Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E O K R L A N I).
No. 1600
R A ... n A Pens, menleken ! wie is dat,
Die bier benaauwd zit op zijn gat?
Ik wed gij zult zijn naam niet raaij-en,.
Tien zij ge uit Politie een' Franfche haan hoort kraaijetr
De KOZAK
De PAARDEN K OP, die iil te lang
Met vuile Inquifilie-dtvang,
Op Hollands drukpers was gezeten,
Moet daar van worden afgcfmeten;
Men vreze nu niet meer zijn magt,
Daar 't welverdiende loon hem w.i2t.
Don D uu K. K E n fpreeTtt.
B'j 's r-A A nu EX KO r'3 verdiende ftraf,
Valt ons den ijzeren kluister af;
Wij kunnen nu weer drutken ,Jchrijvtn,
En hopen altoos vrij te blijven
V.m dat affchuwlijk Mnnfterdier t
Dat door zijn politiek getier.
Beef?dienlielin" der Franfchc sroctcn j
Zoo vccle drukkers heeft doen beven.
Mijn' lans zal u ter neder floten.
En ;iile L-Llsriiüii dc-ed fnctcii.
Te Amflerdam, bij II. M O L li N Y Z £ II , JUNIOR.
n
Een|spotprentje op den boekencensor Van Ray, voorkomende in den Historiechen
Atlas van den heer J. Stolk Az. te Botterdam.
Nieuws uit oude boeken, door F.
BEZBMER Sr. Rotterdam, Meindert
Boogaerdt Jr.
De schrij ver van dit interessante boek
wordt door den heer F. Smit Kleine inge
leid als een geboren snuffalaar in oude of
verouderde boeken, als iemand, die er dicht
bij, ja er in leeft en wat hij vindt in die
vergulde en vergeten bladen op prettige,
beschaaf Ie manier weet óver te vertellen.
Als je met zulk een introductie vóór je,
als recensent van wal steekt, ben je erg
nieuwsgierig om te zien, of het werk van
den schrijver wel zulk een lof verdient, en
of vriendschap niet schreef wat oprechte
kritiek anders zeggen zou.
De heer Smit Kleine heeft in dit geval
echter niets te veel gezegd. Het nieuws,
dat de heer Bezemer ons hier uit oude
toeken aanbiedt, verdient werkelijk onze
volle aandacht. Behal v e toch dat de schrij
ver zich leert kennen als een veel-belezen
man op het gebied der bibliografie, bezit
hij ook de gave, om de verschillende gege
vens en bijzonderheden over boeken en
schryvers, oude boeken en oude schrijvers,
vernuftig te combineeren en -in aangenamen
verteltrant, niet zonder humor en geest, aan
den lezer voor te stellen,
Dat begint reeds met het eerste opstel,
waarin den lezer een proefje uit een ver
ouderd aardrijks- en geschiedkundig leer
boek gegeven wordt. De schrijver lascht
hier en daar iets tusschen den
oorspronkelijken tekst in, wat het aangename der
lectuur verhoogt. Bv. de vader vertelt: De
Schiedammers geneerden zich nog in de
vorige eeuw met de haringvisscherij, zoo
aanmerkelijk, dat de stad volgens eenen
dichter, bijna zooveel buizen naar zee zond
als zij sluizen had."
Zoon. Datzal_bij vergrooting gezegd zijn."
Vader. Houd dit altijd in het oog als
gij iets dichterlijks mocht lezen." (Zoo bou
wen vader en zoon elkander voortdurend op).
Vlaardingen krijgt ook een beurt.
Vader. Onder het Fransche juk kwijnde
dit bedrijf (de haringvangst) hier en dus
het geheele vlek; nu herleeft hier weder
alles van lieverlede."
Met zulke kleinigheden houdt de zoon
zich evenwel niet op, want blijkbaar geheel
den loop zijner eigene gedachten volgend,
zegt hij: Ik las de Eerekroon voor deze
Stede."
Vader. Van haren inboorling Arhold
Hoogvliet. Wenschelijk ware het, dat er
meer gebruik van haring en gezouten yisch
binnenslands gemaakt werd, die mogelijk in
de zoogenaamde godshuizen bij voorraad
reeds zou kunnen ingevoerd worden." (Wel
zeker, weezen en ouden van dagen zijn juist
geschikt voor zulke proefnemingen. Een
hartige brok zou anders zoonlief ook geen
kwaad hebben gedaan).
Men nadert Maassluis.
Vader. Naar het gemeene gevoelen heeft
Maassluis meer het aanzien eener stad, dan
van een dorp."
Zoon. Het gemeene gevoelen loopt hierin
niet ligt gevaar, van het dwalende te zijn.!'
(Wat een wijsgeer!) Enz.
Aardige kijkjes gunt de schrijver ons ook
in de dorpsscholen van vorige eeuwen, toen
de schoolmeester zoowat een duizendkun
stenaar moest zijn, gelijk o. a. blijkt uit de
achtien deughden en puncten daer een
Schoolmeester behoort mede vercierttezijn."
Hoort, ghy Schoolmeesters,ick sal u oorconden
Wat deuchden noch by u behooren te syn
bevonden,
Ghy die een Gemeente dient, 't sy Dorp oft
Stadt;
1. Ten eerste moet ghy met gheen
hoovaardy syn beclat;
2. Manierich en simpel gaen in u habyt
en cleeden;
3. Met alle Borgheren des plecks hou
dende vreden;
4. Gheen dronckenschap beminnen, noch
overvloedich brassen;
5. Stadich in school te sitten op de kin
deren te passen;
6 Met gheen lichtvaerdich Volck handel
noch wandel bedryven;
7. Wel geschickt te syn in lesen ende
schrijven;
8. Weten te solfaceren, op noten de
Psalmen te singen;
9. De Cloc te stellen, dat se de uren op
haer tyt voortbringen;
10. Die Kerck reyn en suyver van binnen
te houwen;
11. Secretelyck syn gemeent te dienen
met trouwen;
12. Instrumenten, brieven, requesten
leeren dichten;
Ons meisje, lieve Meester, zie!
Kent vele klanken, ook den w*
Uit een leesboekje van den schoolopziener Jan Hendrik Niewold, f 1812.
13. Schrifture doorgronden, om de men
schen te stichten;
14. Veel wereltsche affairen, en
handelinghe te laten;
15. Syn schryftuych op 't lyf hebbende,
als hy gaet by der straten;
16. Met syn predicant dickwyls conver
serende ;
17. Veel goede exempelen syn scholieren
leerende;
18. Acht hebbende op der Kercken goe Jen.
Tot alls dese deuchden sal hy hem neerstich
spoeden,
Ende so hy dan desen (na syn vermogen)
nacompt alle,
Soo aal hy voor Godt en syn pleck syn
hefghetallen
En soo hy een^doogniet is, en e-nig
puntcken gaet buyten,
Men sal hem van synen dietste uytiluyten,
En waer hy coemt ende waer hy gaet,
Armoet is hem naackende, oyt, wangonst en
haet.
Curieus zijn ook de mededeelingen om
trent het letterkundig bedrog en den let
terkundigen diefstal, welke ook in vorige
eeuwen met voorliefde werden gepleegd!
Jammer echter, dat al deze opstellen,
hoe verdienstelijk op zich zelf ook, over
het algemeen te weinig diepgaan en veeleer
vluchtige schetsen, losse notities blijken,
dan dat zij ons nu eigenlijk veel nieuws
leeren, of nieuwe gezichtspunten openen
in bestaande kwesties over meerdere der
aangeroerde onderwerpen. Zoo b.v. het op
stel over den dichter Jan Luyken, wiens
stichtelijke verzen, vooral in de laatste
jaren, het onderwerp van geleerde studies
en beschouwingen uitmaakten. Wij krijgen
nu slechts een paar bibliografische bijzon
derheden, heel aardig en ook wel lezens
waard, doch mér niet. Dezelfde opmerking
mag gemaakt worden, waar de schrijver het
heeft over den dichter Poot. Ook hier we
derom interessante gegevens, meer niet.
Dit is wel de schaduwzijde van het overi
gens zeer verdienstelijke boek, dat de heer
Bezemer er zich misschien wat te spoedig
afmaakt, te vluchtig de onderwerpen be
handelt, waardoor wij veel missen moeten,
wat wij gaarne meer breedvoerig zat;en
uitgewerkt. Waarschijnlijk is dit voor een
deel hieraan te wijten, dat deze opstelletjes
oorspronkelijk bestemd waren voor tijd
schriften en dikwijls als aankondigingen
van boeken dienst deden, misschien lag het
ook niet op den weg van den heer Beze
mer, mér te geven dan losse bibliografische
aanteekeningen, zonder karakteriseering van
personen, of analyse van motieven, welke
de personen aanzetten om zoo of zoo te han
delen, zoo of zoo te schrijven. Wij krijgen
thans slechts iets over de boeken en schrij
vers, soms een brokje uit de werken zelf,
maar nimmer of zelden wordt de ~iel van
den schrijver uit zijne werken voor ons
blootgelegd. Wij voelen dit als een gemis
in het boek, dat overigens alle aandacht
verdient.
Wat de heer Bezemer geeft, is goed,
aardig, leuk, interessant, en in vele gevallen
zeer zeker ook nieuw. Men zal het boek
met pleizier lezen en zich onmiddellijk thuis
gevoelen in die oude bladzijden, welke de
schrijver ons voorlegt. En dat is Bezemer's
verdienste. Zijne manier van voorstelling
Inleiding, over liet Detail en over /«'l
vftorgnatelde". Sommige, zeer een/oudige dingen
(die ge meenen zoudt dit natuurlijk zijn als
zee en water) dienen, het bleek me, te worden
herzeid, herhaald, opnieuw aangevat, opnieuw
rond-ge iraaid met alle hunne kanten; met
al de verhevenheden en al hunne inzinkingen
getoond aan het niet spoedig ziend oordeel
van onze beminde tijdgenooten voor wie
velerlei klaars niet meer bestaat en wien
velerlei schoons vergeten is, geworden hun
schijnbaar tot ouëkoekebak in ouder, dull'er
winkel. Ge kent den winkel, dien ik meen.
Niet zoo zeer in dorpen vindt ge ze als in
vegeteerende stadjes. Zijn bestaan-blijven is
een wonder. Een enkel curieus doosje voor
de van 't weer verkleurde ruiten, een enkle
kristallen vaas op een grijs-wit geverfde
plank, op een bakkersblik vermumrneld
klein goed; een dof gezicht uit een kamerkrot
wanneer ge, verstrooid, daar binnenkomt.
Als die koekjes lijken sommigen waarheden
geworden die in werkelijkheid zijn, en blijven,
de wellende fonteinen van zekerheid. Som
migen zijn zelfs deze din ^en vergeten?als koek
jes in 't oud winkeltje... De eerste wellende
waarheid, en die door sommigen ?.onder
inzicht ontkend wordt, zonder inzicht ver
worpen, is, dat het onderwerp" er niet op
aan-komt. Het ontstaan van deze uitdrukking
is terug te vinden in den tijd (ze was toen
een noodzakelijke, hoewel overdrevene uit
drukking, een strijdmiddel) toen er een
aantal werken ontstonden, in iedre kunst,
waarvan de inhoud zoogenaaad belangrijk
was, en in werkelijkheid ook kon geworden
zijn, zoo ze verwerklijkt waren tot kunst."
De werken waren dat niet. 7e misten vorm, ze
misten volumen, ze misten het rhythme van
't schoon. Ze behandelden diepzinnige zaken
en dingen, maar de schrijvers ervan, de
makers ervan.de beeldhouwers ervan, misten
de schoone ordening van het gevoel; ze
misten soms het gevoel zelve; ze misten
soms de kracht dit te beelden ; ze waren
somtijds niets meer dan gesprek-sprekers,
en beschaafden die het over deze dingen
De dichter H. K, Poot in zijn werkkamertje te Abtswoude.
Steendrukprent van F. H. Wehsenbrucb, naar een phantasie van J. Spoel.
maakt die lectuur voor ons zoo prettig en
in zooverre mocht de heer Smit Kleine
zeggen, dat deze opstellen over oude en
verouderde boeken modern zijn.
Echter niet de minste verdienste van dit
.ARM J»OCH &3EI.TJKJCIG.
Nieuws uit oi<ile boeken zijn de zeer talrijke
reproducties van portretten, titelbladen,
handschriften enz. euz., welke dit boek
verluchten en waarvan er eenige hier zijn
afgebeeld. Men vindt er zoer merkwaardige
en voor het gros der lezers ook nog wel
onbekende afbeeldingen onder.
De heer Bezemer heeft hier met zorg,
kennis en smaak gekozen, waarbij zijn
speurzin hem ongetwijfeld goede diensten
bewees,
Alles bijeen, mag Nieuws uit oude boeken
een interessant werk genoemd worden voor
boekenliefhebbers. Met genoegen zullen zij
er in snuffelen en er veel in vinden, dat
hun belang inboezemt, zoowel om het nieuwe
als om de aardige manier waarop dat nieuwe
gegeven wordt.
HK.NKI H. VAN CAU<ER.
Alkmaar, Febr. '08.
Een school in de 10e eeuw, uit: R^ghel der
Duytsche Schoolmeesters" enz., door
Mr. Dirck Adriaanz. Va'eoogh.
Een prentje uit Pieter't Hoen. Proeve
van kleine gedichten voorkinderen, 1776.
hadden : ze misten de schitterende kracht
van den kunstenaar. Tegen deze, die en den
kunstenaar typisch ontkenden en toch
deden als of zij het waren, gaat de leuze :
het tcat komt er niet op aan het hoe. Maar
het wnt en hei lioe" komen bei. Ie <r op a'm. Beide
bepalen een kunstwerk, en zijn plaats. Het
is klaar ah de dag, maar het is velen niet
klaar meer. Een groot gegeten, zoo volledig
mogelijk verwirkelijkt, is meer dan een klein
gegeven, ~oo volledig mogelijk verwerkelijkt.
Ken schilderij dat een twisten van de harts
tochten aanduidt, dat een serie menschen
voor oogen brengt in ontroering, een schilderij
dat een mensch vertoont, in zijn schriklijkheid,
in zijn jammer, in zijn toover van liefde of
met zijn gebaren van deemoed staand voor
het hem verklarende, het hem analoge land
schap, is grooter dan de even perfect ge
schilderde bos prei of serie appelen liggend
tegen het witte muurtje van het hollandsch
boeren-hui s. Het schilderij dat het intellect
van den geportretteerde duidelijk vertoont,
omdat de schilder het herkende en zelf de
macht had on het ondervondene te
verwerklijken, is grooter, rijker, belangrijker dan
het enkel brooze lic lispel <ip een stengel, of
het kleur-ruischen vai een hartstochtelijk
bloemstuk. En zulke dingen brengen eerder
den stijl mee in wet k dan het hardnekkig
zoeken juist naar het teeder- kleine,
teer-geobserveerJe. Het is ook natuurlijk dat zulke
makers den stij. hebben omdat we bij hen een
kennis van het kleinere, van het détni'. veron
derstellen. Het is goed, in de jonkheid, alles
zoo gedetailleerd te laten kennen omdat de syn
thetische lijn, omdat de lijn die in het groot
de eigenschappen uitdrukt, logischerwijze
een samenvatting is van de gevoeligheid,
van het begrip, van de eigenschappen,
ondervonden in de kleinere gedeelten. Een
werkelijke grootheid bestaat niet zonder
voorafgegane détailkennis, evenmin als een
synthese wetenschappelijk goed mogelijk is
zonder een aantal geobserveerde feiten die
haar steunen. Het détail is dus een der
dingen te leeren niet om later zooveel mogelijk
dood of levend te vertoonen, maar voor de
mogelijkheid later van den stijl. Er zijn
tegenwoordig te veel werken en schilders
Ets van Van Venne, voorkomende in zijn
SinneVonck op den Hollandschen Turf, 1684."
die het dood détail kwistig geven in hun
werk. Détailkennis is goei, voor synthese;
is synthese niet bereikt, dan is elk lerend
détail nog goed, en een verrijking (want uit
drukking van onder ?ondens) maar is het
schilderij menueling van dood en levend
détail dan is het dood détail het verderf
van het Ie ende in 't werk daarbij.
Pl.ASSCIlAKRT.
Besliste volzinnen.
1. Als men een ideaal heeft verloren, ziet
men, dat men dat nooit heeft gehad.
2. Het is zeer zeker, dat F. Nietzsche een
Fransch wijsgeer was, die, helaas, in het
Duitsch heeft geschreven.
;i. Een cirkel is hetzelfde als eene rechte
lijn, want hunne uitersten zijn gelijk, want
een oneindig groote cirkel is een rechte lij n.
En een oneindig kleine cirkel is een oneindig
kleine rechte lijn, dat is een punt.
4. Slecht beschouwd is een cirkel iets
an iers dan een rechte lijn. Goed beach mwd
zijn zij gelijk. Goed doordacht weder ongelijk.
5. Paul Verlaine was niet de beste dichter,
maar hij was wel de beste musicus van het
Fransche rijk.
(i. Als ik een slecht kunstenaar was, zou
ik ongelukkig zijn. Als ik geen kunstenaar
was, zou ik gelukkig zijn.
7. Dikwijls droom ik, dat ik in de hel ben.
Na het ontwaken bemerk ik, tot mijn schrik,
dat ik in Holland ben.
8. Wanneer wij zeer eenvoudige dingen
konden begrijpen, had Goethe geen Faust
geschreven.
i). Het bloeien van eene bonte orchidee ib
volstrekt geen wonder. Het is eenvoudig:
O C O* -l- 5 H, O = C?Hi?O.-, + »> 0-2.
10. Zijn mooiste woerden heeft J. Barbey
d'Aurevilly niet opgeschreven, maar wel op
zijn sterfbed gezegd. Deze: Niemand op
mijn begrafenis."
11. Een paralox is de eerste opvoering
van eene gemeenplaats.
JACOB ISRAËL DE HAAN.