hij; wint miju granium en ik «ijn
waterdrinkere, en dat is imer as jij kan
zeggen."
Dan werd er nog wat' heen-en-weer
ptescholden, tot de brigadier' troost bij d.:
verzorging van de plant zocht, en de ander
zich omdraaide om zijn ergernis door een
dutje te verzetten.
Maar het gebeurde toch.
De brigadier" zelf zei f-r niets van;
pas later kwam het uit. Op zekeren dag
had bij het gezien, hoe diep in hes hart van
de plant een klein propje p/ich begon te
ontwikkelen. Met al zijn koppigheid van
ouwen rnau, bedwong iiij z'a vreugd, want
hij wilde er niet mee geplaagd worden.
Was het een bloem? Xou ze zich ont
wil; kelen ?
Dag in dsg uit zat hij er naar te staren,
liet de anderen praten, verzweeg zorgvuldig
't geheim om later z'n vollen triomf te
genieten.
Toch merkten we wol iets. De brigadier"
snauwde zco weinig meer, was 200
viiendelijk, dat de zaalzusters zich al afvroegen
of den ouwen man wat scheelde. En ook do
waarheid te bevestigen. Zij schreven, dat
de noodzakelijkheid, waarin of waarvoor de
Ongevallenwet hen geplaatst had, elk ge
bied der geneeskunde met nieuw leven had
bezield". Elke andere oorzaak, die ons de
noodige data en feiten geleverd zou hebben,
zou tot 't zelfde resultaat hebben geleid",
zegt Medicus". Ja, goede Heer, elke andere
oorzaak zou dat hebben gedaan ... het zal
wél waar zijn, maar de waarheid is juist,
dat geen andere oorzaak dit heeft gedaan.
Geen andere oorzaak als het groote motief
in de kapitalistische maatschappij: het
belang van de kapitalistische klasse. Met
het systeem van iedere-andere-oorzaak-^o«"
kan men overigens lang aan den gang blijven
maar of Medicus" even grappig redeneert
vragen van kausaal verband op zijn
gebied, is toch zeer twijfelachtig
zijn patiënten niet te hopen.
En voor
"Wij verzoeken onze meening nog te mogen
verduidelijken. Zie hier het koncept van een
cirkulsire Aan de Geneeskundigen in
Nederland'', die niet alleen niet verzonden
is, maar ook enkel in het brein van een leek
kon opkomen.
"Wij vestigen onze aandacht op een zaak,
die naar onze meening de belangstelling
van alle geneeskundigen ten volle waard
is. Het is u bekend al ware het slechts
uit de loktuur der kouranten dat het
getal ongevallen in de nijverheid (fabrieks
wezen, machinale landbouw, vervoermid
delen) voortdurend toeneemt. Met de ont
wikkeling der kapitalistische productie ver
meerdert ook steeds het risico, waaraan de
arbeidersklasse onderworpen is.
En dit risiko is grooter dan dat van
eenig ander bij de produktie betrokken
groep. Immers is het gevaar, dat de arbeiders
ia de kapitalistische werkplaats bedreigt,
behalve een bedreiging van lijf en leven,
ook een gevaar, dat hen kin beropven van
hun eenig bestaansmiddel. De arbeider leeft
uitsluitend van de verkoop zijner arbeids
kracht. Iedere beschadiging van zijn lichaam
is dus een oorzaak, die, wijl ze de arbeids
kracht min of meer onverkoopbaar maakt,
het inkomen van den arbeider en dat van
zijn gezin hetzij vermindert, hetzij geheel
doet ophouden, dit laatste tijdelijk of voor
go id.
In deze omstandigheden moet het toe
nemen van dit risiko in het bijzonder de
vertegenwoordigers bezighouden van de
genees- en heelkunde. Zoo wij al niet in
staat zijn het initatief te nemen tot de
invoering van preventieve maatregelen,
dan kunnen wij toch het onze doen om
een spoedig en volkomen herstel te be
vorderen zoodra het gevaar is verwezenlijkt.
Misschien hebben wij nooit zoozeer als dan
het lenigen, van de armoede in onze hand,
wanneer wij do schade beperken, welke de
onoemiddelcie werkman en met hem zijn
vronw en kinderen lijden bij ieder, zelfs
weinig beteekenend ongeval.
Zie hier zeker dringende redenen om ons
met grooteren ijver dan ooit toe te leggen
op dt> studie der ongevallen-geneeskunde.
Het verheven doel: de ellende te temperen
van de groote en onvsrmogende helft onzer
medeburgers, wier handenarbeid ook iii
onze bahoeften voorziet en de groulsiagen
schept ook van onze positie in de bevoor
rechte klasse, dit grootsche doel doe ons
onze zorgen bij de behandeling van ongevallen
verdubbelen en nieuwe geneeswijzen zoeken.
De toawijding, welke wij ontleenen aan dit
hoogere oogmerk, zal o-u s inzicht in het
wezen der ziekten in velerlei opzichten ver
ruimen, ja, elk onderdeel der wetenschap wet
nieuw leven bezielen.
Met dit do'>l voor oogen, richten
ondertjtteekenden zich tof U met. de nitnoodiging
van uwe si/in/inthie te doen blijken voor een
op te richten Vereenigimj tot beoefening
der ongevallen-geneeskunde"....
Waarom dit een volkomen utopistisch stuk
moet heeten, het heeft enkel de onder
streepte laatste en voorlaatste zinsneden met
het echte gemeen, waarom men in de wer
kelijkheid slechts zendbrieven al? die van
andere verpleegden begrepen niet hoe ze 't
ruet 'm hadden, waarom hij tegenwoordig
alle plagerijtjes over de granium langs zijn
kant liet gaan.
Tot op zeieren dag de verandering bij deii
brigadier" verklaard werd. Het knopstompje
waa vaneen gespleten en een smal rood vliesje
kierde tusechen de blaadjes te voorschijn.
?7a een paar dagen was er tserj klein
bloempropje vrij gekomen.
De granium bloeide!
'foei! ?y 'e do brigadier niet anjers dan:
,,En wat wonen j si ui nou?"
Sedert dien da;.; vormden zijn plaat en hij
werkelijk het middenpuur van de belangstel
ling van onze Ha il. Het was maar een pover
bloempje, die ziekenhuisgranium, maar de
zeldaaa Jftie orehidékon door zijn iiweeker
met f;esn inniger belangstelling in zijn
ontwikkelingsbloei gevolgd zijn. 0e brigadier
zat den hooien dag onbewegelijk naar zijn
bloem' te kijken. Hij vergat nu alles om zich
heen. K ij lag maar te staren in e?n vreemden
toestand, half wakend, half droomend; als
hij wa'ik-tó dro ,mde hij van zijn gratiium, en
eliep hij, dan wist hij iouh, dat in werkelijk
heid d" blo.-ui ua:i,-t z'n kn'.i s^ond.
Hij '.vu-: in de wolken. Zeifs z'n ergste
plagtsrs zwegen, eenenen zijn triomf niet meer
ie durv.-n aantasten.
Maar ik herinner me, hoe z'n geluk dan
wrte-t verstoord werd. Opeen middag kwam
een van de dixme^, die de ziekenhuizen rond
gaan, o n aau du verpleegden bloemen en
vruchten te brengen, bij ons op de zaal, om met
elk van ons een praatje te maken en ons wat van
haar ga?en te brengen. Zij had een mand met
bloemen
zie:!, die za in vaasjes en potjes
begon te fchikken, om onze zaal wat op te
vroolijken", zooals ze zei. Op de tafai in het
midden zette ue ten sïotte een bloempot,
in een stuk rood vioc-ipapier gewikkeld met
een groote stele zonnebloem erin. De ronde j
bloennnscbijf stond er ais een zon te kleuren j
in deu kaïnerschemer. Iedereen iröuVj er
wel naar kijken.
Iedereen behalve de brigadier. Die draaide
opzettelijk zijn hoofd om, keek strak u aar
zijn granium.
De blcemendame kwam met de hoofdzuster
beurt-voor-beurt 0117,0 kribben langs.
En dit is onze bloernkweekei1," zei
de laatste, toen ze voor het bed van den
brigadier stonden.
Wel, vrieud!" zei de dame hartelijk;
houit u zooveel van bloemc-n, dan zult u
de heeren Burger c. s. ontvangt, zal misschien
Medicus" ons willen ophelderen.
F. v. D. G.
Venorsen m fi
Geachte Redactie!
Gaarne zou ik naar aanleiding van het
artikel Vermorsen van Rijks-gelden," ge
plaatst in het nummer van 2 Febr. jl.,
eenige opmerkingen willen maken. Niet
zoozeer om te klagen over den hoogst
onaangenamen vorm, om geen scherper
woord te gebruiken, waarin de heer G.
zijn opmerkingen inkleedde, maar om aan
te toonen, dat deze, wat het Middelbaar
Onderwijs betreft, geheel ongegrond zijn.
De heer G. vindt het onverantwoordelijk,
dat Rijksambtenaren die toch al zoo'n hoos;
inkomen (?3000 gulden en veel hooger')
genieten, als lid van examen-commissiën
6, 8 a 1Ügulden vacatiegeld genieten, ter
wijl zij hun gewonen arbeid door andere
ambtenaren laten verrichten.
Blijkbaar is de heer G. al zeer slecht
bekend met de regeling van het eindexamen
der H. B. S. 5 j. c. (de lagere acte-examens,
die niets met het M. O. te maken hebben,
blijven natuurlijk buiten bespreking). Hij
schijnt niet te weten, dat:
lo. de eindexamens voor een niet onbe
langrijk deel worden afgenomen door
nietRijksambtenaren.
2o. dat voor de surveillance bij het
schriftelijk examen geen vergoeding wordt
verstrekt.
3o. dat het mondeling examen geheel in
de vacantie, dus in den vrijen tijd van den
examinator, wordt afgenomen.
Wanneer ik verder den heer G. mede
deel, dat de examens soms 6 uren per dag
in beslag nemen en dat daarvoor tot dusver
6 gulden vacatie per dag werd betaald, ter
wijl voor de correctie van het schriftelijk
werk (in Noor J-Holland bestond dit in 1907
uit 140 stellen werk, voor sommige vakken
zelfs uit het dubbele!) geen vergoeding
wordt gegeven, dan zal de heer G. mis
schien begrijpen, dat vele leera-en, verre
van zich te doen aanwijzen" als lid eener
examencommissie, weinig lust gevoelden om
zich voor dergelijke commissies beschikbaar
te stellen en dat het niet altijd gemakkelijk
viel om voor somaiige vakken examinatoren
te vinden.
In den jongsten tijd is de vacatie van
6 op 8 gulden gebracht; misschien zal de
heer G. toegeven, dat deze belooning voor
een inspannende en veel tact vereischende
taak, die zes uur kan duren, niet overmatig
mag worden genoemd. "Wanneer een arts,
een ingenieur of een advocaat, wier studie
tijd met die van een docent bij het M. O.
vergeleken kan worden, voor dergelijken
arbeid een honorarium zou berekenen, zou
dit wellicht iets hooger zijn.
Namens het Hoofdbestuur der
Vereniging van Leraren aan Inrich
tingen van Middelbaar Onderwijs,"
Dr. M. G. DE BOER,
Perscoinmissarïs,
***
NASCHRIFT.
Een paar woorden mogen hier ah na
schrift' plaats vinden:
In de eerste plaats Jan deel ik den heer
perscommissaris mede, dat ik geen spijt
gevoel over de wijze wAarop ik mijn artikel
inkleedde, wel is het tegendeel het geval.
Het is mij toch gebleken dat het artikel
over het Vermorsen van Rijks-selden,"
om het maar eens zoo uit te drukken is
ingi'-sliirjen" en dat was het doel dat ik
wenschto te bereiken. Het heeft blijkbaar
den heer perscommissaris zelfs eenigermate
van de wijs gebracht, anders toch zou hij
niet zoolang noodig gehad hebben OOQ zijn
niets nieuws bevattende critiek openbaar
te maken en zou hij niet over het hoofd
hebben gezien, dat ik mij, in mijn artikel,
op een idgi'inevri standpunt heb geplaatst.
Dat de heer perscoinmissaris, namens het
hoofdbestuur der Yereeniging van leeraren
wel blij zijn met de bloem, die ik op tafel
heb gezet. Vin je 'm mooi ?"
Mijn smaak niet," gromda de brigadier.
Hou je niet van zonnebloemen?" vroeg
de bezoekster.
? See," snauwde de brigadier, ik hou
niét van zonnebloemen; ik hou heelegaar
niet var. bloemen; ik hou alleen van graniurns."
De dame deed of ze zijn humeur niet
merkte; vriendelijk vervolgde ze:
.Vis ik dat geweten had zou ik wel
een granium voor je hebben meegebracht.
Daar zal ik de volgende maal siellig aan
denken. En dan brenst ik een mooie fntsohe
granium me« in p'anis van dat v e i-.-: euro
uipelde ou Ijs, dat nu naast je staat Goa.t?"
i)e haudeJ va u den brigadier b^eïdon,
toen hij hee-ch zei:
bank u, dame, ik -.vil ge^-u IHUÜWO;
mijn plant is no,; go^'l genoeg."
De bezoekster vertrok, wat onthutst door
de bitsheid van den ouden man.
Denze't'deu na';ht hadden TT e eau heele
feène op zaal. We werden we.kk.-n- van een
harden, slag, en toen er licht gemaakt was
en de zaalzHsttr onderzocht had wat >-i' -
ybeiïd v.'as, bieoir, d;vt d^ brigadier'' uen
zwaar stuk ijzer van z'n krib had afgeschroefd
en dat met veo1! moeite naar de tafel had
geslingerd, waarop de bloempot stond met
de zonnebloem erin. IIjj had ,;;oed i-eraakt,
want de pot la> umi scherven en de stengel
van de blobia was geknikt.
Jje brigadier kiee,.^ een tiitbrauder ?. a;i ds
zuster. Maar hat scheen wel of iiij zie i dat
wei::!}!: aantrok, nu de concurrent uit den
weg w2'! geruimd. Mij bleef da volgende
darren ttil naar z'n plant kijken, gaf geen
antwoord op do benreïuvde plagerijen en
verwijlen, dio nu pas goed v<m alle kanten
lo«ksvam<jn.
To«i rio bloemeTidamc haar vo'.g-?nl brzock
bracht was haar eers'o vriag: !
Waar is <!e zonnebloem, die ik jullie j
heb i;e|oven ?" j
Iedereen wees aaar den .,brigadier". Maar j
de dame schoen al r^oo iets t u vre'-tu; r/ij j
gin,; naar zijii krib en kwam uaast den oudeu
man zitten.
?- Was ju j/.lo..rs '.'" vroeg ze. Haar stam
k'onk z?cht en vriendelijk, -.:oodat de oude
nijdas er van onder den indruk raak'e. Zijn
handen beefden «eer, maar ditmaal niet van
kwaadheid.
Ziet u... ziet u..." stotterde hij;
aiaar hij kon er niet uitkomen.
aan inrichtingen van middelbaar onderwijs,
voor zyn parochie ten strijde trekt, i»,
hij houde het mij ten goede voor mij
het bewijs dat de hooge uitgaven verbon
den aan de eind-examens der hoogere bur
gerscholen (óver 1908 f 76.000) by het
groote publiek moeten worden goed gepraat.
Hij zal intusschen wel begrijpen dat ik de
door hem behandelde uitzondering" be
schouw als bevestiging van den regel".
Ook nu wordt weder het oude paard van
stal gehaald n.l de bewering dat het niet
altijd1' 1) gemakkelijk viel om voor som
mige vakken" l) examinatoren te.vinden.
De onderschrapte woorden hebbeu mij
nog meer bevestigd in mij n overtuiging dat
het gevaar om niet over een voldoend
aantal examinatoren te kunnen beschikken,
nu nog zoo bijster groot niet is.
Dat in dezen toestand (die onnoodtg het
Rijk op kosten jaagt) nog geen afdoende
verbetering is gebracht, daarvoor draagt de
regeering de schuld. Deze moest de leeraren
bij hunne benoeming de verplichting op
leggen om, zoo dit van hoogerhand werd
verlangd, als examinator ep te treden.
De groote concurrentie, welke ook in
dezen tak van dienst bestaat, zou zoodanigen
maatregel niet verhinderen.
Het slot van het door den heer Pers
commissaris opgemerkte is om geen
ander woord te gebruiken merkwaardig.
Daarbij toch wordt de leeraar (ik-vergis
me, docent) bij het middelbaar onderwijs
als loontrekkende vergeleken met een arts, 1)
een ingenieur 1) of een aivocaat, 1) en be
weerd dat deze, voor den arbeid aan examina
toren opgedragen, een honorarium zoudea
berekenen dat wellicht iets hooger zou zijn.
Men moet wel zwak staan om met der
gelijke beweringen voor den dag te durven
komen. Ik doe er het zwijgen dan ook aan
toe.
Intusschen geeft deze vergelijking, in
verband gebracht met hetgeen nu reeds
voor lager-, middelbaar- en hooger onderwijs
(over 1908 / 25,486,038) wordt besteed, aan
de belastingschuldigen veel te denken.
Met het vorenstaande heb ik het mijne
over de onderwerpelijke zaak gezegd. G.
1) Ik cursiveer.
Pro eu Contra.
In de uitstalkasten der boekwinkels
liggen van eene brochure telkens nieuwe
nummers, over de verschillendste onder
werpen handelend, alle met hetzelfde
aangenaam-roode hoofd Pro en Contra"
verlucht. Het hoofd" is wat archaïsch.
De inhoud niet aldus. Wel neen-tk! de
inhoud is niet archaïsch.
In de eerste der seriën Pro en Contra"
zijn behandeld: Het Neo-Malthusianisme,
het Vegetarisme, het ministerie-Kuyper,
de vereenvoudigde spelling, de vivisectie
en het onderzoek naar het vaderschap
(het lijkt wel Natura Artis Magistra).
In de tweede, o. a., de Theosophie, het
recht van werkstaking en de lijkverbran
ding (dit eindigt droevig). In de derde,
ó.a., uo gC2ezingen te Lourdes, neutraal
onderwijs en de doodstraf (dit eindigt
griezelig).
^"u onlangs verscheen, voor afwisse
ling (daarvan heeft het moderne leven"
nooit genoeg), de eeuwenoude instelling
der Vrijmetselarij op de planken.
Wanneer men nu door deze niet expres
neergeschreven beeldspraak van de
planken" in verband met den toch al
vechterigen naam van het vliegend
blaadje de illusie zou gaan koesteren
in Pro en Contra" een intellectueele
worstelpartij te mogen zien, of een in
tellectueel assaut, zou men, voor zijn illu
sies en zijn drie dubbeltjes, bedrogen uitko
men : Immers, worstelaars pakken hun
tegenstander beet. Schermers mikken op
iiMimimiilHiiimiimiintmii
Vertel 't maar," drong zij aan.
En toen hakkelde de oude man z'n
opgekrojte ergernis uit over het ge plaag van de
anderen met zijn bloem, over z'n vreugde,
dat de bloem toch werkelijk gebloeid had,
hoe toen de brutale concurrent al z'n geluk
weer was komen wegnemen ...
Maar de bezoekster begreep het nog altijd
niet, zooals het bedoeld was.
Zij troostte den brigadier", zei aardig, dat
haar bloem in de zon getrokken was en
veel frissche lucht en mest en warmte gehad
had, eu dat zonnebloemen beter en sterker
groeien dan graniums. Zij dacht nog altijd
een ouden tuinman voor zich te hebben,
dit?.n z^ gekwetst had in z'n beroepgijdelheid.
O, nee I" aarzelde de brigadier", dat
is '^ uiet dame, dat niet..."
Bij kou 't niet zeggen, omdat zijn lippen
xoo trilden.
Wat is 't dan?" vroeg zij vriendelijk.
waarom ben je dan zoo gehecht aan je
plantje 'i"
J>;\n bracht hij er slechts bevend uit:
M'a vrouw , ..'"
En toen begreep de bezoekster, waarom
iip zijn oude gfji".i-."Li zoo teer verzorgdeen
ei ge-, a afstand van wilde doen, en uiet
kon verdragen, dat de anderen hem plaagden,
en dat er een andere bloem op-zaal was, die
er bsier uitzag dan da zijne.
Za ia iiu a! vier jaar dood... en ik
won haar bloaimelje in leven houden...
zo )!angik 't zelf nojj; maak."
'i'oeii b'etf de bezoakdame zonder iets te
zeggen naa.st hem zitten; on do brigalier"
zei \ erder ook niet?. Als zij opstond om heen
Ie «aan, boog zij zich over den ouden man
en liuisterJe slechts dit:
liet ij een heele mooie granium, die
je daw hebt."
Maar de brigadier" schrok er van op. Met
ieu {.-uiiigo, dat ik nooit in z'n oogen had
'zien fclaittorcn, hield hij de dame nog even
te;;tm; hij tracht z'n berende hand aan z'a.
oor ca vroe?':
Ik ben wat hardhoorend. .. Wat zei
u .Usr?"
En do bjsoskster scheen hem te begrijpen ;
Wiir-.t zóó luid. dat ielereen op de zaal hat
hooreii kon, herhaalde zy:
tiet is zóó'n mooie granium ala ik in
gesn tijden heb gezien l En je hebt groot
gelijk, dat je er zoo goed voor oppast, want
anders zou hij niet half zoo mooi zijn uit
göloopen."