De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 1 maart pagina 2

1 maart 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1601 aantal der vertegenwoordigers van ver schillende richtingen, ook niet om hun politieke capaciteiten, maar allermeest om de beteekenis d. i. de levens-, de draag- en de aantrekkingskracht dier richtingen zelf. De vraag is alzoo, wat zullen de dus genaamd rechtschen zijn, nu hun de antithese als politiek instrument ont vallen is, en zij zich in samenwerking hebben te begeven met het liberalendom niet meer als paganistisch uitgevloekt; Van welke zijde, van de richting der zes of van de richting der drie zal de sterkste zuiging uitgaan? Best mogelijk, dat deze vraag velen als een dwaasheid in de ooren klinkt. Zij is dat, meenen wij, geenszins "Wij voorspellen niet, wij wachten slechts af, maar zeker zouden wij ons er niet al te zeer over verbazen, als dat zooge naamd rechtsche kabinet inderdaad veel meer mocht blijken een linksch kabinet te zijn. Linksch niet alleen, dewijl het doet wat ook de liberalen zouden begeeren te doen, maar vooral ook, omdat het niet durft te doen wat een werkelijk rechtsch kabinet toch zou moeten willen. En nu spreken wij hier van liberalen", maar eigenlijk moesten wij zeggen: consenaiie/'-liberalen. Dit conservatisme staat bi; deze gelegenheid daar midden tusschen de kerkelij ken in, hoog opgericht en zonder antithesedrift rondfladderend, hoe kunnen zij op dat aas aanvallen, als een spek j e waaropaf de vleermuis vliegt De kleur van dit kabinet van niet gemengd karakter"?! ? D. K. De Nieuwe Zflds Kapel. Na veel geprocedeer en polemieken in de pers is de Ned. Hervormde Gemeente te Amsterdam als overwinnares uit hei strijdperk getreden, de erkenning mei zich meedragende van haar volledig recht op de oude kapel aan het Rokin. Zij, en niemand anders, is onbetwiste eige nares. Zelfs haar vurigste tegenstander kan niet meer ontkennen, dat zij naar goeddunken kan handelen met dit haar eigendom. Maar nu de strijd voorbij is, waarin zij, terecht op haar recht staande, zege vierde, nu eerst komt, glashelder, on ver troebeld door overwegingen van wettelijken aard, de moreele kant van de quaestie naar voren, en vraagt om een antwoord. Ieder Kerkeraadslid moet in zij Q hart de stem hooren vragen: zijn er buiten en misschien? boven de over wegingen, die in het heete en het prik kelende van den strijd voor mij hebben gegolden, andere, betere, die mij, recht hebbende over de kapel, die mij, over winnaar, zouden kunnen bewegen tot afstand aan den overwonnene van den kampprijs zelf? Zoo iets staat in geen wetboeken, over zulke hoogere overwegingen wordt npoil gesproken in een paleis van Justitie Maar sprak men sinds menschenheugenis niet dikwijls zóó tot het edelste, wat in de menschen is ? Spreekt men zóó, Zondags, niet in de kerken, om wat hard is in de menschen te verzachten, en het goeda in den hoogeren zin te doen zegevieren over macht en zelfs over recht ? Zou er geen stem spreken in de harten van de Kerkeraadsleden ? Wel zeker, die stem spreekt wel! Maar!... iets te doen, wat, van lager gezien, buigen" kan heeten .... Prijs geven, waarvoor men gevochten heeft.... In de oogen der kleine zielen wie weet ? belachelijk" schijnen.... Daar. is een tweede overwinning voor noodig. Een grootere, wij erkennen het. Een moeilijke, laat niemand zich dit ontveinzen. Maar een overwinning die mogelijk is. Er gaan nu zooveel stemmen op. De goede wil is aan alle kanten. De Roomschen, voor wie het gebouw een Heilige Stede is, een voorwerp van hun piëteit, VIERDE HOOFDSTUK/) DOOR JACOB ISKAF-L DE HAAN. In den winter kreeg Johan des middags in hunne school twee uur achter elkander les, zonder de vrijheid van een kwartier er tusschen. Als het lente was geworden, werd het vrije kwartier hun weder wel gegeven, maar dan duurde de middagschool tot half vijf, dus een half uur langer. Dit werd ge daan om de wille van de inspannende examens, die de verschillende jongens moesten door komen. Meestal voor de derde en de hoo gere klassen van Hoogere Burgerscholen te Utrecht en Bommel, oo'c voor Cadet te Alk maar en Adelborst te Willemsoord. De lente was dat jaar vroeg met vele vaste en klare dagen gekomen, zoodat de zouierdienst voor de school ook vroeg begonnen werd. Tusschen vieren en half vijf moesten dan dikwijls de lampen nog licht op. Zij hingen met hun drieën boven het midden pad van de klasse te branden bleekgeel in het verval van den laten namiddag. Sommige jongens spraken met elkander af, dat zij op eenen middag dol plezier zouden maken met de drie lampen. Het moest ge beuren gedurende hunne Fransehe lessen, want de Fransche onderwijzer had in hunne lastige klasse niet de minste orde, want hij was jong en dikwijls op zenuwzieke wijze driftig. Ook was de jonge onderwijzer op slechte voet me! den hoofdonderwijzer, die zeer gaarne had, dat rrjne lessen werden verstoord, omdat dit *) Uit den eerstdaagsch verschijnenden roman Pathologieën" ons aangeboden. Red. als voor ons het huis, waarin wij werden opgevoed, de kunstlierenden, en ook zij, die Nederland 's historie graag levend zagen blijven op onze straten en pleinen, niet alleen in onze musei, allen zouden willen samenwerken om de bezitster van het kostbare monument geen enkele materieele schade te doen lijden, als zij de liberale geste'' deed, die men van haar verwacht... De geste", die, in zekeren zin, zooals de heer Sterck den geschiedschrijver van Teylingen heeft naverteld, gedaan is door Wille/n den Zwijger. Bardesius, burgemeester van Amster dam, ging met hem aan de kapel voorbij en zeide schimpsgewijs: Siet, waertoo dese vermaerde plaetse ghecomen is. Den Prins antwoordde: Doen sij dit aen 't ghewijde, wat salt van de resto wesen ? Bardesius stondt evonwel stijf daer op aen, dat men de H. Stede 't eeneoiael soude raseeren, noch den eenen stean laten ligghen op den anderen. Maer den Prince schuddende syn hoofc, seyde:zijt ghy sonder sonde, werpt den eersten steen". De Vroedschap, zegt de heer Sterck, besloot dan ook de Kapel ten gebruike af 13 staan aan de Waalsche Gemeente, en haar voorloopig te behouden." Zou, op zijn beurt, de Kerkeraad niet kunnen besluiten de kapel af te staan aan de katholieken en haar voor goedte behouden? Hiermee ware een godsdienstig gevoel niet gekwetst, de schoonheid van Am sterdam gediend en kunst en historie geëerbiedigd. Stössel ter dood veroordeeld. Generaal Stössel, die voor zijn dappere" verdediging van Port Arthur de Pruisi sche orde pour Ie mérite"heeft ontvangen, is door zijn Russische rechters ter dood veroordeeld, daar hij de vesting aan de Japanners zou hebben overgegeven, hoe wel niet alle middelen waren aangewend" om de verdediging vol te houden. Er kan geen twijfel bestaan dat het vonnis van den krijgsraad op bewijzen baseert en naar het militaire reglement volkomen juist is, zooals ook de voor zitter blijkbaar zijn ambt met lofwaardige nauwgezetheid en onpartijdigheid heeft waargenomen. Toch kan men zich niet losmaken van het gevoel, dat dit vonnis desondanks buitengewoon hard is en zeker wel niet voltrokken zal worden. Vooral daarom hard, wijl Stössel niet de nige schuldige en zelfs niet de voornaamste schuldige is. De voornaamste schuldige, dat is het systeem van de dorpen van Potemkin". Het stelsel van de oneerlijkheid, de intrige, van het ontbreken van alle verantwoorde lijkheidsgevoel, dat nochtans evenzeer als vóór den oorlog in Rusland onver anderd blijft heerschen. In zooverre echter personen daarvoor in aanmerking komen zijn de voornaamste schuldigen Alexejew en Koeropatkin. Het schijnt zeer gerechtvaardigd, dat thans algemeen in Rusland een optreden tegen het onzalige hoofd van het leger in Mantsjoerije wordt verlangd, wiens rol na de dingen die door dit proces aan het licht gekomen zijn, toch waarlijk moest zijn afgespeeld. Koeropatkin's schuld was het, dat de vesting Port Arthur zich bij het begin van den veldtocht in een toestand van onvoltooidheid bevond, die de Japanners terecht deed gelooven aan een spoedige overweldiging. Slechts de groote fouten van de Japanners zelf en de bewonderens waardige energie van den held van l 'ort Arthur, generaal Kondratenko hebben uit die massa onvoltooide vestingwerken bijna onder do oogeu van den vijand ten slotte een versterking doen ontstaan, die weerstand bieden kou, welker voor naamste kracht intusschen dan nog altijd in haar heroieke, eeuwig' roemruchtige een reden kon worden voor ongevraagd ontslag. Het vorige jaar hadden dezelfde jongens hunne klas ook altijd in opstand gebracht door te spelen met de lampen. Een van de jongens vroeg dan, of hy iets aan het lamplicht veranderen mocht, hooger doen of lager doen. Dan wipte zoo'n jongen vlug en veilig met natgemaakte vingers langs het verhitte glas, dat dan weldra scherp in scherven berstte. De andere jongens maakten daarna voortdurend leven en geweld over zulke ook voor hen gevaarlijke ongelukken. Toen de Fransche les begonnen was, scheen het daglicht nog zeer voldoend in het opene en hooge lokaal. Maar Kor Koster, die de voornaamste van de duivelachtige jongens was, stak zelf toch zonder vragen en zonder bekomen verlof van den jongen onderwijzer lampen aan. De onderwijzer durfde daarover geen wojrd uittespreken. Xadat eenige minuten op eene vrcomdrustiie wijze gewerkt was, stond Kor Koster op, zeggende, dat hij die achterste lamp er-ns wat temmen zou, want d.it ding loeide als een stier, en stak OOK zijn tong tegen hunnen goeden onderwijzer ui f. lip jonge man voelde, dat men hem in die fcla-se weder begon te mishandelen. Hij wilde tegenspreken, maar zijne stem stikte in zijne zwellende keel. Toen brak het eerste 'a npsglas. Het viel ieels in fijne warme schervels o ver ds achterste 3anken. Een grooter scherf viel dwars over Je vlam hangende, die dus vuilgee! en dikswart begon te walmen. De jongens begonnen nu dadelijk en langdurig te gillen, dat d:o amp wel brand kon maken, en ook dat zij wel doodelijk gewond konden worden aan iun hoof l en hunne oogen. ilaar nu maakte Kor Koster die walmende lamp uit. ..Ik vinJ jou een klein kind" zeide hij bezetting bestond. Koeropatkin echter, die de vesting kende, meldde den Czaar, dat ze een onverwinbaar bolwerk was; als minister van oorlog liet hij de stich ting van Dalny toe, dat den Japanners een voortreffelijk uitgangspunt voor den aanval op de vesting verschafte; zijn schuld is het dat de engte van Kintschou niet versterkt werd en daarna zoo zwak verdedigd, dat de dappere maar weinig bekwame Stössel niet door den eigenlijken commandant Smirnow ver vangen werd en dat dus gedurende de gansche belegering de beide chefs tegen elkaar bleven intrigeeren. Koeropatkin had echter niet den moed, Smirnow op zijn rechtmatige plaats te stellen, daar hij Stössel voor bekwamer hield en alweer vreesde zelf verantwoordelijk heid op zich te nemen. En terwijl buiten in gedenkwaardige slagen het grauwe muisje", de soldaat geworden Moeschik, onbeschrijt'elijk veel leed en ongeloofelijk veel deed, onder mijnden in de vesting de beide generaals met hoonende satiren eikaars gezag en stremden eikaars werkzaamheid. Zoo lang Kondratenko leefde behoort intusschen de verdediging van PortArthur, die den Japanners 75,000 man gekost heeft, tot het schitterendste, wat de geschiedenis der oorlogen ooit heeft gezien. En daar Stössel nu eenmaal de opperste bevelhebber was, zich persoonlijk overal dapper toonde zooals de krijgs raad hem uitdrukkelijk nageeft de maatregelen van Kondratenko steunde en mei; zijn naam dekte, verdient hij (al was het daarom alleen), een zacht oordeel. Messtal plegen de moreele krachten ran de verdedigers hun spoediger te begeven dan de materieele hulpmiddelen van de vesting. Zoo was het ook hier, na een tegenstand van zes maanden, bij de ellende van een onbarmhartig bom bardement, de schrik van onophoudelijke bestormingen, de gruwzaamheid van den winter in Mantsjoerije. Bij Kondratenko's dood begaf de energie den verdedigers, ook Stössel. Zeggen wij het maar eerlijk : hij had er genoeg van, was beu van het oorlogje speleu! Zoo heeft hij niet genoeg gedaan om achter de voornaamste verdedigingslinie er een tweede te scheppen, die weerstand bieden kou, en heeft de middelen van verdediging, die hem ook na den val van de eerste bleven, zonder eenigen twijfel niet genoeg geëxploiteerd, om nog langer stand te kunnen houden. Maar de duur van die verdediging hing niet meer van hem doch van de energie zijner troepen en den lust tot aanvallen der Japanners af' en ze zou toch niet, lang meer geweest zijn. Men mag aannemen dat na 14 dagen de tegenstand in elk geval met geweld gebroken ware ge weest en ^;t de vesiing dan'niet zonder een slachting zou zijn gevallen. Veertien dagen vroeger of later zouden den ondergang van Roschdjestwenscky's vloot niet hebbeu verhinderd, hadden aan het lot van Moekden niets veranderd. Onder Koeropatkin's leiding waren de dappere Russische troepen toch altijd tot een zekere nederlaag gedoemd. Stössel is de zondebok voor hoogergeplaatsten, het zij dan een zondebok, wiens persoon niet al te veel sympathie verdient. Een Russische Tschinownik van het zuiverste water. Naar OHERST A. D. GAKDKE. (BerUner Tageblatt 23 Febr. '08; Een Directeur-Generaal der Volksgezondheid. Doordat ik het hoofdartikel van de vorige week niet meer in revisie heb kunnen zien, ontbrak mij de gelegenheid orn toe te voegen wat ik had willen doen, dat in het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne, waaraan vrijwel alle gewone leden van den Centrale Gezondheidsraad tegen zijnen, makker Geo. Geertsma . . . je weet niet half hoe je de klas ophoudt . .. ja zeker... zeg eens, dat het niet waar is." Toen ging Kor Koster zitten. Maar som mige andere jongens sarden nu den onder wijzer, dat zij vast niet op de achterste banken wilden zitten, voordat de wondende glas scherven daarvan verwijderd waren, /ij staken lucifers aan, en zochten luid en ijverig naar stukjes glas. Wanneer zij er een vonden dan droegen zij het tusschen duim en vinger naar de prullenmand. Zij deden dat met veel ernst. Met moeite kreeg de jonge'onderwijzer de klasse zoo ver, dat er weder opgelezen kon worden. Hij moast telkens kijken... hier heen . . . daarheen .. . hij werd radeloos, moew en duizelig. Het tweede glas barstte nu aan scherven. De jongens gilden daarna heviger, dat er levensgevaar bij zulke lessen was, beslist tevensgevaar. T<ve'j die altijd bij elkander waren, maakten nu rusie als twee felle vijan dige jongens. Kor Koster bemoeide zich er mede, zeggende dat het schandelijk was eene geheele klasse zoo schandalig op te i,ouden. (Jok y,ei':e hij, dat Fransch op ieder examen een voornaam leervak was. en verder, dat zij hunnen onderwijzer zeer veel verdriet deden. Kortom : zij moesten stil zijn. !->^ joiige onderwijzer zeide niets, j lij was tot dm daod toe bang v 5or den hoofdonder wijzer die binten iïi do klas zou kj'neu, en alle orde ineens herstellen, «lat leek de dienst aan een vriend, die de 'ipofdonderwij :er uau eenen van zijne onderwijzers beweeg om lat die jong was en moeite met eeue k Uu van inderdaad zeer moei 'liike jongens had. Maat' de Francche onderwijzer wist, dat de hocf.tverbonden zijn, de vraag werd te berde gebracht bij welk Departement in den Haag de vleeschkeuring eigenlijk thuis behoort, ongeveer tegelijkertijd toen een veearts op het congres meedeelde, dat een wetsontwerp gereed lag en weldra zou worden ingediend. Vooral echter bleef door verzuim eener revisie van het artikel eeuo onjuistheid staan, omdat de genoemde jongste" maatregelen van de directie van den landbouw ter bestrijding van veeziekten in December j. 1. reeds niet meer de laatste zijn. Xu het aan het Rijksssruminstituut gebleken is, dat vermoedelijk een nieuw middel tegen mond- eu klauw/eer is gevonden, heeft de directeur zich gehaast dit ter kennis te brengen van de vee houders en aangeboden onder toezicht der districts veeartsen het middel kosteloos aan te wenden bij het vee van ieder die zulks verlangt; en onder dagteekening van 4 Februari is eene circulaire verspreid, waarvan de volgende zinsneden de be doeling doen kennen en de overwegingen tevens, die er toe hebben geleid, namelijk de voorziening in de behoefte aan goed drinkwater ten platteiande voor het vee.' In den laatsten tijd heeft men aan de Rijksserunainrichting herhaaldelijk de ervaring opgedaan, dat de waterverzorging op tal van boerderijen nog veel te wenschen overlaat en dat aan het vee niet zelden water wordt verstrekt, hetwelk zeer verontreinigd is en de oorzaak kan zijn van verschillende ziekten. Ook kunnen door zulk water kiemen in de melk gebracht worden, die mede voor den mensen gevaarlijk zijn". ;;Ten einde de watói'uygiëne ten platteiande te "bevorderen eüziekten van het vee op te sporen of te voorkomen, wordt, ter voor lichting van de veehouders, met ingang van 15 Februari j.l. aan de Rijkaseruminrichting de gelegenheid opengesteld gratis onder zoekingen te laten doen van water, het ^elk voor drinkwater van vee als anderszins bestemd is". Is het niet om allen tot bitterheid te stemmen, die reeds zoo lang heb ben gewezen op het gebrek aan goed drinkwater voor de bevolking in vele streken van ons land en aandringen op maatregelen tot onderzoek en voorziening. G. W. B. RectrtsopattiDg en Finicieele Yerantwoor ding aan het Departement yan Oorlog, Op het jongere deel van ons ofticierskorps rust, ingevolge de artikelen 18, 30 en 57 der wet van 21 Juli 1890 tot regeling van het militair onderwijs, de verplichting om na aanstelling tot officier, 4 jaren als zoo danig te dienen en daarna gedurende 5 jaar of zooveel korter dan 5 jaar als zij langer dan 4 jaar als officier hebben gediend, als reserve-officier ter beschikking te blijven. De eerste keereu, dat ingevolge deze be palingen reserve-officieren werden aange steld, werden zij geheel behandeld als de reserve-officieren, die langs het reservekader hun officiersrang hadden behaald, d. w. z. men gelastte hun ten hoogste 6 weken in de 2 jaar onder de wapenen te komen en kende hun het tracteineut toe, dat andere reserve-officieren van gelijken rang genoten. Later veranderde dit. Men bleef vasthouden aan den eisch van 6 weke a dienen, doch gaf geen tractement meer, naardezerzijdsehc meening ten onrechte. De wet van 189U verplicht slechts om ter beschikking te blijven" en niet om te dienen." \Venscht men dus, dat een reserve-officier onder de wapenen komt, en stelt men hem dus op dit punt gelijk met andere reserve-officieren, dan moet men dit ook in alle opzichten doen. Men legt de dienstverbintenis aan hoogerhand aldus uit: Gij hebt u verbonden 5 jaar als reserve-officier ter beschikking te blijven, daartoe behoort, naar onze meening, dat gij u oefent. In uw diensver bintenis staat niet uitdrukkelijk dat gij recht op tractement hebt, dus geel' ik het u niet." Wonscht het D. v. O. zijn u.s. officieren op deze voorwaarden in dienst te nemen, goed ; het heei't echter zijn opvattingen in deze te laat kenbaar gemaakt. Terwijl de eerstea.s. ofrii'ieren volgens de bepalingen der genoemde wet zich reeds in Ixt.'J verbonden, Tegen zijne stilmatte macht eloo.-heid liep de iuide pret bedarend af. De derde lamp was uitgedaan, en liet was nu sul genoeg geworden. Da onderwijzer wilde dus weder doorgaan. Hij dacht aan de theorie ran de opvoed- en onderwijskunde. Die paste hij toe, zeggende: Mag ik eerst nog eens op de meest elementaire beleefdheid aandringen? Het verwondert mij, dat dit hier nog noodig is ... wiens beurt 't nu is, die kim nu be ginnen." Het was de beurt van Kor Koster. Die las knap en aangenaam de Fran.-che vertalingstekst voor. Johan dacht: wat heeft hij eene knappe harde stem" en hij schrok, zó" mooi als iiij de stem van Koster toen vond. De jonge onderwijzer luisterde woedende. O, dien jongen Kor Koster, '{\i--n haatte hij machteloos. Die was alt ij i correct maar zeer sarrend correct. In het stalen blauw van zijne oogen was kwade koppijr'ieid hr.rd :'.ic!:tb:iar. Hij deed /;eUl»u i«-ts. dat Viertiklnor t-u straf baar waj. Maar hij b"dierf vele iessen door vele dvvaze tragen, tiie Mij deed met etne =at-insciie beleefde stam, of door eer.e op zettelijke traa.'hei l van begrip, dl;; voL-trekt zijn natuurlijke aarl niet ',va-. Het vva< toch \veer r. Uil .ijl i:i d:-' V'as. \y;\f in-t hiide !.?.( rnclit r i l/,..uu; i. l': bewijsmiddelen had, om hem te la'eiiontslaan. Zijn hoofd werd <iurr.e!ig van angst en yijno oogen barstten van stormen brandend >;;nnenlicht. heeft het geluurd tot 12 October 1896 voordat een regeling omtrent tractement werd getroffen en er werd gewacht tot b' Juni 1905 voordat de verplichtingen der reserve-officieren volgens de wet van 1890 wettelijk werden omscTvreven, terwijl bij K. B. van 20 September 1905 no. 75 de bepalingen van 1896 werden herzien, maar voor de door ons bedoelde reserve-officieren onveranderd bleven. Toch past men al deze bepalingen toe, qlsof zij hadden bestaan, voordat de eerste dienstverbintenis volgens de wet van 1890 tot stand kwam. Men heeft de macht en meent nu ook het recht te hebben. Daardoor dupeert men in hooge mate hen, die zich vóór 12 October 1896 hebben verbonden en eenigszins minder ieder die voor 6 Juni 1905 in dienst is getreden. De eerstbedoelden kunnen terecht zeggen: Wij hebben ons verbonden 5 jaar als reserve-officier ter beschikking te blijven," doch niet als reserve-officier te dienen." Wij voelen echter den noodzaak voor het Rijk om ons onder de wapenen te roepen en willen ons daaraan onder werpen. Wij wijzen er echter op, dat men niet van ons verlangd heeft kosteloos" ter beschikking te blijven, waarom wij dan ook meenen rechten te kunnen laten gelden op gelijk tractement als allen anderen reserveofficieren wordt verleend. Het is duidelijk; doordat het D. v. O. verzuimd heeft tijdig zijn opvattingen ken baar te maken, moeten nu verschillende menschen, die om een of andere reden niet langer dan hun verplichten tijd als officier hebben gediend, worden gedupeerd. Welk particuliere werkgever zou in onzen tijd nog zoo iets ongehoords aandurven. Als een staaltje, hoe onnaspeurlijk veelal de wegen aan het D. v. O. zijn, moge het volgende dienen: Een jongmensch (de naam doet er niet toe, hij is niet gefingeerd), verbindt zich in 1893 als cadet aan de cadettenschool, wordt in 1898 2e luitenant, gaat in 1902 met non-actief voor een jaar, wordt in 1903 eervoïOntslagen n aangesteld tot reserve-officier, onder verplichting ?!![ 2 jaar 6 weken te dienen. Men kent hem een jaarlijkgch tractement van f 300 toe en geeft /' 150 voor eerste uitrusting. In 1905 zegt men: ge hebt geen recht op tracte ment of toelage, voortaan ontvangt ge dus niets en 't reeds genotene moet ge teruggeven. (Let wel!) Hij verzoekt echter dit laatste te mogen behouden, welk verzoek wordt toe gestaan. Het geld is verantwoord. Daarmee is het bewijs geleverd, dat den betrokken reserve officier het tractement c. a. rechtens toe kwam. Waarom werd het hem niet uitge keerd, ook na 1905, en waarom onthoudt men het aan hen, die in volkomen dezelfde om standigheden verkeeren ? L. B. Mnzielr in de Hoofdstad, RICHARD WAGNER, Vijf en twintig jaren zijn voorbijgegaan, sedert de groeve zich sloot boven den man van wien men met recht kan zeggen, dat hij de tweede helft der negentiende eeuw heeft beheerscht door zijn machtig genie. Zelfs thans staat hij nog op eenzame hoogte, boven alen die na hem kwamen, uitstekende. En zij toch hebben het zooveel gemakkelijker gehad dan hij. Zij konden voortbouwen op hetgeen hij gewrocht had. En Wagner ... wat heeft die niet reformatorisch moeten werken! Onwillekeurig dwalen de gedachten naar lang vervlogen tijden. Toen de zoo vurig door hem bewonderde Weber stierf, was Wagner een knaap van 13 jaren en eenjaar later werd ook Beethoven ten grave gedragen; met hen de twee kunstenaars die den meesten invloed op het leren en werken van Wagner hebben uitgeoefend. Vooral de invloed van Weber is zeer merkbaar in Wagner's eerste opera Die Feeën", naar een sprookje van Gozzi, welk; werk in ISSSte München op nieuw ten tooueele werd gebracht en voorloopig alleen daar mag blijven uitgevoerd. Het ia O7erigens bekend dat Wagner's mmmmiim mi l i minimin, ,,,?, ,,, loren ... als je iets te vragen hebt, dan vraag je 't maar na vijven." ..Xiets liever dan dat" antwoordde Koster beleefd u weet bij ondervinding, dat ik het heerlijk vind na schooltijd nog een beetje bij u te blijven... maar vandaag komt mijn broer uit Delft thuis... u weet toch, dat ik een broer heb, die in Delft studeert.. . zeg lui, daar in Delft, daar is 't toch zoo leuk." Hij sprak bedaard verder. Een geheel'e redevoering tegen zijne geheele klas, die stom vau het lachen zat over die kalme en vergewaagde overmoed. De jonge onderwijzer machteloos, gevoelde, dat hij hier zeer mis handeld werd. Hij gilde overspannen: ..Hou je mond .. . hou je mond ... hou je mond... wil je gaan vertalen?" Kor Koster deed tosn kalm en verwonderd : ..Natuurlijk wil ik wel vertalen... als u 't ruij beveelt, dan wil ik wel vertalen van nu tot in alle eeuwigheid, amen... ik wou all.-en maar vreten, mag ik nu mijn vraag doen of niet? ilorgen hen ik het misschien vergeten... 'c is heuscli wel belangrijk... iuaj/ ik asjeblieft, mijnheer?" Nou g A u w dan maar... als je 't gauw i mag ik het weer wel vragen?" : als je ''t dadelijk doet en oogener iiicu klaar bent." j-'lor sprak nu met zacht droe re ;;<:er cjustig verwijt: ij:^rij;> ik nu toch niets van... ik het niet vragen, en nu mag :k ?iigeu . . . begrijpen jullui dat lui . . . jrijpt mag 't zeggen . . . maar in t ?aut we hebhen Fransche les ... ja zeiiei'. - iro (jeertsma hebben we Fransche Hij = :"'ik weder tegen de geheele klas, die k;.i; krL.ni^ opgewonden van het lachen wis. ;A- civijr-,\ ijzer tot het uiterste ontroerd gilde : . iyr K'.iter verwijder je... oogenblikkelijk, iite '.aut j o boeken liggen, laat liggen."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl