Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1601
aantal der vertegenwoordigers van ver
schillende richtingen, ook niet om hun
politieke capaciteiten, maar allermeest
om de beteekenis d. i. de levens-, de
draag- en de aantrekkingskracht dier
richtingen zelf.
De vraag is alzoo, wat zullen de dus
genaamd rechtschen zijn, nu hun de
antithese als politiek instrument ont
vallen is, en zij zich in samenwerking
hebben te begeven met het liberalendom
niet meer als paganistisch uitgevloekt;
Van welke zijde, van de richting der zes
of van de richting der drie zal de sterkste
zuiging uitgaan? Best mogelijk, dat deze
vraag velen als een dwaasheid in de ooren
klinkt. Zij is dat, meenen wij, geenszins
"Wij voorspellen niet, wij wachten slechts
af, maar zeker zouden wij ons er niet
al te zeer over verbazen, als dat zooge
naamd rechtsche kabinet inderdaad veel
meer mocht blijken een linksch kabinet
te zijn. Linksch niet alleen, dewijl het
doet wat ook de liberalen zouden begeeren
te doen, maar vooral ook, omdat het niet
durft te doen wat een werkelijk rechtsch
kabinet toch zou moeten willen. En nu
spreken wij hier van liberalen", maar
eigenlijk moesten wij zeggen:
consenaiie/'-liberalen. Dit conservatisme staat bi;
deze gelegenheid daar midden tusschen
de kerkelij ken in, hoog opgericht en
zonder antithesedrift rondfladderend, hoe
kunnen zij op dat aas aanvallen, als
een spek j e waaropaf de vleermuis vliegt
De kleur van dit kabinet van niet
gemengd karakter"?!
? D. K.
De Nieuwe Zflds Kapel.
Na veel geprocedeer en polemieken in
de pers is de Ned. Hervormde Gemeente
te Amsterdam als overwinnares uit hei
strijdperk getreden, de erkenning mei
zich meedragende van haar volledig recht
op de oude kapel aan het Rokin. Zij,
en niemand anders, is onbetwiste eige
nares. Zelfs haar vurigste tegenstander
kan niet meer ontkennen, dat zij naar
goeddunken kan handelen met dit haar
eigendom.
Maar nu de strijd voorbij is, waarin
zij, terecht op haar recht staande, zege
vierde, nu eerst komt, glashelder, on ver
troebeld door overwegingen van
wettelijken aard, de moreele kant van de
quaestie naar voren, en vraagt om een
antwoord.
Ieder Kerkeraadslid moet in zij Q hart
de stem hooren vragen: zijn er buiten
en misschien? boven de over
wegingen, die in het heete en het prik
kelende van den strijd voor mij hebben
gegolden, andere, betere, die mij, recht
hebbende over de kapel, die mij, over
winnaar, zouden kunnen bewegen tot
afstand aan den overwonnene van den
kampprijs zelf?
Zoo iets staat in geen wetboeken, over
zulke hoogere overwegingen wordt npoil
gesproken in een paleis van Justitie
Maar sprak men sinds menschenheugenis
niet dikwijls zóó tot het edelste, wat in
de menschen is ? Spreekt men zóó,
Zondags, niet in de kerken, om wat hard
is in de menschen te verzachten, en het
goeda in den hoogeren zin te doen
zegevieren over macht en zelfs over recht ?
Zou er geen stem spreken in de harten
van de Kerkeraadsleden ?
Wel zeker, die stem spreekt wel!
Maar!... iets te doen, wat, van lager
gezien, buigen" kan heeten .... Prijs
geven, waarvoor men gevochten heeft....
In de oogen der kleine zielen wie
weet ? belachelijk" schijnen....
Daar. is een tweede overwinning voor
noodig. Een grootere, wij erkennen het.
Een moeilijke, laat niemand zich dit
ontveinzen. Maar een overwinning die
mogelijk is.
Er gaan nu zooveel stemmen op. De
goede wil is aan alle kanten. De
Roomschen, voor wie het gebouw een Heilige
Stede is, een voorwerp van hun piëteit,
VIERDE HOOFDSTUK/)
DOOR
JACOB ISKAF-L DE HAAN.
In den winter kreeg Johan des middags
in hunne school twee uur achter elkander
les, zonder de vrijheid van een kwartier er
tusschen. Als het lente was geworden, werd
het vrije kwartier hun weder wel gegeven,
maar dan duurde de middagschool tot half
vijf, dus een half uur langer. Dit werd ge
daan om de wille van de inspannende examens,
die de verschillende jongens moesten door
komen. Meestal voor de derde en de hoo
gere klassen van Hoogere Burgerscholen te
Utrecht en Bommel, oo'c voor Cadet te Alk
maar en Adelborst te Willemsoord.
De lente was dat jaar vroeg met vele vaste
en klare dagen gekomen, zoodat de
zouierdienst voor de school ook vroeg begonnen
werd. Tusschen vieren en half vijf moesten
dan dikwijls de lampen nog licht op. Zij
hingen met hun drieën boven het midden
pad van de klasse te branden bleekgeel in
het verval van den laten namiddag.
Sommige jongens spraken met elkander
af, dat zij op eenen middag dol plezier zouden
maken met de drie lampen. Het moest ge
beuren gedurende hunne Fransehe lessen, want
de Fransche onderwijzer had in hunne lastige
klasse niet de minste orde, want hij was jong
en dikwijls op zenuwzieke wijze driftig. Ook
was de jonge onderwijzer op slechte voet me!
den hoofdonderwijzer, die zeer gaarne had,
dat rrjne lessen werden verstoord, omdat dit
*) Uit den eerstdaagsch verschijnenden
roman Pathologieën" ons aangeboden. Red.
als voor ons het huis, waarin wij werden
opgevoed, de kunstlierenden, en ook
zij, die Nederland 's historie graag levend
zagen blijven op onze straten en pleinen,
niet alleen in onze musei, allen
zouden willen samenwerken om de
bezitster van het kostbare monument
geen enkele materieele schade te doen
lijden, als zij de liberale geste'' deed,
die men van haar verwacht...
De geste", die, in zekeren zin, zooals
de heer Sterck den geschiedschrijver van
Teylingen heeft naverteld, gedaan is door
Wille/n den Zwijger.
Bardesius, burgemeester van Amster
dam, ging met hem aan de kapel voorbij
en zeide schimpsgewijs: Siet, waertoo
dese vermaerde plaetse ghecomen is. Den
Prins antwoordde: Doen sij dit aen 't
ghewijde, wat salt van de resto wesen ?
Bardesius stondt evonwel stijf daer op
aen, dat men de H. Stede 't eeneoiael
soude raseeren, noch den eenen stean
laten ligghen op den anderen. Maer den
Prince schuddende syn hoofc, seyde:zijt
ghy sonder sonde, werpt den eersten
steen".
De Vroedschap, zegt de heer Sterck,
besloot dan ook de Kapel ten gebruike
af 13 staan aan de Waalsche Gemeente,
en haar voorloopig te behouden."
Zou, op zijn beurt, de Kerkeraad niet
kunnen besluiten de kapel af te staan
aan de katholieken en haar voor
goedte behouden?
Hiermee ware een godsdienstig gevoel
niet gekwetst, de schoonheid van Am
sterdam gediend en kunst en historie
geëerbiedigd.
Stössel ter dood veroordeeld.
Generaal Stössel, die voor zijn dappere"
verdediging van Port Arthur de Pruisi
sche orde pour Ie mérite"heeft ontvangen,
is door zijn Russische rechters ter dood
veroordeeld, daar hij de vesting aan de
Japanners zou hebben overgegeven, hoe
wel niet alle middelen waren aangewend"
om de verdediging vol te houden.
Er kan geen twijfel bestaan dat het
vonnis van den krijgsraad op bewijzen
baseert en naar het militaire reglement
volkomen juist is, zooals ook de voor
zitter blijkbaar zijn ambt met lofwaardige
nauwgezetheid en onpartijdigheid heeft
waargenomen. Toch kan men zich niet
losmaken van het gevoel, dat dit vonnis
desondanks buitengewoon hard is en
zeker wel niet voltrokken zal worden.
Vooral daarom hard, wijl Stössel niet
de nige schuldige en zelfs niet de
voornaamste schuldige is. De voornaamste
schuldige, dat is het systeem van de
dorpen van Potemkin". Het stelsel
van de oneerlijkheid, de intrige, van
het ontbreken van alle verantwoorde
lijkheidsgevoel, dat nochtans evenzeer
als vóór den oorlog in Rusland onver
anderd blijft heerschen.
In zooverre echter personen daarvoor in
aanmerking komen zijn de voornaamste
schuldigen Alexejew en Koeropatkin.
Het schijnt zeer gerechtvaardigd, dat
thans algemeen in Rusland een optreden
tegen het onzalige hoofd van het leger
in Mantsjoerije wordt verlangd, wiens
rol na de dingen die door dit proces
aan het licht gekomen zijn, toch waarlijk
moest zijn afgespeeld.
Koeropatkin's schuld was het, dat de
vesting Port Arthur zich bij het begin
van den veldtocht in een toestand van
onvoltooidheid bevond, die de Japanners
terecht deed gelooven aan een spoedige
overweldiging. Slechts de groote fouten
van de Japanners zelf en de bewonderens
waardige energie van den held van l 'ort
Arthur, generaal Kondratenko hebben
uit die massa onvoltooide vestingwerken
bijna onder do oogeu van den vijand ten
slotte een versterking doen ontstaan, die
weerstand bieden kou, welker voor
naamste kracht intusschen dan nog altijd
in haar heroieke, eeuwig' roemruchtige
een reden kon worden voor ongevraagd
ontslag.
Het vorige jaar hadden dezelfde jongens
hunne klas ook altijd in opstand gebracht
door te spelen met de lampen.
Een van de jongens vroeg dan, of hy iets
aan het lamplicht veranderen mocht, hooger
doen of lager doen. Dan wipte zoo'n jongen
vlug en veilig met natgemaakte vingers langs
het verhitte glas, dat dan weldra scherp in
scherven berstte. De andere jongens maakten
daarna voortdurend leven en geweld over
zulke ook voor hen gevaarlijke ongelukken.
Toen de Fransche les begonnen was, scheen
het daglicht nog zeer voldoend in het opene
en hooge lokaal. Maar Kor Koster, die de
voornaamste van de duivelachtige jongens
was, stak zelf toch zonder vragen en zonder
bekomen verlof van den jongen onderwijzer
lampen aan. De onderwijzer durfde daarover
geen wojrd uittespreken.
Xadat eenige minuten op eene
vrcomdrustiie wijze gewerkt was, stond Kor Koster
op, zeggende, dat hij die achterste lamp er-ns
wat temmen zou, want d.it ding loeide als
een stier, en stak OOK zijn tong tegen hunnen
goeden onderwijzer ui f. lip jonge man voelde,
dat men hem in die fcla-se weder begon te
mishandelen. Hij wilde tegenspreken, maar
zijne stem stikte in zijne zwellende keel.
Toen brak het eerste 'a npsglas. Het viel
ieels in fijne warme schervels o ver ds achterste
3anken. Een grooter scherf viel dwars over
Je vlam hangende, die dus vuilgee! en
dikswart begon te walmen. De jongens begonnen
nu dadelijk en langdurig te gillen, dat d:o
amp wel brand kon maken, en ook dat zij
wel doodelijk gewond konden worden aan
iun hoof l en hunne oogen. ilaar nu
maakte Kor Koster die walmende lamp uit.
..Ik vinJ jou een klein kind" zeide hij
bezetting bestond. Koeropatkin echter,
die de vesting kende, meldde den Czaar,
dat ze een onverwinbaar bolwerk was;
als minister van oorlog liet hij de stich
ting van Dalny toe, dat den Japanners
een voortreffelijk uitgangspunt voor den
aanval op de vesting verschafte; zijn
schuld is het dat de engte van Kintschou
niet versterkt werd en daarna zoo
zwak verdedigd, dat de dappere maar
weinig bekwame Stössel niet door den
eigenlijken commandant Smirnow ver
vangen werd en dat dus gedurende de
gansche belegering de beide chefs tegen
elkaar bleven intrigeeren. Koeropatkin
had echter niet den moed, Smirnow op
zijn rechtmatige plaats te stellen, daar
hij Stössel voor bekwamer hield en
alweer vreesde zelf verantwoordelijk
heid op zich te nemen.
En terwijl buiten in gedenkwaardige
slagen het grauwe muisje", de soldaat
geworden Moeschik, onbeschrijt'elijk veel
leed en ongeloofelijk veel deed, onder
mijnden in de vesting de beide generaals
met hoonende satiren eikaars gezag en
stremden eikaars werkzaamheid.
Zoo lang Kondratenko leefde behoort
intusschen de verdediging van
PortArthur, die den Japanners 75,000 man
gekost heeft, tot het schitterendste, wat
de geschiedenis der oorlogen ooit heeft
gezien. En daar Stössel nu eenmaal de
opperste bevelhebber was, zich persoonlijk
overal dapper toonde zooals de krijgs
raad hem uitdrukkelijk nageeft de
maatregelen van Kondratenko steunde
en mei; zijn naam dekte, verdient hij
(al was het daarom alleen), een zacht
oordeel.
Messtal plegen de moreele krachten
ran de verdedigers hun spoediger te
begeven dan de materieele hulpmiddelen
van de vesting. Zoo was het ook hier,
na een tegenstand van zes maanden, bij
de ellende van een onbarmhartig bom
bardement, de schrik van onophoudelijke
bestormingen, de gruwzaamheid van den
winter in Mantsjoerije. Bij Kondratenko's
dood begaf de energie den verdedigers,
ook Stössel. Zeggen wij het maar eerlijk :
hij had er genoeg van, was beu van het
oorlogje speleu!
Zoo heeft hij niet genoeg gedaan om
achter de voornaamste verdedigingslinie
er een tweede te scheppen, die weerstand
bieden kou, en heeft de middelen van
verdediging, die hem ook na den val van
de eerste bleven, zonder eenigen twijfel
niet genoeg geëxploiteerd, om nog langer
stand te kunnen houden.
Maar de duur van die verdediging
hing niet meer van hem doch van
de energie zijner troepen en den lust tot
aanvallen der Japanners af' en ze zou
toch niet, lang meer geweest zijn. Men mag
aannemen dat na 14 dagen de tegenstand
in elk geval met geweld gebroken ware ge
weest en ^;t de vesiing dan'niet zonder een
slachting zou zijn gevallen.
Veertien dagen vroeger of later zouden
den ondergang van Roschdjestwenscky's
vloot niet hebbeu verhinderd, hadden aan
het lot van Moekden niets veranderd.
Onder Koeropatkin's leiding waren de
dappere Russische troepen toch altijd tot
een zekere nederlaag gedoemd.
Stössel is de zondebok voor
hoogergeplaatsten, het zij dan een zondebok,
wiens persoon niet al te veel sympathie
verdient. Een Russische Tschinownik van
het zuiverste water.
Naar OHERST A. D. GAKDKE.
(BerUner Tageblatt 23 Febr. '08;
Een Directeur-Generaal der
Volksgezondheid.
Doordat ik het hoofdartikel van de
vorige week niet meer in revisie heb
kunnen zien, ontbrak mij de gelegenheid
orn toe te voegen wat ik had willen
doen, dat in het Tijdschrift voor Sociale
Hygiëne, waaraan vrijwel alle gewone
leden van den Centrale Gezondheidsraad
tegen zijnen, makker Geo. Geertsma . . . je
weet niet half hoe je de klas ophoudt . ..
ja zeker... zeg eens, dat het niet waar is."
Toen ging Kor Koster zitten. Maar som
mige andere jongens sarden nu den onder
wijzer, dat zij vast niet op de achterste banken
wilden zitten, voordat de wondende glas
scherven daarvan verwijderd waren, /ij
staken lucifers aan, en zochten luid en
ijverig naar stukjes glas. Wanneer zij er een
vonden dan droegen zij het tusschen duim
en vinger naar de prullenmand. Zij deden
dat met veel ernst.
Met moeite kreeg de jonge'onderwijzer de
klasse zoo ver, dat er weder opgelezen kon
worden. Hij moast telkens kijken... hier
heen . . . daarheen .. . hij werd radeloos,
moew en duizelig.
Het tweede glas barstte nu aan scherven.
De jongens gilden daarna heviger, dat er
levensgevaar bij zulke lessen was, beslist
tevensgevaar. T<ve'j die altijd bij elkander
waren, maakten nu rusie als twee felle vijan
dige jongens. Kor Koster bemoeide zich er
mede, zeggende dat het schandelijk was eene
geheele klasse zoo schandalig op te i,ouden.
(Jok y,ei':e hij, dat Fransch op ieder examen
een voornaam leervak was. en verder, dat
zij hunnen onderwijzer zeer veel verdriet
deden. Kortom : zij moesten stil zijn.
!->^ joiige onderwijzer zeide niets, j lij was
tot dm daod toe bang v 5or den hoofdonder
wijzer die binten iïi do klas zou kj'neu, en
alle orde ineens herstellen, «lat leek de dienst
aan een vriend, die de 'ipofdonderwij :er uau
eenen van zijne onderwijzers beweeg om lat
die jong was en moeite met eeue k Uu van
inderdaad zeer moei 'liike jongens had. Maat'
de Francche onderwijzer wist, dat de
hocf.tverbonden zijn, de vraag werd te berde
gebracht bij welk Departement in den
Haag de vleeschkeuring eigenlijk thuis
behoort, ongeveer tegelijkertijd toen een
veearts op het congres meedeelde, dat een
wetsontwerp gereed lag en weldra zou
worden ingediend.
Vooral echter bleef door verzuim eener
revisie van het artikel eeuo onjuistheid
staan, omdat de genoemde jongste"
maatregelen van de directie van den
landbouw ter bestrijding van veeziekten
in December j. 1. reeds niet meer de
laatste zijn.
Xu het aan het Rijksssruminstituut
gebleken is, dat vermoedelijk een nieuw
middel tegen mond- eu klauw/eer is
gevonden, heeft de directeur zich gehaast
dit ter kennis te brengen van de vee
houders en aangeboden onder toezicht der
districts veeartsen het middel kosteloos aan
te wenden bij het vee van ieder die zulks
verlangt; en onder dagteekening van 4
Februari is eene circulaire verspreid,
waarvan de volgende zinsneden de be
doeling doen kennen en de overwegingen
tevens, die er toe hebben geleid, namelijk
de voorziening in de behoefte aan goed
drinkwater ten platteiande voor het vee.'
In den laatsten tijd heeft men aan de
Rijksserunainrichting herhaaldelijk de ervaring
opgedaan, dat de waterverzorging op tal
van boerderijen nog veel te wenschen overlaat
en dat aan het vee niet zelden water wordt
verstrekt, hetwelk zeer verontreinigd is en
de oorzaak kan zijn van verschillende ziekten.
Ook kunnen door zulk water kiemen in de
melk gebracht worden, die mede voor den
mensen gevaarlijk zijn".
;;Ten einde de watói'uygiëne ten platteiande
te "bevorderen eüziekten van het vee op
te sporen of te voorkomen, wordt, ter voor
lichting van de veehouders, met ingang van
15 Februari j.l. aan de Rijkaseruminrichting
de gelegenheid opengesteld gratis onder
zoekingen te laten doen van water, het ^elk
voor drinkwater van vee als anderszins
bestemd is".
Is het niet om allen tot bitterheid
te stemmen, die reeds zoo lang heb
ben gewezen op het gebrek aan goed
drinkwater voor de bevolking in vele
streken van ons land en aandringen op
maatregelen tot onderzoek en voorziening.
G. W. B.
RectrtsopattiDg en Finicieele
Yerantwoor
ding aan het Departement yan Oorlog,
Op het jongere deel van ons ofticierskorps
rust, ingevolge de artikelen 18, 30 en 57
der wet van 21 Juli 1890 tot regeling van
het militair onderwijs, de verplichting om
na aanstelling tot officier, 4 jaren als zoo
danig te dienen en daarna gedurende 5 jaar
of zooveel korter dan 5 jaar als zij langer
dan 4 jaar als officier hebben gediend, als
reserve-officier ter beschikking te blijven.
De eerste keereu, dat ingevolge deze be
palingen reserve-officieren werden aange
steld, werden zij geheel behandeld als de
reserve-officieren, die langs het reservekader
hun officiersrang hadden behaald, d. w. z.
men gelastte hun ten hoogste 6 weken in
de 2 jaar onder de wapenen te komen en
kende hun het tracteineut toe, dat andere
reserve-officieren van gelijken rang genoten.
Later veranderde dit. Men bleef vasthouden
aan den eisch van 6 weke a dienen, doch
gaf geen tractement meer, naardezerzijdsehc
meening ten onrechte. De wet van 189U
verplicht slechts om ter beschikking te
blijven" en niet om te dienen." \Venscht
men dus, dat een reserve-officier onder de
wapenen komt, en stelt men hem dus op
dit punt gelijk met andere reserve-officieren,
dan moet men dit ook in alle opzichten
doen. Men legt de dienstverbintenis aan
hoogerhand aldus uit: Gij hebt u verbonden
5 jaar als reserve-officier ter beschikking
te blijven, daartoe behoort, naar onze
meening, dat gij u oefent. In uw diensver
bintenis staat niet uitdrukkelijk dat gij
recht op tractement hebt, dus geel' ik het
u niet."
Wonscht het D. v. O. zijn u.s. officieren
op deze voorwaarden in dienst te nemen,
goed ; het heei't echter zijn opvattingen in
deze te laat kenbaar gemaakt. Terwijl de
eerstea.s. ofrii'ieren volgens de bepalingen der
genoemde wet zich reeds in Ixt.'J verbonden,
Tegen zijne stilmatte macht eloo.-heid liep
de iuide pret bedarend af. De derde lamp
was uitgedaan, en liet was nu sul genoeg
geworden. Da onderwijzer wilde dus weder
doorgaan. Hij dacht aan de theorie ran de
opvoed- en onderwijskunde. Die paste hij
toe, zeggende: Mag ik eerst nog eens op
de meest elementaire beleefdheid aandringen?
Het verwondert mij, dat dit hier nog noodig
is ... wiens beurt 't nu is, die kim nu be
ginnen."
Het was de beurt van Kor Koster. Die
las knap en aangenaam de Fran.-che
vertalingstekst voor. Johan dacht: wat heeft hij
eene knappe harde stem" en hij schrok, zó"
mooi als iiij de stem van Koster toen vond.
De jonge onderwijzer luisterde woedende.
O, dien jongen Kor Koster, '{\i--n haatte hij
machteloos. Die was alt ij i correct maar zeer
sarrend correct. In het stalen blauw van zijne
oogen was kwade koppijr'ieid hr.rd :'.ic!:tb:iar.
Hij deed /;eUl»u i«-ts. dat Viertiklnor t-u straf
baar waj. Maar hij b"dierf vele iessen door
vele dvvaze tragen, tiie Mij deed met etne
=at-insciie beleefde stam, of door eer.e op
zettelijke traa.'hei l van begrip, dl;; voL-trekt
zijn natuurlijke aarl niet ',va-.
Het vva< toch \veer r. Uil .ijl i:i d:-' V'as.
\y;\f in-t hiide !.?.( rnclit r i l/,..uu; i. l':
bewijsmiddelen had, om hem te la'eiiontslaan.
Zijn hoofd werd <iurr.e!ig van angst en yijno
oogen barstten van stormen brandend
>;;nnenlicht.
heeft het geluurd tot 12 October 1896
voordat een regeling omtrent tractement
werd getroffen en er werd gewacht tot b'
Juni 1905 voordat de verplichtingen der
reserve-officieren volgens de wet van 1890
wettelijk werden omscTvreven, terwijl bij
K. B. van 20 September 1905 no. 75 de
bepalingen van 1896 werden herzien, maar
voor de door ons bedoelde reserve-officieren
onveranderd bleven. Toch past men al deze
bepalingen toe, qlsof zij hadden bestaan,
voordat de eerste dienstverbintenis volgens
de wet van 1890 tot stand kwam.
Men heeft de macht en meent nu ook
het recht te hebben. Daardoor dupeert men
in hooge mate hen, die zich vóór 12 October
1896 hebben verbonden en eenigszins minder
ieder die voor 6 Juni 1905 in dienst is
getreden. De eerstbedoelden kunnen terecht
zeggen: Wij hebben ons verbonden 5 jaar
als reserve-officier ter beschikking te
blijven," doch niet als reserve-officier te
dienen." Wij voelen echter den noodzaak
voor het Rijk om ons onder de wapenen
te roepen en willen ons daaraan onder
werpen. Wij wijzen er echter op, dat men
niet van ons verlangd heeft kosteloos" ter
beschikking te blijven, waarom wij dan ook
meenen rechten te kunnen laten gelden op
gelijk tractement als allen anderen
reserveofficieren wordt verleend.
Het is duidelijk; doordat het D. v. O.
verzuimd heeft tijdig zijn opvattingen ken
baar te maken, moeten nu verschillende
menschen, die om een of andere reden niet
langer dan hun verplichten tijd als officier
hebben gediend, worden gedupeerd. Welk
particuliere werkgever zou in onzen tijd
nog zoo iets ongehoords aandurven.
Als een staaltje, hoe onnaspeurlijk veelal
de wegen aan het D. v. O. zijn, moge het
volgende dienen:
Een jongmensch (de naam doet er niet
toe, hij is niet gefingeerd), verbindt zich
in 1893 als cadet aan de cadettenschool,
wordt in 1898 2e luitenant, gaat in 1902
met non-actief voor een jaar, wordt in
1903 eervoïOntslagen n aangesteld tot
reserve-officier, onder verplichting ?!![ 2
jaar 6 weken te dienen. Men kent hem een
jaarlijkgch tractement van f 300 toe en
geeft /' 150 voor eerste uitrusting. In 1905
zegt men: ge hebt geen recht op tracte
ment of toelage, voortaan ontvangt ge dus
niets en 't reeds genotene moet ge teruggeven.
(Let wel!) Hij verzoekt echter dit laatste te
mogen behouden, welk verzoek wordt toe
gestaan.
Het geld is verantwoord. Daarmee is het
bewijs geleverd, dat den betrokken reserve
officier het tractement c. a. rechtens toe
kwam. Waarom werd het hem niet uitge
keerd, ook na 1905, en waarom onthoudt men
het aan hen, die in volkomen dezelfde om
standigheden verkeeren ?
L. B.
Mnzielr in de Hoofdstad,
RICHARD WAGNER,
Vijf en twintig jaren zijn voorbijgegaan,
sedert de groeve zich sloot boven den man
van wien men met recht kan zeggen, dat
hij de tweede helft der negentiende eeuw
heeft beheerscht door zijn machtig genie.
Zelfs thans staat hij nog op eenzame hoogte,
boven alen die na hem kwamen, uitstekende.
En zij toch hebben het zooveel gemakkelijker
gehad dan hij. Zij konden voortbouwen op
hetgeen hij gewrocht had. En Wagner ...
wat heeft die niet reformatorisch moeten
werken!
Onwillekeurig dwalen de gedachten naar
lang vervlogen tijden.
Toen de zoo vurig door hem bewonderde
Weber stierf, was Wagner een knaap van
13 jaren en eenjaar later werd ook Beethoven
ten grave gedragen; met hen de twee
kunstenaars die den meesten invloed op
het leren en werken van Wagner hebben
uitgeoefend.
Vooral de invloed van Weber is zeer
merkbaar in Wagner's eerste opera Die
Feeën", naar een sprookje van Gozzi, welk;
werk in ISSSte München op nieuw ten tooueele
werd gebracht en voorloopig alleen daar mag
blijven uitgevoerd.
Het ia O7erigens bekend dat Wagner's
mmmmiim mi l i minimin, ,,,?, ,,,
loren ... als je iets te vragen hebt, dan vraag
je 't maar na vijven."
..Xiets liever dan dat" antwoordde Koster
beleefd u weet bij ondervinding, dat ik het
heerlijk vind na schooltijd nog een beetje
bij u te blijven... maar vandaag komt mijn
broer uit Delft thuis... u weet toch, dat ik
een broer heb, die in Delft studeert.. . zeg
lui, daar in Delft, daar is 't toch zoo leuk."
Hij sprak bedaard verder. Een geheel'e
redevoering tegen zijne geheele klas, die stom
vau het lachen zat over die kalme en
vergewaagde overmoed. De jonge onderwijzer
machteloos, gevoelde, dat hij hier zeer mis
handeld werd. Hij gilde overspannen:
..Hou je mond .. . hou je mond ... hou je
mond... wil je gaan vertalen?"
Kor Koster deed tosn kalm en verwonderd :
..Natuurlijk wil ik wel vertalen... als u
't ruij beveelt, dan wil ik wel vertalen van
nu tot in alle eeuwigheid, amen... ik wou
all.-en maar vreten, mag ik nu mijn vraag
doen of niet? ilorgen hen ik het misschien
vergeten... 'c is heuscli wel belangrijk...
iuaj/ ik asjeblieft, mijnheer?"
Nou g A u w dan maar... als je 't gauw
i mag ik het weer wel vragen?"
: als je ''t dadelijk doet en
oogener iiicu klaar bent."
j-'lor sprak nu met zacht droe re
;;<:er cjustig verwijt:
ij:^rij;> ik nu toch niets van...
ik het niet vragen, en nu mag :k
?iigeu . . . begrijpen jullui dat lui . . .
jrijpt mag 't zeggen . . . maar in t
?aut we hebhen Fransche les ... ja
zeiiei'. - iro (jeertsma hebben we Fransche
Hij = :"'ik weder tegen de geheele klas, die
k;.i; krL.ni^ opgewonden van het lachen wis.
;A- civijr-,\ ijzer tot het uiterste ontroerd gilde :
. iyr K'.iter verwijder je... oogenblikkelijk,
iite '.aut j o boeken liggen, laat liggen."