Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDKRLAND.
No. 1600
koring te verliezen. Ik ben moe van het
sterven" zei ze met grooten ernst. Sada
Yacco te zien moorden en sterven moet
overigens iets prachtigs zijn. Doch zij
wenschte iets nieuws te geven.
Het stuk Thögun" dat een episode uit
de 14e eeuwsche oorlogen van den
Chrysantemum (iets als de oorlogen van de roode
en de witte roos in Engeland) behandelt, is
ala alle Japansche stukken vol
moordtooneelen en vernuftige intriges.
De rol van de heldin daarin is echter
het mooie motief. Zij is een andere Ophelia.
Sada Yacco moet den waanzin van deze
vrouw met doordringend realisme weer
geven, niet schreeuwend en de haren
wringend op melodramatische wijze, maar
met het staren en toonlooze lachen van een
maniak den toeschouwer in ademlooze ont
zetting brengend.
Yoor Eawakami haar ontdekte, was Sada
Yacco een Geisha", een danseres, en nog
wordt zij verontwaardigd als zij bedenkt,
welke opvattiig het Europeesche publiek,
ingelicht door toeristen, die slechts de min
dere soort Geisha's", hebben gezien en door
operettes, van dit schoone kunstvak heeft.
De echte, goede Geisha", schijnt het, laat,
wanneer zij optreedt in een gezelschap,
geheel aan den gastheer over hoe haar
daarvoor te honoreeren, haar kunst is vol
symboliek, die de vreemdeling niet begrijpt.
Tusschen haar 13e en 16 jaar behoorde zij
tot deze klasse.
Deze actrice is het, wier spel in het
Loie-Fuller-theater tijdens de groote tentoon
stelling in 1900 de Parijzenaars trok.
Het overige gezelschap bestaat uit de
fswone persoonlijkheden, die men ook in
uropeesche troepen altijd noodig heeft.
De Japansche tooneelstukken, zoo vol van
zeer tragische toongelen, bevatten ook ter
afwisseling lichtere interluden, waarin ge
zongen en gedanst wordt. O Tsaru San
(mejuffrouw Ooievaar) is een slank en
gratieus meisje van 15 jaar, dat gewoonlijk
als figurante optrad, doch in ShöJUH" haar
talent bewees door met de speelsche driest
heid van een verwend katje te flirten met
een verkleed krijgsman. Dan is er een
tooneel-moeder, een komische Alte" en
wat dies meer zij.
Yan het decor en de costuums wordt
terecht veel werk gemaakt.
Hoe wel Eawakami de stukken, die gespeeld
worden, eenigszins vereuropeescht heeft
naar den vorm, zijn toch de voorstellingen
volkomen nationaal gebleven, ja, geven niet
het gemodei niseerde Japan van heden, doch
een b\jna feodaal Japan. Het is nog het
oude land, wat men hier te zien krijgt:
van middeleeuwsche avontuurlijke ridders,
minnezangers is het vol, de gebeurtenissen
zijn hevig romantisch.
Dit theater is. eenvoudig van decor
en taise-en-scène, de costuums zijn zeer
curieus en de aspecten der tooneelen doen
niet zelden denken aan mooie Japansche
prenten.
De mimiek der acteurs, vooral van Sada
Yacco en Eawakami zelf, moet niet alleen
uitmunten door allerlei traditioneele zeer
bedriegelijke trucs, doch ook in beteren
zin zeldzaam fijn en treffend zijn. S.
IIIIIIIIIIUIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIItlMIIIIIIUIIIIIIinilllllllllllMMIIMI
Kleinigheden, die onaangenaam
aandoen. (Figa.ro).
Een vriend te zien binnenkomen, waarom
men zich schandelijk' genoeg een tyd lang
niet heeft bekommerd en waaraan men nu
juist bezig is een brief te schrijven.
In een wagon ontwaken uit een lichten
slaap en aan 't glimlachen van de dames
merken, dat men waarschijnlijk een beetje
heeft gesnurkt.
*
Worden geholper door een uiterst correcte
lakei by 't aantrekken van een overjas, die
een wemigje versleten is.
#
Ternauwernood bedankt te worden voor een
bruidegeschenk, waaraan men tegen zijn zin
veel meer heeft besteed dan men oorspron
kelijk bedoeld had.
*
Dadelijk nadat men geridderd is geworden
een kennis van weinig talent er bard voor
zien werken, het zoo gauw mogelijk ook te
worden.
*
Genoodzaakt te zijn op een goede plaats
in uw mooiste vertrek een ding van
twijfelachtigen smaak te zetten, dat u een oud
vriend van uw papa heeft cadeau gedaan.
Kleinigheden, die aangenaam
aandoen.
Voorbij het terras van een restaurant komen,
waar het vol mensehen zit, en juist een nieuw
costuum aan hebben, dat u goed staat.
*
Een bevriende familie komen geluk
wenBchen met een succes, waartoe men een beetje
heeft bijgedragen.
*
In den schouwburg te worden gegroet, bijna
onmerkbaar, door een tooneelist op de plan
ken, die n in de zaal herkent.
*
Van iemand afstammen, die zijn dood heeft
gevonden in een groote ramp (b.v 'n be
roemde schipbreuk.)
*
Tot de kamer van een zieke te worden
toegelaten, omdat gij het zijt."
*
Te kunnen zeggen, dat men indertijd op
school een slecht leerling is gefeest.
IIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllMIIIIIIIIIIHMIIMlnlIlllnlIIIIIMIHIIIIM
M. d. R J
Mag ik even in uw blad de leraar uithan
gen? Ik zal dat heel kalmpjes doen, want ik
ben helemaal niet boos op de heer Sterck,
maar gelijk heeft hij toch niet. Op de voor
grond stel ik nog eens, dat ik het boek van
de heer Brom niet verdedigen zal, noch zyn
stijl, noch zy'n spelling, omdat ik het nog
altijd niet ken en buiten hun verband ge
haalde zinnen noch vóór, noch tegen iets
getuigen. Ik had alleen dat ene zinnetje, dat
dan een sprekend zinnetje moest zyn van
het misverstand dat de vereen v. sp.
noodtakelik opleverde en dat zinnetje was en is
glashelder. Laat mij het nog even aanhalen.
Want de jongen (= Willem), die hem (=
Joost) altijd vóór was in de wetenschap,
voelde hjj zjjn hele leven boven zich, al
overtrof de dichter de geleerde hemelhoog."
Van de vier betekenissen door de heer Sterck
aangehaald kan er maar n de juiste zijn
en ik zon mjj raar vergissen als niet een
gymnasiast van welke klas ook dit zinnetje
zo duidelik mo;elik vond. De n maakt het
geen siertje verstaanbaarder. De dichter is
natnurlik Joost; de geleerde Willem (die htm,
Joott, altijd vóór was in de wetenschap}. Dat
zegt het hele verband mij nu. Toen ik het
laatst voor de helft maar onder He ogen
kreeg en niets van Willem afwist, kon ik
niets anlers denken dan dat het op Joost
zelf als geleerde sloeg, want dat was hij in
hoge mate. Nu is het zo klaar als een klontje,
dat het Willem is die overtroffen wordt. Dat
komt er van dus als men half aanhaalt; dan
brengt men de lezer op een dwaalspoor.
Als nu dit houd ik vol de overige
moeilikheden (?) even eenvoudig op te lossen
zijn, is 't nog heus zo moeilik niet. Slordig
heden in styl, manieren enz. goed praten
wil ik niet, maar eerlik is eerlik; wat helder
is mag niet duister genoemd worden. En op
dat zinnetje afgaande had ik dan ook het
volste recht te spreken van pruttelen". Dit
wil geen verdediging van de vereen v. sp.
zjjn, maar alleen van me zelf en van dat
zinnetje. Als onze vereenv. sp. een
kruidjeroer-mü-niet" is, dan is het een uit de tyd
van de reuzevarens, die we nu nog altijd als
steenkool gebruiken om ons gloed te geveu.
Dankend voor de plaatsruimte, uw dw.
J. B. SCHEPERS.
# *
*
Geachte Redactie,
Gelukkig dal Dr. Schepers helemaal niet
boos" op me is; 't tegendeel zou me spijten
voor een ervaren leraar" als hij. Nu helpt
hy mij aardig mijn stelling bewijzen.
Immers, toen Dr. S. den samenhang niet
kende, las hy uit het bedoelde zinnetje:
dat het op Joost zelf als geleerde sloeg", dus
dat in hem de die riter den geletrdeoverti of.
Nu hy den voorafgaanden zin kent, verstaat
hij er uit, dat Joost, de dichter, den geleerde,
Willem rerre overtrof.
Is er een sterker bewijs te vinden voor
mijn betoog, dat de, in de nieuwe spelling
gebruikelijke, verwaarloozing van buigings
uitgangen de onzekerheid van beteekenis
bevordert? Stond er: al overtrof de dichter
den geleerde," dan was er geen twyfel mogelyk
omtrent de beteekenis, of men den zin op
zich zelf, of in verband met het voorafgaande
neemt. Jammer dat deze leeraar de gym
nasiasten ook al met de moderne spelling
wil bezighouden ; ze kennen soms de oude
nog zoo slecht!
Die versteenkoolde reuzen varens" klinken
inderdaad wel wat antediluviaansch, minder
gelukkig als beeld voor de moderne spelling l
Mijn dank voor de plaatsing aan de
Redactie. Wil uw corrector vragen, de eigen
aardigheden der moderne spelling niet als
drukfouten te verbeteren, zooals hij in mijn
stukje van 28 Januari gedaan heeft.
Amst., 19 Febr. '08. J. F. M. STBKCK.
lellroarGUiin!
De heer P. beweert thans, dat ik hem uit
gepiqueerdheid heb doodgezwegen.
Waarover kon ik gepiqueerd zijn ? Wanneer
heb ik dit getoond? We waren de beste
vrienden tot op den dag, dat ten Br's
woordenboek 4de druk hem ter hand kwam,
en hij mij per briefkaart meedeelde, dat ik
hem bestolen" had. Zie hier de verdere
geschiedenis:
In het Schoolblad en in De Amsterdammer
verklaarde de heer Prick dat de, door mij
bewerkte, 4e uitgave van ten Bruggencate's
Woordenboek Ie deel, enorm was verbeterd,
zoodat men ze, naast de \e uitgave bijna niet
meer herkende. Deze verbeteiing evenwel
bleek hem te berusten op clandestine
annexatie van zijne geestesproducten, gepu
bliceerd onder den titel Addenda, en Corrigenda.
Deze grove verdachtmaking werd gepubliceerd
zonder een enkel bewijs.
In het Schoolblad van 26 Nov. 1907 toonde
ik aan met talrijke bewijsplaatsen, dat zoo
deze annexatie ware geschied, ze quantitatief
op een werk als ten Br's Woordenboek op
een fractie van n procent zou zijn neer
gekomen ; dat ik voor de helft van het
Woordenboek onmogelijk over de hulp van den
heer. P. kon beschikken, redenen waarom
die enorme verbetering, zelfs voor een leek,
reeds priori iets vrij raadselachtigs moest
hebben; dat verder het intellectueel eigendom
van den heer P, bij nader onderzoek voor
een groot deel het gemeenschappelijk eigen
dom bleek te zijn 'van iederen leek, die zich
in 't bezit van een Encyclopedie of gezag
hebbend woordenboek verheugde; dat grove
fouten van zijn werkje niet voorkomen in den
door mij herzienen 4en druk, en zaken, die
hij bleek, of verklaarde niet te weten, daaren
tegen wél daarin waren opgenomen.
In Indische bladen daarentegen 't Onder
wijs van 16 Oct. en 2 Nov. 1907 hield de
heer P. de annexatie wel vol, doch voegde
er aan toe:
dat de heer ten Br. niet wijser had
kunnen doen dan. .. zijn w«rk toe te ver
trouwen aan een zoo kundigen vakman als
de heer van der Wal,
dat mettertijd het woordenboek geen
slecht figuur zou maken naast de beste
buitenlandsche diclionnairej,
dat honderden plaatsen soms op schit
terende wijze geëmendeerd of geheel naar
den eisch waren veranderd,
en dat hy zich gedrongen gevoelde zijne
oprechte hulde te brengen aan mijne zoo
verdienstelijke bijdrage tot oetere kennis van
een alles behalve gemakkelijk idioom."
Rekening houdend met het impulsieve in
het karakter van den heer P. en veronder
stellend, dat dit vleiend getuigenis het
natuurlijk resu'taat was geweest van nadere
en ernstiger kennismaking met mijn arbeid, j
verwachtte ik de ronde verklaring : Ik heb j
me vergist; tegeno'er die honderden schit
terende emendaties kan ik moeilijk blijven
beweren, dat die enkele plaatsen waarin ge
natuurlijk min of meer met mij overeenstemt
door n aan mij behoefden te worden ont
leend." Bleek dit den heer P. onmogelijk
dan meende ik althans te mogen verwachten,
dat de heer P., in zelfverdediging, op mijne
talrijke bewijsplaatsen zou i D gaan, en ten
minste zou probeeren de bewijskracht daarvan
te ontzenuwen. In plaats daarvan ontwykt
de heer P. mijn geheele betoog, laat dus mijne
bewijzen intact, doch- biedt alleen den uit
den aard der zaak niet deskundigen lezers
ran dit weekblad een aantal woorden aan
en zegt: komt de vertaling van den heer
v. d. W. hier overeen met de mijne, dan
moet deze aan mij zijn ontleend". Zelfa 't
alphabet annexeert hij als zijn privaat intel
lectueel bezit. Voor de herstelling van
onregelmatigheden in de alphabetische volg
orde had ik hém ook al moeten bedank t n. Hij
had daarop gewezen, en zelfstandig kon ik zelfs
dit niet hebben ontdekt. Tegenover dergelijke
eiratische kritiek en zulk nerveus gedoe zou ik
dan ook hulpeloos blijven staan ala niet de
heer P. aan deze kennisgeving eenige op
merkingen had verbonden, die me gelukkig
in staat stellen de zeer bijzondere kwaliteiten
van dergelyk bedryf in 't juiste daglicht te
stellen.
a. De heer P., die niy (en den heer Ten Br.)
briefkaarten zendt met: Gij hebt gestolen",
etc., die, ik meen in Taal en Letteren, van
zichzelf verklaarde men vindt me wel knap,
doch geen gentleman", praat (een grove ver
dachtmaking trouwens en alweer zonder
bewijs) van myn achterbuurt-taal. K n ik den
heer P. hier au serieux nemen?
b. Ik bewees den heer P., dat hij van de
realia niets afwist. Twintig jaar geleden ben
ik op adviea van Dr. C. Stoffel met de studie
hiervan begonnen, als onmisbaar supplement
op Lexicographisch werk. Dagelijks nog wordt
dit materiaal geverifieerd en aangevuld. Een
paar dagen in Europa", zegt de heer P., en
ik (P.) was achter al die realia". Wat kan men
op zoo'n absurditeit nu antwoorden?
c. Wie kent Kongsi in Leeuwarden"?
zegt de heer P. Voordat de heer P. in Indi
was, had ik meer over de kongsi's onder
Deli-koelies gehoord, dan de heer P. wellicht
immer zal vernemen. Doch wat helpt mijne
verklaring tegenover zijne naieve ijdelheid,
die hem in elk brok verworven kennis een
persoonlijke ontdekking doet zien.
d. Mijne Roomsche woorden berusten op
eene studie van den heer O. (thans te Rio)
met wien ik ze hier te L. bewerkte. Een
heer uit Amerika kry'gt een bedankje", schrijft
de heer P. Dat had hij n.l. moeten hebben.
Waarom dan toch in vredesnaam?
e. Ik mocht niet zeggen, dat het over
nemen van z\jne corrigenda alles behalve
wenschelijk zou zy'n geweest omdat zijne
vertaling van Eton dame (N.B. n voorbeeld
uit talrijke incorrecties) klopt met de defi
nitie uit Murray, wat eenigszina eenvoudiger
uitgedrukt wil zeggen, dat de heer P. die
voorgedragen correctie aan Murray ont
leende. Welnu dit is juist een bewijs voor
mijne stelling onder b. Als de heer P. wil
weten wat het is, raadplege hij een
monographie als: Sketches of Eton bij Wightman
Wood geen woordenboeken.
f. Maar 't blijkt dan toch dat ik de
eerste 100 pagina's van zijn werk ernstig
heb nagegaan". Nog al natuurlijk zou ik
zoo zeggen, als ik juist uit dat werkje moest
bewijzen, dat ik het niet noodig had.
g. Ik zou zoo door kunnen gaan, doch
de ruimte is beperkt. Ik zal daarom be
sluiten met de meest venijnige staaltjes van
wat de heer P. al zoo durft aanvoeren als
bewijsmateriaal. Hij zegt: Ik (P.) schreef
mareen moiré, woldamast. De drukker
zette: moiréwoldamast (zonder komma dus),
en deze drukfout werd door den heer Van
der Wal overgenomen". Dit beweert de heer P.
En nu de ffiten. Ten Br's 4e druk heeft
moiréwoldamast als equivalent van Muret
Sanders'; art gewanserter Wollendamast. Met
andere woorden: Had de heer P. in zijn
eigen werkje ?oor nauwkeuriger correctie
gezorgd, dan waren onze, van elkaar onaf
hankelijk gebleken vertalingen, die in
beteekenis immers geheel verschillend bedoeld
zijn, zulks ook in vorm gewee -t. Wel een sterk
bewijs hoe voorzichtig men in de beoor
deeling van gelijkheid van vertaling moet
zijn, en hoe onverantwoordelijk en
komischtragisch de heer P. met zoogenaamde be
wijzen omspringt.
Ten slotte insinueert de heer P. voor de
tweede maal, dat de verbeteringen van het
2e deel, waarvoor hij blijkbaar vreest, doch
waarvan hij nog geen letter heeft gezien,
zullen berusten op annexaties uit zijn wei kje
Raakpunten en Parallellen. Dit is heel kras!
Dit werkje heeft hij mij destijds ter
beoordetling gezonden. Onder waardeering van het
vele goede, heb ik hem in mijn kritiek in
't Schoolblad van 3 Mei 1904 aangetoond wat
daarin foutief was. en wat daaraan ontbrak.
Voor deze kritiek heeft de heer P. me zijn
harttlijken dank" gebracht; doch ofschoon ik
dus uit mijn studiemateriaal dit werkje wel
kon verbeteren en aanvullen, en hiervoor
hartelijk werd bedankt, mag ik van dit zelfde
materiaal verder geen gebruik maken. Intel
lectueel eigendom erken* de heer P. slechts
voor zich zelf. Heeft hij iets gepubliceerd,
lan mag ik, al bad ik zelf ook tienmaal
vollediger bewijsmateriaal, dit niet gebruiken
zonder hém te bedanken. Doe ik dit toch,
en dit recht wensch ik me natuurlijk voor
te behouden, dan sta ik bloot aan verdacht
making en laster. In Nederlandsche bladen
althans. Voor Indische bladen geldt blijk
baar weer een andere maatstaf. Dit alles is
heel onaangenaam en was tusschen den heer
P. en mij (die eikaars maat ?rij nauwkeurig
hebben opgenomen) bovendien geheel
onnoodig, doch blijkbaar is het onvtrmijdelijk, en in
't onvermijdelijke leert men zich schikken.
Verder debat is nutteloos.
Leeuwarden, 15 Febr. '08 L. v D. WAL.
TENTOONSTELLING DER WERKEN
VAN
ALB. ROELOFS, E. VAN DER VEN, F. DEU7MANN,
S. GARF, M. KRAMER en PIET VAN WIJNBAERDT.
TOEGANG ? 0.50. LEDEN OP VERTOON VAN DIPLOMA.
Magazijn
O u d-H o 11 a n d
Damrak 75, Amsterdam.
Directie^ P._C. P ,EilELS.
TELEFOON 7261.
Complete HaitieriurichÜngeii
in Oiitl-llollaiidsclie n andere
oude stijlen.
Atelier voor het vervaardigen van Oud-Hollandsch snijwerk.
COMPLEETE MEÜBILEEBIIVGE1S
tegen vooruit vastgestelden totaalprijs
franco ter plaatse gesteld met garantie
Uitvoer'ge geïll prijscouranten.
DE PHOENIX"
Vele Mrdelk=>mers.
Hoofdmagazijnen: 234 Spuistraat.
Filiaal ? 76 Damrr.k.
Fabriek: 43 Looiersgracht,
AMSTERDAM.
'T BINNENHUIS
RAADHUISSTRAAT 48-5O
* * «TOT MEI A. S. OOK KOK IN 15JO * * *
1M1TATION 18 THE SItft'EREST
FORU OF FM TT K K V" + + + + +
'T BINNENHUIS" de oudste inrich
ting voor moderne kunstnijverheid is
in dien zin de meest gewaardeerde.
KUNSTHANDEL
Wed. G. DORENS d Zn.
Rokin 56, Amsterdam.
toon
luüll.
Etsen.
to
Ptoto's K. Itars.
FigraintiouteniïooFU.Cj.iHÜEF.
to's.
Meubelfabriek
Nederland".
J. A. HU1Z1NGA.
BINNEN BETIMMERINGEN,
BEHANGERIJ,
MODELKAMERS.
Groningen.
WESTERSINGEL. TELEP. 118.
FRANCO LEVERING.
DROVOT
-t- ?* WKSSEU & Co. -r- Hh
* LANttK HUUrSTRAAÏ7 & 2 *
- - - JDeii Ilitit<r - -
- l KI.KKM» ?> i \ e i: .« . »; i . .
GROOTSTE INRICHTING VOOR
COMPLETE MLUBILKERING =
IN ALLE ST1JLKX = =
ANTIQUITEITEN^ =
EIGEN MEUBELFABRIEK
VOOK2
E1LER5&WOLF:
7Ö7£ AMSTERDAM."^5 m
Kunsthandel
KRÜGER &C2.
S?" Noordeinde.
's-Gravenhage.
IIMM i mum minimum
Permanente Tentoonstelling
v: Schilderijen en Aquarellen.
Een natuurgetrouw Portret
l»
naar iedere foto ge
schilderd, is een
allerdankbaarst
geschenk voor elke
gelegenheid.
Prijscourant gratis.
H. BOGAKRTS & Co.,
BOXTEL,.
Agent voor Amsterdam:
MAX. COSMAN, Galerij 48.
IIIIUMIIIMMHIlmlIIMMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIJIIIIIIIIIIItlllMlllllllllln
= Ho f juwelier. i
l Oudegracht E 17, utrecht. |
l Z E <4 K I. K I tf «-! E JT f
n 11111111111111111111111 M 111111 M 11111111111 M 111111111111111111111111111M11 n 111 n 11 i"