De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 23 februari pagina 6

23 februari 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E O K R L A N I). No. 1600 R A ... n A Pens, menleken ! wie is dat, Die bier benaauwd zit op zijn gat? Ik wed gij zult zijn naam niet raaij-en,. Tien zij ge uit Politie een' Franfche haan hoort kraaijetr De KOZAK De PAARDEN K OP, die iil te lang Met vuile Inquifilie-dtvang, Op Hollands drukpers was gezeten, Moet daar van worden afgcfmeten; Men vreze nu niet meer zijn magt, Daar 't welverdiende loon hem w.i2t. Don D uu K. K E n fpreeTtt. B'j 's r-A A nu EX KO r'3 verdiende ftraf, Valt ons den ijzeren kluister af; Wij kunnen nu weer drutken ,Jchrijvtn, En hopen altoos vrij te blijven V.m dat affchuwlijk Mnnfterdier t Dat door zijn politiek getier. Beef?dienlielin" der Franfchc sroctcn j Zoo vccle drukkers heeft doen beven. Mijn' lans zal u ter neder floten. En ;iile L-Llsriiüii dc-ed fnctcii. Te Amflerdam, bij II. M O L li N Y Z £ II , JUNIOR. n Een|spotprentje op den boekencensor Van Ray, voorkomende in den Historiechen Atlas van den heer J. Stolk Az. te Botterdam. Nieuws uit oude boeken, door F. BEZBMER Sr. Rotterdam, Meindert Boogaerdt Jr. De schrij ver van dit interessante boek wordt door den heer F. Smit Kleine inge leid als een geboren snuffalaar in oude of verouderde boeken, als iemand, die er dicht bij, ja er in leeft en wat hij vindt in die vergulde en vergeten bladen op prettige, beschaaf Ie manier weet óver te vertellen. Als je met zulk een introductie vóór je, als recensent van wal steekt, ben je erg nieuwsgierig om te zien, of het werk van den schrijver wel zulk een lof verdient, en of vriendschap niet schreef wat oprechte kritiek anders zeggen zou. De heer Smit Kleine heeft in dit geval echter niets te veel gezegd. Het nieuws, dat de heer Bezemer ons hier uit oude toeken aanbiedt, verdient werkelijk onze volle aandacht. Behal v e toch dat de schrij ver zich leert kennen als een veel-belezen man op het gebied der bibliografie, bezit hij ook de gave, om de verschillende gege vens en bijzonderheden over boeken en schryvers, oude boeken en oude schrijvers, vernuftig te combineeren en -in aangenamen verteltrant, niet zonder humor en geest, aan den lezer voor te stellen, Dat begint reeds met het eerste opstel, waarin den lezer een proefje uit een ver ouderd aardrijks- en geschiedkundig leer boek gegeven wordt. De schrijver lascht hier en daar iets tusschen den oorspronkelijken tekst in, wat het aangename der lectuur verhoogt. Bv. de vader vertelt: De Schiedammers geneerden zich nog in de vorige eeuw met de haringvisscherij, zoo aanmerkelijk, dat de stad volgens eenen dichter, bijna zooveel buizen naar zee zond als zij sluizen had." Zoon. Datzal_bij vergrooting gezegd zijn." Vader. Houd dit altijd in het oog als gij iets dichterlijks mocht lezen." (Zoo bou wen vader en zoon elkander voortdurend op). Vlaardingen krijgt ook een beurt. Vader. Onder het Fransche juk kwijnde dit bedrijf (de haringvangst) hier en dus het geheele vlek; nu herleeft hier weder alles van lieverlede." Met zulke kleinigheden houdt de zoon zich evenwel niet op, want blijkbaar geheel den loop zijner eigene gedachten volgend, zegt hij: Ik las de Eerekroon voor deze Stede." Vader. Van haren inboorling Arhold Hoogvliet. Wenschelijk ware het, dat er meer gebruik van haring en gezouten yisch binnenslands gemaakt werd, die mogelijk in de zoogenaamde godshuizen bij voorraad reeds zou kunnen ingevoerd worden." (Wel zeker, weezen en ouden van dagen zijn juist geschikt voor zulke proefnemingen. Een hartige brok zou anders zoonlief ook geen kwaad hebben gedaan). Men nadert Maassluis. Vader. Naar het gemeene gevoelen heeft Maassluis meer het aanzien eener stad, dan van een dorp." Zoon. Het gemeene gevoelen loopt hierin niet ligt gevaar, van het dwalende te zijn.!' (Wat een wijsgeer!) Enz. Aardige kijkjes gunt de schrijver ons ook in de dorpsscholen van vorige eeuwen, toen de schoolmeester zoowat een duizendkun stenaar moest zijn, gelijk o. a. blijkt uit de achtien deughden en puncten daer een Schoolmeester behoort mede vercierttezijn." Hoort, ghy Schoolmeesters,ick sal u oorconden Wat deuchden noch by u behooren te syn bevonden, Ghy die een Gemeente dient, 't sy Dorp oft Stadt; 1. Ten eerste moet ghy met gheen hoovaardy syn beclat; 2. Manierich en simpel gaen in u habyt en cleeden; 3. Met alle Borgheren des plecks hou dende vreden; 4. Gheen dronckenschap beminnen, noch overvloedich brassen; 5. Stadich in school te sitten op de kin deren te passen; 6 Met gheen lichtvaerdich Volck handel noch wandel bedryven; 7. Wel geschickt te syn in lesen ende schrijven; 8. Weten te solfaceren, op noten de Psalmen te singen; 9. De Cloc te stellen, dat se de uren op haer tyt voortbringen; 10. Die Kerck reyn en suyver van binnen te houwen; 11. Secretelyck syn gemeent te dienen met trouwen; 12. Instrumenten, brieven, requesten leeren dichten; Ons meisje, lieve Meester, zie! Kent vele klanken, ook den w* Uit een leesboekje van den schoolopziener Jan Hendrik Niewold, f 1812. 13. Schrifture doorgronden, om de men schen te stichten; 14. Veel wereltsche affairen, en handelinghe te laten; 15. Syn schryftuych op 't lyf hebbende, als hy gaet by der straten; 16. Met syn predicant dickwyls conver serende ; 17. Veel goede exempelen syn scholieren leerende; 18. Acht hebbende op der Kercken goe Jen. Tot alls dese deuchden sal hy hem neerstich spoeden, Ende so hy dan desen (na syn vermogen) nacompt alle, Soo aal hy voor Godt en syn pleck syn hefghetallen En soo hy een^doogniet is, en e-nig puntcken gaet buyten, Men sal hem van synen dietste uytiluyten, En waer hy coemt ende waer hy gaet, Armoet is hem naackende, oyt, wangonst en haet. Curieus zijn ook de mededeelingen om trent het letterkundig bedrog en den let terkundigen diefstal, welke ook in vorige eeuwen met voorliefde werden gepleegd! Jammer echter, dat al deze opstellen, hoe verdienstelijk op zich zelf ook, over het algemeen te weinig diepgaan en veeleer vluchtige schetsen, losse notities blijken, dan dat zij ons nu eigenlijk veel nieuws leeren, of nieuwe gezichtspunten openen in bestaande kwesties over meerdere der aangeroerde onderwerpen. Zoo b.v. het op stel over den dichter Jan Luyken, wiens stichtelijke verzen, vooral in de laatste jaren, het onderwerp van geleerde studies en beschouwingen uitmaakten. Wij krijgen nu slechts een paar bibliografische bijzon derheden, heel aardig en ook wel lezens waard, doch mér niet. Dezelfde opmerking mag gemaakt worden, waar de schrijver het heeft over den dichter Poot. Ook hier we derom interessante gegevens, meer niet. Dit is wel de schaduwzijde van het overi gens zeer verdienstelijke boek, dat de heer Bezemer er zich misschien wat te spoedig afmaakt, te vluchtig de onderwerpen be handelt, waardoor wij veel missen moeten, wat wij gaarne meer breedvoerig zat;en uitgewerkt. Waarschijnlijk is dit voor een deel hieraan te wijten, dat deze opstelletjes oorspronkelijk bestemd waren voor tijd schriften en dikwijls als aankondigingen van boeken dienst deden, misschien lag het ook niet op den weg van den heer Beze mer, mér te geven dan losse bibliografische aanteekeningen, zonder karakteriseering van personen, of analyse van motieven, welke de personen aanzetten om zoo of zoo te han delen, zoo of zoo te schrijven. Wij krijgen thans slechts iets over de boeken en schrij vers, soms een brokje uit de werken zelf, maar nimmer of zelden wordt de ~iel van den schrijver uit zijne werken voor ons blootgelegd. Wij voelen dit als een gemis in het boek, dat overigens alle aandacht verdient. Wat de heer Bezemer geeft, is goed, aardig, leuk, interessant, en in vele gevallen zeer zeker ook nieuw. Men zal het boek met pleizier lezen en zich onmiddellijk thuis gevoelen in die oude bladzijden, welke de schrijver ons voorlegt. En dat is Bezemer's verdienste. Zijne manier van voorstelling Inleiding, over liet Detail en over /«'l vftorgnatelde". Sommige, zeer een/oudige dingen (die ge meenen zoudt dit natuurlijk zijn als zee en water) dienen, het bleek me, te worden herzeid, herhaald, opnieuw aangevat, opnieuw rond-ge iraaid met alle hunne kanten; met al de verhevenheden en al hunne inzinkingen getoond aan het niet spoedig ziend oordeel van onze beminde tijdgenooten voor wie velerlei klaars niet meer bestaat en wien velerlei schoons vergeten is, geworden hun schijnbaar tot ouëkoekebak in ouder, dull'er winkel. Ge kent den winkel, dien ik meen. Niet zoo zeer in dorpen vindt ge ze als in vegeteerende stadjes. Zijn bestaan-blijven is een wonder. Een enkel curieus doosje voor de van 't weer verkleurde ruiten, een enkle kristallen vaas op een grijs-wit geverfde plank, op een bakkersblik vermumrneld klein goed; een dof gezicht uit een kamerkrot wanneer ge, verstrooid, daar binnenkomt. Als die koekjes lijken sommigen waarheden geworden die in werkelijkheid zijn, en blijven, de wellende fonteinen van zekerheid. Som migen zijn zelfs deze din ^en vergeten?als koek jes in 't oud winkeltje... De eerste wellende waarheid, en die door sommigen ?.onder inzicht ontkend wordt, zonder inzicht ver worpen, is, dat het onderwerp" er niet op aan-komt. Het ontstaan van deze uitdrukking is terug te vinden in den tijd (ze was toen een noodzakelijke, hoewel overdrevene uit drukking, een strijdmiddel) toen er een aantal werken ontstonden, in iedre kunst, waarvan de inhoud zoogenaaad belangrijk was, en in werkelijkheid ook kon geworden zijn, zoo ze verwerklijkt waren tot kunst." De werken waren dat niet. 7e misten vorm, ze misten volumen, ze misten het rhythme van 't schoon. Ze behandelden diepzinnige zaken en dingen, maar de schrijvers ervan, de makers ervan.de beeldhouwers ervan, misten de schoone ordening van het gevoel; ze misten soms het gevoel zelve; ze misten soms de kracht dit te beelden ; ze waren somtijds niets meer dan gesprek-sprekers, en beschaafden die het over deze dingen De dichter H. K, Poot in zijn werkkamertje te Abtswoude. Steendrukprent van F. H. Wehsenbrucb, naar een phantasie van J. Spoel. maakt die lectuur voor ons zoo prettig en in zooverre mocht de heer Smit Kleine zeggen, dat deze opstellen over oude en verouderde boeken modern zijn. Echter niet de minste verdienste van dit .ARM J»OCH &3EI.TJKJCIG. Nieuws uit oi<ile boeken zijn de zeer talrijke reproducties van portretten, titelbladen, handschriften enz. euz., welke dit boek verluchten en waarvan er eenige hier zijn afgebeeld. Men vindt er zoer merkwaardige en voor het gros der lezers ook nog wel onbekende afbeeldingen onder. De heer Bezemer heeft hier met zorg, kennis en smaak gekozen, waarbij zijn speurzin hem ongetwijfeld goede diensten bewees, Alles bijeen, mag Nieuws uit oude boeken een interessant werk genoemd worden voor boekenliefhebbers. Met genoegen zullen zij er in snuffelen en er veel in vinden, dat hun belang inboezemt, zoowel om het nieuwe als om de aardige manier waarop dat nieuwe gegeven wordt. HK.NKI H. VAN CAU<ER. Alkmaar, Febr. '08. Een school in de 10e eeuw, uit: R^ghel der Duytsche Schoolmeesters" enz., door Mr. Dirck Adriaanz. Va'eoogh. Een prentje uit Pieter't Hoen. Proeve van kleine gedichten voorkinderen, 1776. hadden : ze misten de schitterende kracht van den kunstenaar. Tegen deze, die en den kunstenaar typisch ontkenden en toch deden als of zij het waren, gaat de leuze : het tcat komt er niet op aan het hoe. Maar het wnt en hei lioe" komen bei. Ie <r op a'm. Beide bepalen een kunstwerk, en zijn plaats. Het is klaar ah de dag, maar het is velen niet klaar meer. Een groot gegeten, zoo volledig mogelijk verwirkelijkt, is meer dan een klein gegeven, ~oo volledig mogelijk verwerkelijkt. Ken schilderij dat een twisten van de harts tochten aanduidt, dat een serie menschen voor oogen brengt in ontroering, een schilderij dat een mensch vertoont, in zijn schriklijkheid, in zijn jammer, in zijn toover van liefde of met zijn gebaren van deemoed staand voor het hem verklarende, het hem analoge land schap, is grooter dan de even perfect ge schilderde bos prei of serie appelen liggend tegen het witte muurtje van het hollandsch boeren-hui s. Het schilderij dat het intellect van den geportretteerde duidelijk vertoont, omdat de schilder het herkende en zelf de macht had on het ondervondene te verwerklijken, is grooter, rijker, belangrijker dan het enkel brooze lic lispel <ip een stengel, of het kleur-ruischen vai een hartstochtelijk bloemstuk. En zulke dingen brengen eerder den stijl mee in wet k dan het hardnekkig zoeken juist naar het teeder- kleine, teer-geobserveerJe. Het is ook natuurlijk dat zulke makers den stij. hebben omdat we bij hen een kennis van het kleinere, van het détni'. veron derstellen. Het is goed, in de jonkheid, alles zoo gedetailleerd te laten kennen omdat de syn thetische lijn, omdat de lijn die in het groot de eigenschappen uitdrukt, logischerwijze een samenvatting is van de gevoeligheid, van het begrip, van de eigenschappen, ondervonden in de kleinere gedeelten. Een werkelijke grootheid bestaat niet zonder voorafgegane détailkennis, evenmin als een synthese wetenschappelijk goed mogelijk is zonder een aantal geobserveerde feiten die haar steunen. Het détail is dus een der dingen te leeren niet om later zooveel mogelijk dood of levend te vertoonen, maar voor de mogelijkheid later van den stijl. Er zijn tegenwoordig te veel werken en schilders Ets van Van Venne, voorkomende in zijn SinneVonck op den Hollandschen Turf, 1684." die het dood détail kwistig geven in hun werk. Détailkennis is goei, voor synthese; is synthese niet bereikt, dan is elk lerend détail nog goed, en een verrijking (want uit drukking van onder ?ondens) maar is het schilderij menueling van dood en levend détail dan is het dood détail het verderf van het Ie ende in 't werk daarbij. Pl.ASSCIlAKRT. Besliste volzinnen. 1. Als men een ideaal heeft verloren, ziet men, dat men dat nooit heeft gehad. 2. Het is zeer zeker, dat F. Nietzsche een Fransch wijsgeer was, die, helaas, in het Duitsch heeft geschreven. ;i. Een cirkel is hetzelfde als eene rechte lijn, want hunne uitersten zijn gelijk, want een oneindig groote cirkel is een rechte lij n. En een oneindig kleine cirkel is een oneindig kleine rechte lijn, dat is een punt. 4. Slecht beschouwd is een cirkel iets an iers dan een rechte lijn. Goed beach mwd zijn zij gelijk. Goed doordacht weder ongelijk. 5. Paul Verlaine was niet de beste dichter, maar hij was wel de beste musicus van het Fransche rijk. (i. Als ik een slecht kunstenaar was, zou ik ongelukkig zijn. Als ik geen kunstenaar was, zou ik gelukkig zijn. 7. Dikwijls droom ik, dat ik in de hel ben. Na het ontwaken bemerk ik, tot mijn schrik, dat ik in Holland ben. 8. Wanneer wij zeer eenvoudige dingen konden begrijpen, had Goethe geen Faust geschreven. i). Het bloeien van eene bonte orchidee ib volstrekt geen wonder. Het is eenvoudig: O C O* -l- 5 H, O = C?Hi?O.-, + »> 0-2. 10. Zijn mooiste woerden heeft J. Barbey d'Aurevilly niet opgeschreven, maar wel op zijn sterfbed gezegd. Deze: Niemand op mijn begrafenis." 11. Een paralox is de eerste opvoering van eene gemeenplaats. JACOB ISRAËL DE HAAN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl